HEEL KORTE GEDACHTEN

 

Altijd even bukken voordat we bloemen plukken.

 

——

 

Toen ik mijn eerste Engelse leerboekje kreeg, sloeg ik het open en zocht onmiddellijk naar: ’I love you’.

Het stond er niet in.

 

——

 

De meester legde precies uit hoeveel meeldraden er in een bloem zaten, maar over de schoonheid van de bloem wist hij vrijwel niets te vertellen.

 

——

 

Het is niet altijd een verdienste

om met je tijd mee te gaan.

Het hangt er grotendeels van af,

van wat voor een tijd het is.

 

——

 

Er is geen ’samen’ in onze 'samenleving’.

De ander is een vreemde.

 

——

 

Lieve Hemel!

Ja, de hemel is lief.

 

——

 

Je leert de mensen niet kennen aan hun waarheid, maar aan hun onwaarheid.

 

——

 

Laten we gelukkig zijn dat we in een wereld van zoveel gewauwel met vier woorden kunnen zeggen dat we van iemand houden.

 

——

 

Het is het hart dat het gelaat doet leven.

Niet het verstand.

Ik ken geleerden met totaal lege gezichten.

 

——

 

Alles wat geld kost is lang niet altijd kostbaar.

Alles wat ècht kostbaar is, kost niets.

Zon, leven, liefde.

 

——

 

Het belangrijkste deel van ’het weten’ is het ’geweten’.

 

——

 

Als iemand iets zegt óók als hij zwijgt,

is het meestal iemand die ècht iets heeft te zeggen.

 

——

 

Het ene deel van de mensheid is zo eenzaam,

omdat het andere deel zo egoïstisch is.

 

——

 

’Mijn God’ zijn maar twee woorden.

’lk heb je lief zijn er maar vier.

Je zou kunnen beweren dat als je het

met die twee en vier woorden niet hebt gezegd,

dan zegje het ook niet meer.

 

——

 

Verdriet verwerken is zoiets als gewichtheffen;

het maakt je sterker op den duur

en je tilt niet meer zo zwaar aan de dingen.

 

——

 

Kleine zorgen kun je delen

maar er is een soort verdriet

dat kunnen mensen niet meer helen

en dat hoeft ook niet.

 

——

 

Ik denk, omdat ik verder denken wil,

zoals ik loop om niet stil te staan.

 

——

 

Ze zeggen wel es: je bent wat je denkt.

Ik zou daar graag aan toe willen voegen:

hangt ervan af wat je in je hoofd haalt.

 

——

 

Het zalige niet-denken hoort bij je jonge jaren.

Daarna kun je nog altijd leren denken,

maar nooit meer kun je leren niet te denken.

 

——

 

Wat verliezen mensen véél, tussen het potje om te piesen en de deur met ’gentleman’.

 

——

 

Er is een tijd geweest dat mensen elkaar

'evennaasten’ noemden.

Die naasten zijn er nu vrijwel niet meer.

Misschien af en toe ’even’.

 

——

 

Grote gebeurtenissen hangen vaak af van twee kleine woordjes;

’ja’ of ’nee’.

 

——

 

De hemel geeft.

Wie vangt, die heeft.

 

——

 

Franciscus tot God:

’Heer, maak mij deugdzaam, maar nu nog niet!’

 

——

 

Soms voel ik dat ik in de duisternis het licht herken,

dan ben ik wel es blij als ik verdrietig ben.

 

——

 

Als je ademt en beweegt betekent dat nog niet dat je leeft.

 

——

 

Pie Ar kun je vergelijken met Boe Ha.

 

——

 

Hoe mooier de dingen zijn waar je je mee

bezighoudt,

hoe beter je er uit ziet.

 

——

 

Over ’ergens last van hebben’ praten we met iedereen,

maar ’nergens last van hebben’ beschouwen we als vanzelfsprekend.

 

——

 

De mens mag gerust verdriet hebben,

maar het verdriet mag de mens niet hebben.

 

——

 

Ik geloof in de dood, omdat ik geloof in de stilte.

Zij zal het grootste geheim van de mensheid ontsluieren.

 

——

 

Het raadselachtige van de stilte boeit mij al een leven lang. Het is alsof ik er iets in hoor van een andere, hogere orde.

 

——

 

De haan zal zeker beledigd zijn als hij wist dat wij zijn triomfantelijk gekraai hebben vertaald als een onnozel ’kukeleku’.

 

——

 

Je moet nooit dingen denken die je niet denken wilt.

Ik oefen me daar dagelijks in.

’k Ben nu bijna honderd jaar en ik kan het nóg niet. Misschien ben ik er wat laat mee begonnen.

 

——

 

De wolkbreuk begint

bij dat éne kleine wolkje

aan een smetteloos blauwe hemel.

 

——

 

Eén oogopslag kan je leven veranderen.

——

 

’Breedsprakigheid’ is een ander woord voor ’weinig zeggen’.

 

——

 

Ik praatte en zij zweeg.

Toch zei ze méér dan ik.

 

——

 

Als de machtige rododendrons hun pompeuze bloei allang hebben afgelegd,

is de kleine grasspriet nog net zo groen als altijd.

 

——

 

’Eventjes’ scheelt maar

’een el’ met ’leventjes’.

 

——

 

Er zijn geen grote vuren

die ons koude hart verwarmen,

het zijn de kleine vonkjes

die het doen.

 

——

 

Ik ben blij dat ik leef,

en geen vliegje in mijn oog heb.

 

——

 

Om dood te ’gaan’

hoef je geen voet te verzetten.

 

——

 

Zeg, wat is

een muizenis

’t is geen vlees

en ’t is geen vis.

 

——

 

Als je om bijna niets lacht ben je echt aan het lachen.

 

——

 

Er moet zo nu en dan een schaduw over je heen vallen; dat is je behoud.

 

——