3

Tonya Welton beende bij Shelabal Quellam vandaan en probeerde te kalmeren. Kon de man echt zo'n idioot zijn? Dacht hij echt dat Tonya de smokkeloperaties van de Blijvers wilde indammen? De inlichtingendiensten van de Ruimters wisten toch wel wat ze uithaalde? Had Quellam de verslagen wel eens gelezen? Of misschien kon het niemand iets schelen, of durfden ze de verslagen niet aan de voorzitter van de Wetgevende Raad te laten zien.

Kon iemand zo dom zijn? Misschien hield het allemaal niets in. Maar wat was het nut er dan van? Welke reden kon Quellam hebben om de leidster van de Blijvers in een pijnlijke positie te manoeuvreren?

'Hé, jij bent die Blijvervrouw, hè?' riep een enigszins lallende stem achter haar.

Tonya draaide zich fronsend om en zag een ietwat pafferige man, gekleed in de laatste versie van het uniform van de IJzerkoppen. Het strenge, zwart-grijs uitgevoerde pak zag er nogal haveloos uit, zwak gezegd, en was een halve maat te krap voor de man die het droeg. Een paar van de sluitingen leken op het punt te staan het te begeven.

'Ja,' zei ze. 'Ik ben de Blijvervrouw. Tonya Welton.' Soms kon ze maar beter beleefd zijn tegen dronkenlappen. Als je hen te abrupt afhield, konden ze kwaad worden.

'Ja, dat dacht ik al,' zei de IJzerkop. 'Een robothater. Jij bent een robothater,' zei hij met zijn hoofd knikkend, alsof hij zojuist een verborgen waarheid had onthuld.

'Zo sterk zou ik het niet willen uitdrukken,' zei Tonya. 'Maar ik keur ze niet goed, nee. Als u me nu wilt excuseren, ik moet echt...'

'Wacht eens even,' zei de IJzerkop. 'Niet zo snel. Je begrijpt het helemaal verkeerd. Ik zal je uitleggen hoe het met robots zit.'

'Nee, bedankt,' zei Tonya. 'Niet nu.'

Ze draaide zich om en liep weg.

'Hé!' riep de man achter haar. 'Wacht 's even!'

En toen legde hij zijn hand op haar schouder.

Tonya duwde zijn hand opzij en draaide zich om, naar hem toe.

'Niet zomaar bij me weglopen,' zei de man, en hij graaide naar haar. Misschien wilde hij haar gewoon weer beetpakken, of misschien haalde hij opzettelijk naar haar uit. Zijn geopende hand trof haar hard op de kin. In een reflex deed Tonya een stap achteruit en gaf de man een trap tegen het hoofd, wat hem languit op de grond deed belanden.

'Hé!' riep een andere stem achter haar, wat Tonya voldoende waarschuwde. Ze hoorde de man achter haar grommen toen hij naar haar uithaalde, en ze dook omlaag, zodat hij haar hoger trof dan de bedoeling was.

Hij trof haar hard op de rug, wat de lucht uit haar longen perste. Ze graaide naar zijn kraag en trok hem naar voren, zijn vaart gebruikend om hem over haar schouder te gooien.

Met een harde klap smakte hij op de grond. Nog een IJzerkop, maar deze was in een goede conditie en zag er niet zo idioot uit in zijn uniform. Hij was al overeind, schudde zijn hoofd en kwam weer op haar af...

En toen hadden sterke robotarmen haar beet en pakte een andere robot de tweede aanvaller. Het was voorbij.

Tonya probeerde zich los te werken, maar ze wist dat dat zinloos was.

Ze haatte het wanneer iemand anders afmaakte waar zij aan was begonnen.

 

Nu. Nu. Nu was het zover. De BB-bewakers bij de deur waren vijfentwintig minuten eerder verdwenen, precies zoals Bissal was beloofd. Hij hoefde zich nergens zorgen over te maken, op eventuele Rangers bij de deur na.

Ottley Bissal stond aarzelend achter een groep laatkomers en keek voor de tiende keer op zijn horloge. Nu. Hij haalde de redelijk echt uitziende uitnodiging uit zijn zak, zodat hij hem klaar had voor het geval erom werd gevraagd. Hij liep de massa lachende, blije mensen in en liet zich met hen mee naar binnen zeulen.

Binnen. Binnen in de residentie van de gouverneur. Hij was er, het was gelukt. Het gebeurde allemaal precies op de manier zoals hem was beloofd.

Hij kreeg een gevoel van overwinning. Maar dit was daar niet het juiste moment voor. Houd je gedachten bij je opdracht. Hij had bijna twintig minuten om daarheen te gaan waar hij moest zijn.

Ongezien en onopgemerkt haastte Ottley Bissal zich naar zijn doel.

 

Het eerste dat Alvar Kresh merkte van de woordenwisseling, was het geluid ervan, gedempt geroep en geschreeuw uit de grote hal, toen hij stond te wachten om te worden toegelaten in het privé-kantoor van de gouverneur. Hij rende terug door de gang, Donald al ver voor hem uit.

Kresh stormde de trap af, maar bleef drie of vier treden van onderen staan, zodat hij een beter uitzicht had over de opvallende scène die zich beneden afspeelde. De robot Caliban hield Tonya Welton van achteren vast en hield haar armen op haar rug gedrukt, terwijl hij zijn uiterste best deed - zonder veel succes - om te voorkomen dat ze iedereen schopte.

Een andere, pikzwarte en iets kortere robot dan Caliban trachtte een man in een uniform van de IJzerkoppen buiten bereik van Weltons welgemikte trappen te houden. Omdat de man zich probeerde los te rukken om op Welton af te stormen, kostte het de tweede robot de grootste moeite hem in bedwang te houden. Verdomme! Nu herinnerde Kresh het zich. Die zwarte robot was Prospero, een nieuwwetrobot die zich wel vaker liet zien.

De robots en de mensen die ze vasthielden, werden omgeven door een groep verbaasde feestvierders en in de ruimte heerste grote opwinding.

Kresh zag dat er nog een IJzerkop plat op zijn rug lag, net iets te dicht bij de zogenaamde vechtersbazen om veilig naar hem toe te gaan en hem te helpen, zonder het risico te lopen een verkeerd gerichte klap of trap op te lopen. Maar Donald hoefde niet bang te zijn dat een mens hem zou verwonden, en hij zou zich er in ieder geval niets van hebben aangetrokken. Hij ging tussen Welton en de IJzerkop in staan en bukte zich naar de man op de grond. Zo snel dat Kresh het bijna niet kon volgen, keek Donald hem na op verwondingen van de ruggengraat of andere aandoeningen waardoor hij niet vervoerd zou kunnen worden. Daarna trok hij hem opzij, uit het zicht van Kresh.

'Stil, iedereen!' riep Kresh. Het werd hoog tijd dat iemand enige autoriteit liet gelden en een beetje orde schiep. Zijn roep had het gewenste effect en het werd stil. Kresh liep de laatste paar treden af, waarbij de menigte voor hem opzij ging. Hij kwam in de verleiding te vragen wat er was gebeurd, maar hij wist verdomd goed dat iedereen dan weer door elkaar zou beginnen te praten en te schreeuwen. Welton en de nog bij bewustzijn zijnde IJzerkop waren in elk geval voldoende door zijn binnenkomst afgeleid om enigszins af te koelen. Kresh wendde zich eerst tot de IJzerkop, die nog steeds door de zwarte robot werd vastgehouden. 'Jij,' zei hij. 'Jij, IJzerkop. Hoe heet je?'

'Blare. Reslar Blare,' zei de man. 'Zíj is begonnen. Deam liep net naar haar toe om met haar te praten, toen ze hem een schop tegen zijn kop gaf!'

'Praten!' zei Welton. 'Zijn praten was een klap tegen mijn hoofd!'

'Sheriff Kresh! Sheriff Kresh!' Kresh keek om en zag dat Simcor Beddle aan zijn mouw trok. 'Die twee mannen zijn géén IJzerkoppen.'

'Waarom dragen ze dan die verdomde idiote operakostuums van jullie?' vroeg Welton.

'Het zijn geen IJzerkoppen, echt. Iemand heeft ze gestuurd om een rel uit te lokken en ons de schuld te geven.'

Dat klonk bijna aannemelijk. Beddle had de afgelopen maanden geprobeerd het aanzien van zijn mensen iets op te vijzelen, waarbij hij meer aandacht had getoond voor politiek dan geweld.

'Goed, Beddle,' zei Kresh. 'We zoeken wel uit wie wie is.' Kresh wendde zich tot Tonya Welton. Als ze zou besluiten problemen te maken, kon dit heel vervelende consequenties hebben. Een diplomatiek incident, en hoe! Hij moest proberen haar tot kalmte te manen. 'Laat haar los,' zei hij tegen Caliban, ervoor wakend niet zijn naam te gebruiken. Het had geen zin de omstanders opnieuw te ergeren door hun eraan te herinneren welke robot dit was.

Caliban aarzelde. Verdomme, dacht Kresh. Ik vergeet steeds dat hij geen Tweede Wet heeft. Overigens ook geen Eerste. Hoe kwam hij er in godsnaam bij om vechtenden uit elkaar te halen? 'Alles is in orde. Ik denk dat mevrouw Welton geen domme dingen zal doen.'

Caliban liet de Blijvervrouw los, waarna ze zich ruw losmaakte uit zijn greep.

'Neem het de robots niet kwalijk, Tonya,' zei Kresh, voordat ze iets tegen Caliban kon zeggen. 'Ze deden niets anders dan twee vechtenden uit elkaar te halen.' Kresh wilde voorkomen dat er iets gezegd of gedaan werd wat de menigte eraan herinnerde dat dit geen gewone robots waren, zelfs al gedroegen ze zich gelukkig wel zo.

'Misschien,' zei Welton, 'maar ik hoef het niet leuk te vinden.'

'Nee, dat hoeft niet,' beaamde Kresh. Hij keek de kamer rond, die vol met starende gezichten was, en besloot dat hij dit zonder publiek moest afhandelen. Tenzij hij wilde riskeren dat iedereen begon te schreeuwen of op de vuist zou gaan. Er waren al een nieuwwetrobot, een geenwetrobot, een pseudo-IJzerkop en een Blijver bij betrokken. Het was zo al ingewikkeld genoeg.

Net op dat moment kwamen er drie Blijverbeveiligingsagenten de ruimte binnen rennen. Ze hadden ongetwijfeld ergens op hun post staan suffen, toen iemand hen hierheen had gestuurd. Mooi, nu konden ze hem tenminste helpen. 'Jullie drieën. Zorg voor deze twee mannen,' zei hij terwijl hij naar Blare en Deam wees. 'Donald!' riep Kresh. 'Bij me komen!'

'Meneer, deze man is bewusteloos...'

'Verkeert hij in onmiddellijk levensgevaar?' vroeg Kresh iets te grof aan Donald. 'Kan het kwaad als de bewakers verder voor hem zorgen?'

'Nee, meneer,' gaf Donald toe. 'Hij verkeert niet in onmiddellijk gevaar.'

'Laat iemand anders dan voor hem zorgen en zoek een plaats waar ik rustig met mevrouw Welton kan praten.'

 

Niet dat praten zoveel zou helpen, natuurlijk. Het zou voor hem een goede politieke zet zijn om met Welton te praten en haar tot rust te brengen. Heel misschien zou ze een klein beetje bruikbaar bewijs kunnen leveren, maar meer ook niet. Kresh zag er geen heil in iemand uit de omstanders of de twee vermeende IJzerkoppen te ondervragen. Die konden tot morgen of overmorgen wachten.

Al had hij misschien niets aan hen. Bij een openbare ruzie was het regel dat getuigen elkaar tegenspraken en door elkaar haalden wat wanneer was gebeurd en wie wat had aangedaan. Kresh zou de gesprekken trouwens door een ander mens moeten laten voeren en er waren nu geen mensen aanwezig die hij betrouwbaar genoeg en competent achtte voor dit soort werk.

Hij kon beslist niet Donald of een andere robot getuigen en verdachten laten ondervragen. Er deden te veel vreemde verhalen de ronde over politieagenten die te veel vertrouwen hechtten aan robots - goede, ouderwetse, keurige driewetrobots - die in dergelijke gevallen verklaringen opnamen. Het verbod van de Eerste Wet om geen kwaad te doen, weerhield een robot er in feite van bekentenissen los te peuteren. Het liep er bijna altijd op uit dat robots potentiële verdachten hielpen een verklaring op te stellen die hen vrijpleitte van de beschuldigingen. Het maakte alles er alleen maar erger op.

Nee, Kresh zou het helemaal zelf moeten doen, en daar was nu geen tijd voor. Morgen was het vroeg genoeg, als het er al van moest komen. Met een beetje geluk kon hij Tonya Welton hier nu kalmeren en een manier vinden om haar aanvallers terecht te wijzen, zonder al te veel formaliteiten, zodat hij het morgen allemaal kon afronden. Het was tenslotte slechts een vechtpartij en het was onzin om er al te veel tijd aan te besteden. Zo betwijfelde hij bijvoorbeeld dat Tonya Welton er tijd aan zou willen besteden om als getuige voor een politierechter te verschijnen.

Al snel had Donald een lege zitkamer gevonden, waarna hij er met Tonya Welton binnenging. Ze ging op een lage bank zitten, terwijl Kresh op een stoel tegenover haar plaatsnam. De drie robots, Donald, Caliban en Prospero kwamen eveneens binnen en bleven staan.

Kresh wist niet of het wel verstandig was om Caliban en Prospero erbij te hebben. Hoewel standaarddriewetrobots niet konden liegen, weerhield niets hen ervan - voor zover Kresh wist - zomaar een verhaaltje te vertellen dat in hun hoofd opkwam. Aan de andere kant zou hun reactie niet zijn getekend door paniek of verrassing. Ach wat, laat ze toch blijven.

'Goed, Tonya,' zei Kresh. 'Wat is er gebeurd?'

'Er valt weinig over te vertellen,' zei ze. 'Ik had met Sero Phrost staan praten en liep net naar een paar vrienden van me toen die knaap Deam naar me toe kwam. Eerst deed hij vrij beleefd, misschien een beetje agressief. Hij wilde een belangrijk punt van de filosofie van de IJzerkoppen aan me uitleggen. Hij leek te denken dat als ik dat ene punt nou maar accepteerde, de schellen van mijn ogen zouden vallen en ik tot het ware geloof zou worden bekeerd, of iets dergelijks.'

'Dat klinkt bekend,' zei Kresh.

'Hij was trouwens ook dronken, volgens mij, en ik wilde helemaal niet met hem praten. Ik verontschuldigde mij dus beleefd en wilde weglopen. Hij pakte me bij mijn schouder, maar ik trok zijn hand weg. Of hij graaide toen naar me en graaide mis, of hij probeerde me een klap te geven en slaagde daarin. In elk geval raakte hij me hard op mijn kaak. Ik viel achterover, maar gaf hem meteen een trap tegen zijn hoofd. Het gebeurde allemaal in een reflex, maar ik ben blij dat ik het heb gedaan. Toen kwam die ander en pakte me van achteren beet. Ik smeet hem van me af, hij stond weer op... en toen pakten die twee robots ons.'

'We hebben het begin niet gezien, maar verder hebben Prospero en ik het zo zien gebeuren,' zei Caliban.

Kresh negeerde de robot. Hij had niets mogen zeggen tot hem erom werd gevraagd. 'Nou, meer hoeven we niet te weten, Tonya. We zullen proberen je niet met nog meer vragen lastig te vallen, als dat niet nodig is. Mijn oprechte excuses en de gouverneur zal de zijne daar vast aan toevoegen zodra hij daartoe in de gelegenheid is.'

'Ik begrijp het,' zei Tonya terwijl ze opstond. 'De emoties laaien tegenwoordig hoog op. Daar moeten... ongelukken van komen. Zolang de twee mannen die me aanvielen hun terechte straf niet ontlopen, ben ik tevreden.'

'Dank je wel, Tonya. Dat is heel vriendelijk van je.' Kresh dacht even na. Misschien konden ze dit allemaal nu meteen afhandelen. 'Wanneer je dat wilt, Tonya, zou ik de twee mannen nu hier, in jouw aanwezigheid, kunnen ondervragen. Donald neemt het gesprek op. Wat jou betreft kan het allemaal binnen een paar minuten rond zijn.'

'Graag.'

'Goed. Ik zal hen binnenroepen.'

'Meneer, misschien is het nu niet het juiste...'

'Nee, Donald. Hoe eerder, hoe beter.' Kresh had lang genoeg met Donald gewerkt om te weten wat hij had willen zeggen. Verdachten mochten eigenlijk niet in aanwezigheid van hun aanklager worden ondervraagd. Strikt gesproken moest Tonya Welton net zo goed als een verdachte worden behandeld als de IJzerkoppen, want het was haar woord tegen het hunne. Vanuit juridisch oogpunt mocht dat dan wel allemaal waar zijn, maar politiek gezien was het niet erg verstandig. 'Privé-stemtelefoon, Donald,' zei Kresh. Het was niet nodig dat iedereen kon meeluisteren. 'Verbind me met de commandant van de aanwezige Blijvers Beveiligingsdienst.'

Donald opende een vak in zijn zijkant en haalde er een telefoonhoorn uit. Hij piepte zacht toen Kresh hem tegen zijn oor drukte. 'Met hoofdagent Wylot,' zei een ruwe stem.

'Dag, met sheriff Kresh. We zijn in kamer 121, aan de zuidkant op de begane grond. Kunnen uw mensen de twee verdachte Ijzerkoppen hierheen brengen?'

'Eh, welke verdachte IJzerkoppen, meneer?'

Kresh fronste zijn voorhoofd. 'Degenen die drie van uw agenten tien minuten in hechtenis hebben genomen.'

'Meneer, ik begrijp het niet. We hebben een half uur geleden bevel gekregen ons van onze posten in de residentie terug te trekken. Ik praat met u vanuit mijn luchtwagen en ben op weg terug naar de basis.'

'Onder wiens leiding stonden die mannen dan?' vroeg Kresh fel.

'Ik weet het niet, meneer... maar ze waren niet van onze BB. Wíj werken nooit met teams van drie man.'

'Waarom niet?'

'Bij beveiligingsoperaties werkt dat niet. De derde agent loopt in de weg. We werken met losse agenten en tweetallen, maar de daaropvolgende formatie bestaat uit zes man.'

'Is de héle BB-eenheid teruggetrokken?'

'Voor zover ik weet niet, meneer. Alleen de agenten die binnen in het gebouw werkten. Het is allemaal vooraf zo geregeld. Wanneer de gasten waren gearriveerd, zouden we het aan de Rangers overdragen. Dan was het hun zaak.'

'Ik begrijp het,' zei Kresh, al was dat beslist niet waar. 'Dank u wel, agent Wylot.' Hij gaf Donald de hoorn terug en keek naar Welton. 'Degenen die Deam en Blare oppakten waren geen BB-agenten,' zei Kresh. 'Kennelijk waren het bedriegers.'

'Wát!' riep Welton uit. 'Waarom zouden ze dat in godsnaam doen?'

'Om hun mannen terug te trekken voordat wij vragen konden stellen, waarschijnlijk.'

'Waarom dan?'

Kresh glimlachte kil. 'Aangezien we het niemand kunnen vragen, weten we het niet, hè? En jij, Donald, weet jij nog iets?'

'Meneer, ik heb een hypergolfverbinding met het hoofdkwartier en laat de identiteit controleren van de namen en afbeeldingen van de twee mannen die bij dit... incident betrokken waren,' zei Donald. 'Ze staan niet op onze IJzerkop-lijsten. Ze staan zelfs in geen enkel bestand met bewoners of bezoekers van deze planeet. Ze staan op geen enkele lijst waartoe ik toegang heb.'

'Wie waren ze dan?'

'Ik heb geen idee, meneer. Ze zijn ofwel van een andere planeet, of bewoners die zich uitstekend hebben vermomd, of inwoners van Inferno die nergens geregistreerd staan of een manier hebben gevonden om hun gegevens te wissen. Meneer, mag ik nog een vraag stellen?' vroeg Donald. 'Waar waren de mannen van de BB tijdens de aanval? Zij hadden toch sneller ter plaatse moeten zijn dan die anderen.'

De agent aan de telefoon had er een verklaring voor gehad, maar dat kon Donald niet weten, omdat hij alleen Kresh' stem had gehoord. Welton trouwens ook niet. Het was misschien de moeite waard om haar versie eens te horen. 'Tonya, kun je ons daar meer over vertellen?'

'Waar wil je me in vredesnaam van beschuldigen?' snauwde Welton. 'Dat ik een aanval op mezelf in scène heb gezet?'

Dat is een interessante mogelijkheid, dacht Kresh. Maar daar maak ik me later wel druk om. Als u het trouwens in scène hebt gezet, hebt u vast een aannemelijke verklaring voor de reden waarom uw mensen niet kwamen opdagen. 'Dat is het laatste waar ik aan denk,' loog Kresh soepel. 'Maar jij bent wel de belangrijkste aanwezige Blijver. Misschien waren ze om de een of andere reden ergens anders naartoe geroepen.'

Welton schudde met haar hoofd. 'Niet voor zover ik weet. Ik heb vier uur geleden het werkplan bekeken en er hadden zes agenten in de foyer moeten zijn.'

'Er waren inderdaad zes BB-agenten toen Prospero en ik binnenkwamen,' zei Caliban.

Die opmerking negeerde Kresh eveneens. 'Wist je van een afspraak dat ze zouden worden teruggetrokken of ergens anders tewerkgesteld?' vroeg hij, zich nog steeds tot Welton richtend.

'Nee, maar waarom zou ik dat hebben moeten weten? Ik houd niet bij waar alle Blijvers op de planeet zich bevinden. Mijn staf kijkt wel uit om me met zulke alledaagsheden lastig te vallen.'

'Alledaagsheden? Dat is nu juist het probleem,' zei Kresh. 'Waarom zou iemand zo'n ingewikkeld plan bedenken om twee kroegvechters weg te halen na iets wat slechts een alledaagse overtreding is? Aan dat weghalen waren meer risico's verbonden dan Deam en Braze gewoon te laten veroordelen.'

'Het is inderdaad een nogal omslachtige manier van handelen,' beaamde Tonya Welton. 'Maar er is nog meer dat ik zo vreemd vind. Het lijkt erop alsof alles zo was bedoeld.'

Kresh knikte. 'Je hebt gelijk,' zei hij. 'Die namaak BB-agenten kwamen net op tijd.'

'Pardon, meneer,' zei Donald, 'maar we kunnen een vrij duidelijke conclusie trekken. Omdat de inspanningen te groot waren om zo'n simpele aanval op mevrouw Welton te rechtvaardigen, lijkt het me dat de aanval deel uitmaakte van een grotere operatie. De aanval was een afleiding.'

'Mijn god! Je hebt gelijk, Donald. En dat is hun uitstekend gelukt.'

'Maar wat?' vroeg Tonya Welton. 'Een afleiding van wat?'

'Daarvoor geldt hetzelfde als voor de vragen die we de mannen niet kunnen stellen omdat ze er niet zijn,' zei Kresh. 'We weten het niet precies, omdat ze in hun opzet zijn geslaagd.'

Hij stond op en schudde met zijn hoofd. 'Eén ding weet ik wel. Donald en ik wilden net met de gouverneur over de beveiliging gaan praten toen dit gebeurde. Ik denk dat we dat nu eerst maar eens moeten gaan doen.' Sheriff Kresh knikte naar de leidster van de Blijvers en ging de kamer uit, gevolgd door Donald.

Kresh was halverwege de gang, toen hem nog iets opviel. Hij bleef even staan om na te denken. Caliban en Prospero. Geen van de twee was erop gebouwd om te voorkomen dat mensen kwaad werd berokkend. Caliban had helemaal geen wetten, terwijl Prospero's Eerste Wet was aangepast. Hij werd ervan weerhouden mensen kwaad te doen, maar niets dwong hem ertoe te voorkómen dat het gebeurde. Na de vechtpartij had Kresh er niet meer bij stilgestaan, net zomin dat hij verrast zou zijn geweest dat hij nat werd van de regen. Het was tenslotte de gewoonste zaak ter wereld dat robots vechtpartijen beëindigden.

'Donald,' zei hij, 'je bleef er onverschillig bij dat Prospero en Caliban de vechtenden uit elkaar haalden, maar je weet dat geen van beide de volledige Eerste Wet hebben ingebouwd. Verbaasde het je helemaal niet?'

'Nee, meneer. Mijn ervaringen met de nieuwwetwezens zijn beperkt en ik heb weinig met Caliban te maken gehad. Wel heb ik vaak nagedacht over de vraag hoe je het gedrag moet voorspellen van niet-mensen met gevoel die de drie wetten niet in zich dragen.'

'Niet-mensen met gevoel die de drie wetten niet in zich dragen. Dat is een mondvol.'

'Ik vind het niet juist om wezens als Caliban en Prospero robots te noemen,' reageerde Donald. Donald was een kleine, bescheiden robot, die er in de verte menselijk uitzag. Hij was een tikje aan de mollige kant en geschilderd in het hemelsblauw van het sheriffkantoor van Hades. Hoogontwikkelde en intelligente politierobots als Donald hadden een aangepast driewetpotentiaal, zodat ze in grote mate onafhankelijk konden functioneren, wat de mensen soms net op het verkeerde been zette. Juist om die reden was Donald zorgvuldig zodanig ontworpen dat hij er zo weinig indrukwekkend en intimiderend mogelijk uitzag. Hij bestond helemaal uit afgeronde hoeken en contouren.

Kresh moest lachen om Donalds haarkloverij, maar hij had niet helemaal ongelijk. 'En als we ze nou "pseudo-robots" noemen?'

'Dat is minder omslachtig. In elk geval heb ik enige tijd geleden al geconcludeerd dat de beste manier om met pseudo-robots om te gaan, is ervan uit te gaan dat ze op dezelfde manier reageren als denkende menselijke wezens: een zekere, beperkte mate van altruïsme op een basis van eigenbelang. Toen de twee pseudo-robots de vechtende partijen hadden gescheiden, hoefde ik me geen zorgen meer te maken over de mensen die ze vasthielden, net zomin als ik bang hoefde te zijn dat ze zouden worden aangevallen door mensen die hen zouden willen tegenhouden.'

'Maar waarom deden ze het?' vroeg Kresh. 'Er was niets dat hen ertoe aanzette.'

'Zoals ik zei, meneer, verlicht zelfbelang. Om het bot te zeggen: door menselijke wezens te beschermen, maakten ze een goede beurt.'

'Donald, ik sta versteld. Ik had niet gedacht dat je cynisch kon zijn.'

'Dat hangt af van het besproken onderwerp,' zei Donald enigszins stijfjes. 'Als het gaat om wezens die uit eigenbelang doen alsof ze menselijk zijn, kan ik geen enkele achterdocht voelen. Zullen we met de gouverneur gaan praten?'

'Natuurlijk,' zei Kresh, die grote moeite deed om een glimlach voor Donald te verbergen. Maar hij zou hem dankbaar moeten zijn. Het was tenslotte Donalds eerlijkheid, zijn toewijding, die hem zo waardevol maakte. En gesproken over toewijding: hij, Kresh, kon het zich veroorloven zich op het moment iets meer te ontspannen. Er waren nog maar enkele punten die niet helemaal klopten.

 

Tonya Welton keek de sheriff en Donald na, stond op en glimlachte naar Caliban en Prospero. 'Ik heb jullie nog niet kunnen bedanken,' zei ze. 'Ik ben bang dat ik niet erg vriendelijk tegen je was toen je me tegenhield, Caliban, maar je had gelijk. Het had veel erger kunnen aflopen.'

'Ik ben blij dat ik u heb kunnen helpen,' antwoordde Caliban enigszins onzeker.

'Jij ook bedankt, Prospero,' zei ze.

'Het was me een genoegen u van dienst te kunnen zijn,' reageerde hij.

'Ik ga terug naar het feest,' zei mevrouw Welton. 'Maar nogmaals bedankt voor jullie hulp.'

Caliban keek haar na toen ze wegliep. Caliban wist dat mevrouw Welton van alle mensen misschien het ongelooflijkst was. Ze stond erop alle robots te behandelen als normale menselijke wezens, zelfs wanneer het om eenvoudige toestellen ging, wat domweg belachelijk was. Misschien was het een vreemd principe dat ze hoe dan ook wilde handhaven, maar toch bleef het verwarrend. Behandelde ze Caliban en Prospero met respect omdat ze vond dat ze respect verdienden? Of alleen omdat ze daarmee de Ruimters ergerde?

'Hebben we hier goed aan gedaan?' vroeg Prospero. 'Was het verstandig om het gedrag van standaardrobots na te apen?'

'Ik weet het niet,' zei Caliban. Het was zo moeilijk om de dingen te beoordelen. Hij, Caliban, kon dingen die Prospero niet kon, en dat zou in de nabije toekomst nog van pas kunnen komen. 'In elk geval kan niemand het ons kwalijk nemen, en we konden toch niet zomaar blijven toekijken. Dat zou een heel slechte indruk hebben gemaakt. Maar dat we onszelf onder de aandacht van sheriff Kresh hebben gebracht, zou een zeer hoge prijs kunnen zijn. We moeten uiterst voorzichtig te werk gaan, als we willen dat onze plannen slagen.'

 

Alvar Kresh en Donald troffen Chanto Grieg, gouverneur van de planeet Inferno, aan in de schaduwen van de bovenste overloop, waar hij ongezien omlaag keek in de ruimte vol vrolijk lachende mensen. 'De avond is goed begonnen, op dat ene incident na,' zei Grieg toen hij hen zag aan komen lopen.

'Op dat ene incident na, ja,' zei Kresh. 'Maar dat kunnen we toch niet zomaar negeren.'

'Ik vind niet dat we ons druk moeten maken om zo n kleine ruzie. Het kan mijn binnenkomst alleen maar goeddoen,' zei de gouverneur alsof hij Kresh negeerde. 'Alles loopt precies volgens plan. Vindt u niet, sheriff Kresh?'

Sheriff Alvar Kresh gromde vrijblijvend, terwijl hij naast de gouverneur ging staan. Voor een politicus was een kamer vol met mensen van divers pluimage misschien een goede zaak, maar niet voor een politieman, en vooral niet voor een politieman die zich buiten zijn rechtsgebied bevond en naast een man stond die per week een half dozijn bedreigingen gericht op zijn leven ontving. Maar toch moest hij een beleefd antwoord op de vraag verzinnen. 'Het is een prachtig feest, gouverneur. Op dat ene incident na.'

Alvar leunde naast Grieg over de reling, maar keek intussen over zijn schouder naar Donald. Hij móest het zich inbeelden, natuurlijk, maar het leek alsof Donald m zich net zo ongemakkelijk voelde als Alvar zelf.

Die gedachte was natuurlijk belachelijk. Donald kon geen gevoelens of emoties tonen. Zijn gezicht bestond uit twee onbeweeglijke, gloeiende ogen en een luidsprekerrooster. Allemaal zo emotieloos en onduidbaar als maar kon. Een kale muur zou nog meer emotie kunnen tonen.

Maar hoe dan ook, Donald leek zich niet op zijn gemak te voelen. Kresh schudde met zijn hoofd. Hij beeldde het zich slechts in. Dat gebeurde vaker wanneer hij zenuwachtig was.

In de huidige roerige situatie had de gouverneur nooit naar Purgatory moeten gaan. Daar draaide het allemaal om. Maar vanuit politiek oogpunt was het juist het feit dat de boel hier zo roerig was, zo ongecontroleerd, dat een bezoek zo wenselijk maakte. Men moest zien dat de gouverneur de leiding in handen had en zich zo zeker van zichzelf voelde, dat hij een feest gaf en een conferentie hield. Het feit dat het allemaal op lucht was gebaseerd, maakte het des te noodzakelijker.

Griek keek Alvar aan en glimlachte weer, maar er was nu iets stijfs, iets theatraals in de uitdrukking op zijn gezicht, en in zijn ogen stond iets wat op angst leek. Hij weet het, dacht Kresh. Dat was nu juist de ellende. Grieg wist heel goed dat hij vanavond met zijn leven speelde. Hij maakte zichzelf niets wijs, hij negeerde het gevaar niet, noch schoof hij de waarschuwingen opzij. Hij wist het, en toch zette hij door. Kresh kon de moed van de man bewonderen, maar dat betekende niet dat het hem niet doodsbang maakte.

Verdomme, hij moest het toch nog eens proberen. Hij móest. 'Meneer, mag ik u heel even spreken? Kunnen we naar uw kantoor gaan?'

Grieg zuchtte en knikte. 'Goed. Het heeft weinig zin, maar goed dan.'

'Dank u wel, meneer.' Kresh nam Grieg bij de arm en leidde hem de trap op naar zijn kantoor, dat tenminste een dikke, gepantserde deur had. Niemand kon erin of eruit als Grieg dat niet wilde.

Grieg legde zijn handpalm op de slotplaat, waarna de deur openschoof. Hij liep naar binnen, een nette, zij het Spartaans ingerichte kamer. Alvar Kresh keek uiterst geïnteresseerd rond. Hij was hier slechts één keer eerder geweest, heel even, jaren geleden, tijdens een ondertekeningsceremonie die de voorganger van Grieg had georganiseerd. Het was tenslotte een beroemde, historische kamer. Veel van de gedenkwaardige gebeurtenissen uit het leven van de planeet in vroeger dagen hadden zich in deze kamer afgespeeld.

Aan de ene kant van de kamer stond een bureau met een zwart-marmeren blad. Het was helemaal leeg, zonder zelfs een vingerafdruk. Een stoel die iets weg had van een troon, stond achter het bureau, samen met twee nogal ongemakkelijk uitziende stoelen voor de gasten, die net iets lager waren dan normaal gebruikelijk was.

Verbazend, dacht Kresh. Zelfs hier, in de privé-werkkamer van het wintervakantiehuis van de gouverneur speelden ze het spel.

Een spel dat een relict uit het verleden was, uit de vorige eeuw, evenals de kamer zelf. Toen werkten de architecten en handwerkslieden tenminste nog volgens de regels van de culturele mythe van de Ruimters, zelfs al geloofden ze er, strikt genomen, niet meer in.

Infernalen waren Ruimters en volgens de legenden waren Ruimters een trots en machtig volk, de spits van de menselijke vooruitgang. Daarom was het terecht dat de gouverneur die zo'n planeet van fantastische mensen vertegenwoordigde, iets groter leek dan hij werkelijk was. Zet hem op een hogere stoel, regel het zo, dat hij neerkijkt op zijn bezoekers.

Deze ruimte was de vorige eeuw met die gedachte ontworpen en gebouwd. Tegenwoordig zou niemand zich nog om al die onzin druk maken. Of zo bouwen. Niemand had nog het vertrouwen of de arrogantie om het zo te doen. Nee, dat is het niet helemaal, zei Kresh tegen zichzelf. Ik kan beter zeggen dat ze zich er niet meer toe kunnen aanzetten. Indertijd durfden ze het gewoon nog aan. Zelfs honderd jaar geleden geloofde niemand meer in de mythe, maar ze speelden het spelletje allemaal mee. Sindsdien was er veel veranderd. Nu kon zelfs niemand meer doen alsóf hij erin geloofde. En toch stond Inferno vol met gebouwen uit die tijd, paleizen die straalden van arrogantie, gebouwd om rijkdom te tonen, macht en invloed die al aan het wegebben waren toen de eerste stenen ervan werden gelegd. Op Inferno wemelde het van kamers als deze, symbolen van macht die ineen was geschrompeld, die niet meer waren dan gedenktekens van die macht.

Er waren meer tekens die aangaven hoezeer de dingen waren veranderd. Sommige in de vorm van dingen die niet meer bestonden. In de muur achter de stoel van de gouverneur zaten niet minder dan vier robotnissen. Indertijd vertoonde de gouverneur zich niet in het openbaar met niet minder dan het complete kwartet aan robots dat voor hem klaarstond. Nu waren de nissen leeg. Gouverneur Grieg gebruikte zelden nog robots, hoogstens één.

Maar de grootste aanwijzing stond ongetwijfeld in de verste hoek van de kamer, zo ver mogelijk bij het bureau van de gouverneur vandaan, alsof niemand wilde dat de vreselijke waarheid van de toekomst te dicht bij de glorieuze verdichtsels van het verleden stond.

Een simbol-eenheid, kleiner dan de simbol in de regeringstoren in Hades, maar toch glanzend en indrukwekkend. Het was een holografisch projectiesysteem dat het uiterlijk en de toestand van de planeet kon laten zien op elk moment in het geregistreerde verleden, of op elk moment in de toekomst, waarbij, uitgaande van bepaalde, opgegeven omstandigheden, de ontwikkeling van de planeet Inferno werd getoond. De grootste projectie-eenheid bestond uit een metaalachtige cilinder van ongeveer een halve meter doorsnede en een halve meter hoog. De bol van Inferno kon er op honderden verschillende manieren in worden afgebeeld, van kort infrarood tot een gesimuleerde kleurenimpressie van de berekende vochtigheid op tweeduizend meter boven zeeniveau over honderd jaar.

Het was natuurlijk een door de Blijvers gebouwde simbol. Die maakten de beste terravormings- en berekeningsapparatuur. Eigenlijk maakten ze tegenwoordig zo'n beetje overal het beste van. Behalve robots, natuurlijk. Geen enkele Blijver wilde iets met robots te maken hebben. Dat lieten ze aan de Ruimters over. Ze waren ze liever kwijt dan rijk. Robots waren het enige waarin de Ruimters beter waren, en daar viel niet aan te tornen.

Voor het overige bevonden Ruimters zich nou eenmaal in een neerwaartse spiraal. De Blijvers waren hen gepasseerd, en al zo ver, dat ze de Ruimters zelfs niet meer als een bedreiging zagen. Tegenwoordig waren Ruimters armzalige gevallen.

Ze waren hier tenslotte om te helpen Inferno te her-terravormen. Zogenaamd uit liefdadigheid, al betwijfelde Alvar dat. En, wat het zo bitter maakte, Inferno kon niet anders dan hun hulp aanvaarden, of moest anders toezien hoe de planeet stierf.

Het probleem was natuurlijk dat er heel wat mensen op Inferno waren die de Blijvers maar al te graag van de planeet wilden schoppen en kennelijk niet konden begrijpen wat de gevolgen daarvan zouden zijn.

Grieg kwam de kamer binnen en draaide zich met zijn rug naar het enorme bureau, waarna hij midden op een lage bank bij de simbol ging zitten. Hij verkoos de echte toekomst boven het imaginaire verleden, dacht Kresh.

Alvar nam een comfortabele stoel die tegenover de bank stond, maar zijn houding was allesbehalve gemakkelijk en ontspannen. Hij ging op de rand van de stoel zitten, leunde voorover en legde zijn armen op zijn knieën.

Grieg daarentegen deed alsof hij zich volkomen relaxed en op zijn gemak voelde. Hij strekte zijn benen en legde zijn handen achter zijn hoofd.

Donald volgde op discrete afstand en ging achter Kresh' stoel staan, net zo ver dat hij zich niet leek op te dringen.

'Goed, sheriff,' zei Grieg. 'Wat is er aan de hand?'

Kresh wist niet hoe hij precies moest beginnen. Hij had alle logische, verstandelijke benaderingen al geprobeerd. Alle subtiele, vage stukjes informatie die hem vertelden dat er iets mis was, zonder te zeggen wat, had hij doorgenomen. Om gek van te worden. Niets leverde wat op. De verdwenen aanvallers van Tonya Welton en de valse BB-agenten waren de concreetste zaken die hij kon aanduiden. Maar zelfs dat was vreselijk vaag.

Ze konden me wat! Niets subtiels of beredeneerds. Geen verwijzingen naar geruchten of vaag gefluister over bedreigingen. Gewoon voor de dag ermee. 'Meneer, ik moet u nogmaals vragen of u zich hier niet behoedzamer kunt gedragen. Op dit eiland, op deze hele planeet, heerst chaos. Het is mijn mening als gerechtsdienaar dat u zichzelf op deze manier aan het grootste gevaar blootstelt.'

'Maar de receptie is al begonnen,' protesteerde Grieg. 'Ik kan het nu niet afzeggen.'

En steeds hield u me aan het lijntje door te zeggen dat u alles op het laatste moment kon afzeggen, als het uit de hand liep, dacht Alvar. Het was heel typerend voor de man dat hij het nu over een andere boeg gooide. Maar het had geen zin om dat nu hardop te zeggen. 'Zeg dat u hoofdpijn hebt, of zoiets,' zei Kresh. 'Of laat het aan mij over, dan neem ik de schuld op me. Laat mij het hele feest afgelasten, dan zeg ik dat er iets mis is met de beveiliging. Ik wijt het wel aan de aanval op Welton. Ik kan zeggen dat uw leven wordt bedreigd.' Dat was in elk geval waar. Het kantoor van Alvar Kresh werd overladen met bedreigingen jegens de gouverneur, waarvan de helft betrekking had op dit bezoek.

'Maar wat ter ruimte heeft een aanval op Welton met mij te maken?' vroeg de gouverneur.

Kresh vertelde hem over de namaak BB-agenten die de aanvallers hadden afgevoerd. 'De omstandigheden waren heel vreemd,' zei Kresh. 'Alsof het een afleidingsmanoeuvre was. Maar een afleiding waarvan? Welke kant mochten we niet op kijken? Ik moet aannemen dat het op de een of andere manier met u te maken heeft.'

'Sheriff, wees nou eens redelijk. De helft van de machtige Infernalen en Blijvers van de planeet is er al. Kun je je de politieke schade voorstellen wanneer ik hen allemaal in de stromende regen de nacht in stuur omdat een dronkenlap het aan de stok kreeg met de leidster van de Blijvers? Hoe moet ik mijn gasten uitleggen dat de sheriff van Hades zich ongerust maakt dat iemand van hén het op mij heeft gemunt? Morgenochtend moet ik met die mensen onderhandelen. Ik kom geen stap verder met iemand die ik ervan heb beschuldigd dat hij zou hebben geprobeerd mij te vermoorden.'

'Zeg dan dat u ziek bent,' zei Kresh. 'Kondig aan dat dringende zaken uw aanwezigheid in de hoofdstad vereisen. Ga terug naar Hades en organiseer daar een feest. Een groter en beter feest dan dit. Geef het in de regeringstoren, waar we u op een behoorlijke manier kunnen beschermen.'

'Kresh, zie je dan niet dat dat juist het hele effect tenietdoet dat ik bereik door de Blijvers hier te vermaken? Daarmee zou ik min of meer toegeven dat de Ruimters het eiland Limbo in handen hebben. Eén eiland is nog maar het begin. De volgende stap is dat ze de hele planeet overnemen. Je weet hoe de IJzerkoppen erover denken. Je hebt Beddle er vaak genoeg over gehoord.'

'Ja, meneer.'

'Dan weet je waarom ik hen allemaal hier op een feest moet vergasten, hier de gastheer moet zijn. Laat hun zien dat dit nog steeds de winterresidentie van de gouvernéur is. Hier, op het eiland Limbo. Laat hun zien dat Limbo Ruimtergebied is, Infernaal gebied. Ik laat zien dat dit nog steeds onze planeet is, ons land, zelfs al hebben we nu tijdelijk de jurisdictie overgedragen. Dat kan ik niet door weg te kruipen in dat fort van die toren.'

'Meneer, hoe belangrijk is dat allemaal?' vroeg Kresh. 'Wie maakt zich daar in godsnaam druk om? Niemand, behalve de IJzerkoppen, kan het iets schelen of de Blijvers gedeeltelijk de jurisdictie over het eiland hebben.'

'Verdomme, Kresh, dacht je dat ik dat niet wist? Dacht je dat het míj iets kon schelen wie de baas is over dit verrekte stuk rots? Het is allemaal onzin en uiterlijke schijn en het vreet mijn energie en aandacht op, het weerhoudt me van alle dingen die wél van belang zijn.'

'Waarom riskeert u dan uw leven met deze hele show? En het is niet de eerste keer.'

'Omdat als ik niet doe alsof ik alle touwtjes in handen heb, ik niet kan regeren. Het verzoek om afzetting is vandaag de eerste subcommissie gepasseerd. Wist je dat? En dat twintig procent - twintig procént! - van de bevolking die verdomde oproep tot aftreden al heeft ondertekend?'

'Ik wist niet dat het er zoveel waren, meneer, maar toch...'

'Toch, als ze me hier weg krijgen, neemt Quellam het over. Waarna die bezwijkt onder de druk om speciale verkiezingen uit te schrijven, in plaats van mijn termijn uit te zitten. En dan is over honderd dagen Simcor Beddle gouverneur van deze wereld! Die schopt de Blijvers van de planeet zodra de laatste stem is geteld...'

'En het terravormingsproject stort in wanneer de Blijvers er niet zijn om het te leiden. Dat begrijp ik allemaal.'

'Probeer dan te begrijpen dat ik op dit moment nog de politieke macht heb om de oproep tot aftreden en de dreigende afzetting af te slaan. Al scheelt het weinig. Ik kan het allemaal overleven, tot de situatie beter wordt. Maar als ik zwakte toon, of besluiteloosheid, of als ook maar de schijn ontstaat dat ik toegeef aan de Blijvers, ben ik er geweest en neemt Quellam het over, waarna Beddle hem opvolgt.'

'Kunt u dan niet met de Blijvers praten? Hun vragen zich iets terughoudender op te stellen? Opnieuw over de rechtskundige overeenkomst onderhandelen?'

Grieg lachte en schudde met zijn hoofd. 'Soms doe je me versteld staan, Kresh. Je bent zo goed in jóuw werk, en daar komt ook heel wat politiek bij kijken. Dat heb je bewezen toen je de zaak Caliban oploste. Denk dan ook eens na over de politiek in mijn werk. Zo moeilijk is dat niet, politiek is het enige waar het in mijn werk om gaat. Dacht je dat de Blijvers niet wisten dat Beddle mijn opvolger is, wanneer ik het loodje leg?'

'Ja, meneer, ik denk het wel.'

'De Blijvers weten ook dat ze niet bepaald de populairste groepering op de planeet zijn. Als ze mij zouden steunen, zouden ze hun eigen graf delven. Ze weten dat als ze mij willen helpen, ze bereid moeten zijn een paar gevechten te verliezen om dat te bereiken.'

'Dus ze steken geen vinger uit?' vroeg Kresh. 'Heb je hen gesproken? Staat het vast?'

Grieg glimlachte, maar op een koele, harde manier. Er was niets vrolijks aan zijn gezicht. 'O nee. Alles behalve dat. Ik kan het me niet veroorloven om geheime overeenkomsten met de Blijvers te sluiten. Niet zolang er talloze mensen zijn die alles wat ze maar vinden kunnen tegen me proberen te gebruiken. En ik neem aan dat Tonya Welton en de andere leiders van de Blijvers het net zo beschamend zouden vinden als iemand zou ontdekken dat er een geheime afspraak tussen óns zou bestaan.

Ik dénk dat de leiders van de Blijvers de conclusie hebben getrokken die ik zojuist heb beschreven, maar ik durf het hun niet te vragen. En ze zullen me die informatie beslist niet vrijwillig geven. Vergeet niet dat ze ook hun eigen reactionaire stromingen in bedwang moeten houden. Misschien moet Tonya Welton in de kwestie om de jurisdictie wel tot het uiterste gaan.'

'Maar dat denkt u niet,' opperde Alvar.

'Nee, ik neem aan van niet. Ik denk dat we voor de massa een keurige rituele strijd zullen opvoeren en dat ik na dit weekend een regeling kan bekendmaken die uiterst gunstig voor ons is. En dan is het de volgende keer mijn taak om Welton een plezier te doen. Het zal haar meer strijd kosten om te winnen dan ik, ik zal me flink verzetten, maar daarna zal ik me in stijl overgeven.'

'Politiek,' zei Alvar minachtend.

'Politiek,' beaamde Grieg vrolijk. 'De doelloze, zinloze, in zichzelf gekeerde, tijd verspillende schertsvertoning die alles mogelijk maakt. Zonder de vergaderingen, de compromissen, het gladstrijken, het poneren en poseren, zouden we niet met elkaar om kunnen gaan. Politiek is de manier waarop we proberen het met elkaar te vinden, en proberen doen we het zeker. Denk eens aan de chaos die meestal heerst. Kun je je voorstellen hoe we eraan toe zouden zijn als we het niet zouden proberen?'

'Maar een zogenaamde confrontatie met de Blijvers opvoeren om de IJzerkoppen tevreden te stellen? Doen alsof het uitmaakt wie welke stukjes woeste grond bezit, alleen om de kiezers tevreden te stellen? Wat heeft dat voor zin?'

Grieg hief een vermanende vinger naar Alvar op. 'Spring wat zorgvuldiger met de feiten om, sheriff. Ik zei alleen dat ik denk dat het een nagespeelde confrontatie wordt. Misschien is het niet zo. Maar daar moet ik in elk geval wel vanuit gaan, dus wat maakt het uit? Bovendien moet ik opmerken dat het mij een hoop goed doet als ik de mensen tevreden stel. Hoe meer tevreden mensen er zijn, hoe minder rekruten er zullen zijn voor de IJzerkoppen.'

'Maar u verdoet uw tijd met al die onzin als er een planeet moet worden gered! U zou zich moeten richten op het terravormingsproject.'

Grieg keek nu ernstig. 'Je moet begrijpen, sheriff, dat dit allemaal wel onzin lijkt, maar een essentieel onderdeel is van onze terravormingspogingen. Als ik ruimte wil hebben om te handelen, moet ik politiek gedekt zijn. Als ik mankracht, materiaal en gegevens wil hebben, moet ik die krijgen van de mensen die ze bezitten. Het zou me beslist geen goed doen wanneer ik de hele dag naar ontwerptekeningen ga zitten staren, terwijl de IJzerkoppen sterk genoeg worden om de ingenieurs ertoe te dwingen hun medewerking te weigeren.'

'Maar wat heeft het voor zin om zo veel van uw energie in die schertsvertoning over de jurisdictie te steken?'

'O, heel veel zin. Het schakelt de IJzerkoppen uit, zodat ze geen punten meer hebben die ze tegen me kunnen gebruiken. Het verzekert de mensen ervan dat ik me voor hun belangen inzet. En wanneer ik deze keer toegeef aan hun verlangens, krijg ik ze misschien een beetje op mijn hand. Misschien krijgen ze dan een beetje geduld met me en zijn ze bereid de volgende keer, bij een ander, belangrijker punt míj mijn zin te geven. Ik moet dingen doen om mijn politieke status hoog te houden. Ik mag dan wel het beste met de wereld voor hebben, maar ik kan niet veel doen als ik word afgezet.'

'Nou, botweg gezegd, gouverneur, kunt u nog minder goed doen wanneer u wordt vermoord.'

'Die gedachte is bij me opgekomen,' zei de gouverneur met een enigszins grimmige humor. 'Maar als ik me in een bunker onder de regeringstoren zou begraven om me voor de moordenaars te verbergen, hóeven ze me zelfs niet meer te vermoorden, want dat zou zo'n blijk van zwakheid en angst zijn, dat ik niets goeds meer zal kunnen doen.'

'Heren, mag ik even tussenbeide komen...'

'Ja, wat is er, Donald?' vroeg Kresh. Voor een buitenstaander zou het zonder meer ongepast zijn geweest dat een gewone robot tussenbeide kwam in een gesprek tussen de gouverneur van de planeet en de sheriff van de grootste stad op de planeet. Maar Donald werkte al jaren met Kresh samen en Kresh wist dat Donald niet zijn mond zou opendoen tenzij het was om Kresh te helpen.

De robot wendde zich rechtstreeks tot de gouverneur. 'Meneer, er is een factor die u buiten beschouwing hebt gelaten.'

'En wat mag dat dan wel zijn?' vroeg de gouverneur met nu een iets bredere glimlach. Hij vond het idee dat Donald iets aan het gesprek kon bijdragen duidelijk hoogst amusant.

Voorzichtig, gouverneur, dacht Alvar. Onderschat Donald niet. Dat is altijd verkeerd. Mensen maakten vaak de fout ervan uit te gaan dat hij zo gedienstig is als zijn uiterlijk doet vermoeden.

'Ik kan niet toestaan dat u bij de receptie aanwezig bent,' zei Donald tegen de gouverneur. Niet echt de woorden van een gedweeë robot.

'Wacht eens even...'

'Het spijt me, meneer, maar ik ben bang dat het gesprek dat ik zojuist hoorde, gepaard aan het incident dat beneden heeft plaatsgevonden, mijn zorg om uw veiligheid dusdanig heeft verscherpt, evenals mijn overtuiging dat de avond zoals hij is gepland, gevaarlijk voor u is, dat de Eerste Wet mij verbiedt u uit deze ruimte te laten vertrekken.'

' "Een robot mag een mens geen kwaad berokkenen, of toelaten dat een mens door zijn nalatigheid schade lijdt",' citeerde Kresh grinnikend.

Grieg keek Donald aan, deed zijn mond open alsof hij wilde protesteren, maar bedacht zich toen. Verstandig van hem, dacht Kresh. Het had geen zin om tegen een robot in te gaan die door de Eerste Wet tot handelen was aangezet, vooral niet bij een op Inferno gebouwde robot. De planeet bouwde van oudsher een heel hoog Eerste-Wetpotentiaal in. Grieg moest weten dat discussiëren met Donald even veel zin had als schreeuwen tegen een stenen muur.

Grieg wendde zich tot Kresh. 'Jij hebt hem hiertoe aangezet,' protesteerde de gouverneur. 'Jij hebt dit voorbereid.'

Alvar Kresh lachte en schudde zijn hoofd. 'Kon ik maar met de eer strijken, meneer. Had ik het maar voorbereid. Maar Donald verdient alle eer.

'Of alle schuld,' zei Grieg nog steeds enigszins geïrriteerd. Hij wendde zich tot de robot. 'Weet je, Donald, het is opvallend hoe snel iemand iets vergeet.'

'Wat vergeet, meneer? De noodzaak om redelijke voorzorgsmaatregelen te nemen?'

'Nee, het is opvallend hoe snel je de gewoonten van slavernij vergeet.'

'Ik geloof dat ik het niet begrijp, meneer.'

'Niet zo lang geleden heb ik mijn eigen persoonlijke robots weggestuurd,' zei Grieg. 'Ik ging voor mezelf zorgen. En ik heb ontdekt dat ik niet meer voorzichtig hoefde te zijn met wat ik zei of deed. Tot op dat moment was ik mijn hele leven voorzichtig geweest. Ik wist dat als ik iets deed wat te avontuurlijk was, of als ik in een hoog gebouw een tikje te dicht bij een openstaand raam kwam, of een stuk fruit wilde pakken dat niet was gesteriliseerd, jullie toesnelden om me tegen mezelf te beschermen. Een jaar geleden zou ik het niet hebben gewaagd om in aanwezigheid van een robot mijn persoonlijke veiligheid te bespreken. Juist omdat die robot te fel zou reageren, zoals jij nu doet. Ik zou het niet hebben gedurfd iets te zeggen of te doen wat een robot ongerust zou maken. Mijn robots beheersten mijn doen en laten, wat ik zei, wat ik dacht. Wie beheerst wie, Donald? Mens of robot? Wie is de slaaf en wie is de meester?'

'Die mooie toespraak zou ik niet in het openbaar herhalen, meneer,' onderbrak Kresh hem. Het leek hem beter Grieg niet de kans te geven tot nog meer woordspelletjes. 'Niet wanneer u een lynchpartij van de IJzerkoppen wilt voorkomen.'

Grieg lachte zonder enige humor. 'Zie je, Donald? Ik ben inderdaad een slaaf van de robots. Ik ben de gouverneur van deze wereld, maar toch durf ik niet te zeggen wat ik denk, uit angst voor mijn leven. Hoe komt dat overeen met je Eerste Wet? Hoe gaat een robot om met de kennis dat alleen zijn bestaan al mensen kwaad zou kunnen doen?'

'Er zijn laag functionerende robots voor algemene doeleinden die een ernstige cognitieve dissonantie van de Eerste Wet zouden oplopen wanneer hun die vraag werd gesteld,' zei Donald. 'Maar...'

'Donald, alsjeblieft,' zei Kresh. 'De gouverneur stelde een retorische vraag.'

'Neem me niet kwalijk dat ik me vergis. Ik dacht dat de gouverneur een antwoord wilde hebben.'

'Dat is waar, Donald,' zei Grieg, terwijl hij naar de sheriff grijnsde. Kresh zuchtte. Nou, als Grieg hem wilde sarren, laat hem dan maar. De Eerste Wet hield Grieg bij het feest vandaan. Kresh vond het niet erg om een slag te verliezen als hij daarmee de oorlog won.

'Ga door, Donald,' zei Grieg. 'Wat zei je ook alweer?'

'Ik ben een politierobot met een extra krachtig Derde-Wetpotentiaal, zodat ik getuige kan zijn van onvermijdelijk kwaad dat mensen in mijn aanwezigheid wordt aangedaan, zonder dat ik daar schade van ondervind. De losse opmerking dat mijn bestaan mensen kwaad doet, veroorzaakt bij mij geen echte storing, omdat ik weet dat het niet waar is. Bovendien wil ik opmerken dat uw uitleg niets zei over het feit dat robots u kwaad zouden doen.'

'O nee?'

'Nee, meneer. U zei dat het feit dat u zich in de buurt van robots bevond, u voorzichtiger maakte en dat het uiten van uw mening over robots, niet een specifieke robot, u aan gevaar zou blootstellen wanneer die uiting uw vijanden ter ore zou mogen komen.'

'Dit is niet leuk meer,' zei Grieg. 'Ik ga naar mijn eigen receptie.'

'Nee, meneer,' zei Donald. 'Ik ben bereid u fysiek tegen te houden om dat te voorkomen.'

'Neem me niet kwalijk, maar misschien is er een compromis mogelijk,' zei Kresh. 'Donald, zou de gouverneur voldoende beschermd zijn als de beveiligingsrobots in de kelder zouden worden geactiveerd en ingezet? Beschermd genoeg om hem het feest te laten bijwonen?' Er stonden vijftig beveiligings-, patrouille- en reddingsrobots in de kelder, BVR's, of Bevers, waren wachtrobots. De robots in de kelder waren op het moment uitgeschakeld, maar klaar om zo nodig te worden gebruikt.

Donald aarzelde even. 'Goed dan,' zei hij uiteindelijk. 'In dat geval kan ik het toestaan.'

'Gouverneur?'

'De publiciteit die het geeft als al die robots hier rondlopen,' zei de gouverneur. 'Ik weet het niet.'

Mooi. Hij werd zwakker. 'We gooien het op een dreigende aanslag,' zei Kresh. 'Geef de cameramensen opdracht de robots zo veel mogelijk buiten beeld te houden.'

'Hmmm. De camera's vertrekken altijd vlak nadat ik mijn opwachting heb gemaakt. Goed, als je vooraf bekendmaakt dat het een veiligheidsmaatregel is. Als jij die ellende veroorzaakt, Kresh, mag je de schuld ook ervan dragen.'

'Geloof me,' zei Alvar Kresh, 'niets maakt me gelukkiger dan er de schuld van te krijgen dat ik u omring met robots.'

 

Het kostte veel minder tijd om alles aan te passen dan iedereen had verwacht. Twee Rangers en Kresh hadden slechts twintig minuten nodig om de beveiligingsrobots in te schakelen en aan het werk te zetten, en het was nog sneller gegaan wanneer ze geen tijd hadden verloren aan de poging een defecte robot in te schakelen.

Wat nog fijner was, was dat het weinig overtuigingskracht kostte om de pers te laten meewerken toen Kresh een paar duistere verwijzingen had gemaakt naar een onverwacht veiligheidsrisico en de mogelijkheid van gevaar. Normaal was de gouverneur een gemakkelijke prooi voor allerlei soorten wrange reportages, maar niemand van de aanwezige pers zou hem verwijten dat hij veiligheidsmaatregelen trof wanneer zijn leven rechtstreeks werd bedreigd.

En zo kon gouverneur Grieg al snel zijn eigen feest bijwonen en maakte hij een uitstekende entree boven aan de staatsietrap, met een grootse en opzwellende fanfare die hem naar beneden begeleidde en allemaal juichende en klappende mensen. Alles kwam op zijn pootjes terecht en Grieg ontving precies de steun die hij had gehoopt te krijgen. In een oogwenk veranderde de gouverneur van een man die gevaar liep te worden afgezet in de gevierde hoofdpersoon. Het zou natuurlijk allemaal weer even snel kunnen omslaan, maar dat hoorde erbij. Voorlopig werkte het. Grieg was het middelpunt van een warreling van geluid en licht, het onderwerp van hielenlikkerij.

Hij stapte de laatste trede van de trap af. Hij zag Kresh in de menigte staan en liep naar hem toe. Hij schudde Kresh' hand, klopte hem op de rug en boog naar hem toe. 'Er zijn nog meer mensen die ik goedendag moet zeggen,' schreeuwde Grieg half in zijn oor. 'Morgen spreken we elkaar weer. Ik moet je een paar belangrijke dingen vertellen.'

'Ja, meneer,' riep Kresh terug. 'Maar eerst wens ik u veel plezier vanavond.'

'Reken maar, sheriff, reken maar,' zei de gouverneur, waarna hij weer de dichte menigte in liep.