VERTELLEN

Toen ze elkaar tegenkwamen begonnen ze allebei wat te vertellen, hij vertelde haar wat en zij vertelde hem wat. Als hij wat vertelde dan luisterde zij naar hem en als zij wat vertelde dan luisterde hij naar haar. Zo zaten ze elkaar altijd wat te vertellen, of altijd naar elkaar te luisteren en dat ging zo hele dagen door.

 

Vaak begon het als ze wakker werden, dan had hij een verhaaltje voor haar en zij had er een voor hem en alle twee luisterden ze weer naar elkaar. En dan later onder het ontbijt en daarna ging het gewoon verder... ze bleven maar vertellen, ze bleven maar vertellen.

 

Ze deden het niet opzettelijk, hun vertellingen liepen zo vanzelfsprekend als ’n rivier door het landschap loopt, het hield nooit op. Dat hoefde ook niet, zo was hun leven geworden.

Vertellen en luisteren naar elkaar, van de vroege morgen tot de late avond. Dagen maandenjaren aan één stuk. Ze hielden niet op, dat hoefde ook niet, zo was het goed.

 

En dan begonnen ze weer:

’Zal ik je es wat vertellen?’

’Ja zeg het es!’

En dan kwam er weer ’n verhaal... nou ja, het waren geen echte verhalen, nee, in de gesprekken vulden ze elkaar aan en soms gingen ze tegen elkaar in, dan botste het even, maar ook dat hoorde erbij. Ze bleven vertellen, vertellen, vertellen…

 

Toen is zij doodgegaan en toen zat hij alleen in het grote huis en had niemand meer om iets aan te vertellen of om naar te luisteren, maar soms was het alsof hij haar nog hoorde...

Dan was het heel stil in de kamer en spitste hij zijn oren en dan kwamen er hele flarden terug van al die vertellingen die ze had gedaan, van al die woorden die ze hadden gewisseld, maar het was niet meer wat het was geweest.

Als je alleen bent heb je weinig te vertellen.

Als je een ander iets vertelt wordt dat vertellen veel mooier.

Zo was het ook met die twee en dat wilde ik u eigenlijk alleen maar even vertellen.