9

Ottley Bissal liep over straat in de stad Limbo en deed zijn best om zo min mogelijk op te vallen en op te gaan in de dringende, gejaagde menigte die zo vroeg op de been was. Hij keek steeds achterom om er zeker van te zijn dat niemand hem volgde. Dit was het laatste deel van de reis en hij was nu heel dichtbij. Hij had de luchtwagen aan de rand van de stad geparkeerd en was daarvandaan rechtstreeks naar het drukste deel van de stad gelopen.

Limbo was een klassiek uit haar krachten gegroeide stad, die hortend en stotend groter was geworden, over haar eigen voeten struikelend in haar strijd om haar hoofd boven water te houden in de nieuwe rol als hoofdkwartier van de wereld voor de terravormingsteams. Overal waren technici, ontwerpers, geleerden en bouwvakkers te zien, evenals nieuwwetrobots die zich gehaast met de een of andere dringende opdracht alle kanten op spoedden, onderzoeksteams en gespecialiseerde werkploegen die naar elke hoek van de wereld vertrokken of daarvandaan terugkwamen.

Zelfs op een normale dag was er in de hele stad geen kamer te krijgen en het bouwen van nieuwe accommodaties had een lage prioriteit tegenover alle andere belangrijke projecten. De invasie van VIP-gasten voor het feest op de residentie had het er nog erger op gemaakt.

Maar Bissal hoefde zich niet bezorgd te maken. Ze hadden voor hem gezorgd en onderdak voor hem geregeld, waar hij kon blijven tot alles achter de rug was.

Er zeker van zijnde dat hij niet werd geschaduwd, baande Bissal zich een weg door het drukste deel van de stad naar een minder verstopt gedeelte, naar een oud pakhuis.

Zoals opgedragen, hield hij zijn hand tegen het beveiligingspaneel van de zijdeur. Zijn handpalm werd gelezen en de deur schoof open.

Hij liep naar binnen, waarna de deur weer dichtschoof. Het was een Roestruggerslaboratorium, waarin alle apparatuur lag opgeslagen die bij de handel kwam kijken. Maar aan een kant was een redelijk knus appartement ingericht, met een bed, een mini-keuken, een verfrisser en een ruime voorraad water en voedsel. Nu hoefde hij alleen maar uit het zicht te blijven, tot ze hem opriepen, tot de grootste spanning voorbij was, of tot iemand hem kwam halen.

Bissal was doodmoe, maar hij had ook honger, en hij was waarschijnlijk toch te opgewonden om te slapen. Een snelle hap zou hem de kans geven zich te ontspannen, voordat hij naar bed ging. Hij liep naar de kleine keuken en begon naar iets eetbaars te zoeken.

Het is fijn om weer veilig te zijn, dacht hij terwijl hij een kant-en-klaarmaaltijd opende en ging zitten om te eten. Heel fijn.

 

'Pardon, meneer, maar er is een dringend telefoongesprek voor u.'

'Hmmm? Wat? Neem me niet kwalijk.' Shelabas Quellam, voorzitter van de Wetgevende Raad, was nog niet helemaal wakker. Hij ging rechtop in bed zitten en knipperde slaperig met zijn ogen naar zijn privé-robot. 'Wat is er, Keflin?'

'Telefoon, meneer,' antwoordde de robot. 'Het schijnt uiterst dringend te zijn en het gesprek komt binnen via een regeringslijn.'

'O jee. Nou, dan zal ik maar meteen opnemen.'

'Ja, meneer.'

Er verscheen een tweede robot met een draagbare comm-link. De tweede robot hield het apparaat met zijn ene hand op ooghoogte vast, terwijl hij het met de andere inschakelde. Quellam zag het scherm oplichten en zag dat het die sheriff was. Klesh? Klersh? Iets dergelijks. Hij zag er in elk geval vreselijk uit. Geen wonder, om deze tijd van de nacht. Maar wat kon er in vredesnaam aan de hand zijn?

'Goedenavond, sheriff. Of liever: goedemorgen. Wat kan ik voor u doen?'

'Meneer, neemt u me niet kwalijk dat ik om deze tijd bel,' zei Kresh, 'maar ik heb heel slecht nieuws voor u. De gouverneur is vermoord.'

Later begreep Shelabas dat de sheriff daarna meer moest hebben gezegd, hij herinnerde zich zelfs dat hij had gehandeld volgens adviezen die hij hem had gegeven, maar hij kon zich niet herinneren dat hij er iets van had gehoord.

 

Sheriff Alvar Kresh stond alleen voor de robotcamera in de provisorische studio die in een van de vele lege kamers van het landhuis was ingericht.

Justen Devray stond naast hem, maar dat deed er niet toe. Alvar was alléén, zo alleen als hij nog nooit was geweest. Zelfs toen hij sprak, wist hij dat de woorden die hij sprak het beeld zouden zijn dat de wereld zich zou herinneren. Als over twintig jaar iemand het over Alvar Kresh had, zou het gaan over zijn verschijning voor de camera, afgetobd en uitgeput, woorden uitsprekend die hij niet wilde zeggen, sprekend tegen een wereld die ze niet wilde horen.

Niet dat er veel mensen wakker zouden zijn om ze te horen, niet om deze tijd. Niet dat er velen op de nieuwsstations zouden hebben afgestemd of dat veel nieuwsstations de bekendmaking zelfs maar zouden uitzenden. Maar ze zouden het allemaal te zijner tijd wel zien. Mensen zouden elkaar opbellen, de opname opvragen, naar zijn woorden luisteren, steeds weer opnieuw, elke dag, elke week, elke maand.

Op dit moment luisterde misschien slechts een handvol mensen. Maar alle mensen van deze wereld - en mensen op andere werelden en mensen die nog niet waren geboren - zouden vroeg of laat horen wat hij te zeggen had.

Vreemd om dat te weten, terwijl het enige publiek dat hij nu had, Justen Devray was en een robot cameraman.

'Volk van Inferno. Goedemorgen. Het doet me groot verdriet u de volgende mededeling te moeten doen,' zei Kresh. 'U moet begrijpen dat de situatie nog niet helemaal duidelijk is en ik kan op dit moment nog geen vragen beantwoorden. Om ongeveer 03.00 uur vannacht heb ik, sheriff Alvar Kresh, in de winterresidentie van de gouverneur het lichaam van gouverneur Chanto Grieg aangetroffen. Hij was door onbekende personen en om onbekende redenen van dichtbij met een ploffer in de borst geschoten. Ik heb meteen een onderzoeksteam van het kantoor van de sheriff laten komen. Daarna voegde commandant Devray van de Rangers van de gouverneur zich bij het team, waarna we de winterresidentie hebben afgesloten als een plaats delict. Ik heb Shelabas Quellam, de voorzitter van de Wetgevende Raad op de hoogte gesteld.

Raadgever Quellam, commandant Devray en ik zullen al het personeel en de tot onze beschikking staande middelen gebruiken om de daders van deze misdaad te vinden en de stabiliteit van onze regering in deze crisistijd te waarborgen. Ik weet dat ik nog veel inlichtingen achterwege heb gelaten, maar op dit moment is er nog weinig betrouwbare informatie. We zullen u natuurlijk zo snel mogelijk informeren, voor zover dat de loop van het onderzoek niet belemmert.'

Kresh pauzeerde even, keek naar zijn aantekeningen en toen weer naar de camera. Meer had hij niet opgeschreven, maar het was of hij nog meer had moeten zeggen. 'Dit is... dit is verschrikkelijk nieuws voor ons allemaal en een enorme schok, zoals niemand van ons ooit heeft meegemaakt. Hoewel ik zelden met Chanto Grieg op één lijn stond, respecteerde ik hem altijd. Hij was een man die vooruit kon zien, die de gevaren en de beloften van de toekomst zag. Laten we zijn visie niet uit het oog verliezen of hem laten sterven voor zaken die niet mochten gebeuren. Ik vraag u allemaal om kracht en verdraagzaamheid in de komende dagen. Ik dank u. Goedemorgen en veel succes voor ieder van ons.'

 

Gubber Anshaw, de bekende robottheoreticus, nam zijn dagelijkse routine door. Soms werkte hij tot laat in de nacht en andere keren stond hij met zonsopgang op en ging niet lang na zonsondergang naar bed. Gubber was de man geweest die het gravitonische brein had ontdekt dat het ontstaan van nieuwwetrobots mogelijk had gemaakt en hij was steeds druk bezig de nieuwwetrobots te bestuderen, om erachter te komen wat de stuwende kracht in deze machines was. Hij zocht naar manieren om ze efficiënter te maken, productiever. En dat betekende dat hij zijn schepping aan het werk moest zien. Dat betekent daarentegen weer dat hij vaak op ongewone uren moest werken.

Het had zijn voordelen om alle uren van de dag mee te maken, dat zeker. Weinig mensen zagen zo veel zonsopgangen, zonsondergangen en nachtelijke sterren als Gubber. Maar het gezang van de ochtendvogels kon hem die ochtend niet bekoren. Niet na dat vreselijke nieuws op alle zenders.

Hij zat in de ontbijtkamer en zijn privé-robot was net bezig het ontbijt op te dienen toen hij het nieuws hoorde. Bijna voordat hij er erg in had, rende hij naar boven naar de slaapkamer en stormde bij Tonya binnen, die nog lag te slapen.

Tonya. Tonya Welton. Zelfs op dat moment van afgrijzen en paniek was er nog een klein deeltje van hem dat pauzeerde om te genieten van het feit dat die prachtige, rauwe, hardvochtige Blijverleidster van hém hield, met hém samenwoonde, samenwoonde met een sympathieke robotontwerper. Er bestonden in het heelal weinig Ruimter-Blijverechtparen, en daar waren goede redenen voor. Het was nooit eenvoudig om met Tonya samen te wonen. Maar het was altijd opwindend en de moeite waard.

'Tonya!' Gubber liep naar het bed en schudde aan Tonya's schouder. 'Tonya! Wakker worden!'

'Hmmm? Hm? Wat?' Tonya ging gapend rechtop in bed zitten. 'Gubber, wat in sterrensnaam is er?'

'Grieg! Gouverneur Grieg! Hij is vermoord!'

'Wat!'

'Doodgeschoten! Sheriff Kresh heeft het een paar minuten geleden bekendgemaakt. Hij gaf nog geen details, maar hij is dood.'

'Brandende hel,' zei Tonya met schrik en verbazing in haar stem. 'Vannacht heb ik hem nog gezien, ik heb vannacht met hem gepraat. En hij is dood?'

'Dood,' beaamde Gubber.

'En ze weten niet wie het heeft gedaan?'

'Ik geloof het niet. Ze zeiden dat het onderzoek in volle gang is. Maar voorlopig zullen ze niets bekendmaken, wat er ook gebeurt.'

Tonya stak haar hand naar hem uit. Ze sloegen hun armen om elkaar en hielden elkaar stevig vast. 'Dit geeft ellende, Gubber,' zei Tonya. Haar stem werd iets gedempt doordat ze haar gezicht tegen Gubbers schouder had gedrukt. 'Ellende voor iedereen.'

'Ja, ja.'

'Maar wie heeft het gedaan?' vroeg Tonya, terwijl ze iets achteruit bewoog om Gubber aan te kijken. 'Een gek? Was het een samenzwering? Waarom hebben ze het gedaan?'

Gubber schudde zijn hoofd. 'Ik weet het niet,' zei hij. 'Maar eigenlijk doet het er niet toe. De chaos zal toch even groot zijn. Macht verfoeit een vacuüm en er zijn allerlei mensen die zullen proberen gebruik te maken van Griegs dood. Als hij niet is vermoord door iemand die de macht wil overnemen, dan zal iemand anders het wel proberen nu hij dood is.'

Tonya Welton knikte. Haar gezicht had een verbijsterde en verwarde uitdrukking.

'Misschien moeten we proberen weg te komen,' zei Gubber. 'Van de planeet te vertrekken. Hier komen grote moeilijkheden van.'

'Nee,' beet Tonya hem toe, waarmee ze iets van haar scherpe kantjes toonde. Op haar gezicht verscheen een harde, vastberaden uitdrukking. 'Dan kunnen we niet doen. Ik althans niet. Ik ben hier om de Blijvers op Inferno te leiden, niet om te vluchten en hen achter te laten wanneer er problemen rijzen.' Ze keek diep in Gubbers ogen, maar leek dwars door hem heen te kijken, achter hem, naar iets anders. 'O nee,' zei ze. 'O nee.'

'Wat is er?' vroeg Gubber, terwijl hij haar bij de schouders vastpakte en haar aandacht probeerde te krijgen. 'Tonya, wat is er?'

'Die herrie gisteravond,' zei Tonya. 'Ik heb je erover verteld toen ik thuiskwam. De twee mannen die me aanvielen en door namaak BB-agenten werden meegenomen.'

'Ja, wat is daarmee?'

'Snap je het niet?' zei ze. 'Begrijp je het dan niet? Kresh zal ervan uitgaan, móet ervan uitgaan dat de aanval op mij deel uitmaakte van de samenzwering. Een afleiding, of iets dergelijks. Dat de aanval om de een of andere reden in scène was gezet en met de moord op Grieg te maken had.'

En toen begreep Gubber het. Hij trok Tonya naar zich toe en hield haar stevig vast. Hij wist dat hij haar niet zou kunnen overhalen om te vertrekken, dat de Rangers of de mannen van de sheriff haar zouden tegenhouden als ze het toch zou proberen. Want hij begreep het, en hij begreep veel meer dan wat ze hem had verteld. Kresh zou ervan uitgaan dat de aanval op haar in scène was gezet in verband met de moord op Grieg. Hij zou ook denken dat Tonya tot de mensen behoorde die hadden geholpen alles in scène te zetten.

Maar erger dan dat, veel erger, was het kleine stukje van Gubbers eigen hart. Het stukje dat wist hoe taai en hard Tonya kon zijn. Hoe ze nooit naliet te doen wat nodig was. Zij en Grieg hadden elkaar nooit persoonlijk ontmoet. Tonya en hij waren trouwens verdachten geweest in de zaak Caliban.

Het deed er niet toe dat Kresh Tonya zou móeten verdenken van medeplichtigheid aan de moord op de gouverneur. Het ergste van alles was dat Kresh' verdenkingen misschien gerechtvaardigd waren.

 

Hoofdinspecteur Cinta Melloy van de Blijver Beveiligingsdienst was kwaad en als Cinta Melloy kwaad was, kreeg niemand die bij haar in de buurt was enige rust. Niet dat Kresh toch al veel rust zou krijgen.

Ze leunde over Kresh' provisorische bureau in het commandocentrum, met haar handen op het blad steunend. Ik dring door in jouw territorium, vertelde haar houding hem. Je hebt me gekleineerd en ik zal je overdonderen om ervoor te zorgen dat je in het vervolg ontzag voor me hebt. 'Waarom moest ik ter dubbelverdomde hel tijdens het ochtendnieuws erachter komen dat de gouverneur dood was?' vroeg ze op aanmatigende toon.

Omdat we je ervan verdachten bij de samenzwering betrokken te zijn, wat nog steeds zo is, dacht Kresh. Maar dat kon hij Melloy natuurlijk niet zeggen. Vroeg of laat zou Melloy zelf wel achter die reden komen, als ze het niet al wist. Als ze van plan was daar iets aan te doen, kon dat nog grotere problemen geven, zacht gezegd.

Maar voorlopig weerstond Kresh de verleiding Cinta van repliek te dienen. Je schoot er zelden iets mee op door grof met grof te beantwoorden. 'Dit is een Ruimterkwestie, Cinta, heel simpel,' zei Kresh op zijn meest diplomatieke toon. 'Een Ruimterburger is doodgeschoten in Ruimtergebied. Ik ben het met je eens dat we misschien uit beleefdheid contact met je hadden moeten opnemen, maar niets dwong ons ertoe het te doen en om eerlijk te zijn hadden we andere dingen aan ons hoofd dan protocol.'

'Is het niet bij je opgekomen dat de jurisdictie van mijn BB zich uitstrekt over bijna dit hele verdomde eiland, op de residentie na?' barstte Melloy weer uit. 'Kwam je niet op de gedachte dat je mijn hulp misschien nodig zou hebben?'

'Cinta, we nemen alle hulp aan die we kunnen krijgen. Ik verzeker je dat we je niet wilden beledigen.' Alleen op een afstand houden en ervoor zorgen dat je niet de leiding over het onderzoek kreeg. 'Het was een vergissing die in een crisissituatie is gemaakt, geen opzettelijke belediging,' loog Kresh met een oprechte stem en een plechtige uitdrukking op zijn gezicht. 'Ons staatshoofd is acht uur geleden vermoord. De meeste van mijn mensen verkeren nog in een shocktoestand. Ik zelf verkeer nog in een shocktoestand. Met alle respect, maar gezien de omstandigheden was contact opnemen met jou niet het eerste waar we aan dachten. Het spijt me.'

Melloy trok haar handen terug van het bureau en ging enigszins vertederd, maar geenszins tevredengesteld, rechtop staan. 'Ik weet niet of ik je kan geloven,' zei ze. 'Het klinkt allemaal veel te logisch uit jouw mond, Kresh.'

'Zo liggen de zaken, Cinta, en we kunnen je hulp goed gebruiken,' zei Kresh in een poging om de loop van het gesprek een andere kant op te leiden. Tenminste, we kunnen je hulp gebruiken nu we er vrij zeker van zijn dat je ons geen kwaad meer kunt doen door het onderzoek te saboteren. 'Er worden een heleboel mensen vastgehouden in het transportcentrum van Purgatory. De mensen uit de luchtwagens die we hebben teruggehaald van hun reis naar Hades en andere plaatsen op het vasteland, kunnen ons nog grote problemen geven. Voorlopig is al het luchtverkeer nog verboden en dat kan lastig worden.'

'Hoe lang kunnen we het nog blijven verbieden?' vroeg Melloy.

'Niet lang meer,' gaf Kresh toe, waarbij het hem niet was ontgaan dat Melloy 'wij' had gezegd. Dat beloofde althans iets goeds. 'Trouwens, nu ik eraan denk, ik had niet de autoriteit om de verbindingen te blokkeren. De havens te sluiten was bijna een reflex, denk ik. Het eerste waaraan ik dacht.' Dat laatste was in elk geval waar. Een extra vrolijke noot maakte een leugen altijd net iets geloofwaardiger. 'De stad Limbo en het luchtruim van het eiland vallen onder jouw jurisdictie. Jij zult moeten beslissen wanneer de beperkingen worden opgeheven.' Met andere woorden: ik heb er een zootje van gemaakt en jij mag de rommel opruimen.

'O, ze kunnen me wat met hun jurisdictie,' zei Melloy, al leek ze het niet helemaal te menen. Hoe kon ze ook, na de strijd die ze had gevoerd om de onbeduidendste stukjes terrein? 'Wat zoek je? Wat voor persoon?'

'Ik zoek nog naar niemand,' zei Kresh. Althans niet iemand die ik jou zou noemen. Tierlaw Verick had Caliban en Prospero geïdentificeerd als de laatsten die de gouverneur in levenden lijve hadden gezien, maar Kresh voelde er niets voor dat een schietgrage BB-er een van hen, of allebei, aan schroot zou schieten.

Kresh kende te veel verhalen over verdachten die maar al te graag 'per ongeluk' tot zwijgen waren gebracht. Hij leverde zijn verdachten niet over aan overijverige politieagenten, of agenten die misschien hun eigen redenen hadden om een verdachte tot zwijgen te brengen. Nee, dank je.

Kresh vond Cinta's meegaande houding verdacht. Haar gedrag zou bij ieder ander als zeer oorlogszuchtig worden beschouwd, maar voor Cinta Melloy was het net iets té vriendelijk.

'Als je niet naar iemand op zoek bent, waarom houd je de mensen dan vast?' vroeg Cinta.

'Ik ben vooral op zoek naar namen, adressen, identificaties,' zei Kresh. 'Iets wat we kunnen vergelijken met een lijst van mensen die gisteravond hier, of hier in de buurt, zijn geweest. Ik wil dat zoveel mogelijk mensen rekenschap afleggen van hun doen en laten van gisteravond, en ik wil een lijst hebben van degenen die dat niet kunnen.'

'Dat is niet niks,' zei Melloy.

'Het is een belangrijke zaak,' antwoordde Kresh. 'Kun je je de gevolgen voorstellen wanneer we hem niet oplossen?' Kresh hoopte dat Cinta opmerkte dat hij het woord 'we' gebruikte. Hij wist niet of de medewerking die ze aanbood echt gemeend was, maar hij was vastbesloten haar zo nauw mogelijk bij het onderzoek te betrekken, terwijl hij zijn uiterste best zou doen haar bij de gevoelige onderdelen weg te houden.

Mensen te betrekken bij saai, vervelend, maar belangrijk onderzoek was zo slecht nog niet. Maar dat hoefde hij haar niet zo openlijk te laten blijken. 'Kunnen jouw agenten alvast wat van die ondervragingen doen? Er is op dit moment een team van mijn eigen deputy's onderweg hierheen. Ik wilde hen de mensen die op de luchthaven vastzitten laten fotograferen en ondervragen, maar hoe meer mensen er aan de slag gaan, hoe sneller het rond is. En het valt tenslotte onder jouw jurisdictie. Misschien is het wel verstandig om ervoor te zorgen dat jouw mensen zich daar vertonen.'

Cinta ging met een langzame beweging op de stoel zitten, zonder haar ogen van Kresh af te houden. 'We helpen je graag,' zei ze met een afgemeten, behoedzame stem.

'Goed,' zei Kresh. Hij was er trots op dat hij op het idee was gekomen om de BB in te zetten voor het vervelende deel van werk dat het onderzoek met zich meebracht. Niet dat het afwerken van de mensen in het transito-centrum overbodig was, integendeel. 'Er bestaat een grote kans dat iemand in het transito-centrum die op de receptie is geweest, iets gezien of gehoord heeft, misschien zonder dat hij zich ervan bewust was. Het zou me daarom niet verbazen als de dader zich daar tussen de andere gestrande passagiers bevindt.'

'Dat zou dan erg slordig van hem of haar zijn,' zei Cinta. 'De moordenaar zal inderdaad snel van het eiland weg willen komen, maar zou hij niet een manier hebben gevonden om weg te komen zonder te worden gepakt? Het enige wat je hoeft te doen om van het eiland te ontsnappen, is je te vermommen als een Roestrug.'

Die goedkope steek over Roestruggen ergerde Kresh, maar hij liet het niet merken. 'Je hebt gelijk, behalve dat de moordenaar - of moordenaars - niet verwachtte dat Grieg zo snel zou worden gevonden. Ze hebben hun best gedaan ervoor te zorgen dat dat niet zou gebeuren. Als zijn lichaam vanmorgen was gevonden, zou ik het met je eens zijn dat de moordenaar allang was verdwenen. Zoals het er nu voorstaat, is het ons misschien gelukt om de verbindingen op tijd af te sluiten.'

'Maar wat heb je eraan als de moordenaar erbij zit, als je niet weet wie het is?' vroeg Cinta.

'Misschien een heleboel. Misschien hebben we geluk en maakt de moordenaar een fout of raakt hij in paniek. Maar zelfs als de moordenaar zich niet blootgeeft en ons voorlopig tussen de vingers glipt, kan het later heel handig zijn als we een foto en een naam en adres hebben, zelfs al zouden de laatste twee vals zijn.'

'Hm. Ja. Je moordenaar zou de enige met een valse naam kunnen zijn. Misschien.'

Toch was het fijn dat hij de BB kon opzadelen met de vervelende opdracht elke levende ziel op de luchthaven te ondervragen. Een lichtpuntje was dat ze niet zoveel robots zouden moeten ondervragen. Er waren gisteravond nauwelijks robots op de residentie geweest.

Normaal wemelde het op een Ruimter plaats delict van de robots. Kresh hield niet van robotgetuigen. Ze zeiden natuurlijk altijd de waarheid en hun observaties waren nooit gekleurd door emoties. Maar de strijd die het kostte om informatie uit een robot te krijgen kon enorm zijn. Het klassieke probleem was om een verklaring uit een robot te krijgen die bang was dat zijn woorden een menselijk wezen - de verdachte, bijvoorbeeld - zouden kunnen schaden.

'Verwacht je problemen met de mensen in het transito-centrum?' vroeg Cinta.

'Nou, Infernalen zijn het niet gewend dat hun wordt gezegd waar ze wel en niet heen mogen gaan,' zei Kresh. 'Misschien worden ze lastig. Om de boel in goede banen te leiden, hebben we alle hulp nodig die we kunnen krijgen bij het in toom houden van de massa en het uitvoeren van luchtpatrouilles.'

'Wil je mijn mensen hierbij slechts als verkeersagenten gebruiken?' vroeg Melloy, die nu iets van haar oude agressie liet doorschemeren.

'O nee,' loog Kresh. Wanneer hij haar naam had gezuiverd van enige betrokkenheid bij de samenzwering, kon hij haar mensen misschien wat uitdagender bezigheden geven. Maar voorlopig nog niet. 'Ik wil dat je agenten bij elke fase van het onderzoek worden betrokken. En ik heb ze ook nodig.' Terwijl ik ze inzet op plaatsen waar mijn mensen ze in de gaten kunnen houden. 'Maar nu zitten we met een paar honderd mensen in de transito-centra. Misschien zelfs een paar duizend. We hebben alle hulp nodig die we kunnen krijgen, om die ondervragingen af te handelen. Ik kan je niet vertellen wat we verder gaan doen, want dat weet ik nog niet.'

Cinta gromde en vouwde haar armen voor haar borst. 'Zorg ervoor dat je me op de hoogte houdt. Geen verrassingen meer, goed?'

'Beslist,' zei Kresh, zonder dat hij ook maar een moment van plan was zich aan die toezegging te houden. Hij had het spoor van Huthwitz, dat Ranger Resato hem had gegeven. Dat wilde hij eerst uitpluizen. De enige Ranger die was vermoord toen hij de gouverneur bewaakte, de Ranger van wie Cinta Melloy de naam kende, zonder dat die haar was verteld. Toevallig een Ranger die betrokken was bij de handel in Roestruggen, die de gouverneur wilde aanpakken. Dat was veel te toevallig. Er moest een verband bestaan.

Maar verdomme, wanneer kreeg hij de kans iets aan Huthwitz te doen? Plotseling besefte Kresh hoe uitgeput hij was. Hij had geen enkel benul van tijd meer, hij wist niet hoe lang hij wakker was. Hij wilde doorgaan, maar hij besefte dat hij dan fouten zou maken. Aan het hoofd van het onderzoek in deze zaak moest iemand staan die helder kon denken, geen versufte idioot die de held wilde uithangen. 'Luister, Cinta,' zei hij. 'Ik sta op het punt ter plekke neer te vallen van vermoeidheid. Ik moet een bed hebben om even uit te rusten. Kunnen we niet later afspreken, wanneer ik wakker ben?'

Cinta knikte. 'Natuurlijk. Je bent de hele nacht op geweest. Maar er is nog één ding. Iets wat ik uiterst verdacht vind en waar verder niemand bij stil lijkt te staan.'

'Wat dan?'

'Het lege huis. Grieg was helemaal alleen in dit... paleis. Verder was er niemand. Vind je dat niet vreemd?'

'Die Tierlaw Verick was er,' zei Kresh. 'Maar het is toch niet ongewoon dat er maar één persoon in een huis aanwezig is. Het is juist ongewoon dat Verick hier vannacht was.'

'Even alles op een rijtje,' zei Melloy. 'Behalve Verick en de gouverneur - en de moordenaar - was er niemand in het huis? Een huis zo groot als dit? Waren er helemaal geen andere mensen? Alleen robots?'

'Dat klopt,' zei Kresh enigszins verbaasd. 'Wat is daarmee?'

'Afgelopen nacht was er geen kamer meer te krijgen in Limbo. De stad zat tot de nok toe vol en toch staat de enorme residentie van Grieg leeg in de nacht waarin hij gastheer wilde spelen. Als dat op Baleyworld zou gebeuren en de gastheer zou de volgende dag dood blijken te zijn, zou dat verdomd verdacht zijn. Ik zou gaan denken dat iemand ervoor had gezorgd dat het huis leeg bleef, zodat de moordenaars vrij spel zouden hebben.'

Kresh fronste zijn voorhoofd. 'Dat was eerlijk gezegd niet in me opgekomen. Je huis delen, een deel van je eigen terrein opgeven, is voor een Ruimter heel moeilijk en ongewoon. We stellen zeer veel prijs op onze privacy. Te veel, waarschijnlijk. Vanuit het oogpunt van een Blijver lijkt het waarschijnlijk heel onwaarschijnlijk. Maar niet voor een Ruimter. We zullen je te eten geven, voor je zorgen ais je ziek of gewond bent, je redden wanneer er gevaar dreigt, je burgerrechten tot de laatste snik verdedigen. We zullen je zelfs ergens voor de nacht onderbrengen, maar wel buiten ons eigen huis.'

'Hm. Er zijn dingen aan jullie Ruimters waar ik nooit aan zal wennen. Je zult vast wel gelijk hebben, maar ik blijf het vreemd vinden.'

'Ach, het kan geen kwaad om met dat punt rekening te houden,' zei Kresh. 'Misschien heb je gelijk. Misschien was Grieg gewend aan een huis vol mensen en was het gisteren een ongewone situatie voor hem.'

'Is het goed dat ik genoeg mensen bij de verkeersdienst weghaal om dat na te gaan?' vroeg Cinta.

Kresh aarzelde even. Ze had hem. Ze had hem in de val laten lopen en sloeg hem er nu mee om de oren. Het laatste wat hij wilde, was haar toestaan te kiezen welk deel van het onderzoek zij zou uitvoeren. Stel nu dat dit nu juist het punt was dat ze moest verdoezelen om zichzelf te beschermen? Kresh kon zich nog niet voorstellen hoe Griegs keuze van logees er iets toe kon doen, maar dat was nu onbelangrijk. Het probleem was, dat hij geen manier wist om nee tegen Cinta te zeggen zonder haar botweg te laten blijken dat hij haar niet vertrouwde. En hij was nog niet klaar om de twaalf soorten hellevuur het hoofd te bieden die dat tot gevolg zou hebben. 'Ja, Cinta,' zei hij. 'Ga je gang.'

Maar zelfs terwijl hij het zei, vroeg hij zich af of hij zojuist niet de eerste grote fout in het onderzoek had gemaakt.