images

De beste plannen…

Op vrijdag de dertiende was het noodweer voorbij en scheen fel zonlicht door het ene raam van de eetkamer naar binnen. De dag daarvoor had een berouwvolle Seamus Galvin triplex voor het andere raam gespijkerd.

‘Grote dag voor ons allebei,’ zei O’Reilly, die bijna klaar was met zijn ontbijt.

‘Dat weet ik,’ zei Barry, en hij probeerde niet al te hard te denken aan zijn avondje met Patricia. ‘Jij gaat naar de honden.’

‘Ik wil inderdaad eens kijken hoe goed die Bluebird van Donal kan rennen.’

‘Over water? Dat zei Donal immers?’

‘Nee, vanavond niet.’ O’Reilly grinnikte. ‘Die hond zal het vanavond droog houden, maar ik niet. Ik heb namelijk afgesproken met een oude vriend.’

‘Toch niet toevallig degene die misschien de hobbeleenden van Seamus Galvin wil kopen?’

‘Ja, en serieuze zaken kun je altijd beter afhandelen met wat drank als smeermiddel.’ O’Reilly ging staan. ‘Maar eerst moet er nog werk worden verzet. Wil jij het spreekuur van vanmorgen afhandelen?’

‘Ik? Meen je dat serieus?’

‘Ja. Ik heb je goed geobserveerd. Je hebt het geweldig gedaan tijdens de bevalling van Maureen en die wond van Greer gisteren even goed gehecht als ik dat had kunnen doen.’

‘Meen je dat?’ Barry merkte dat hij begon te blozen.

‘Ja. Het is tijd dat je zelfstandig gaat draaien, al zal ik in het begin nog wel in de buurt blijven. Jij doet het werk, en ik houd je gezelschap zonder tussenbeide te komen.’

Barry trok zijn das recht, streek de haren bij zijn kruin glad en ging staan. ‘Als je dat echt wilt, kunnen we maar beter beginnen.’ Hij wilde naar de wachtkamer lopen.

O’Reilly hield hem tegen. ‘Ik ga de klanten halen en ik zal zeggen dat jij vandaag de leiding hebt. Als ze dat horen, zullen er wel een paar vertrekken.’

‘O.’ Barry fronste zijn wenkbrauwen.

‘Trek het je niet persoonlijk aan. Zelfs als Jezus Christus hier in hoogst eigen persoon werkte, zou een deel van de oudere patiënten nog steeds door mij willen worden behandeld.’

‘Ik begrijp het.’ O’Reilly had natuurlijk gelijk. Geen reden voor gekwetste trots.

O’Reilly pakte Lady Macbeth, die probeerde de spreekkamer in te lopen. ‘Ga jij maar ergens anders spelen. Dokter Laverty heeft jouw adviezen vandaag niet nodig. Op naar de keuken. We moeten aan Kinky vragen of zij al iets wijzer is geworden over Julie MacAteer. Want als het goed is komt ze later deze dag hierheen om het resultaat van die zwangerschapstest te horen.’

‘Hoe krijgen we dat binnen?’ vroeg Barry. ‘Moeten we het lab bellen?’

‘Nee. De uitslag wordt met de post van halftien bezorgd.’ O’Reilly liep naar de keuken, met een protesterende Lady Macbeth als een rugbybal onder zijn arm gestopt. ‘Ik neem de eerste klant wel mee.’

Met elke patiënt groeide Barry’s zelfvertrouwen. O’Reilly hield zich aan zijn woord, kwam niet ongevraagd met adviezen en zat stilletjes op de onderzoektafel. De ochtend ging snel en op een aangename manier voorbij.

Vlak voor lunchtijd kwam O’Reilly met Maureen Galvin de spreekkamer in, met de baby Barry Fingal in een blauwe sjaal gewikkeld.

‘Een goede morgen, Maureen,’ zei Barry. ‘Het is nog een beetje aan de vroege kant voor een postnataal bezoekje. Is alles in orde?’

‘Dokter Laverty, ik maak me zorgen over Barry Fingals piemeltje.’

‘Dan zal ik daarnaar kijken. Leg hem maar op de tafel.’

Maureen legde het jochie op de tafel, wikkelde de sjaal van hem af en maakte een dikke stoffen luier los. Ze glimlachte naar de kleine, en hij maakte zachte geluidjes. ‘In elk geval heeft hij geen poepluier,’ zei ze.

‘Waarover maak je je zorgen?’ vroeg Barry.

‘Hierover,’ zei ze, en ze trok voorzichtig de voorhuid naar achteren. ‘Dat ziet er niet goed uit.’

Barry boog zich voorover om beter naar de kleine penis van de jongen te kunnen kijken. ‘Niets om je zorgen over te maken,’ zei hij glimlachend. Hij zag Maureen weifelend kijken. ‘Dit noemen we een hypospadie. Dat komt vaak voor bij…’

Maureen fronste haar wenkbrauwen. ‘Hypo…’

‘Spadie. De meatus van de urethra – het kleine gaatje waardoor de plas komt – zit niet op de normale plaats in het midden maar een beetje onder de eikel. Het is volstrekt onbelangrijk. Het heeft te maken met de manier waarop de baby zich in jouw uterus heeft ontwikkeld.’

‘U bedoelt dat ik tijdens mijn zwangerschap iets verkeerds heb gedaan?’ Maureen liet de voorhuid los.

‘Nee, natuurlijk niet.’ Barry keek even naar O’Reilly en ging door met uitleggen. ‘De urethra, dat is de buis die de urine uit de blaas afvoert, wordt in de foetus uit ander materiaal gevormd dan de rest van de penis, en soms haalt die het topje niet helemaal.’

Ze maakte de luier weer vast. ‘Volgens mij is het niet goed.’

‘Maureen, maak je je zorgen?’ vroeg O’Reilly.

Barry zag dat de grote man een hand op haar schouder legde. Zij keek hem recht aan en knikte.

‘Over zestien jaar zul je je heel wat meer zorgen maken als hij in Californië achter alles aan gaat wat een rok draagt en daarmee de koffer in duikt.’

Barry schrok. Zo grof hoefde O’Reilly toch niet te zijn?

Ze glimlachte en zei: ‘Dank u, dokter.’ Toen pakte ze Barry Fingal van de onderzoektafel en hield hem in haar armen. ‘Je zult dus een geile bok worden.’

‘Zeker. Hij zal tekeergaan als een rammelaar,’ zei O’Reilly.

Fingal, houd je een beetje in, dacht Barry. Maureen keek echter duidelijk tevreden. O’Reilly had haar angsten weggenomen, en dat behoorde een goede arts ook te doen. Het ergerde Barry dat hij niet had begrepen waarover Maureen zich in feite zorgen maakte. Ze had zich afgevraagd of de jongen later wel seksueel kon functioneren en ze was te verlegen geweest om daar rechtstreeks naar te vragen. O’Reilly was echter meteen ter zake gekomen, in een voor haar duidelijke taal. Geen wonder dat zij hem niet had begrepen toen hij woorden als ‘hypospadie’ ging gebruiken.

Maureen lachte. ‘Meer hoef ik niet te weten.’

‘Prima, maar ik had het wel moeten zien op de dag dat hij werd geboren,’ zei O’Reilly.

‘We zijn geen van allen perfect en kwaad kan het immers niet,’ reageerde Maureen.

‘Dank je,’ zei O’Reilly. ‘Ik ben blij dat je er zo over denkt.’

Ik ook, dacht Barry. Alleen een eerlijk mens is bereid toe te geven dat hij vergissingen kan maken.

‘Dan gaan Barry Fingal en ik nu maar, dokter,’ zei Maureen.

‘Oké. Hoe is het trouwens met Seamus?’

‘Hij zei dat hij later naar u toe zou komen met een nieuwe ruit voor uw raam. Het spijt hem erg dat hij die heeft gebroken.’

‘Zeg tegen hem dat hij zich nergens zorgen over hoeft te maken. Een ongeluk zit in een klein hoekje.’

‘Hij heeft het heel druk met die hobbeleenden van hem.’ Haar groene ogen schitterden. ‘Volgens hem zullen we er veel mee verdienen en hij zei ook dat u ervoor hebt gezorgd dat hij ze allemaal aan een bedrijf in Belfast kan verkopen.’

‘Hmmm. Misschien.’

‘Dokter, ik weet zeker dat alles goed zal gaan. Ik, hij en de kleine Barry daar in al die zonneschijn.’

‘Dat hoop ik.’ O’Reilly pakte haar arm en nam haar mee naar de deur. ‘Tot over vijf weken.’

‘Als we hier dan nog zijn,’ zei ze. Toen ze wegliep hoorde Barry haar in de gang zingen voor Barry Fingal. ‘California, here we come, right back where we started from…’

O’Reilly deed de deur van de spreekkamer dicht. ‘Ik hoop uit de grond van mijn hart dat ze gelijk heeft. Vanavond zal ik mijn vriend de duimschroeven moeten aandraaien, of iets anders moeten verzinnen.’ Hij sloeg zijn armen over elkaar en streek met zijn linkerhand over zijn kin. ‘Verder moeten we ook iets regelen voor Julie MacAteer. Zij is de volgende patiënt.’

‘Wat was het resultaat van de test?’

O’Reilly bromde iets en haalde een envelop uit de zak van zijn jasje. ‘Kijk zelf maar.’

Barry las het resultaat van de Aschheim-Zondekzwangerschaps-test. ‘Urine toxisch. Muizen dood.’ Geweldig.

‘Ja, en mevrouw Kincaid weet nog steeds niets meer over onze mysterieuze vrouw in Ballybucklebo.’ Hij blies zijn wangen op. ‘Ik ga haar halen.’

Even later kwam hij terug en wees Julie MacAteer op de stoel voor de patiënten.

Ze zat daar, met haar knieën tegen elkaar gedrukt, en haar handen gevouwen in de schoot van haar geruite rok. ‘Ben ik zwanger?’ vroeg ze met vaste stem.

‘Dat weten we niet. De test is mislukt. Het spijt me heel erg,’ zei Barry.

‘Maar ik ben niet gaan menstrueren.’

Barry slikte. ‘Julie, we kunnen nog een test laten doen. Daar zijn maar een paar dagen mee gemoeid.’

‘Ik weet dat ik zwanger ben,’ reageerde ze vlak.

‘Daar kun je gelijk in hebben, maar laten we voor zekerheid zorgen.’

‘Hmmm. Als ik gewoon nog een paar maanden wacht, zal ik het ook zeker weten, nietwaar?’ Ze haalde haar neus op en veegde met haar hand de tranen weg.

‘Dat is waar,’ zei O’Reilly rustig.

Ze draaide zich op de stoel zijn kant op. ‘Wat moet ik doen?’

‘Dokter Laverty heeft gelijk. We moeten de test overdoen, maar we hebben al wel regelingen getroffen om jou naar Liverpool te laten gaan. Voor het geval dat.’

‘Liverpool?’ Ze leunde weer achterover. ‘In Engeland?’

O’Reilly knikte. ‘Daar zullen ze goed voor je zorgen. Niemand hier hoeft er iets van te weten.’

‘Dan zou ik de baby moeten krijgen en hem daarna moeten afstaan?’

‘Ja.’

‘O mijn god.’ Ze huilde weer en haar mascara zorgde voor donkere strepen op haar wangen.

‘Ik weet dat het moeilijk voor je zal zijn,’ zei O’Reilly.

Barry zag haar schouders trillen.

Ze haalde twee keer diep adem. ‘Ik heb geen keus, hè?’

‘Nee,’ zei O’Reilly zacht. ‘Tenzij…’

‘Tenzij?’

‘Tenzij je ons kunt vertellen wie de vader is.’

Ze schudde haar blonde hoofd. ‘Nee.’

Barry ging verzitten en wilde net iets zeggen toen hij O’Reilly’s blik ving. Hij besefte dat de jonge vrouw de indruk zou krijgen dat ze van twee kanten werd aangevallen als hij nu zijn mond opendeed.

‘Dat kan ik niet doen,’ zei ze. ‘Dat kan ik gewoon niet doen.’

‘Dat is niet erg. Ik begrijp het,’ zei O’Reilly.

‘Nee, dat doet u niet. Dat doet niemand.’ Ze snikte nog twee keer en rechtte toen haar schouders. ‘Kan ik de urine vanmiddag brengen?’

‘Ja. Ga nu maar naar huis en geef het vanmiddag aan mevrouw Kincaid.’

‘Is goed.’

‘Dan zal ze een kopje thee voor je zetten. Zou je dat prettig vinden?’

Julie knikte. ‘Liverpool. Jezus, Maria en Jozef.’ Ze haalde stevig haar neus op.

Barry bood haar zijn zakdoek aan.

Ze nam hem aan, snoot haar neus en gaf hem met een glimlachje terug. ‘Alstublieft.’

Hij stopte de zakdoek weer in zijn zak.

Ze ging staan. ‘Ik wist dat ik weg zou moeten. Dat wist ik gewoon. Ik heb al ontslag genomen.’

‘O?’ zei O’Reilly. ‘En wie is je baas?’

‘Dat vertel ik u niet.’

‘Mij best.’ O’Reilly trok zijn schouders op en stak zijn handen uit, met de handpalmen naar boven. ‘Dat zijn mijn zaken niet.’

‘Ik kan nu maar beter gaan.’ Ze ging staan. ‘Mag ik alstublieft mijn gezicht wassen?’

‘Natuurlijk.’

Barry keek toe terwijl zij zich opfriste.

‘Ik zal tegen mevrouw Kincaid zeggen dat ze je kan verwachten,’ zei O’Reilly, die de deur openmaakte. ‘Je zult haar vast aardig vinden.’

‘Liverpool,’ was het laatste wat Barry Julie hoorde zeggen toen ze vertrok.

‘Vier uur. Ik moet maar eens gaan,’ zei O’Reilly. In de zitkamer leunde hij tegen de schoorsteenmantel en blies een grote rookwolk uit.

Barry verschoof iets op zijn stoel, hoestte en vroeg zich af of de kapitein van de HMS Warspite ooit aan O’Reilly had gevraagd voor een rookscherm te zorgen voor de gehele vloot in de Middellandse Zee. ‘Vertrek je niet een beetje aan de vroege kant?’

‘Ik moet Donal en Bluebird ophalen om die twee naar Dunmore Park te brengen, en dan wil ik nog even snel naar het Royal om te kijken hoe het met Sonny gaat.’

‘Die zou nu aan de beterende hand moeten zijn.’

‘Dat hoop ik, maar ik heb geen idee wat we met hem moeten doen wanneer hij uit het ziekenhuis wordt ontslagen. Hij kan niet in die auto blijven wonen.’

‘Misschien zal hij Maggie zo dankbaar zijn omdat ze voor zijn honden heeft gezorgd dat hij zijn dak repareert en haar ten huwelijk vraagt. Misschien zegt zij dan ja en mag hij bij haar intrekken tot dat huis weer op orde is.’

‘Ja, en Bishop zal alle hobbeleenden van Seamus Galvin kopen en het hout gebruiken om het dak van Sonny te repareren. De vader van het buitenechtelijke kind van Julie MacAteer zal Sean Connery blijken te zijn, die haar snel zal meenemen naar Hollywood om haar zijn tegenspeelster te maken in de nieuwe James Bondfilm.’ O’Reilly klopte zijn pijp uit in de open haard. ‘En de eerwaarde Ian Paisley zal intreden in een jezuïetenklooster.’

Barry schoot in de lach.

‘Ik denk niet dat wij de raadsels van het universum vandaag zullen oplossen.’ O’Reilly stopte zijn pijp in de zak van zijn jasje. ‘Pas op de winkel tot je er zelf vandoor moet.’

‘Ik zal mijn best doen.’

‘Dat weet ik.’ O’Reilly keek Barry recht aan. ‘Ik heb al gezegd dat ik je in de gaten heb gehouden, jongen. Je zult een verdraaid goede huisarts worden.’

‘Dank je, Fingal.’ Barry wist dat hij grinnikte, en waarom ook niet? Lovende woorden van O’Reilly waren iets bijzonders. ‘Ik zal mijn best doen,’ zei hij nogmaals.

‘Je klinkt verdorie als een verkenner. Baden-Powell, blijf hier en doe voor vandaag je goede daad. Ik ga. Amuseer je vanavond. Dat heb je verdiend.’

Barry leunde achterover in zijn stoel. O’Reilly had gelijk. Je kon inderdaad veel voldoening putten uit de routine van een drukke huisartsenpraktijk en het was heel erg fijn dat O’Reilly blij was met de manier waarop hij werkte en hem voldoende vertrouwde om de leiding aan hem over te dragen. Toch was hij er ook niet helemaal gerust op. Hij ging staan, liep naar het raam en zag de zwarte Rover nog net naar de weg naar Belfast racen.

Hij hoorde dat de voordeur werd gesloten en keek naar beneden. Julie MacAteer liep het pad af. Ze moest haar urine hebben gebracht. Dat arme meisje. Het moest voor haar afschuwelijk zijn zwanger te zijn gemaakt door een – hoe had O’Reilly het ook alweer genoemd? – een stuk ellende dat weigerde zijn verantwoordelijkheid ervoor te aanvaarden. En dan ook nog eens al die geheimzinnigheid. Waarom wilde ze haar arts niet vertellen voor wie ze werkte? Vaag herinnerde Barry zich dat iemand had gezegd dat een dienstmeisje ontslag had genomen. Een meisje uit Antrim.

Hij had mevrouw Kincaid niet horen binnenkomen en hij schrok toen ze vroeg: ‘Wilt u een kopje thee, dokter Laverty?’

‘Graag.’

‘Hij is aan de sterke kant.’ Mevrouw Kincaid zette het dienblad op de buffetkast. ‘Ik heb hem voor dat arme schaap gezet. Dat aardige meisje MacAteer.’

‘Hoe is het met haar?’

‘Ze doet heel dapper, maar ze zegt eigenlijk nauwelijks iets. Dokter O’Reilly heeft me gevraagd te proberen het een en ander over haar aan de weet te komen.’ Ze gaf hem een kop. ‘Ik heb er al melk en suiker bij gedaan.’

‘Dank u.’ Barry nam de kop van haar over. ‘Wat hebt u ontdekt?’

‘Niet veel. Niemand in het dorp lijkt haar te kennen, maar ze moet hier werken, of ergens hier in de buurt. Haar handen zijn zacht, dus werkt ze niet op een boerderij.’

‘Wat voor werk kan ze dan wel doen?’

‘Misschien is ze een dienstmeisje. Lord Ballybucklebo heeft nog altijd een jachtopziener en een paar meiden in dienst.’

Toen herinnerde Barry zich dat het raadslid Bishop had gezegd dat zijn vrouw in alle staten was omdat hun dienstmeisje ontslag had genomen.

‘Mevrouw Kincaid?’

‘Dokter Laverty, ik zou het heel fijn vinden als u me Kinky noemt, net als de grote baas.’

Barry voelde zich gevleid. ‘Oké, Kinky.’

Ze glimlachte.

‘Kinky, kan Julie MacAteer voor de Bishops werken?’

De kleine zwarte ogen van Kinky werden nog kleiner. ‘Dat zou kunnen.’

‘Kunnen we dat achterhalen?’

‘Maandag moet ik naar een bijeenkomst van de Bond voor Plattelandsvrouwen, en daar is mevrouw Bishop ook lid van.’

‘Zou jij het haar kunnen vragen?’

‘Dat zal ik doen.’

‘Prima. Wat voor een type is mevrouw Bishop eigenlijk?’

‘Niet bepaald knap om te zien, maar wel een fatsoenlijk mens. Het is me een raadsel wat zij in Ulsters antwoord op Adolf Hitler ziet. Ik neem aan dat ze hoe dan ook aan de man wilde raken.’

‘Als ze hem daarvoor heeft uitgekozen, moet ze behoorlijk wanhopig zijn geweest.’

De kinnen van mevrouw Kincaid trilden terwijl ze grinnikend zei: ‘Dat kan, maar aan geld heeft ze geen gebrek want ze heeft behoorlijk wat van haar vader geërfd. Adolf had geen rooie cent toen hij met haar trouwde.’

‘Interessant,’ zei Barry, en hij dronk zijn thee op. Toen hoorde hij de bel.

‘Ik ga wel kijken wie het is,’ zei Kinky.

‘Nee, laat maar, ik ga wel.’ Het zou mijn eerste patiënt kunnen zijn, dacht Barry, die op zijn horloge keek. ‘Ik heb nog alle tijd voordat ik moet vertrekken.’

‘Hmmm,’ zei mevrouw Kincaid. De bel rinkelde opnieuw. ‘U lijkt op de grote baas toen die hier net was begonnen. Klaar om als een reddende engel rolschaatsen onder te binden.’

Toen hij de zitkamer uit liep zag hij haar glimlachen als een moeder wier jongste kind net een prijs op de zondagsschool heeft gewonnen.

Een grote, bekend ogende vrouw stond op de stoep. Ze had een strohoed op haar hoofd en droeg een bloemetjesjurk met de afmetingen van een kleine klokvormige tent. Plus witte pumps waarvoor haar enkels eigenlijk te dik waren.

‘Dokter Laverty?’

‘Ja.’

‘Kan ik u even spreken?’

‘Natuurlijk, mevrouw…’

‘Sloan. Cissie Sloan. Ik ben een van degenen die regelmatig dat tonicum komen halen.’ Haar stem klonk schor en raspend.

‘Komt u maar mee naar de spreekkamer.’ Barry zette een stap opzij en ze wurmde zich langs hem heen. Zij was degene die haar korset had aangehad toen O’Reilly had geprobeerd haar een injectie met vitamine B12 toe te dienen.

‘Wat kan ik voor u doen?’ Hij deed de deur dicht en liep naar de draaistoel.

Zij deponeerde haar gezette gestalte op de stoel voor de patiënten. ‘Het is hier koud.’

Die opmerking verbaasde Barry, want het was eerder te warm in de kamer.

‘Ik heb het eigenlijk altijd koud.’

‘Werkelijk? Is dat de reden waarom u hierheen bent gekomen?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Dokter O’Reilly behandelt me nu al zes maanden, en daar ben ik niet beter van geworden. Nu kom ik om een second opinion vragen. Hij is er niet, hè?’

‘Dat klopt.’ In Ballybucklebo verspreidde nieuws zich bijna met de snelheid van het licht, dacht Barry.

‘Donal Donnelly is een neef van me. Hij, zijn hond en dokter O’Reilly zijn vertrokken naar Belfast. Dat heeft Donal me verteld. Op de dag waarop u hier arriveerde, zei dokter O’Reilly dat u de jongste dokter was die ooit een prijs had gewonnen met al uw harde studeren.’

‘Tja, ik…’

‘Dus wil ik dat ú me vertelt wat er met me aan de hand is.’

‘Dat kan ik proberen. Kunt u me een paar aanwijzingen geven?’

Ze schoof naar achteren op de scheefstaande stoel, sloeg haar dikke armen over elkaar en bromde: ‘Ik dacht dat u een expert was. Zoiets achterhalen is uw taak.’

‘Dat weet ik, maar dan moet ik eerst uw medische geschiedenis kennen, en u misschien onderzoeken.’

‘Stelt u uw vragen dan maar.’

Met veel geduld en met toenemende bezorgdheid dat hij hierdoor te laat bij Patricia zou zijn, lukte het Barry een paar brokjes in klinisch opzicht belangrijke informatie uit de berg van Cissies gedetailleerde herinneringen te vissen. Herinneringen die zacht, langzaam en monotoon werden opgehaald. ‘Ik voelde me voor het eerst niet lekker op de donderdag. Nee. Nee, ik vergis me. Het was op de woensdag waarop de andere hond van Donal dood is gegaan. De hond met dat korte staartje… Dus zei ik tegen Aggie… Aggie Arbuckle, heette ze, maar nu is ze getrouwd met Hughie Mehaffey… Hughie is een achterneef van Maggie MacCorkle, aan moederskant… Toen zei dokter O’Reilly tegen me… u weet hoe hij is… je zou nog gaan denken dat hij Jehova was die de Tien Geboden aan Mozes overhandigde… hij zei tegen me: “Cissie, je bent een beetje moe. Je hebt een tonicum nodig.” Nu geeft hij me al zes maanden lang om de zes weken zo’n injectie, en dat helpt niks.’

‘Oké, mevrouw Sloan.’ Het lukte Barry eindelijk er een speld tussen te krijgen. ‘Eens kijken of ik u goed begrijp. U voelt zich al zes maanden moe en dat wordt er niet beter op?’

‘Inderdaad.’

‘U hebt het aldoor koud?’

‘Ja.’

‘Spierkramp?’

‘Heel erg. In mijn benen. U zult me wel niet geloven als ik het zeg, maar ik ben ook zwaarder geworden.’

‘U meent het.’ Barry feliciteerde zichzelf met het feit dat hij zijn gezicht in de plooi kon houden. ‘Hebt u last van haaruitval?’

‘Hoe wist u dat?’

Barry negeerde die vraag. ‘En ook van constipatie?’

‘Constipatie? Ja, al maanden.’ Ze liet haar stem tot een gefluister dalen. ‘Sinds januari heb ik niet meer gemenstrueerd.’

Barry tikte met zijn pen tegen zijn tanden, boog zich naar voren en keek naar haar gezicht. Haar wenkbrauwen hadden slechts twee derde van de normale afmeting. Haar huid zag vaalgeel en onder beide ogen had ze dikke wallen.

‘Laat me eens naar uw hals kijken.’ Hij ging staan en posteerde zich achter haar stoel. ‘Maakt u zich geen zorgen. Ik zal u niet wurgen,’ zei hij geruststellend terwijl hij zijn vingers tegen haar hals drukte. Onder het vet kon hij een solide, rubberachtige massa voelen. Hij zette een stap naar achteren. Ze had gelijk. Ze was niet gewoon moe. Ze vertoonde alle klassieke symptomen van een niet goed functionerende schildklier. Die diagnose was Fingal ontgaan.

‘Wat denkt u, dokter?’

Barry hoestte. Hij wist niet hoe hij haar een eerlijk antwoord op die vraag kon geven en tegelijkertijd O’Reilly’s professionele reputatie in stand kon houden.

‘Ik weet het niet zeker,’ zei hij. ‘We moeten in het ziekenhuis een proef laten doen.’

‘Het ziekenhuis?’

‘Ik ben bang van wel, ja.’

‘Heb ik kanker?’

Barry schrok. Het was mogelijk, maar haar schildklier was glad en niet hard. ‘Dat denk ik niet.’ Hij zag dat ze zich ontspande. ‘Volgens mij is uw schildklier een beetje te weinig actief.’

‘Waarom heeft dokter O’Reilly dan niet om die proef gevraagd?’

‘Eh…’ Mijn hemel. De waarheid luidde dat hij waarschijnlijk haast had gehad en daardoor de juiste diagnose niet had gesteld. ‘Het is iets nieuws. Ik heb er dit jaar pas van gehoord.’

‘Dus heb ik er goed aan gedaan naar u toe te komen.’

‘Maar als de proef aantoont wat ik denk dat die zal aantonen, moet dokter O’Reilly de behandeling voorschrijven. Hij heeft veel meer ervaring dan ik.’ Twee weken, dacht Barry. Het had maar twee weken geduurd voordat hij de waarheid ook al iets begon te verdraaien, maar hij kon O’Reilly niet als een baksteen laten vallen. ‘Zal ik u wat meer vertellen over de werking van de schildklier en over die proef?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Daar zou ik toch niets van begrijpen. Regelt u alles maar en vertelt u me de rest zodra het resultaat bekend is.’

‘Dan ga ik even bellen. Wilt u hier wachten?’

Het laboratorium was nog open toen Barry belde. Ja, ze konden een test met radioactief jodium regelen. Wilde hij zo vriendelijk zijn het daarvoor benodigde formulier in te vullen en de patiënte te vragen dat maandagmorgen om tien uur mee te nemen naar het metabolisch lab?

‘Alstublieft,’ zei hij, en hij gaf mevrouw Sloan het formulier. ‘Maandagmorgen in het Royal. U gaat naar de balie en dan zullen ze u daar de weg naar het lab wijzen.’

‘Dank u, dokter Laverty.’ Ze ging staan en vertrok.

‘Graag gedaan,’ zei hij, en dat meende hij ook. Hij was een beetje bezorgd geweest omdat hij de praktijk in zijn eentje had moeten runnen, maar tenzij er tussen nu en halfzeven – wanneer hij Patricia zou ophalen – iets dramatisch gebeurde, zou hij zich lekker een beetje voldaan voelen!