13 Jubileum

 

Erland stond sprakeloos.

Hoe hij zijn best ook deed, wat hij nu voor zich zag kon hij gewoon niet bevatten. De plek waar de openingsceremonie voor het jubileum ter ere van de vijfenzeventigste verjaardag van de keizerin werd gehouden, was immens. Eeuwenlang hadden de beste Keshische bouwmeesters eraan gewerkt en verbeteringen aangebracht, tot het in zijn huidige vorm het meest indrukwekkende bouwwerk was dat Erland ooit had aanschouwd. Het was een gigantisch amfitheater, uitgehouwen in de zijwand van het plateau waarop de bovenstad - het keizerlijk paleis - stond, het resultaat van de bekwaamheid van ambachtslieden, het zweet van arbeiders en het bloed van slaven, groot genoeg om ruimte te bieden aan vijftigduizend mensen, meer dan de bevolking van Rillanon en Krondor bij elkaar.

Erland beduidde zijn metgezellen met hem mee te lopen, want het duurde nog bijna een uur voordat zijn rol in het officiële schouwspel zou beginnen. Kafi Abu Harez, zijn altijd aanwezige gids, liep vlak bij hem om al zijn vragen te kunnen beantwoorden.

'Kafi, hoe lang heeft het geduurd om dit te bouwen?' vroeg Erland uiteindelijk.

'Eeuwen, Hoogheid,' antwoordde de woestijnman. Hij wees naar een punt in de verte, aan de voet van de reusachtige taartpunt die uit het plateau was gehouwen. 'Daar, aan de rand van de onderstad, stond eeuwen geleden de keizer van Kesh, Sujinrani Kanafi - de Goedgunstige werd hij genoemd - toen hij tot de slotsom kwam dat door het verbod voor iedereen die niet van het rasbloed was om 's nachts op het plateau te verblijven, zijn burgers bepaalde noodzakelijke keizerlijke functies niet konden zien, met name de ceremoniën die de goedgunstigheid van Sujinrani bevestigden, en de openbare terechtstellingen van verraders die van zijn rechtvaardigheid getuigden. Hij vond dat de aanschouwelijke les die daaruit getrokken kon worden verloren ging voor velen die er wel bij konden varen wanneer ze die uit de eerste hand vernamen. Daarom beschikte hij dat het hele plateau, ook het lager gelegen deel ervan, tot de bovenstad behoorde. Vervolgens liet hij daar een klein amfitheater bouwen, ongeveer twaalf voet hoger dan het nu is.' Met een handgebaar illustreerde hij zijn uitleg. 'Van daar tot daar werd de rots uitgehakt opdat er kon worden hofgehouden in het zicht van eenieder die de bovenstad niet mocht betreden.'

'En sindsdien is het verscheidene malen vergroot,' zei Joolstein.

'Ja,' zei Kafi. 'De ingang alleen al is vijfmaal verbouwd. De keizerlijke loge is driemaal verplaatst.' Hij wees naar het grote gebied onder een enorm baldakijn van zijde, bij het middelpunt van de grote stenen halvemaan waarop Erland en zijn gezelschap liepen. Door een hand op Erlands arm te leggen hield Kafi de prins staande en wees naar de voor de keizerin gereserveerde zitplaats. 'Vanaf die plek zal Zij Die Kesh Is, moge zij eeuwig gezegend zijn, het festival overzien. Haar gouden troon staat op een kleine verhoging en daaromheen kunnen haar familieleden, bedienden en anderen van vorstelijken bloede plaatsnemen. Alleen de lieden van de hoogste adel binnen het keizerrijk mogen dat gebied betreden. Wie zonder keizerlijke volmacht toch naar binnen gaat, zal het niet overleven, want Hare Majesteits Izmalieten staan bij iedere ingang op wacht.'

Wijzend naar een rij loges die steeds kleiner werden naarmate ze verder van de keizerlijke loge verwijderd waren, zei hij: 'Het dichtst bij Hare Majesteit zitten de hoogstgeboren lieden van het keizerrijk: de leden van de Galerij der Heren en Meesters.' Zijn gebaar omvatte het hele niveau waarop ze liepen.

'Maar dit niveau alleen al biedt ruimte aan vijf- tot zesduizend mensen, Kafi,' zei Erland.

De woestijnman knikte. 'Misschien nog meer. Dit niveau loopt omlaag naar de vloer eronder, als armen rond een lichaam. Aan het uiteinde zitten we een volle honderd voet lager dan de troon van de keizerin. Kom, ik zal u nog meer laten zien.'

In zijn kleren van het donkerste blauwen het witste wit die bij officiële gelegenheden werden gedragen, ging de woestijnman hen voor naar een borstwering met uitzicht op een ander niveau. Inmiddels kwamen er al edellieden langs die bij de presentatie vooraf zouden gaan aan Erlands gezelschap en een paar namen de tijd om de Prins van het Koninkrijk der Eilanden te vereren met een lichte buiging.

Erland zag een zestal tunnels die uitkwamen op de brede promenade achter de loges. 'Die lopen toch niet allemaal door tot in het paleis, hè?'

Kafi knikte. 'Wel degelijk.'

'Ik zou toch denken dat de veiligheid van de keizerin prevaleert boven de gemakken van de edelen die maar een paar keer per jaar naar beneden moeten,' zei Erland. 'Die tunnels zijn een regelrechte uitnodiging voor een indringer om het paleis binnen te komen.'

Kafi haalde zijn schouders op. 'Maar dat is volstrekt irrelevant, mijn jonge vriend. U moet goed begrijpen dat een indringer, alvorens de tunnels te kunnen bedreigen, eerst de onderstad in handen moet hebben en als de onderstad gevallen is, is het keizerrijk allang verloren. Want als de onderstad bezet is, is de macht van Kesh al tot stof vergaan. Dit is het hart van het keizerrijk en voordat een indringer de hoofdstad in zicht krijgt, moeten er eerst honderdduizend Keshische soldaten sneuvelen. Begrijpt u?'

Even dacht Erland hierover na, toen knikte hij. 'Je zal wel gelijk hebben. Als land dat zijn oorsprong vindt op een eiland in een zee die door wel tien andere landen wordt bevaren... kijken we anders tegen de dingen aan.'

'Dat begrijp ik,' zei Kafi. Hij wees naar het gebied tussen de naar beneden toe lopende loges en de vloer van het amfitheater. Daar was het steen in neergaande concentrische cirkels uitgehouwen, zodat er een tribune in de rots van het plateau was gevormd. Van de vloer tot aan het niveau vlak onder de loges waren de trappen al helemaal bezet door kleurrijk geklede burgers. 'Daar zitten de leden van de mindere adel, de gildemeesters en de invloedrijke kooplieden van de stad, op kussens of op het kale gesteente, overal in het rond. Het midden wordt vrijgehouden voor degenen die aan de keizerin worden voorgesteld.' Hij wees naar een andere plek. 'U en uw gezelschap komen daar naar binnen, Hoogheid, na de edelen van Kesh en voor de burgers, evenals de ambassadeurs van alle andere landen. De keizerin heeft u een voorkeurspositie gegund: uw delegatie komt voor alle andere, waarmee ze aangeeft dat het Koninkrijk der Eilanden op Midkemia in majesteit direct na Groot Kesh komt.'

Erland wierp Robert een meewarige blik toe bij het horen van dit nonchalante compliment, maar zei slechts: 'Wij zijn Hare Majesteit dankbaar voor haar hoffelijkheid.'

Als Kafi in het sarcasme kon delen, dan hield hij het goed verborgen. Vervolgend alsof er niets ondiplomatieks was gezegd, zei hij: 'Het gewone volk van Kesh mag de festiviteiten zien vanuit de ingang en vanaf de daken en andere uitkijkpunten.'

Erland keek uit over de onderstad, waar duizenden burgers door een kordon van soldaten werden tegengehouden. Aan de andere kant van de straat die voor het amfitheater langsliep, zaten de daken en ramen van de gebouwen vol mensen. De aanblik van zoveel mensen op één plek wekte zijn ontzag.

Gamina, die zwijgend aan de arm van haar man was meegelopen, zei: 'Ik vraag me af of ze veel kunnen zien.'

'Waarschijnlijk niet,' zei Kafi hoofdschuddend, 'maar aan de andere kant: vóór de regering van Sujinrana Kanafi zagen ze helemaal niets van de hofceremoniën.'

'Mijn heer Abu Harez,' zei Joolstein, 'voordat we verdergaan, kan ik met u de toespraak doornemen die mijn prins voor vandaag heeft voorbereid, opdat we niet onbedoeld iets zeggen dat aanstoot kan geven?'

Kafi doorzag het tactische verzoek om zijn afwezigheid, maar aangezien hij geen reden had om te weigeren, liet hij zich door Joolstein apart nemen, waardoor Robert, Gamina en Erland in betrekkelijke afzondering achterbleven. Vlakbij waren verscheidene Keshische bedienden druk bezig met de laatste voorbereidingen. Daar zaten beslist een paar spionnen van het keizerlijk hof tussen, dacht Erland. Hij keek Robert aan. 'En?'

Uitkijkend over het enorme amfitheater leunde Robert met zijn ellebogen op de marmeren borstwering van de galerij. 'Gamina?' zei hij zachtjes.

Gamina deed haar ogen dicht en Erland hoorde haar stem in zijn hoofd. We worden in de gaten gehouden. 

Erland moest zich beheersen om niet rond te kijken. Dat hadden we al verwacht, antwoordde hij.

Nee, met magische middelen.

Ternauwernood slikte Erland een vloek in. Kunnen ze ons zo horen praten? 

Dat weet ik niet, kwam haar antwoord. Mijn vader kan dat wel, maar er zijn maar weinig mensen die zo machtig zijn als hij. Ik denk het niet. 

'Spectaculair, hè?' zei Robert. Onderwijl was zijn mentale boodschap: Ik neem gewoon aan dat ze het niet kunnen horen en dat je het anders zou merken. En ik denk niet dat we voorlopig onder elkaar zullen zijn, dus laten we maar gewoon hopen dat we gelijk hebben. 

Ja, stemde Gamina in. De magie merkte ik pas op toen ik ernaar op zoek ging. De werking die ervan uitgaat is heel subtiel. En goed. Ik denk dat degene die het doet ons kan horen, misschien zelfs kan raden wat we doen. Maar als hij onze gedachten kon horen, zou ik dat denk ik wel weten. Ze deed haar ogen even dicht, alsof de hitte haar parten speelde. Robert ondersteunde haar even. Volgens mij is het niet iemands geest, want dan zou ik er wilskracht achter voelen. 

Hoe bedoel je? vroeg Erland.

Ik denk dat we worden bekeken via een toestel. Misschien een kristal of een spiegel. Mijn vader heeft er bij zijn onderzoeken verscheidene keren gebruik van gemaakt. Als het zo is, dan kunnen we zeker worden gezien. Of we worden bekeken door iemand die kan liplezen, of we worden afgeluisterd Maar onze gedachten zijn veilig.

Mooi, zei Robert. Ik heb eindelijk bericht gekregen van onze agenten hier. Het had nogal wat voeten in de aarde om me te bereiken. 

'Ik vraag me af hoe lang we zullen moeten staan tijdens de ceremonie,' zei Gamina afwezig.

'Uren, wed ik,' was Roberts commentaar. Tegen Erland zei hij: We zitten in de soep en de ketel staat zelfs nog op het vuur. Volgens onze agenten is er een komplot om de regering van de keizerin omver te werpen. 

Een geeuw van verveling simulerend zei de prins: 'Ik hoop dat ik al die tijd wakker kan blijven.' In gedachten zei hij: Wat heeft dat te maken met die pogingen om een oorlog tussen Kesh en het Koninkrijk te ontketenen? 

Als we dat wisten, hadden we een beter idee van degene die deze revolutie in gang probeert te zetten. Volgens mij gaat het hier uit de hand lopen, Erland.

Waarom?

Buiten de te verwachten gevaren, zijn er vanmiddag een hoop soldaten in de stad Iedere onderworpen leider brengt zijn erewacht mee. De komende twee maanden zitten er binnen de muren van Kesh duizenden soldaten die niet onder direct bevel van de keizerin staan. 

Prettig, was Erlands reactie. 'Nou, misschien moesten we maar even ergens gaan zitten voordat deze beproeving van start gaat.'

'Ja,' zei Robert, 'dat zou geen gek idee zijn, denk ik.'

Wat moeten we doen, Robert? klonk Gamina's stem in de hoofden van beide mannen.

Wachten. Meer kunnen we niet doen, was zijn antwoord. En alert blijven. 

Daar komt Kafi weer aan, waarschuwde Gamina.

'Hoogheid,' zei de woestijnman, 'uw woorden zullen dubbel op prijs worden gesteld om hun oprechtheid en beknoptheid. Ik vrees dat u na de ceremonie van vandaag zult weten dat er in Kesh niet bepaald zuinig met woorden wordt omgegaan.'

Erland wilde net iets terugzeggen toen Kafi zei: 'Kijk, het begint!' Een lange, oude, maar nog steeds gespierde man betrad de keizerlijke loge en liep helemaal door tot aan de rand. Evenals alle rasbloeds droeg hij een kilt en sandalen, maar ook een massief gouden band om zijn hals, die naar Erlands schatting zeker zo zwaar moest zijn als een complete lederen wapenrusting. In zijn hand hield hij een staf, zo te zien van hout, maar helemaal beslagen met bladgoud, met als knop een vreemd ogend embleem: een valk boven op een gouden schijf.

'De Valk van Kesh, het keizerlijk insigne,' fluisterde Kafi, al leek het Erland onmogelijk dat iemand hem zou kunnen horen. 'Die wordt in het openbaar alleen getoond bij de belangrijkste festivals. De valk die de zon grijpt is heilig voor de rasbloeds.'

De oude man tilde de staf op en liet hem neerkomen op de stenen en Erland verbaasde zich over de luide klank die dat voortbracht. Toen sprak hij: 'O, Kesh, Grootste der Natiën, hoort mij aan!'

De akoestiek in het amfitheater was volmaakt. Zelfs de mensen die aan de andere kant van de boulevard op de daken zaten konden de man uitstekend verstaan toen het geroezemoes van de menigte verstomde.

'Zij is gekomen! Zij is gekomen! Zij Die Kesh Is, is gekomen en zij siert uw aller levens met haar aanwezigheid!' Hierop begon er een optocht van honderden rasbloeds langzaam de keizerlijke loge binnen te stromen. 'Waar zij loopt, zwichten de sterren voor haar schitterpracht, want zij is het hart van glorie! Waar zij spreekt, staken de vogels hun zang, want haar woorden zijn kennis! Waar zij zich bezint, wenen geleerden, want haar wijsheid is zeker. Waar zij oordeelt, geven de schuldigen zich over aan wanhoop, want haar blik dringt door tot in de harten der mensen!' Zo ging de opsomming van de wonderbaarlijke kwaliteiten van de keizerin nog enige tijd door terwijl er steeds meer rasbloeds, van alle leeftijden en rangen, de keizerlijke loge binnenkwamen.

Tot nu toe had Erland gedacht dat hij al een groot aantal vooraanstaande lieden in het keizerrijk had ontmoet, maar het keizerlijk gezelschap alleen al telde tientallen vreemden. En de enige die hij vaker dan eenmaal had gesproken, was heer Nirome, de zwaarlijvige en onbedoeld komische edelman die hen aan de grens van de bovenstad als adjudant van prins Awari had begroet. Tot zijn verrassing kwam Erland tot de ontdekking dat Nirome lid was van de keizerlijke familie, maar toen hij erover nadacht, vond hij het wel een redelijke verklaring voor het feit dat zo'n onhandig man als hij een hoge post in de regering bekleedde. Terwijl de onophoudelijke stroom mannen en vrouwen van keizerlijken bloede de loge binnenliep, ging de ceremoniemeester door met het opnoemen van de keizerlijke deugden.

Indrukwekkend, dacht Erland in een poging contact te leggen met Gamina.

Roberts vrouw raakte even zijn arm aan en antwoordde: Ja, dat vond Robert ook al. 

'Kafi,' zei Erland.

'Hoogheid?'

'Kunnen we hier nog een tijdje blijven?'

'Zolang u tijdig aantreedt voor de presentatie zou ik niet weten waarom niet, Hoogheid.'

'Mooi,' zei Erland, glimlachend naar de woestijnman. 'Zou je een paar vragen kunnen beantwoorden?'

'Als ik kan,' antwoordde hij.

En als jij aanvult met wat je weet, Robert, voegde hij eraan toe.

Gamina had de boodschap doorgegeven, want Robert knikte even met het hoofd.

'Hoe komt het dat er zoveel mensen in de keizerlijke loge zitten en dat ik nog niemand van de belangrijke heren en meesters heb gezien?'

'Alleen de bloedverwanten van de keizerin mogen bij haar plaatsnemen in de keizerlijke loge,' zei Kafi, 'bedienden en bewakers daargelaten, uiteraard.'

'Uiteraard,' zei Erland.

Wat inhoudt dat er minstens honderd mensen zijn met een erkende, rechtmatige aanspraak op de troon, becommentarieerde Robert.

Vooropgesteld dat ze in de goede volgorde doodgaan, voegde Erland er droogjes aan toe.

Dat wel, antwoordde Robert.

Toen alle bloedverwanten binnen waren, trad de eerste dissonant op: plots verschenen er krijgers in zwarte kledij. Ze droegen zwarte tulbanden die tevens het gezicht bedekten, op de ogen na. Hun lange, vloeiende gewaden waren zodanig van snit dat ze zich er gemakkelijk en snel in konden bewegen. Een zwarte schede met daarin een kromzwaard hing aan ieders zij. Erland had van deze mensen gehoord: izmalieten, de bijna legendarische Schaduwkrijgers van Kesh. In de verhalen die over hen de ronde deden werden hun welhaast bovenmenselijke kwaliteiten toegedicht. Slechts de hoogst-geplaatsten binnen het keizerrijk konden zich deze lieden als lijfwacht veroorloven. Het waren onovertroffen krijgers, voortreffelijke spionnen - en uitstekende moordenaars als het moest, zo werd er gefluisterd.

Zo terloops als mogelijk was vroeg Robert: 'Mijn heer Kafi, wordt de keizerin gewoonlijk niet beschermd door haar eigen Keizerlijke Wacht?'

De ogen van de woestijnman vernauwden zich een weinig, maar zonder enige verandering in zijn stem antwoordde hij: 'Het is veiliger om izmalieten te nemen. Die vinden hun weerga niet.'

Wat betekent, dacht Robert via Gamina naar Erland, dat de keizerin haar eigen Keizerlijke Wacht niet eens meer kan vertrouwen. 

Toen de izmalieten op hun plaatsen stonden, werd de loge betreden door een twaalftal slaven, hun lichamen glimmend van de olie, een draagstoel torsend met daarop de keizerin. En al die tijd was de oude man met de gouden staf bezig geweest met het opdreunen van een lange lijst van grootse wapenfeiten die onder Lakeisha, Keizerin van Kesh, waren volbracht. Ineens voelde Erland een verschuiving in de heersende spanning en hij luisterde weer naar de rituele introductie.

'...de rebellie van Laag-Kesh verpletterd,' reciteerde de oude spierbundel. Van zijn studie van de Keshische geschiedenis herinnerde Erland zich dat ten tijde van zijn geboorte alle landen ten zuiden van de twee bergketens die het continent doorkruisten - de Gordel van Kesh - na een geslaagde opstand van twintig jaar waren onderworpen. De landen die zichzelf hadden uitgeroepen tot de Keshische Confederatie hadden zwaar moeten boeten voor hun rebellie. Duizenden waren geëxecuteerd en volgens de weinige berichten die hun weg naar het Koninkrijk hadden gevonden, was de verwoesting die was aangericht groter dan zich ooit ergens in het Koninkrijk had voorgedaan. Hele steden waren platgebrand en de bevolking als slaven verkocht. Hele volkeren, rassen, talen en culturen hielden op te bestaan, behalve dan onder de slaven. En te oordelen naar het woedende gemompel dat opsteeg uit de menigte - niet slechts van de burgers op straat, maar ook van de lagere adel in het amfitheater zelf - leefde er nog steeds een hoop wrok bij die onderworpen volkeren.

Gamina werd bleek en Kafi zag het. 'Voelt mijn vrouwe zich niet goed?'

Wankelend op haar benen greep ze Roberts arm en bleef zo even staan. Ze schudde met het hoofd en zei: 'De hitte, mijn heer. Mag ik misschien wat water?'

Kafi gebaarde en in een oogwenk stond er een bediende bij hen.

Kafi gaf hem instructies en even later kwam de bediende terug met een beker koel, fris water voor Gamina. Terwijl ze ervan dronk, sprak ze in stilte tegen Robert, Joolstein en Erland. Daar was ik niet op voorbereid Die plotselinge stroom van woede en haat. Vele aanwezigen zouden de keizerin met plezier vermoorden. En heel erg veel van die boze gedachten komen uit de keizerlijke loge. 

Geruststellend klopte Robert zijn vrouw op de arm en Joolstein zei: 'Als je denkt dat het te veel voor je is om hier de hele dag te staan, Gamina ... '

'Nee, hoor, Jool, het gaat wel. Ik moet alleen wat meer water drinken, denk ik.'

'Zeer verstandig,' zei Kafi.

Erland richtte zijn aandacht op de volgende groep die binnenkwam. De prins en beide prinsessen waren na hun moeder verschenen en nu werden de machtigste heren en meesters van het keizerrijk aangekondigd. Als eerste was daar heer Jaka, de Commandant van de Keizerlijke Wagenmenners.

'Hoe belangrijk zijn de wagen-berijders, Kafi?' vroeg Erland.

'Ik weet niet zeker of ik de vraag wel begrijp, Hoogheid.'

'Ik bedoel: komt hun positie slechts voort uit traditie of vormen ze werkelijk de kern van het leger? Bij die gelegenheden dat onze landen... geschillen hadden, hebben we altijd jullie gevreesde hondsoldaten gezien.'

Kafi haalde zijn schouders op. 'De Wagenmenners vormden de achterhoede van het leger dat de Confederatie verpletterde, Hoogheid. Maar de grens met uw land ligt ver in het noorden en de Wagenmenners zouden alleen in uiterst grote nood zo ver van de hoofdstad worden gestuurd.'

Jaka is de man die een poging om de keizerin omver te werpen kan maken of breken, viel Robert bij.

Erland knikte, alsof hij over Kafi's woorden nadacht. Onderwijl dacht hij naar Gamina, Joolstein en Robert: Degelijke kerel, Zo te zien. 

Het is een belangrijk man, Erland, antwoordde Robert. Geen enkele staatsgreep heeft kans van slagen zonder dat hij eraan meewerkt of eerst onschadelijk is gemaakt. 

'Over de hondsoldaten gesproken,' zei Kafi, Erlands arm aanrakend, 'daar is hun leider: Sula Jafi Butar, Prins-Regent van de Legers en erfheerser over Kistan, Isan, Paji en de andere staten waar de rekruten voor onze legers vandaan komen.'

De man die binnenkwam had een nietszeggend uiterlijk, behalve dan dat hij een zwarte versie van een rasbloed was. Ook zijn kledij bestond uit de witte kilt en de sandalen en ook hij had een kaalgeschoren hoofd, maar zijn huid glom als ebbehout in de zon. De meesten van zijn volgelingen waren net zo donker, maar sommigen konden in Erlands onervaren ogen voor een rasbloed doorgaan.

Erland keek naar Robert, die zei: Hij is een onbekende in het spel, Erland Hij is openlijk trouw. Zijn volkeren werden als eerste door hun buren veroverd, dus zijn zij de oudste geslachten van het land, op de rasbloeds na. Aber Bukar, Heer der Legers, is de werkelijke leider, maar deze man heeft een hoop invloed bij het leger. 

'Misschien kunnen we maar beter naar beneden gaan, prins Erland,' zei Kafi. 'Dan lopen we niet het gevaar het protocol te breken.'

'Maar natuurlijk,' zei Erland. 'Ga ons maar voor.'

Erlands groepje werd omringd door wachters en even was de prins verrast. Hij had hun komst niet eens opgemerkt, zo geluidloos liepen ze door de menigte - daarbij geholpen doordat iedereen op de wandelweg achter de loges hun nadering intuïtief scheen op te merken en onmiddellijk plaats maakte.

'Op deze standsniveaus is iedereen geloof ik altijd op zijn hoede voor het geval er iemand van hogere rang aankomt,' zei Robert.

Kafi schokschouderde en maakte een gebaar met beide handen naar beneden en naar buiten. 'Ma'lish,' zei hij. Dat was een woord uit het Beni, wist Erland - Kafi's moedertaal - dat werd gebruikt voor: 'Het spijt me,' maar in werkelijkheid betekende het: 'Rampen gebeuren nu eenmaal.' De Beni-sprekende volkeren noemden dat kismet, oftewel het lot, de wil van de goden.

Op dat moment hoorde Erland dat heer Ravi werd aangekondigd en toen hij omkeek, zag hij een kleurrijke groep mensen binnenkomen. De mannen die vooraan liepen hadden midden op hun kaalgeschoren hoofd nog een strook haar die met was of een pommade recht overeind was gekamd. Aan een in het haar geweven leren band hing een lange staart van paardenhaar in dezelfde kleur als de haren van de drager. De mannen droegen slechts een lendendoek en hun lijven glommen van de olie. Hun huid, lichter dan die van de meeste Keshiërs, had een rode gloed. Achter de voorste groep kwamen jongere mannen met lang haar dat achter op het hoofd in een staart was vastgebonden, op twee lange lokken na, die los hingen bij de oren. Deze mannen gingen gekleed in felkleurige lederen wapenrustingen die van boven wijder uitliepen, zodat ze overdreven brede schouders kregen. Ook zij droegen een lendendoek in plaats van een broek. Geluidloos liepen ze op hun zachtlederen laarzen, die tot halverwege de kuiten reikten.

Erland hield zijn gezelschap een ogenblik staande. 'Kafi, wie zijn dat?'

Kafi kon zijn minachting nauwelijks verborgen houden. 'Het ruitervolk van de Ashunta, mijn prins. Heer Ravi is Meester van de Broeders van het Paard. Dat is een cavalerie-onderdeel dat afstamt van de beste krijgers die de Ashuntiërs hebben voortgebracht. Ze zijn een van de lastigste volkeren -' Beseffend dat hij bijna een mening ventileerde zei hij snel: 'Met de grootste moeite zijn ze veroverd, heer, en ze houden nog steeds vast aan hun eigen identiteit. Alleen omdat hun een hoge plaats aan het hof is gegund blijven ze trouw aan het keizerrijk.'

En omdat hun stadstaat aan de verkeerde kant van de Gordel van Kesh ligt, voegde Robert eraan toe met een humoristisch tintje aan zijn gedachten. Volgens onze berichten heeft Aber Bukar, de generaal van de keizerin, met de vreselijkste dingen moeten dreigen om hen zover te krijgen dat ze hun cavalerie tegen de rebelse Confederatie in het veld brachten. 

Terwijl de groep de tocht naar de bodem van het amfitheater hervatte, zei Robert: 'Vrouwen zie ik niet. Is daar een reden voor?'

'De Ashuntiërs zijn een vreemd volk,' zei Kafi. 'Hun vrouwen ... ' Hij wierp een blik op Gamina, als om haar niet voor het hoofd te stoten met wat hij ging zeggen. 'Hun vrouwen worden beschouwd als eigendom en er wordt flink in hen gehandeld. De Ashuntiërs beschouwen hun vrouwen niet als mensen.' Enige afkeer die Kafi hierover mocht voelen hield hij goed verborgen.

Erland kon de gelegenheid niet weerstaan. 'Is het niet zo dat de vrouwen bij uw volk ook maar weinig vrijheid genieten?'

Kafi's donkere huid kleurde toen het bloed hem naar de wangen steeg. 'Zo lijkt het wel, Hoogheid, aangezien het ons door onze voorouders is bijgebracht. Maar wij zijn een volk dat heeft geleerd van onze buren en wij verhandelen onze dochters niet meer voor kamelen.' Hij wierp een blik over zijn schouder naar de loge waar heer Ravi's gezelschap plaatsnam. 'Maar zij verkopen hun meisjes, en als een man zijn vrouw lastig vindt, mag hij met haar doen wat hij wil, zelfs haar doden. Van jongs af aan wordt hun geleerd alle gevoelens van genegenheid te verachten, en liefde voor een vrouw is zwakheid. Begeerte en lust is noodzakelijk voor het voortbrengen van zonen, maar liefde...' Kafi haalde zijn schouders op. 'Bij mijn volk hebben we een gezegde: "Zelfs de hoogst-geboren man is in zijn slaapkamer een dienaar." Onze allerbeste heersers vonden raad in de armen van hun vrouw, tot welzijn van het hele volk. Maar zij...' Hij sloeg de ogen neer. 'Neemt u mij niet kwalijk. Het is niet mijn bedoeling een preek te houden.'

'Nee, nee,' zei Gamina. 'Geenszins. Ik vind het fascinerend.' Tegen de anderen zei ze: Hij heeft een persoonlijke afkeer van de Ashuntiërs die veel dieper gaat dan zijn bezwaren tegen hun gewoonten. Hij haat hen. 

'Lange tijd geleden,' zei Kafi, 'toen ik nog klein was, was mijn vader in dienst van Zij Die Kesh Is, gezegend zij haar naam. Toen ik hier kwam, leerde ik iemand kennen die de zoon was van heer Ravi. Wij waren twee jongens in het paleis, meer wisten we niet. Ravi's zoon, Ravani, was een heel aardige jongen en we gingen vaak samen paardrijden. Het is nog steeds een onbesliste zaak wie de beste ruiters van het keizerrijk zijn, de Ashuntiërs of wij uit de Jal-Pur. Vaak reden we om het hardst op de graslanden buiten de stadspoort, hij op zijn Ashuntische pony en ik op mijn woestijnpaard. We raakten zo'n beetje bevriend. Er was toen een meisje. Een Ashuntisch meisje dat ik leerde kennen.' Met een onbewogen en strak gezicht sprak Kafi verder. 'Naar hun gebruiken probeerde ik haar te kopen, maar Ravi maakte van haar de hoofdprijs voor een van hun festivals. Daar werd ze gewonnen door een van hun krijgers, die haar mee naar huis nam. Het was zijn derde of vierde vrouw, geloof ik.' Hij wuifde met een hand, alsof het een bijna vergeten incident uit een lang vervlogen periode was. 'Ze binden hun vrouwen vast met een leren halsband aan een ketting, waaraan ze over straat worden meegevoerd. Behalve een lendendoek geven ze hun geen kleren, ook niet wanneer het koud is. Het feit dat ze geen kleren aan hebben is voor de rasbloeds van weinig belang, maar de keizerin, evenals haar moeder voor haar, vindt de behandeling die ze van hun echtgenotes, zonen en vaders krijgen weerzinwekkend. Heer Ravi en de anderen hebben genoeg politiek benul om de afkeuring van de keizerin niet over zich af te roepen en daarom nemen ze hun vrouwen nooit mee naar het paleis. Maar zo is het niet altijd geweest. De grootvader van de keizerin had naar verluidt een uitgesproken voorkeur voor erg jonge Ashuntische meisjes. En naar verluidt is het te danken aan de bereidheid van de Ashuntiërs om hem net zoveel meisjes te bezorgen als hij... nodig had, dat de Broederschap van het Paard zo hoog in de gelederen van het keizerlijke hof mocht rijzen.'

'Op dat soort dingen is de macht van een natie vaak gebaseerd,' merkte Joolstein droog op.

'Zo is het,' zei Kafi terug.

Onder aan de lange helling kwamen ze bij een kordon van bewakers dat het podiumgedeelte vrijhield voor de eregasten die aan het hof werden voorgesteld. Erlands soldaten stonden daar al op hem te wachten in het gala-uniform van het Koninkrijk en het insigne van het Koninklijk Krondorisch Paleis op hun borst. Enigszins geamuseerd zag Erland dat de Quegse afgevaardigde achter zijn mannen was opgesteld, hoogst verbolgen over het feit dat het Koninkrijk der Eilanden aan zijn natie vooraf mocht gaan.

Erland richtte zijn aandacht weer op Kafi's verhaal. 'Ranavi probeerde het meisje voor me te stelen, als geschenk. In hun cultuur is het ook een regel dat degene die erin slaagt een vrouw van zijn rivaal te stelen - haar wegdragen naar je eigen huis - haar mag houden. Ranavi was nog geen zeventien jaar oud toen hij zijn eigen zuster probeerde te stelen van de man die haar op het festival had gewonnen. Het is hem noodlottig geworden.' Zonder een spoor van bitterheid of droefenis in zijn stem zei hij: 'Dat is, zoals u vast wel kunt zien, de reden dat ik wat moeite heb met het waarderen van de betere kwaliteiten van de Ashuntiërs.' Op zachte toon voegde hij eraan toe: 'Als ze die tenminste hebben.'

Medelevend keek Gamina de woestijnman aan, maar ze zei niets.

 

Tien minuten stonden ze al te wachten tot ze verder konden naar de ingang van het amfitheater. Niemand had een woord gezegd sinds Kafi het verhaal over zijn vriend had verteld en Joolstein besloot dat het een goed moment was om een ander onderwerp aan te snijden. 'Mijn heer Kafi, waar zijn de afgevaardigden van de Vrijsteden?'

'Afwezig, mijn heer,' antwoordde Kafi. 'Die wilden niemand naar het jubileum sturen. De mensen die eens de Keshische provincie Bosanië waren hebben nog steeds geen diplomatieke betrekkingen met het keizerrijk.'

'Er leeft dus nog een hoop oud zeer,' zei Robert.

'Dat begrijp ik niet,' zei Erland. 'Queg en het keizerrijk hebben sinds mijn geboorte al drie keer oorlog gehad en er zijn verscheidene grensincidenten tussen de Eilanden en Kesh geweest. Waarom ligt dat bij de Vrijsteden dan anders?'

Terwijl ze een plaats in de processie opschoven verduidelijkte Kafi: 'De bewoners van wat u de Vrijsteden noemt waren heel vroeger trouwe onderdanen van ons. Toen eeuwen geleden de eerste revolutie van de Confederatie begon, heeft Kesh al zijn garnizoenen ten noorden van de Jal-Pur teruggeroepen, waarmee de kolonisten aan hun lot werden overgelaten. Maar in Queg was tien jaar daarvoor al een geslaagde opstand geweest. Queg is sindsdien een onafhankelijke natie. Uw eigen Koninkrijk is altijd al buitenland geweest, maar de inwoners van de Vrijsteden zijn door hun eigen leiders verraden. Het waren boeren en herbergiers, die zichzelf maar moesten zien te redden.'

Daar dacht Erland over na terwijl ze weer een paar stappen deden in afwachting van de aankondiging. Hij keek naar de bovenste galerij en zag dat die al snel vol begon te lopen toen de laatste der heren en meesters binnenkwamen. Het oude Bosanië, waartoe ook het gebied had behoord dat nu het Koninkrijkse hertogdom Schreiborg was, veroverd door Erlands betovergrootvader, was destijds een verschrikkelijk onguur gebied, bewoond door gnomen, trollen en de Broederschap van het Onzalige Pad. Zonder de bescherming van soldaten moest het een onophoudelijke strijd om te overleven zijn geweest. Vanuit dat gezichtspunt kon Erland best begrijpen waarom de Vrijstedelingen nog steeds wrok koesterden jegens het keizerrijk.

Toen hoorde hij zijn naam afgeroepen worden en Kafi zei: 'Hoogheid, het is tijd.'

Als één man zette de hele compagnie zich in beweging en alleen Gamina liep niet in militaire pas. Het duurde vijf volle minuten om de vlakke stenen vloer van het gigantische amfitheater over te steken, maar tenslotte werd de Prins der Eilanden onder de verzengende Keshische zon aan de keizerin voorgesteld. En pas op dat moment besefte Erland ten volle wat sinds Borrics verdwijning een feit was. Hij, en niet zijn broer, stond nu voor de machtigste vorstin van de wereld en op een dag zou hij in haar opvolger misschien zijn ergste vijand treffen, want hij, en niet Borric, was op een dag Koning der Eilanden. En sinds hij als heel klein jongetje in de armen van zijn moeder had gelegen, was hij niet meer zo bang geweest.

 

De presentatie ging voorbij in een waas. Erland kon zich later maar amper herinneren dat hij formeel aan het hof werd voorgesteld en dat hij de woorden sprak die hij uit zijn hoofd had moeten leren. Aangezien niemand een opmerking had gemaakt of in de lach was geschoten, nam hij aan dat hij ze goed had uitgesproken. En wat de afgevaardigden die na hem kwamen hadden gezegd, wist hij helemaal niet meer. Nu zat hij op het laagste niveau van het amfitheater op de stenen bank die apart werd gehouden voor de delegaties die de keizerin op haar vijfenzeventigste verjaardag geluk en gezondheid kwamen wensen. In een poging zich ondanks zijn onverwachte angstaanval te concentreren vroeg hij: 'Kafi, waarom wordt het festival zo lang na Banapis gehouden?'

Met een glimlach keek Kafi hem aan. 'In tegenstelling tot uw volk zien wij in Kesh het Midzomerfestival niet als onze verjaardag. Hier viert iedereen die het weet zijn geboorte op de dag dat hij werd geboren. Dus, aangezien Zij Die Kesh Is op de vijftiende dag van de maand dzanin door de goden aan de wereld werd geschonken, wordt haar geboorte op die dag gevierd. Dat is de laatste dag van het jubileum.'

'Wat raar,' zei Erland, 'om je verjaardag te vieren op de dag dat je werd geboren. Dan moeten er iedere dag wel tientallen kleine feestjes zijn. Ik zou me knap bedrogen voelen als ik het zonder het grote festival van Banapis moest doen.'

'Andere gewoonten,' merkte Joolstein op.

Er verscheen een bediende in de kleren van een ras bloed die een diepe buiging voor de prins maakte. Vervolgens hield hij hem een tekstrol voor, verzegeld met een gouden lint. Als officiële gids en protocol-meester nam Kafi de rol in ontvangst. Met een blik op het waszegel zei hij: 'Ik heb de indruk dat het persoonlijk is.'

'Hoezo?' vroeg Erland.

'Dit is het zegel van prinses Sharana.'

Hij gaf de rol aan Erland, die aan het lint trok, het zegel verbrekend. Langzaam las hij het ingewikkelde schrift, aangezien hij nooit erg goed in de geschreven Keshische taal was geweest. Terwijl hij zat te lezen, schoot Gamina in de lach.

Met een ruk keek Robert haar aan, een ogenblik vrezend dat zijn vrouw per ongeluk het geheim haar vermogen om gedachten te horen prijsgaf, maar op dat moment zei Gamina: 'Maar Erland toch, ik geloof zowaar dat je bloost.'

Glimlachend stopte Erland de tekstrol in zijn gordel. 'Eh... dat zal de zon wel zijn,' zei hij, maar hij wist zich geen raad met de verlegen glimlach die zijn lippen niet met rust wilde laten.

'Wat is het?' zei Joolstein plagend.

'Een uitnodiging,' antwoordde Erland.

'Waarvoor?' vroeg Joolstein. 'We hebben vanavond een galadiner met de keizerin.'

'Het is voor eh... na het eten,' zei Erland, en wat hij ook probeerde, zijn grijns bleef.

Robert en Joolstein keken elkaar veelbetekenend aan. 'Kafi,' zei Joolstein toen, 'is dat de manier waarop rasbloeds... een afspraak maken? Om elkaar te... ontmoeten, bedoel ik.'

Kafi haalde zijn schouders op. 'Het is niet ongewoon, al kan de prinses met haar status het wat ruimer nemen met de grenzen van het oorbare, als u mij kunt volgen.'

'En hoe zit dat met prinses Sojana?' vroeg Joolstein.

'Ik vroeg me al af hoe lang je met die zou wachten,' zei Robert grijnzend.

'Met die?' zei Gamina, haar ogen een weinig tot spleetjes geknepen.

'Beeldspraak, mijn lief. Jool staat er in het hof om bekend dat hij iedere knappe vrouw die in de buurt komt probeert te... leren kennen.'

  'Als u een verzoek stuurt om de prinses te ontmoeten,' zei Kafi, 'wees er dan op voorbereid dat u slechts een van de velen bent. Trouwens, naar verluidt is zij deze dagen vaak in het gezelschap van heer Ravi, dus verwacht ik dat uw boodschap beleefd genegeerd zal worden.'

Joolstein ging verzitten in een poging een comfortabeler houding te vinden. De stenen bank was bikkelhard, ondanks de uitbundig versierde kussens die erop waren gelegd. 'Nou, dan zal ik misschien wel een andere manier moeten zien te vinden om haar te ontmoeten. Als ik eenmaal de kans krijg met haar te praten...'

Kafi maakte weer het gebaar dat 'sommige dingen gebeuren nu eenmaal' betekende. 'Ma'lish.'

Robert keek naar Erland, die zich in een geheel andere wereld bevond. Tegen Gamina zei hij in gedachten: Kafi verzwijgt iets over prinses Sojana. Kan jij zeggen wat dat is? 

Nee, antwoordde ze. Maar ik kreeg wel een indruk bij het noemen van haar naam. 

Wat dan?

Levensgevaar.