LACHEN
’t Is ontspannender te lachen om niets dan om iets. Ik zeg je, als je kan vertellen waarom je hebt gelachen, heb je je niet goed geamuseerd. Stel je voor dat je nooit meer zou lachen. Je man zou je wegdoen. We zijn die blijheid toch al voor zo’n groot deel kwijt.
Een man schreef dat hij naar Nederland was gekomen, omdat z’n moeder zou sterven. Ze had hem altijd platen gestuurd met mijn conferences. Eén ervan gaat over de hemel. Ik zeg: ik kom in de hemel. Dat weet ik van m’n broer, die bakt broden voor de Capucijners. Daar had die vrouw zo om gelachen. Nu lag ze te sterven en die man zit bij haar bed en zegt:
’Moeder, weet je wie er straks ook is? Toon.’
Ze schiet in de lach en sterft. De man schreef:
’lk stel er prijs op dat u dit weet: u hebt een stervende aan het lachen gemaakt.’
Ik was onder de indruk. Dat is toch het loon van het gek doen.’
(Interview met Bibeb,
Vrij Nederland, 14 september 1974)