7
Justen Devray keek de pikzwarte robots van de lijkschouwer na, die gouverneur Chanto Grieg wegbrachten. 'Brandende sterren,' zei hij. 'Ik kan het niet geloven.' Hij draaide zich om en keek naar het bed van de gouverneur - het doodsbed - waar het plaats-delictteam nog bezig was en zorgvuldig naar bewijzen zocht die misschien door het lichaam zelf verborgen waren geweest. Lichamen bloedden meestal niet veel, maar er was nog meer dan genoeg bloed, en de brand- en schroeiplekken op de muur en het bed waren afgrijselijk genoeg, zelfs al waren ze gering in aantal. 'Toen je me belde en het me vertelde, was dit niet hetgeen waar ik aan dacht,' zei hij tegen Alvar Kresh. 'Niet de dood en wat dat allemaal inhoudt. Ik dacht aan een strijd om meer jurisdictie en dat je probeerde een gevecht te winnen.'
'Dat klopt,' zei Kresh. 'Maar niet omdat ik dit voor mezelf wilde houden,' zei hij. 'Er waren andere redenen.'
'Huthwitz,' zei Devray. En het was geen vraag.
'Huthwitz,' beaamde Kresh. 'Ik vond het geen toeval. De dader was niet iemand die in het donker op hem was gestuit. Het was te netjes gebeurd. Iemand wist precies wanneer en waar er een Ranger zou zijn en hij wist precies hoe hij hem moest besluipen.'
'Maar als ze precies wisten waar mijn Rangers waren, waarom zou hij er dan op uit gaan om er een te vermoorden? Waarom sloop hij niet gewoon tussen de Rangers door?'
'Dat vroeg ik me ook af,' zei Kresh met een stem die iets te vlak was om natuurlijk te klinken. 'Zouden er nog meer redenen zijn om een Ranger te doden? Misschien een reden om Huthwitz in het bijzonder te doden?'
Justen kreeg een brok in zijn keel. Er ontging Kresh niet veel. 'Ja,' zei hij. 'Misschien. Ik kan nu nog niet meer zeggen, maar misschien heb je gelijk.'
'Gisteravond herkende je de naam Huthwitz niet,' merkte Kresh op.
'Maar Melloy kende hem wel,' zei Devray. 'Ze herkende hem meteen. Ik weet nog niet hoe dat kan. Meteen nadat ik terug was na ons bezoek aan de plek waar hij werd vermoord, heb ik het bij onze afdeling Interne Zaken opgevraagd.'
'En die hebben je een paar dingen verteld die je mij nog niet wilt laten horen,' zei Kresh. 'Zelfs al staan we hier samen toe te kijken hoe ze de verkoolde resten van de gouverneur van de muur schrapen.'
'Ja,' zei Justen enigszins uitdagend.
'Weet je, er zijn twee redenen waarom Melloy misschien wist wie Huthwitz was. Ze was óf bezig aan een onderzoek naar hem...'
'Of anders had ze op een andere manier contact met hem,' zei Justen.
'Pardon, heren, maar er is een derde mogelijkheid,' zei Kresh' robot. 'Het zijn beiden politieagenten die betrokken waren bij een beveiligingsproject van de overheid. Ze zou hem gewoon tijdens haar werk kunnen hebben ontmoet.'
Justen keek - hoe heette hij ook alweer? - Donald eens goed aan. Normaal zou Justen niet veel aandacht aan een robot schenken, vooral niet een die een nogal milde voorstelling van zaken gaf. Justens eigen privé-robot, Genray, had zich teruggetrokken zodra ze op de plaats delict waren aangekomen. Ze was in een lege muurnis gaan staan en was daar gebleven. Maar hij had het een en ander over de robot van Kresh gehoord. Hij leek niet van het soort te zijn dat zonder reden dergelijke spelletjes speelde en Kresh nam hem duidelijk serieus. 'Vind je dat een reële mogelijkheid?' vroeg hij.
De robot Donald hief zijn armen op in een ware imitatie van een menselijk gebaar van onzekerheid. 'Het is in elk geval mogelijk. Ik kan de waarschijnlijkheden niet tegen elkaar afwegen. Maar mijn ervaring is, dat het net zo onverstandig is om een onschuldige verklaring links te laten liggen, als om te weigeren de mogelijkheid van een misdadige actie in aanmerking te nemen. Het feit dat Huthwitz kennelijk verdachte is in een onderzoek, sluit niet de kans uit dat Melloy hem tijdens haar normale werkzaamheden is tegengekomen.'
'Begrepen,' zei Justen.
'Maar dat pleit je niet vrij,' zei Kresh. 'Ik wil weten waaraan Interne Zaken bij jullie bezig was.'
'Nog niet,' zei Justen. 'Je krijgt het te horen, dat beloof ik je. Maar ik kan het je niet nu zeggen. Om dezelfde redenen waarom je niet meteen nadat je het lichaam had ontdekt de Rangers op de hoogte hebt gesteld.'
Kresh draaide zich om en keek hem recht in de ogen. Justine kromp iets ineen. Kresh was geen man die met zich liet sollen. 'Dus je vertrouwt mij ook niet,' zei Kresh.
'Ik vertrouw jou wel,' zei Justen tegen de oudere man. 'Maar ik vertrouw niet al je deputy's, of de onfeilbaarheid van je communicatie-apparatuur. Er kunnen lekken zijn.'
De uitdrukking op Kresh' gezicht werd er nu een van kwaadheid en even leek het erop of hij Justen zou aanvliegen. Maar toen hield hij zich in en glimlachte hij zelfs een beetje. 'Hoezeer het me ook tegenstaat om het toe te geven, maar misschien heb je gelijk. Tonya Welton heeft me een keer ronduit verteld dat de Ruimters de berichten van het kantoor van de sheriff konden decoderen. We hebben onze codes daarna veranderd, maar dat is geen garantie. Goed, ik geef je een dag. Achtentwintig uur.'
'En als dat niet genoeg is?' vroeg Justen.
'Dan is dat jammer,' zei Kresh. 'Achtentwintig uur. Er moet schot in het onderzoek komen. We moeten al een flink eind zijn opgeschoten voordat de volgende stap wordt genomen.'
Justen fronste zijn voorhoofd. 'Stap? Wat voor stap?'
'Je vermoordt de gouverneur niet omdat je een slecht humeur hebt,' zei Kresh. 'Dit was zorgvuldig voorbereid en uitgevoerd, misschien zelfs té zorgvuldig. Een samenzwering. Iemand had een plan en ik denk niet dat dat al is afgerond. Iemand zal de komende dagen proberen een greep naar de macht te doen.'
'Maar de grondwet dan,' protesteerde Justen. 'De opvolging is bij de wet geregeld. Niemand kan zomaar binnenwandelen en de boel overnemen.'
'Wetten werken alleen als de mensen erin geloven, erop vertrouwen. Anders zijn ze niets meer dan het papier waarop ze staan geschreven. Denk je dat het vertrouwen in het systeem groot genoeg is om iemand ervan te weerhouden zich met ellebogenwerk tot opvolger te laten bombarderen?'
'Meneer, mag ik er nog iets aan toevoegen?' vroeg Donald.
'Wat, Donald?'
'Zoals u zei, meneer, is dit een goed voorbereide samenzwering. Als, zoals u speculeert, de moordenaars van plan zijn om de macht over te nemen, zou het heel goed mogelijk zijn dat ze de opvolging al vooraf hebben geregeld.'
'Dus zelfs de rechtmatig aangewezen opvolger is een verdachte,' zei Justen. 'Weet iemand wie dat is?'
Kresh schudde met zijn hoofd. 'Ik niet.' Hij dacht even na, tot er een vreemde uitdrukking op zijn gezicht verscheen. 'Tenzij we dit van de verkeerde kant benaderen. Misschien is dit gedaan door een meute idioten met een overdreven burgerzin.'
'Wat?'
Kresh knikte met zijn hoofd naar het bed. 'Hij vertelde gisteravond zelf dat hij op het punt stond te worden afgezet of te worden gedwongen uit zichzelf af te treden. Hij was vrij optimistisch over zijn kansen, maar iemand anders misschien niet.'
'Nou?'
'Degene die de gouverneur als zijn opvolger heeft aangewezen, wordt gepasseerd als de gouverneur is afgezet of moet aftreden. Als de gouverneur wordt weggestuurd, neemt de voorzitter van de Wetgevende Raad het over. Shelabas Quellam. Misschien wilde iemand Quellam niet op de plaats van de gouverneur zien.'
'Is Quellam zo erg?' vroeg Justen. 'Ik weet nauwelijks iets van hem.'
'Er valt ook nauwelijks iets van hem te weten,' zei Kresh. 'Hij...'
Maar Kresh werd onderbroken door een vrouw die binnenkwam. Justen herkende haar als Fredda Leving, de robotica. Wat deed zij in 's hemelsnaam hier? 'Sheriff Kresh,' zei ze. 'Ik heb iets gevonden.' Haar ogen fonkelden opgewonden, een scherp soort triomf. 'Kom mee,' zei ze. Ze draaide zich om en liet de twee mannen daar staan zonder om te kijken om te zien of ze haar volgden.
'O, doctor Leving is hier op mijn verzoek,' zei Kresh in antwoord op Justens vragende blik. 'Ik wilde er zo snel mogelijk een robotexpert bij hebben.'
Het duurde even, maar toen begreep Justen het. 'De BVR's,' zei hij. 'Hoe is de schutter daar in vredesnaam langs gekomen?'
'Dat vroeg ik mij ook af,' zei Kresh. 'Laten we gaan kijken wat ze heeft gevonden.'
'Ik zie niet veel,' zei Alvar Kresh toen hij binnen in de Beverrobot keek. 'Dat komt omdat u in Hades niet met deze apparaten werkt,' zei Fredda. 'Maar dat gebeurt nog wel.'
'Nou, dat klinkt heel dramatisch,' zei Kresh. 'Maar ik zie alleen iets wat lijkt op een afgebroken bevestigingsclip en een stuk losgetrokken bandkabel.'
'Laat mij eens kijken,' zei Devray.
Kresh deed een stap opzij en liet de jongere man de binnenkant van de robot bekijken. 'Zegt dat jou iets?' vroeg hij.
Devray trok zijn hoofd met een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht terug. 'Brandende duivels. Een begrenzer.'
'Wat?' vroeg Kresh.
'Een begrenzer. Een afgebroken verbindingsplug voor een begrenzer.'
Kresh deed zijn mond open om iets te zeggen, maar er kwamen geen woorden uit. Begrenzers? Dat was domweg onmogelijk. Of dat had het althans moeten zijn.
Elke nieuwwetrobot had een ingebouwde begrenzer. Het idee was in principe eenvoudig. De begrenzers zorgden ervoor dat elke nieuwwetrobot die Purgatory probeerde te verlaten, zou worden uitgeschakeld. Het had onmogelijk moeten zijn om het apparaat te verwijderen zonder de robot te vernietigen. Geen enkele robot met een begrenzer kon buiten het gebied functioneren waarvoor de begrenzer gold. De precieze werking van het systeem was een goed bewaard geheim. Zelfs Kresh wist er het fijne niet van.
Maar hij wist wel dat het sleutelwoord 'had moeten' was, want het was overduidelijk dat het systeem niet werkte. Elke Roestrugrobot die het eiland verliet, was daar een bewijs van. Dat er op een commerciële basis in robots werd gehandeld, wees erop dat het geen kwestie was van sporadische vergissingen en losstaande overtredingen. Handel in Roestruggen was meer dan zomaar een handel. Het was een complete criminele industrie, een uiterst moderne operatie.
Een operatie die plotseling te maken had met de moord op de gouverneur. Daar leek het althans op.
'Weet u zeker dat dat van een begrenzer is?' vroeg Kresh.
'Beslist,' zei Fredda Leving. 'Daar zocht ik al naar bij de eerste Beverrobot die ik bekeek.'
'Ik begrijp het niet. We zijn nog op het eiland. Waarom zouden begrenzers de beveiligingsrobots uitschakelen?'
'Ze moeten op de een of andere manier zijn aangepast,' zei Fredda. 'Ze waren duidelijk niet op een geografische positie ingesteld, want de Bevers deden het goed tijdens het feest. Ik denk dat ze zijn aangepast om de robots na het zenden van een signaal te deactiveren. Via de hypergolf, of misschien zelfs via de ouderwets radio. Ze waren duidelijk niet alleen aangepast om de robots uit te schakelen, maar ook om ze weer gemakkelijk te kunnen verwijderen. Alleen kregen ze deze er niet zo gemakkelijk uit als had gemoeten.'
'Maar waar hebben ze in godsnaam die begrenzers vandaan gehaald?' vroeg Devray.
Soms leek het Kresh overduidelijk dat Devray niet dacht in termen van misdaad, slachtoffer en misdadiger. Hij was beter geschikt voor bosbeheer dan moordonderzoek. 'Uit de reserveonderdelen,' zei Kresh. 'Ze hebben waarschijnlijk begrenzers gebruikt die uit nieuwwetrobots zijn gehaald. Dat moeten handelaren in Roestruggen hebben gedaan. Niemand anders zou dat kunnen.'
'Dus we hebben nu een motief voor de moord,' zei Fredda.
'We hebben in elk geval iets wat daarop lijkt,' zei Alvar. 'Misschien kunnen we daar nu mee aan de slag.'
Een groot onderzoek hield heel wat meer in dan slechts het zoeken van aanwijzingen. In veel opzichten was het net zo goed een management-operatie als vele andere, zoals Donald m heel goed wist. Zo was er het logistieke probleem van het inschakelen van robots, menselijk personeel en allerlei apparatuur. Er moest een centraal punt worden opgezet waar alle bewijzen werden verzameld, gegevens veilig konden worden opgeslagen, fysieke bewijzen tegen geknoei konden worden beschermd en beschikbaar waren voor onderzoek. Er moest een perscentrum worden opgezet, accommodaties voor het onderzoeksteam en de pers worden georganiseerd, evenals voor de aanhang van de VIP's die ongetwijfeld zouden komen kijken.
Dat en duizend andere details moesten worden geregeld, maar Donald was bijna letterlijk voor dat soort werk gemaakt. Al moest hij een groot deel van zijn tijd besteden aan zijn plicht als persoonlijk assistent van sheriff Kresh, zijn eerste verantwoordelijkheid lag bij het kantoor van de sheriff. Hij moest ervoor zorgen dat al het werk efficiënt werd afgehandeld. En dat werk kon hij alleen doen als de sheriff hem niet bij zich hield, zoals nu. Donald durfde het nauwelijks toe te geven, zelfs niet tegenover zichzelf, maar soms voelde hij zich echt opgelucht wanneer hij zich van de sheriff kon losmaken, zodat hij zich kon wijden aan zijn belangrijkste taak, namelijk het besturen van het kantoor van de sheriff.
Management was voor een groot deel een kwestie van communicatie, van contact opnemen met de juiste robot en bevelen doorgeven, van het vinden van de juiste apparatuur en regelen dat die naar de juiste plaats werd gebracht. Het meeste daarvan, zo niet alles, kon via de hypergolf worden afgehandeld, wat betekende dat Donald het vreselijk druk kon hebben en productief kon zijn, terwijl hij stokstijf stilstond en er van buiten vrijwel niet te zien was dat hij zelfs maar was ingeschakeld, laat staan bezig was. Maar druk had hij het wel degelijk, en hij genoot van het werk.
De ervaring had Donald geleerd dat hij zich maar beter kon terugtrekken als hij het zo druk had. Heel wat mensen maakten er uit principe bezwaar tegen een robot te zien die schijnbaar niets stond te doen. Ze ergerden zich eraan Donald stokstijf stil te zien staan. Hij zorgde er dus voor dat hij ergens veilig uit het zicht stond, voordat hij zijn telefoongesprekken voerde. Op dit moment verborg Donald zich om te werken in de bezemkast. Hij wist dat veel mensen dat uiterst amusant zouden vinden, maar dat deerde hem niet. Het ging er in de eerste plaats om ongezien te blijven, en als ze hem niet konden vinden, konden ze ook niet om hem lachen.
Er viel trouwens niets te lachen om de huidige situatie. Er waren talloze zaken waar sheriff Kresh en de andere mensen nog niet eens aan toe waren gekomen. Zelfs nu kwam er belangrijke informatie binnen, samen met nieuwe belangrijke vragen. Maar Donald wist genoeg om zulke zaken nog niet onder de aandacht van de sheriff en de anderen te brengen. Het zou ten koste van hun werk gaan als hij hun concentratie verbrak, net nu ze de eerste
punten van de zaak een beetje op een rijtje hadden gezet. Donald wist dat mensen vaak veel tijd nodig hadden voordat ze veranderde omstandigheden aankonden.
Gouverneur Grieg was vermoord en dat was uiterst ongelukkig. Donald treurde om het verlies, voorzover een robot kon treuren. Maar het feit bleef bestaan dat de man dood was en niemand daar iets aan kon doen. Je moest altijd roeien met de riemen die je had, en de dood van Grieg was daar nu één van.
Mensen zagen het natuurlijk anders. Die gaven zich over aan iets dat 'ontkenning' heette, een ritueel dat Donald nooit helemaal had begrepen en leek op een poging om door pure, koppige wilskracht de wereld in een andere, aangenamere vorm te gieten. Meestal gebeurde dat door vol te houden dat iets naars domweg nooit was gebeurd. Voor zover Donald wist, was dat nooit gelukt en zou het ook nooit lukken, maar het leek erop dat mensen altijd moesten proberen of het niet tóch zou lukken, al was het maar voor deze ene keer. Het had geen zin om de sheriff, commandant Devray en Fredda Leving aan te sporen verder te gaan, zolang ze de feiten van de situatie nog niet hadden geaccepteerd.
Laat hen intussen maar aan de gang gaan met de lichamen van mensen en robots. Laat hen maar rondneuzen, theorieën opstellen en fouten maken, fouten die wellicht de noodzakelijke eerste stappen waren op de weg naar het vinden van de waarheid. Zij waren het best geschikt voor die taak, net zoals Donald het best geschikt was om de voorbereidingen te treffen voor de opzet van een gerechtelijk laboratorium te velde.
Donald zat midden in een ingewikkelde vijfvoudige verbinding met verschillende logistieke afdelingen, toen hij iets op de gang hoorde. Normaal gesproken zou hij het hebben afgedaan als een deel van de gewone, dagelijkse achtergrondgeluiden. Maar dit waren geen normale omstandigheden. Het klonk sterk als iemand die voorzichtig, met onzekere pas op blote voeten over de houten vloer van de lange gang liep.
Dat was beslist niet sheriff Kresh of doctor Leving, of de commandant, en zeker niet iemand van de deputy's. Die droegen in diensttijd zware laarzen en geen van hen zou zich tijdens diensttijd zo voorzichtig voortbewegen. Maar de voetstappen klonken toch vrij hard, zij het gedempt.
Donald sloot zo snel en netjes mogelijk zijn communicatielijnen af en wachtte bewegingloos in de donkere kast tot de voetstappen waren gepasseerd en zich verwijderden.
Stilletjes deed Donald de deur open en liep de gang op, vastbesloten geen geluid te maken. Hij keek de gang af, niet helemaal zeker van wat hij verwachtte te zullen aantreffen.
Hij verwachtte in elk geval niet een kale man te zien in een nogal schreeuwerige blauw geruite pyjama en een daarbij vloekende rood-wit gestreepte kamerjas, die op zijn blote voeten door de gang liep.
Tierlaw Verick, zo noemde hij zichzelf tenminste, zat in zijn ongelukkig gekozen slaapkleding en keek heel ongemakkelijk. Hij zat op een harde, rechte stoel midden in een kamer zonder verder meubilair, op de stoel van de ondervrager na. De stoel van Verick stond zodanig dat hij met zijn rug naar de deur zat, wat met opzet was gedaan om hem onzekerder te maken.
Eén ding moest voor de residentie worden gezegd: het was verdomd handig om zo veel lege kamers tot je beschikking te hebben. De helft van de residentie leek nooit te zijn gebruikt. Dit was een treurige kritiek op de grootse instelling van de architecten van Inferno, maar het betekende dat er ruimte genoeg was voor ondervragingen.
Fredda Leving zat op de stoel tegenover Verick, terwijl Justen Devray in een hoek stond geleund en Kresh door de kamer heen en weer beende. Donald stond, even onaangedaan als altijd, in de enige muurnis van de kamer, zijn gezicht naar Verick toe, in de muur tegenover de deur. Hij legde natuurlijk alles vast, maar Donald kon meer. Toen Fredda Leving hem jaren geleden bouwde, had ze hem voorzien van sensoren waardoor hij als leugendetector kon dienen. Hij controleerde Vericks hartslag, ademhaling, pupilverwijding en andere fysieke factoren die een aanduiding gaven van spanningsniveaus. Verick wist dat natuurlijk niet en niemand zou het hem vertellen.
Niet dat Verick over andere dingen wél veel wist, als het aan hem lag. Verick was een man die er vrij oud uitzag, met een smal gezicht, een bleke huid en zonder één haar op zijn hoofd, op enigszins zwaar uitgevallen wenkbrauwen en wimpers na. De huid op zijn schedel glom gezond roze, alsof hij was gepoetst, wat misschien klopte. Zijn kaalheid was zo absoluut en grondig, dat hij het erom moest doen, het moest een bewuste keus zijn voor een uiterlijk dat zorgvuldig werd onderhouden, als een ingewikkeld kapsel. Ofwel hij schoor zijn hoofd dagelijks, of hij liet zich regelmatig epileren.
Kresh had de ervaring dat mensen die zo veel aandacht aan hun uiterlijk besteedden - en nog wel zo'n extreem uiterlijk als absolute, perfecte kaalheid - vrij agressieve en assertieve personen waren, en aan dat beeld voldeed Verick inderdaad. Andere mensen die in zo'n idiote nachtkleding werden gearresteerd, zouden schaapachtig hebben gereageerd of hebben geprobeerd zich te verontschuldigen. Verick maakte de indruk van een man die er niet van hield dat hij moest wachten. Zijn ogen waren priemend blauw en heel expressief. Zijn gezicht was mager en had een hongerige blik.
Vericks verhaal was eenvoudig, zo niet onwaarschijnlijk. Hij was een Blijverzakenman die hier was om te proberen een Blijvermodel van het controlecentrum voor de terravorming van Inferno te verkopen. Hij was de vorige avond te gast geweest op de receptie. Hij was, zoals was afgesproken, gebleven nadat de meeste andere gasten naar huis waren gegaan om na afloop een gesprek met de gouverneur te hebben. Eveneens was vooraf afgesproken dat hij na het gesprek de nacht hier zou doorbrengen en in de westvleugel van de residentie zou slapen. Hij was wakker geworden van het geluid van stemmen en rondlopende mensen, waarna hij was opgestaan om te kijken wat er aan de hand was, om door Donald te worden opgepakt meteen nadat hij een stap de gang op had gezet.
Kennelijk wist hij niets van Griegs dood en was hij door alles heen geslapen.
Te oordelen naar zijn woorden, deed hij in elk geval alsof hij niet wist dat Grieg dood was.
Kresh vertelde het hem niet. Als iemand die beweerde niets te weten, een vergissing maakte waaruit bleek dat hij het wel wist, kon dat heel informatief zijn.
Maar het irritante, zelfs ongelooflijke, aan zijn verhaal was, dat het erop leek dat hij er nog mee uit te voeten zou komen ook. Donald bevestigde dat er op de gastenlijst een Blijverzakenman met de naam Verick stond. Dat was in elk geval een begin. Maar hoe hadden Kresh' deputy's hem in vredesnaam over het hoofd kunnen zien toen ze het huis doorzochten?
Ach, eigenlijk waren er een heleboel antwoorden op die vraag. Kresh draaide al te lang mee om dat niet te weten. Er waren tientallen menselijke fouten die het konden verklaren en allemaal waar konden zijn, en waarvan geen enkele ook maar een klein beetje overtuigend op de buitenwereld zou over komen.
Het gebouw had minstens honderd kamers en Kresh kon zich goed voorstellen dat een gehaaste deputy niet meer wist welke kamer hij had gecontroleerd, of alleen om de hoek van de deur van de negende of tiende kennelijk lege kamer keek en daardoor de stilliggende massa onder de dekens niet opmerkte. Verick zou zijn deur van binnenuit kunnen hebben afgesloten en de deputy die dat gedeelte doorzocht, zou misschien van plan zijn geweest om later terug te komen, maar was het toen vergeten.
Zijn deputy's waren ook maar mensen en allemaal verkeerden ze tot op zekere hoogte in een shocktoestand. Hun gouverneur was tenslotte die nacht overleden. Het was het hoofd van hún natie, hun planeet, die door onbekende vijanden was vermoord.
Maar toch was het de soort fout die deze zaak voor altijd zou kunnen verpesten als hij hem niet snel rechtzette. Hij kon zich de onderzoekscommissie al voorstellen. Kresh had nieuwe teams van deputy's weggestuurd om het gebouw helemaal opnieuw te doorzoeken, om te zien of hun niet iets was ontgaan. En deze keer was elke deputy vergezeld van een plaats-delictrobot. Als het moest, was Kresh in staat om de hele residentie steen voor steen uit elkaar te halen. Niets mocht de integriteit van zijn onderzoek schaden. Niet nu er zoveel op het spel stond.
Maar dan Verick. Zijn onschuld leek onwaarschijnlijk, maar zijn schuld eveneens. Want als hij deel uitmaakte van de samenzwering, waarom in ruimtesnaam was hij dan in de residentie achtergebleven? Waarom had hij zich in zijn pyjama laten arresteren?
Voorlopig scheen Vericks verhaal Kresh waarschijnlijker toe dan elke poging om hem met de zaak in verband te brengen. Maar ze hadden op het moment verdomd weinig verdachten en motieven en Kresh zag geen reden om er een te laten vallen. Het was trouwens wel vaker gebeurd dat verhalen leken te kloppen maar later, wanneer er genoeg druk werd uitgeoefend, geen stand bleken te houden. 'Goed, meneer Verick, we proberen het nog eens,' zei Kresh. 'Van voren af aan.'
'Kunt u me niet zeggen waar dit allemaal om gaat?' vroeg Verick. 'Kunt u me niet zeggen wat er is gebeurd?'
'Nee,' zei Kresh met een stem die even kortaf klonk als het antwoord.
'Het is belangrijk dat we u nog niet te veel vertellen,' zei Devray, die duidelijk de vriendelijke smeris speelde, tegenover Kresh als de kwade smeris. 'We willen weten wat ú weet, zonder uw verhaal te kleuren.'
'Ik wil met de gouverneur praten,' zei Verick.
'Ik kan u beloven dat de gouverneur u níet wil spreken,' zei Kresh. Dat was maar al te waar, zij het enigszins misleidend. En het scheen het gewenste effect op Verick te hebben, die nu steeds zenuwachtiger werd. 'Van het begin af aan,' zei Kresh.
'Goed, goed.' Hij aarzelde lang genoeg om een diepe zucht te slaken en in zijn stoel weg te zakken, waarna hij met een starende blik opnieuw begon. 'Ik heet Tierlaw Verick. Ik woon op de Blijverwereld Baleyworld. Ik vertegenwoordig een firma die moderne controleapparatuur verkoopt. We hebben al veel van onze apparaten aan Blijverterravormingsprojecten verkocht en ik ben hierheen gestuurd in de hoop een van onze systemen aan het terravormingscentrum alhier te verkopen. Ik was gisteren op de receptie aanwezig en had daarna een gesprek met gouverneur Grieg. Omdat hij wist dat de accommodaties in de stad heel krap waren en dat ik van heel ver was gekomen, was hij zo vriendelijk me onderdak voor de nacht aan te bieden.'
'U alleen?' vroeg Fredda. 'Van alle mensen die hier gisteravond waren, bent u de enige die vannacht is gebleven.'
'Hmmm?' Verick keek Fredda aan, alsof de vraag hem verraste. 'Ik weet het niet. Ik heb niemand anders gezien. Nergens. Ik weet niet waarom ik de enige zou zijn. Er is hier in elk geval ruimte genoeg. Maar voor zover ik weet, is dat waar. Al moet ik zeggen dat het me in een huis dat zo groot is als dit, verbaast. Thuis zouden alle gasten van de receptie zijn blijven slapen. Maar wilt u daarmee zeggen dat er verder niemand hier was?'
'Nee, inderdaad,' zei Fredda tot ergernis van Kresh. Regel nummer één van een ondervraging is dat je nooit vragen van de verdachte moet beantwoorden. Hoe meer Verick wist, hoe krachtiger hij zijn antwoorden kon formuleren.
'Doctor Leving,' zei Kresh. 'Ik geloof dat het beter is dat u de commandant en mij de vragen laat stellen en u zelf geen antwoorden geeft.'
Leving keek Kresh enigszins verbaasd aan. 'Maar ik... o,' zei ze, op het punt te protesteren, maar zich toen bedenkend. 'Neem me niet kwalijk, sheriff.'
'Geeft niet. Het is toch niet zo belangrijk,' zei Kresh, in de hoop dat het waar was, nu dat punt onder Vericks aandacht was gebracht. 'Maar u was niet de enige die gisteravond een gesprek met de gouverneur had, is het niet?'
'Nee, nee, natuurlijk niet,' zei Verick. 'Er stonden vóór mij verscheidene mensen op hun beurt te wachten. Acht of tien, alles bij elkaar, maar in groepjes van twee of drie. Ik moest wachten tot ze klaar waren, maar dat vond ik niet erg. Ik hoefde erna tenslotte niet meer naar huis te vliegen, en trouwens, als ik de laatste was, kon ik misschien iets langer blijven. Na mij kwam niemand meer.'
U hebt zojuist gezegd dat u de laatste bent die Grieg in leven heeft gezien! dacht Kresh. Hij wierp Devray een korte blik toe en zag dat het hem ook niet was ontgaan. 'Waar hebt u het over gehad?' vroeg Kresh.
Het was duidelijk dat Vericks geduld begon op te raken. 'Dat heb ik u al een paar keer gezegd. Ik wilde hem een controlesysteem verkopen. Hij leek er sterk in geïnteresseerd te zijn. Daar waren verschillende redenen voor, met name omdat het geen door robots bestuurd systeem is.'
'Pardon?' vroeg Kresh. Dat was het voordeel van herhaalde ondervragingen. Dat kleine stukje informatie had Verick in de vorige rondes niet gegeven.
'Ons Blijversysteem is geen robotsysteem,' zei Verick. 'Ik heb mijn best gedaan om de gouverneur het voordeel daarvan uit te leggen. Dat is bijna het enige waar we over hebben gepraat. Hij scheen er zeer ontvankelijk voor te zijn.'
'Waarom zou hij tegen een robotsysteem zijn?' vroeg Fredda.
'Te behoudend voor een situatie die zo ver heen is als Inferno,' zei Verick. 'Verbind een besturingssysteem met robothersenen met het terravormingssysteem en het zal elke operatie waaraan enig gevaar verbonden is, vermijden uit angst menselijke wezens kwaad te doen, of iets dergelijks.' Hij raakte in de ban van zijn onderwerp en noemde kennelijk dezelfde argumenten als die hij bij Grieg had gebruikt. 'Trouwens, een robot-controlesysteem zou werken aan een volkomen risicoloos eindresultaat, wanneer het her-terravormingsproject rond is. Er bestaan Ruimterwerelden die vrijwel niets anders zijn dan een wereldwijd, keurig verzorgd gazon. Ik denk niet dat het toeval is dat dat de werelden zijn waarop de bevolking in slaap is gesukkeld... of helemaal is verdwenen.'
Dat was een steek onder de gordel. Solaria. Geen enkele Ruimter wilde aan de instorting van Solaria worden herinnerd, of eraan denken.
Verick keek rond en zag dat hij een gevoelige snaar had geraakt. 'Een robotsysteem waarvoor het een obsessie is risico's te vermijden, zou er hier een poeslieve wereld van maken. Niet bepaald een geschikte omgeving als je wilt dat toekomstige generaties uitdagingen aankunnen, zoals ik tegen de gouverneur heb gezegd.'
'Goed,' zei Kresh, die niet veel moeite hoefde te doen om de kwade smeris te spelen. 'Genoeg verkooppraatjes. U hebt de gouverneur dus gesproken. En daarna?'
'Daarna wensten we elkaar goedenavond. Hij had het erover dat hij nog een paar dingen moest doen en liep met me mee naar de deur van zijn kantoor. Daar schudden we elkaar de hand, waarna ik langs de robots in de gang ben gestapt en wegging. Ik ben bang dat ik in de gangen ben verdwaald en een tijdje in rondjes rond heb gelopen. Na een tijdje merkte ik dat ik precies uitkwam waar ik was vertrokken, namelijk bij de deur van de kamer van de gouverneur. Ik had de twee robots, die ik bij de deur had zien staan, de richting willen vragen, maar die waren er toen al niet meer. Ik denk dat ze al naar binnen waren gegaan.'
'Naar binnen?' vroeg Kresh. Hij was ervan uitgegaan dat de robots die Verick bij de deur had zien staan, BVR's waren die op wacht stonden. Maar wachtrobots bleven waar ze waren. En, nu hij eraan dacht, er had geen robot bij de deur op wacht gestaan toen Kresh naar binnen was gestormd en het lichaam had gevonden. Dat was heel vreemd. 'Waar waren de robots heen gegaan?'
'Hem toestoppen, denk ik. Ik heb gehoord dat Ruimters als jullie je zelfs niet zonder robothulp kunnen uitkleden.'
Fredda scheen daarop te willen reageren, maar Kresh was haar voor en legde een hand op haar schouder. Het had geen enkele zin als de verdachte ontdekte dat hij de ondervragers kon uitdagen.
'Sommigen van ons kunnen zich wel redden,' zei Kresh met een harde klank in de minzame woorden. Maar de wacht had zijn post niet mogen verlaten. En er had één robot bij de deur moeten staan, geen twee. Kresh had het vermoeden dat hij het antwoord op zijn volgende vraag al wist. 'Die robots,' zei hij, 'kunt u ze beschrijven?'
'Ik besteed weinig aandacht aan robots,' zei Verick. 'Ik houd er niet van en vertrouw ze niet.'
'Maar u ziet ze wel,' zei Kresh. 'Hoe zagen de twee robots eruit?'
Verick keek Kresh duidelijk geërgerd aan. 'Eén was heel groot en hoekig, rood. Glanzend rood. Ik zou geen ruzie met hem willen krijgen. De andere was kleiner en glanzend zwart.'
Justen Devray en Fredda Leving keken beiden van Verick naar Kresh en ze begrepen het allebei.
De laatste twee wezens die Grieg in leven hadden gezien, waren Prospero en Caliban geweest. Nieuwwet en geenwet.
Eén robot die interne wetten bezat zonder de dwang te voorkomen dat een mens kwaad werd gedaan.
En één die helemaal geen wetten had. Die zo veel mensen kwaad kon doen als hij wilde.