4 De slag bij Ane

In 1302 vond de Guldensporenslag plaats bij Kortrijk in Vlaanderen. De Vlaamse boeren versloegen het door de adel gedomineerde Franse leger. Honderden ridders met vergulde sporen aan de enkels vonden de dood in dit gevecht met het gewone volk. Maar wat velen niet weten, is dat 75 jaar eerder precies hetzelfde al gebeurde in de slag bij Ane, op een steenworp afstand van Gramsbergen!

Gramsbergen, 1227, door Willem Hoffman – Heel vroeg in de morgen van 28 juli 1227 kwam het tot een bloedig treffen tussen opstandige Drenten en de Utrechtse bisschop Otto II van Lippe. De boeren, mannen en vrouwen, onder leiding van Rudolf van Coevorden, lokten de zwaarbewapende krijgers van de bisschop naar een moeras vlak bij het gehucht Ane en er ontbrandde een heroïsch gevecht waar Hollywood nog een puntje aan zou kunnen zuigen.

Trompetgeschetter en tromgeroffel weerklonken. Gerhart van Goor, banierdrager van de bisschop van Utrecht, gaf het sein tot de aanval! Honderden ruiters spoorden hun paarden aan en al snel reden zij in draf hun vijand, die rustig op zijn plaats bleef, tegemoet. In een ogenblik bereikten de ruiters de graslanden.

Slag bij Ane OI-030.tif

Toen leken de voorste ruiters hun paarden in te houden, alsof zij door een onzichtbare kracht werden tegengehouden. Plotseling zonken een paar paarden tot de knieën in de zachte grond. Met een enorme krachtsinspanning wisten zij zich te bevrijden, om vervolgens nog dieper weg te zinken. De ruiters daar vlak achter hadden nog meer moeite om vooruit te komen, omdat de grond door hun voorgangers was omgewoeld. Tevergeefs probeerden zij hun paarden in te houden en te behoeden voor het moeras, want dat was het. De achterste ruiters dachten dat de strijd was losgebarsten en omdat zij hun steentje wilde bijdragen, stuurden ook zij hun paarden naar voren. De voorste gelederen zaten echter zo vast in de modder dat zij nergens meer heen konden. Toen de vijand de ruiters ook nog op een pijlenregen trakteerde, was een verschrikkelijke chaos en grote paniek het gevolg.

Gekneusd, vertrapt, door pijlen van de Drenten doorboord, waren al snel vele ridders dood of gewond. Hun kreten van woede en pijn klonken over het slagveld.

Langzamerhand wisten enkelen zich echter uit de modder te bevrijden en zij begonnen de restanten van hun leger te verzamelen. De Drenten begrepen dat wanneer dit zou lukken, zij verloren waren. Dus profiteerden zij van de nog aanwezige verwarring en vielen het leger van de bisschop aan.

Omdat zij geen zware harnassen droegen en bekend waren met het terrein, konden zij zich ongehinderd bewegen. Verschrikkelijk was de strijd. De bisschoppelijken wilden van geen wijken weten en deden menig Drent onder hun slagen vallen. Maar wat hielp het. Voor elke Drent die zij doodden, kwamen er velen terug. Tegen de avond waren de lucht en het moeras rood gekleurd en vierden de Drenten de overwinning.

Willem Hoffman, auteur van Noord- en Zuid-Nederlandse sagen en legenden , weet echter nog een heldhaftig verhaal te vertellen over een beroemde kruisridder die ook bij deze slag aanwezig was .

De goede heer van Horstmaer werd de vermaardste ridder van het Duitse Rijk genoemd, en dat was niet ten onrechte. Overal in de wereld had hij gestreden. Bij Damiate zag men hem, maar ook in Spanje en in Lijfland. Het leek wel of hij onkwetsbaar was. Nog nooit zelfs was hij gewond geraakt. Zijn grote schild, waarop een zwaan stond afgebeeld, had steeds alle slagen en pijlen die voor de ridder bestemd waren, opgevangen. Nu had hij weer een oproep gekregen van zijn vriend Otto van Lippe, om tegen de heidense Drenten te gaan strijden. Dadelijk had hij aan dat verzoek gevolg gegeven. Met bisschop Otto was hij in het oosten geweest en krijgsmakkers vergeten elkaar niet. Hij reisde dadelijk naar Utrecht af. De goede heer van Horstmaer vroeg er niet naar of de bisschop een rechtvaardige strijd streed. Wanneer een kerkheer op het oorlogspad ging, zou dat wel in orde zijn. Trouwens, de Drenten werden heidenen genoemd; moest een ridder dan nog vragen aan welke kant het recht stond? Nee, de heer van Horstmaer vond het wel goed; het voornaamste was dat hij zijn grote zwaard weer zou kunnen hanteren, wanneer hij zijn paard te midden van de vijanden had gedreven.

Het bisschoppelijke leger was naar het kasteel Hardenberg opgerukt. Het mocht er zijn! Uit het Sticht en uit het Oversticht, uit Holland en Gelre, uit Keulen en Munster waren de troepen hier samengekomen. Ridders en poorters, allen zwaar bewapend, stonden gereed om de veldtocht te beginnen. Honderden banieren wapperden boven hun hoofd in de straffe wind. Het leek eerder het begin van een feest dan de aanvang van een drama. Aan de mogelijkheid van een slechte afloop dacht niemand. Dit leger zou naar Coevorden oprukken en Rudolf uit het geslacht der Gelkingen – de opstandige kastelein van de Utrechtse bisschop – vernietigen. Hij en het handjevol getrouwen, ongewapende boeren, gingen hun ondergang tegemoet. Eigenlijk kon men het geen glansrijke onderneming noemen. Was hier wel krijgsroem te behalen? Had heel deze veldtocht niet veel weg van een ganzenjacht? De goede heer van Horstmaer voelde zich een beetje in zijn eer gekrenkt. Voor een dergelijke ongevaarlijke verdelgingstocht had de bisschop de vermaardste ridder van Duitsland toch niet uit Trier behoeven te laten komen? In de stad Trier was het bijzonder aangenaam geweest! Hij had er de dochters van graaf Richard, zijn vriend, getroffen en hij had ervaren dat zij vol gratie en vol bevalligheid waren. Ja, het was zelfs niet zeker of zij niet de aanval op hem geopend hadden. Wanneer hij op zekere avond niet zijn schild met de zwaan had opgeheven om op die manier zich aan de blikken van de beide jonkvrouwen te onttrekken, ja, dan had het kunnen gebeuren dat hij, de goede heer van Horstmaer, voor die vurige blikken zou zijn bezweken. Wat hem overigens in moeilijke omstandigheden zou hebben gebracht. Een ridder van het Avondland mag slechts voor één paar ogen zwichten!

De vermaardste ridder van Duitsland ging naar de bisschop en maakte hem zijn gekrenktheid duidelijk. ‘Mijn vriend,’ zei de bisschop nogal duister, ‘maak u niet bezorgd; wij zijn nog niet in Coevorden. U krijgt misschien nog wel gelegenheid uw dapperheid te tonen!’

Met dit antwoord moest de ridder tevreden zijn. Dat het hem bevredigde, kan niet gezegd worden.

Urenlang duurde de slag nu al. Of was het beter van een slachting te spreken? Het bisschoppelijke leger was in een hinderlaag gelokt, dat viel niet langer te ontkennen. Het was de Drenten, die na de eerste botsing al dadelijk vechtende waren teruggeweken, in een onbekend gebied gevolgd. Aanvankelijk scheen het een gemakkelijke overwinning te zullen worden. De kleine, vijandelijke groepen schenen ongevaarlijk. Het waren meest slechts met knotsen gewapende boeren. De ridders, die zelfs ongepantserd ten strijde getrokken waren, kon je op de vingers van een hand tellen! Belachelijk was het, dat er vrouwen in opgewonden troepjes meevochten! Maar spoedig bleek dat deze benden door een uitmuntende krijgsoverste werden aangevoerd. De zwaarbewapende ridders van bisschop Otto vochten weldra in een moeras. Toen bleken zij aan alle kanten ingesloten te zijn. De Drenten vluchtten niet langer, zij gingen tot de aanval over! Wat baatte het nu dat het bisschoppelijke leger grotendeels uit ruiterij bestond, dat de vermaardste ridders van de christenheid aan Otto’s zijde streden? Elk voordeel werd nu tot een nadeel. De zware paarden, bedekt met ijzeren stukken, de ruiters, van top tot teen gepantserd, zij zonken weg in de verraderlijke weke grond. Een voor een werden zij door de woedende boeren afgemaakt. Geen verweer baatte; allen, edel en onedel, moesten een smadelijke dood sterven. De goede heer van Horstmaer behoorde tot de laatsten die zich nog teweerstelden. Zijn vriend, de bisschop, had hij in zijn nabijheid zien vallen, zonder dat hij hem hulp had kunnen bieden: het water scheidde hen. Een gruwelijke dood stond hem voor ogen, want hij had Otto niet alleen zien vallen, hij had ook gezien hoe de Drenten in het razende gevecht de bisschop in het moer vertrapten, hem verminkten en hem met hun zwaard de huid van het hoofd vilden!

Het leek echter of de goede heer van Horstmaer ten slotte geluk had. Zijn aanvallers hadden hem niet kunnen overmeesteren. Zijn paard hadden zij kunnen doden, maar dat zou toch in het moeras zijn gestikt. Hemzelf hadden zij evenwel niet kunnen naderen. Integendeel, de ridder had met hen afgerekend. Tot de laatste man toe had hij zijn aanvallers verslagen.

Behoedzaam keek hij in het rond. Niemand lette meer op hem. Men was de eenzame ridder vergeten. Op zoveel andere plaatsen in het moer woedde de strijd nog voort!

Toen werd de goede heer van Horstmaer door een andere vijand belaagd. Het moeras zoog hem naar beneden. Het dreigde hem te verstikken! Wat moest hij doen? Zijn vijanden om hulp roepen? Dat betekende een zekere dood! Zijn vrienden? Die waren allen verslagen. Hij moest zichzelf helpen. Reeds zonk hij dieper in het moeras. Was er dan niemand? Niemand? Zijn blik viel op de zwaan van zijn schild. Een gedachte flitste door zijn hoofd: op het schild, op de zwaan gaan staan! Hij legde het wapen op het moer en kroop erop. Toen kwam hij langzaam overeind en bad ontroerd: ‘Zwaan, draag mij nu uit deze nood; gij hebt mij van zo menige dood gered!’

Maar het schild spleet in tweeën. Het had hem beschut tegen alle vijandelijke aanvallen, ja, zelfs tegen de blikken van de dochters van de graaf van Trier. Maar onder het gewicht van zijn meester bezweek het. De zwaan kon hem niet meer uit de nood dragen en tezamen verzonken zij in het moeras bij Ane.

De bisschop overleefde de slachting ook niet. Dr. Johan Picardt schrijft: ‘En de verloren bisschop wordt weer gevonden in een moeras, dood, zeer mismaakt, zijnde zijn hoofd met vlakzwaarden gelijk als gevild.’ Diens opvolger neemt echter wraak. Wanneer Rudolf tijdens een wapenstilstand de bisschop bezoekt om tot een overeenkomst te komen, wordt hij gevangengenomen en op 25 juli 1230 levend geradbraakt.

Mysteries in Overijssel
titlepage.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_0.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_1.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_2.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_3.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_4.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_5.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_6.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_7.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_8.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_9.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_10.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_11.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_12.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_13.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_14.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_15.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_16.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_17.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_18.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_19.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_20.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_21.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_22.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_23.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_24.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_25.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_26.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_27.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_28.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_29.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_30.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_31.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_32.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_33.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_34.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_35.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_36.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_37.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_38.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_39.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_40.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_41.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_42.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_43.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_44.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_45.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_46.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_47.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_48.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_49.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_50.xhtml
awb_-_mysteries_overijssel_split_51.xhtml