6
Koud. Koud. Koud. Ottley Bissal vocht om de luchtwagen in de lucht te houden, maar hij kon niet voorkomen dat hij trilde. Hij was tot op het bot verkleumd en doorweekt door de stromende regen, maar er was nog meer. Angst, afgrijzen, terugslag, hoe de demonen ook mochten heten, ze waren allemaal in hem. Ze verkilden zijn bloed en deden zijn tanden klapperen.
Beheers je, zei hij tegen zichzelf. Concentreer je. Houd je aandacht bij het vliegen. Hij bevond zich midden in het stadsverkeer van de stad Limbo. Hij was nu in veiligheid, maar Bissal was nooit zo'n goede piloot geweest en hij had zoeven vliegcondities meegemaakt die een uitdaging waren geweest voor de meest ervaren vliegers. Hij was doodop, uitgeput.
Huthwitz. Huthwitz was een fout geweest. Ze hadden het lichaam gevonden.
Maar het ergste was nu voorbij, al was dat meer dan genoeg geweest. De nachtmerrie vol fouten en improvisaties op de residentie, de politie die hij maar net had kunnen ontlopen, het lange eind lopen door de stromende regen naar de verborgen luchtwagen, de moeite die het hem had gekost om hem te vinden en open te maken, de vlucht terug naar de stad op een lage hoogte, zodat hij niet zou worden opgemerkt... niets daarvan zou hij nog een keer over willen doen. Maar alles was nu achter de rug. Hij hoefde de wagen alleen nog maar op te ruimen en naar het schuiladres te gaan. Geen probleem. Het was voorbij. Alles kwam nu in orde.
Maar hij bleef trillen.
Fredda Leving kwam kletsnat de grote hal van de residentie van de gouverneur binnen. Alvar Kresh begroette haar, Donald aan zijn zijde.
Fredda wierp één blik op de sheriff en wist meteen dat het niets met Prospero te maken had. Er zat niets kwaads of beschuldigends in zijn gelaatsuitdrukking. Het had niets met haar te maken, en toch wenste ze meteen dat het wel zo was geweest. Want ze las nog veel meer uit Kresh' gezicht. Iets wat veel erger was dan een robot die zich slecht gedroeg.
'Grieg is dood,' zei Kresh. 'Een schot met een ploffer in zijn borst.'
Fredda knipperde met haar ogen, schudde haar hoofd en keek Kresh aan. 'Wat?'
'Dood. Vermoord. Een aanslag,' zei Kresh.
Fredda wist niet wat ze moest zeggen. Ze wilde het ontkennen, nee zeggen, het kon niet zo zijn, maar één blik op Kresh' gezicht zei haar dat het wel zo was. Uiteindelijk kwam er een geluid uit haar mond, een soort woorden. 'Zoet brandende hel. Hoe heeft dat kunnen gebeuren?'
'Ik weet het niet,' antwoordde Kresh met een vlakke, kille stem. 'Kom binnen.' Hij draaide zich om en bracht haar door de hal naar een kleine kamer die tot een soort commandopost was omgevormd. Het wemelde er van de deputy's van het kantoor van de sheriff. Het was er een komen en gaan, mensen spraken met strakke, grimmige gezichten in comm-apparatuur. 'Ga zitten,' zei Kresh, waarop Fredda gehoorzaamde. Ze nam plaats op een belachelijk vrolijke bank met een overdreven bloempatroon.
Toch leek alles extra werkelijk, overdreven degelijk en elk betekenisloos detail was plotseling van een vitale helderheid en hardheid. Toen ze daar zat, begreep Fredda dat elk moment van deze nacht haar altijd bij zou blijven, voor altijd in haar geheugen en ziel gegrift. 'Hoe is het... is het...'
'Dat weten we niet,' zei Kresh. 'Maar u moet me helpen daar achter te komen, en daar heb ik slechts heel weinig tijd voor. Griegs beveiligingsrobots hadden hem moeten beschermen, maar dat is niet gebeurd. Ik wil weten of iemand ermee heeft geknoeid. Dat moet u voor me uitzoeken. Nu, vanavond. Maar...'
'Maar wat?' vroeg Fredda. En toch wist ze het antwoord eigenlijk al.
'Maar we hebben hem nog niet weg kunnen halen,' zei Kresh. 'Mijn robots en technici onderzoeken de plaats delict nog. Het is geen mooi gezicht.'
Fredda knikte en voelde zich als verdoofd. 'Nee,' zei ze. 'Dat zal wel niet.'
Fredda Leving had nog nooit een dood mens gezien, laat staan iemand die was vermoord. Dat gold eveneens voor het grootste deel van de Ruimtergemeenschap. De dood was te onaangenaam om je leven binnen te laten komen. Maar zelfs als ze een kamer vol met lijken zou hebben gezien, zou dat haar niet hebben voorbereid op de aanblik van Chanto Grieg, die dood, vermoord, in elkaar gezakt in zijn bed lag. Zijn lichaam - zijn kapotte lichaam - was door de gewoonheid ervan des te afgrijselijker. Een vermoeide man gaat na een langdurig feest rusten, zit een tijdje in bed te lezen voordat hij het licht uitdoet.
En iemand schiet met een ploffer door hem heen. Daar lag hij, in zijn pyjama, in zijn bed. Een persoonlijke, bijna intieme aanblik. Ze voelde zich een indringer, een vreemde. Ze hoorde hier niet. Ze had het recht niet hem te zien. Niemand. Ze voelde een vreemde aandrang hen allemaal weg te sturen; de deputy's, de plaats-delict-robots, Kresh en Donald. Jaag hen weg en laat de man alleen dood zijn, in alle vrede.
'Laat hem met rust,' zei ze half fluisterend.
'Pardon, doctor Leving?' vroeg Donald. 'Wat zei u?'
'Rust,' zei ze. 'Waarom laten jullie hem niet met rust?' Ze deed haar ogen dicht, probeerde de aanblik te verjagen. Ze wilde haar rug naar hem toe draaien, hem in zijn waarde laten, maar ze kon niet vermijden dat ze haar ogen weer opende en keek.
Chanto Grieg was haar vriend - geweest - haar sponsor, haar leider. Maar dat gold niet meer. Wat deed het ertoe wat of wie deze man voor haar was geweest, als het moment van zijn dood en de manier waarop, een ramp voor de hele planeet betekende? Dit was geschiedenis, een moment waarover onderzoekers en archivarissen haar de rest van haar leven zouden ondervragen. Ze zou erom bekend staan dat ze hier was geweest, vanavond. En men zou zich Chanto Grieg herinneren. Niet als de man die Inferno had gered, of althans had geprobeerd te redden. Hij zou worden herinnerd als de gouverneur die was vermoord. Zijn plaats, zijn rechtmatige plaats in de geschiedenis zou voor altijd zijn verwrongen en vertekend. En dat leek haar de ergste verstoring van alle.
'Goed,' zei Fredda. 'Goed. Laat me de robots zien.'
'Deze kant op, doctor,' zei Donald. Er klonk iets vriendelijks, iets behoedzaams in zijn stem. Fredda voelde een heel zachte druk op haar arm toen hij haar liet omdraaien. Ze zag de kapotte beveiligingsrobots staan, nog in hun muurnissen. Meteen begreep ze wat Kresh had dwarsgezeten: geen van de robots was in beweging gekomen. 'Dat kan niet,' zei ze. 'Niemand zou langs een BVR moeten kunnen komen, laat staan langs drie. Bevers zijn te snel.'
'Dat dacht ik ook,' zei Kresh. 'En het is nog erger. Geen van de Bevers op de begane grond wist zelfs dat er iets was gebeurd, maar alle Bevers op de bovenverdieping zijn met ploffers uitgeschakeld.'
'Terwijl het juist de bedoeling is dat Bevers permanent met elkaar in verbinding staan. Bijna als één gekoppelde geest. Als een van hen iets zou zien, zouden alle andere het weten. Niemand kan één eenheid in een BVR-team neerschieten zonder dat de andere BVR's het meteen weten, en om hulp vragen. Waarom is dat dus niet gebeurd?'
Kresh wees naar de kapotgeschoten robots. 'Daar staan ze, doctor. U mag het me vertellen.'
'Mag ik ze aanraken?' vroeg Fredda. 'Hoe zit het met vingerafdrukken en zo?'
'De plaats-delictrobots hebben de buitenkant al helemaal onderzocht,' antwoordde Donald. 'Wanneer u chirurgische handschoenen draagt en een plaats-delictrobot eerst het inwendige van de compartimenten die u opent laat onderzoeken, moet dat genoeg zijn. U hebt gelijk dat u zich bezorgd maakt over vingerafdrukken. Met een beetje geluk heeft degene die met de apparaten heeft geknoeid, ergens binnen in de robots een paar vingerafdrukken achtergelaten.'
'Goed, goed,' zei Kresh enigszins verward. Ze luisterde niet goed naar hem. Ze moest een raadsel oplossen en dat eiste al haar aandacht op. Dat was goed, want het leidde haar gedachten af van de dode man op het bed aan de andere kant van de kamer. 'Aan de slag dan.'
Maar Fredda maakte geen aanstalten om naar de robots te gaan. Er klopte iets niet, iets wat ze niet zag. En toen wist ze het. De robots hadden een schot door de borst gekregen, net als Grieg. Zelfs voor Fredda's onervaren blik waren het duidelijk goed gerichte schoten, zo nauwkeurig dat het geen toeval kon zijn.
Maar schoten in de borst waren onzin. De beste manier, de enige manier om een robot te doden, was met een schot door het hoofd, zodat je zeker was dat je het positronische brein zou vernietigen. Er was geen reden waarom een schot in de borst dodelijk zou zijn. Robots bezaten geen structuren als een hart of longen, die bij vernietiging de dood tot gevolg zouden hebben.
Als je genoeg schade aanrichtte, genoeg circuits afsneed, ja, dan wel. Maar je kon er niet absoluut zeker van zijn, zoals je zou willen wanneer je een trio snel bewegende, agressieve beveiligingsrobots tegenover je had staan.
Tenzij je natuurlijk alles wist wat er te weten viel over dit speciale model beveiligingsrobot en precies wist hoe krachtig een plofiferschot in de borst moest zijn om een dodelijke uitwerking te hebben en als je wist dat ze je niet zouden aanvallen.
Dat verklaarde dan misschien wel waarom de schutter niet op het hoofd had gericht, maar niet waarom de schutter nu juist op de borst had geschoten.
Tenzij... tenzij er in de borst iets zat wat de schutter wilde verbergen. En als dat zo was, zou je dat heel goed kunnen doen door het te verdampen. Er was een manier om die gedachte te testen. 'Ik hoef die robots niet nu meteen te onderzoeken,' zei Fredda. 'Later misschien. Ik wil eerst een van de andere Bevers zien die is neergeschoten.'
'Natuurlijk, doctor,' zei Donald. 'Deze kant op.'
Donald ging Kresh en Fredda voor de gang op, naar een in elkaar gezakte massa op de vloer. Fredda knielde ernaast neer en bekeek de resten.
'Deze ziet er in elk geval uit als een robot die in beweging was toen hij neerging,' zei Kresh.
'Nee,' zei Fredda. 'Ik weet niet veel van ploffers, maar wel hoe de verf op robotlichamen op hitte reageert. Op lasapparatuur, lasermessen enzovoort. Misschien was het de bedoeling dat u zou denken dat deze robot in beweging was toen hij werd neergeschoten, maar hij stond even stil als de anderen toen het plofferschot hem trof.'
'Hoe weet u dat?' vroeg Kresh.
Fredda wees naar de treffers. 'Kijk naar het schot in de borst.
Vrijwel identiek aan de schoten die de robots in de slaapkamer troffen. Dat was het dodelijke schot.'
'Hoezo?' vroeg Kresh.
'Kijk naar de gesmolten verf. De resten van de twee kleinere schoten overlappen het dodelijke schot. De moordenaar heeft de robot van dichtbij in de borst geschoten en heeft zijn werk daarna afgerond. Hij heeft een paar stappen achteruit gedaan om de andere schoten vanaf een grotere afstand te lossen, nadat de robot al was uitgeschakeld.'
'U hebt gelijk,' zei Kresh. 'Dat had ik moeten zien.'
'Uw wapenexperts zouden het vroeg of laat hebben gezien. Ik zag het alleen omdat ik ernaar zocht.'
'Ernaar zocht?' vroeg Kresh. 'Waarom?'
'Omdat deze robots niet zijn neergeschoten omdat de moordenaar ze dood wilde hebben,' zei Fredda. 'Ze zijn neergeschoten omdat dat de snelste manier was om het bewijs op te ruimen dat ermee geknoeid is. Ik denk dat er midden in de borst een apparaatje met de circuits was verbonden, vlak onder het centrale servicepaneel.'
'Maar de robots op de begane grond dan?' vroeg Kresh. 'Daarvan is er geen een neergeschoten.'
'Ik weet het niet,' zei Fredda, terwijl ze naar de dode robot bleef kijken. 'De andere robots zijn met net zo'n schot gedood. En Grieg ook.' Grieg dood. Alle sterren in de hemel, Chanto Grieg was dood! Ze sloot haar ogen, haalde diep adem en probeerde zichzelf in bedwang te houden. Dit was niet het moment om te treuren. Niet wanneer de hele planeet op het punt stond uiteen te vallen.
'Meneer, doctor, mag ik tussenbeide komen?'
'Ja, ja, Donald,' zei Fredda, zichzelf beheersend. 'Wat... wat is er?'
'De plaats-delictrobots hebben zojuist de eerste resultaten op het hypergolf-datanet gezet. Het betreft een wapenanalyse die hierbij misschien van belang is.'
'Wat zijn de resultaten?' vroeg Kresh.
'Schattingen van afstand, energie en aantal, meneer.'
'Wat is dat allemaal?' vroeg Fredda.
'Een methode om diverse eigenschappen van een wapen te bepalen waarmee een bekend aantal schoten is gelost,' zei Donald. 'De energiegrens van een plofferschot waaiert uit naarmate het van een grotere afstand wordt gelost. Door de radius van de plofferwond te meten, krijgen we een indicatie van de afstand. Door de metingen van de intensiteit van de wond te combineren met de schattingen van de afstand, kunnen we de energie van de ploffer tijdens elk schot afleiden. Omdat een ploffer na elk schot iets zwakker wordt, is het eerste schot het krachtigst en zijn de schoten erna allemaal iets minder sterk.'
'Maar het gaat niet altijd op,' zei Kresh. 'Met een hoge-capaciteitenergiebron kan de energieafname tussen de schoten onmeetbaar zijn.'
'In dit geval hebben we meer geluk, meneer. Een voorlopige analyse duidt op een meetbare energieafname na elk schot.'
'Goed, Donald,' zei Kresh met een zweem van vermoeid geduld in zijn stem. 'Wat valt uit dit alles af te leiden?'
'Het schot dat Grieg doodde, was inderdaad het eerste dat is gelost.'
'Nee maar,' zei Kresh. 'Eén nul voor u, doctor Leving. Als hij als eerste is neergeschoten, moesten de robots al zijn uitgeschakeld. Het heeft geen zin om die alsnog neer te schieten als er niets meer verdoezeld hoefde te worden.'
'Maar de vraag blijft waarom de robots op de begane grond ongedeerd zijn gebleven en niet reageerden,' gaf Donald aan.
'Ik denk dat het tijd wordt dat ik er eens een paar daarvan ga bekijken,' zei Fredda.
'Ga uw gang,' zei Kresh. 'Er staan beneden volop BVR-robots die moeten worden onderzocht. Ik waardeer uw hulp zeer. U hebt meer voor me gedaan dan u beseft. Maar nu ligt er ander werk op me te wachten. Donald, kom mee.'
'Ja, meneer.' De kleine, blauwe robot maakte een lichte buiging in de richting van Fredda. 'Doctor Leving, het is fijn dat ik weer met u mag samenwerken, zij het onder zulke grimmige en onplezierige omstandigheden.'
'Dank je, Donald,' zei Fredda.
De robot en de politieman liepen de trap af naar hun geïmproviseerde commandocentrum. Fredda stond op en keek neer op de kapotte robot. Wat zonde, dacht ze. Wat vreselijk, eeuwig zonde.
Alvar Kresh wist dat het vervelende moment niet langer kon worden uitgesteld. Het werd tijd om Justen Devray van de Rangers van de gouverneur te bellen. Er waren al twee uur verstreken sinds hij het lichaam had ontdekt. Het enige lichtpuntje was, nu hij erover had nagedacht, dat hij geen jurisdictionele reden zag om Cinta Melloy van de BB te bellen. Tot nu toe was dit een strikt Infernale kwestie.
Toch zou de BB er ongetwijfeld bij betrokken worden. Uitgebreide onderzoeken waaierden altijd alle kanten op. Maar daar hoefde hij zich nu nog geen zorgen over te maken. Hoe weinig hij de Rangers op dit moment ook vertrouwde, de BB vertrouwde hij nog minder.
Kresh ging bij het draagbare comm-station zitten dat zijn team had geïnstalleerd en toetste het nummer van Devray in.
Fredda Leving stond voor Bever 23. De robot bleef staan, al was zijn stroom uitgeschakeld. Hij was een log brok metaal dat letterlijk levenloos overeind stond. Fredda drukte de schakelknop in, waarna er binnen in de borst van de robot een klik klonk. Nu kon ze het paneel openen.
Fredda, die zich nogal ongemakkelijk voelde met haar operatiehandschoenen en werd afgeleid door de plaats-delictrobot die over haar schouder mee keek, drukte op de onderste van de knoppen die op de buitenkant zaten. Hiermee opende ze het voorste toegangspaneel, dat nu ontgrendeld was. De rode kraalogen van Bever 23 keken, zonder iets te zien, op een nogal ontzenuwde manier op haar neer. De meeste robots hadden op de rug een eenvoudig luikje dat iedereen kon openen en waaronder zich de schakelaars bevonden om hem uit te schakelen. Maar bij een beveiligingsrobot zou dat niet verstandig zijn. Je moest recht voor een Bever staan, oog in oog, en je moest eerst een luik openen dat door hem zelf werd bediend, voordat je hem kon uitschakelen. Maar dat was deze keer toch anders gegaan.
Het toegangsluik zwaaide open en Fredda deed een stap achteruit om de kleine plaats-delictrobot die stond toe te kijken de ruimte te geven om naar voren te komen en de hele binnenkant te scannen voordat zij iets zou aanraken. De PDR zakte omlaag tot hij zich pal voor het luik bevond. Hij stak een kleine sonde uit en richtte die op elk oppervlak van de ruimte achter het paneel. De sonde bewoog snel en gejaagd rond. Uiteindelijk piepte hij om aan te geven dat de scan klaar was, waarna hij achteruit ging. Iets in zijn bewegingen deed Fredda denken aan de kolibries die de Blijvers onlangs op Purgatory hadden geïntroduceerd.
Fredda's gereedschapskist stond open op de tafel naast haar. Ze pakte een lampje op een klem en een tang om onderdelen mee los te koppelen. Ze verbond het lampje met het paneel dat toegang gaf tot de energiebron en maakte met de tang het onderhoudsluik binnenin open. Ze trok het paneel eruit en legde het op de tafel, waarna ze een stap achteruit deed om de PDR zijn werk te laten doen. De binnenkant van de onderhoudsruimte zag er veel ingewikkelder uit dan de schakelruimte en het kostte Fredda even tijd om te vinden waar ze naar zocht.
Of beter gezegd: om te bevestigen dat datgene wat ze zocht er niet was. Maar het had sporen nagelaten. O, dat zeker. Als je wist waar je naar moest zoeken.
Ze glimlachte en deed een stap bij de Bever vandaan. 'Maak een uitvergrote scan van de hele zichtbare oppervlakte daar binnen. Maximale resolutie.'
De kleine robot kwam dichterbij en ging aan het werk, terwijl Fredda toekeek. Het was een goede eerste stap. Ze moest natuurlijk alle andere robots nog controleren en ze zou het heel voorzichtig moeten doen. Maar ze kreeg een gevoel van opwinding, plezier, wat dan ook. Ze begon te begrijpen hoe ze het hadden gedaan - wie het ook waren geweest.
Maar dat gevoel van plezier duurde niet lang. Want toen besefte ze weer wát ze hadden gedaan.
'Verdomme, Kresh, waarom heb je in godsnaam twee uur gewacht voordat je me hebt gewaarschuwd?' Justen Devray was kwaad en vond dat hij daar het recht toe had. Hij tuurde naar het comm-scherm, doodmoe, met een gevoel van afgrijzen en boosheid tegelijk. Maar niet verrast. Op de een of andere manier was hij in het geheel niet verrast.
'Ik had mijn redenen, commandant. Niet de plezierigste redenen, maar toch... En ik praat er liever niet over via een hypergolf-verbinding, zelfs niet een die beveiligd zou moeten zijn.'
'Goed dan,' zei Devray. 'Over twintig minuten ben ik op de residentie. Heb je de BB al gewaarschuwd, of moet je Cinta Melloy nog bellen?'
Het beeld van Kresh op het scherm veranderde iets. Hij keek ongemakkelijk. 'Ik was niet van plan om de BB nu al te waarschuwen. Ze komen er snel genoeg achter.'
'Wat zeg je daar! Kresh, ben je niet goed wijs geworden? Het gaat niet om een of andere dronkenlap ergens in een steeg. De gouverneur is vermoord. Je moet elke politiemacht erbij halen die je maar krijgen kunt.'
'Dat ben ik met je eens, commandant. Maar ik weet niet of het verstandig is om de BB als een politiemacht te beschouwen.'
'Waar heb je het in godsnaam over?' vroeg Devray.
'Ik zeg dat ik niet weet waar de beveiligingsprioriteiten van de Blijvers Beveiligingsdienst liggen. Misschien niet bij ons. Kom alsjeblieft zo snel mogelijk hierheen.'
Kresh verbrak de verbinding voordat Devray nog meer kon zeggen, maar die begreep dat hij toch weinig in te brengen had. Kresh had net niet gezegd dat hij de BB ervan verdacht betrokken te zijn bij de moord op Grieg. En hoe graag hij ook wilde, Devray zou moeten accepteren dat de mogelijkheid bestond.
Maar er was iets wat nog erger was, veel erger. De enige reden die Devray kon bedenken waarom Kresh zo lang had gewacht met de Rangers te waarschuwen, was dat hij hen ook verdacht.
En hoewel het Devray het tot in het diepst van zijn ziel pijn deed om het toe te geven, wist hij verdomd goed dat die mogelijkheid inderdaad bestond. Hij dacht aan Emoch Huthwitz, die dood in de regen had gelegen, en alle andere dingen die Devray de afgelopen uren over Huthwitz te horen had gekregen.
Hij stond op en ging aan de slag.
Het begon minder hard te regenen en in het oosten verschenen de eerste tekenen van de zonsopgang toen Fredda Leving de inwendige onderhoudsruimte van de volgende BVR-robot opende. Fredda was zich er vaag van bewust dat de wereld buiten de ramen lichter werd, maar ze was te moe om er meer van te merken.
Ze was de tel kwijtgeraakt hoeveel robots ze had onderzocht, maar dat deed er niet toe. Ze zou ze later kunnen tellen. Nu moest ze haar werk grondig doen en elke BVR controleren. Het ging in elk geval steeds sneller. Als de binnenkant niet steeds zou moeten worden gescand om naar bewijs te zoeken, had ze binnen twintig seconden een robot kunnen openen, onderzoeken en weer sluiten. Dat was op zichzelf al een belangrijk stuk informatie.
Maar het was niet genoeg. Tot dusver had ze slechts minuscule sporen gevonden, net niet onzichtbare tekenen van datgene wat ze zocht. Ze zag de kleine krasjes die waren achtergebleven toen er een of ander apparaat uit de robots was verwijderd, twee kleine spoortjes in de hoofdaansluiting van de stroomvoorziening. Fredda was er bijna zeker van dat die sporen de resten waren van een soort ontkoppelapparaat, een manier om de robots op afstand te deactiveren. Maar gissingen en halve zekerheden waren niet genoeg en het zag er sterk naar uit dat iemand haar bij alle robots voor was geweest en de ontkoppelapparaten had verwijderd. Tot nu toe was degene die ze had weggehaald net zo grondig te werk gegaan als zij bij haar onderzoek.
Maar misschien bleef dat niet zo. Zij had tenslotte alle tijd van de wereld en het feit dat het dag begon te worden, deerde haar niet. Zij was niet bang om plotseling te worden ontdekt of te riskeren dat er iets mis zou gaan met het plan.
Maar wie dit de vorige avond ook had gedaan, terwijl het lichaam van de gouverneur boven lag, de regen neerstortte, alle lichten uit waren en de klok door bleef tikken, de kans was groot dat diegene ergens een fout had gemaakt.
Fredda wilde verdergaan met de volgende robot en de scan overslaan. Ze weerstond de verleiding, want ze wist dat de scans belangrijk waren. Er waren talloze dingen die voor het menselijk oog onzichtbaar waren, maar die de onderzoeksrobot zou kunnen vinden. Een plukje stof, een opgedroogde zweetdruppel, een afgeschaafd stukje huid of een stukje draad. Allemaal dingen die iets zouden kunnen onthullen over de persoon die ze had achtergelaten. Misschien zelfs een vingerafdruk. Misschien iets onverwachts.
Tot nu toe niet. De aanvallers waren heel zorgvuldig te werk gegaan. Maar als ze maar één fout hadden gemaakt, en Fredda vond die fout, was dat het enige wat ze nodig hadden.
De scan was klaar en de onderzoeksrobot ging opzij. Fredda deed de binnen- en buitenpanelen van de robot dicht en ging naar de volgende.
Ze hoefde het in elk geval niet aan elke robot uit te leggen. Donald had over de hypergolf een signaal verstuurd dat de BVR's opdracht gaf toe te staan dat ze werden gedeactiveerd. Ze stonden op haar te wachten.
Toch was het ontstellend om in die ogen te kijken die gemaakt waren om te intimideren en dan het ding open te maken. De gemiddelde Ruimter kon zich natuurlijk niet voorstellen dat hij bang zou worden voor een robot. Maar Fredda wist beter. Ze was zelf degene die de geest uit de fles had gelaten. Ze had met haar eigen handen gevaarlijke robots gebouwd. Er bestond geen technische barrière meer die voorkwam dat er robots zonder wetten werden gemaakt. En niets kon iemand ervan weerhouden om een moordende robot het uiterlijk te geven van, bijvoorbeeld, een BVR. Ze had tenslotte tot haar eigen tevredenheid vastgesteld dat er met deze Bevers was geknoeid. Waarom zou ze ervan uitgaan dat de verborgen uit-schakelaar het enige aan hen was dat anders was? Iemand zou een geenwet gravitonisch brein in een ervan kunnen installeren en dan... en dan...
Nee. Het had geen zin om daar stil bij te staan. Fredda was zo moe dat ze nauwelijks haar ogen kon openhouden, laat staan helder denken. Concentreer je. Concentreer je. Maak het buitenste paneel open. Laat de onderzoeksrobot erbij en laat hem erin rondsnuffelen. Probeer je ogen open te houden. Klik het binnenste paneel open en...
...en vloek zachtjes binnensmonds. Fredda had geen robotscan nodig om zelf te zien dat ze iets had gevonden. De tegenpartij had een fout gemaakt, ja.
Een grote.
Simcor Beddle, leider van de IJzerkoppen, stond in zijn gladde, zijden pyjama voor zijn comm-apparaat, een kop thee in zijn hand.
Hij keek toe hoe zijn robots met het apparaat bezig waren, al was hij op dit moment niet van plan om iemand te bellen. Hij was er veel meer in geïnteresseerd wie andere mensen belden. Hij had manieren om daar achter te komen, zij het dat ze niet allemaal volkomen legaal waren.
Zijn comm-apparaat was uiterst modern en kon allerlei soorten signalen ontvangen die niet algemeen beschikbaar waren voor het grote publiek. Nu luisterde hij het gecodeerde politieverkeer af, maar Beddles staf had deze specifieke codes nog niet kunnen kraken. Toch kon je veel opsteken door te luisteren, zelfs al verstond je de taal niet. De robots die het apparaat bedienden, stemden af op de signalen, analyseerden dichtheidspatronen van het berichtenverkeer en deden driehoeksmetingen om de signaalbronnen te vinden.
Aan de basis van Simcor Beddles ideeën stond het geloof dat er geen geheimen bestonden. Ja, wanneer een zaak onbelangrijk was, kon je hem stil houden, maar wat maakte het dan uit? Een geheim was alleen een geheim wanneer mensen het wilden weten... En omgekeerd, als mensen zich druk maakten over een zogenaamd verborgen gehouden nieuwsbericht of gebeurtenis, zouden ze handelen naar wat ze wisten en zo voor degene die erop lette ten minste een deel van het geheim onthullen.
De IJzerkoppen letten altijd op. Daar zorgde Beddle voor. Hun overgang van een meute vechtjassen naar een legitieme politieke organisatie was allesbehalve afgerond, en ze hadden elk voordeeltje nodig dat ze maar konden krijgen. De juiste informatie op het juiste moment kon van vitaal belang zijn, en dus hadden Beddles huishoudrobots hem gewekt toen er op de hypergolf van de politieband een berichtenstroom op gang was gekomen. Het deed er niet toe dat de berichten zelf gecodeerd waren. Het feit op zich dat de activiteit op de politieband drastisch was toegenomen, was al een vrij duidelijke boodschap.
Evenals de opdracht om al het uitgaande luchtverkeer naar het eiland terug te roepen. Dat kon beslist niet lang verborgen worden gehouden. Maar er was geen verklaring voor gegeven. Zo kon Beddle op zijn, uiterst illegaal, aan de verkeerscontrole van Purgatory gekoppelde schermen zien dat de luchtvoertuigen omkeerden.
Hij zag ook de stroom voertuigen met toestelcodes van het kantoor van de sheriff rechtstreeks van Hades naar de residentie van de gouverneur komen. De laatste ontwikkeling was de stroom Rangervoertuigen naar de residentie. Het ontging Beddle niet dat de BB nog moest worden wakker gemaakt.
Wat was er in godsnaam aan de hand? Het was overduidelijk dat het allemaal draaide om de residentie van de gouverneur, maar wat had het te betekenen?
Eigenlijk kon Beddle zich wel vrij goed voorstellen wat er aan de hand was. Simcor Beddle was een man die bereid was om grof geschut op te stellen wanneer de mogelijke voordelen opwogen tegen het gevaar. Maar hij was ook iemand die had geleerd hoe belangrijk het was je sporen te verbergen. Als - áls - er iets was gebeurd en als de dader iets met de beweging van de IJzerkoppen te maken had, waren er grote moeilijkheden op komst. Maar de dagen dat Beddle en het belangrijkste deel van de IJzerkoppen rechtstreeks met geweld te maken hadden, waren voorbij. Beddle dacht even na. Nee. Er was niemand die met hem in verband zou kunnen worden gebracht. Tenzij een van hun oude samenzweringen uit vroeger dagen onverwacht tot leven was gekomen. Er waren een paar oude leden die gewoon waren verdwenen. Als één van hen weer naar buiten was getreden...
Nee. Nee. Dat kon niet. Die kans was te klein.
Maar het ging niet om wíe. De vraag wat er was gebeurd, was veel belangrijker. En als zijn vermoeden waarom de politie zo heftig reageerde inderdaad juist was, dan was het tijd om in actie te komen. En snel. Deze gebeurtenissen konden een enorme kans betekenen, als je tenminste met een zekere behoedzaamheid handelde.
Maar stel dat hij verkeerd gokte? Een heftige reactie op nieuws dat onbelangrijk zou blijken te zijn, zou hem, zacht gezegd, behoorlijk voor gek zetten.
Simcor fronste zijn voorhoofd. Dit raadsel beviel hem niet. Maar toen klaarde zijn gezicht op en glimlachte hij, terwijl hij zijn theekopje aan de wachtende robot gaf. Hij hoefde zich niet ongerust te maken. Het was onmogelijk om iets geheim te houden. Alles zou binnen enkele uren bekend worden, en dat was vroeg genoeg voor het soort acties dat Simcor in gedachten had. Er was geen haast bij.
Hij glimlachte en gebaarde naar de wachtende robot hem terug naar bed te brengen. Alles ging goed.