DE DOIF IS TOD

Het was de avond vóór een première in Carré. Zo’n beetje rond ’n uur of tien, toen ik opeens ’n idee kreeg. Ik nam ’n pennetje, schreef tien vragen op ’n stuk wit papier en achter iedere vraag zette ik ’n groot vraagteken. Toen gaf ik het papiertje aan Dick, die toen mijn manager was, en zei:

’Dick, ga jij even bij de microfoon staan achter het toneel en roep dan die vragen in de microfoon. Ik ga op het toneel staan en zal dan die vragen beantwoorden.’ Ik vroeg aan Johnny ’n paar attributen, zoals ’n tafeltje, ’n bordje, ’n ei en nog zo wat en liet daarna Dick door de microfoon roepen:

’De volgende!’

Ik onderging in een paar minuten een innerlijke metamorfose en was de oude variété-artiest Sjarl Hartmann geworden.

En de volgende avond voerde ik op de première het nummer op van Mieneer Sjarl Hartmann; ’Er ist ein Stückje van mein Bordje abgefalle –

Mieneer, ick heb mein Ei late falle –De Doif is tod – Nee, ick heb kein Telephon, ick wohn boven ein Zegarenwinkel– Dankuwel astublief.’

Ik stond versteld van de reacties. Er werden tranen gelachen en gehuild, het was voor mij de grote verrassing van de avond. Deze ervaring sterkte mij in mijn geloof in de improvisatie. Ik denk wel eens:

’ Als je lekker leven wilt, leef à l’improviste!’