Scène

 

 

 

 

 

 

Het meisje droeg een gebloemde zomerjurk met een brede ceintuur en slippers aan haar voeten. Ze was blond en kwam telefonerend het café uit. ‘Where are you?’ riep ze, en ze keek om zich heen. Maar op het terras was het rustig en niemand keek haar kant op.

‘I told you I wanted to see you,’ vervolgde ze, ‘but you are not here. I don’t trust you. Where are you?’ Ze had geen moeite met het Engels, maar ze was Nederlands – dat was goed te horen.

Degene tegen wie ze sprak, duidelijk een man (zo’n meisje was het, een meisje dat op oudere mannen viel), begon een lang verhaal af te steken. Ongeduldig hoorde ze hem aan, terwijl ze wat heen en weer drentelde. De zomerjurk gaf haar een lange, blote rug.

‘Yes, I understand,’ zei ze uiteindelijk, ‘but I told you I would be here, so where are you? You promised me...’ Ze ging aan de uiterste rand van het terras op een stoel zitten.

Er passeerde een rondvaartboot. Mensen zaten te eten aan tafels die door kaarsen werden verlicht. Er klonk zachte saxofoonmuziek. Op het achterdek stond een vrijend stelletje. ‘Why don’t you come? Take a taxi and come! I don’t want to come to you. I’m here.’ Ze krabde geïrriteerd aan een plekje tussen haar schouderbladen. ‘Fuck you!’ riep ze toen ineens.

Ze stond op en klapte haar telefoon dicht.

Ze was woedend, en teleurgesteld, en leek even niet te weten wat ze nu moest doen. Toen ze uiteindelijk in beweging kwam, ging haar telefoon weer. Ze klapte hem meteen open. ‘Lul,’ riep ze.

Op het terras lachte iemand.

Met een kwade grimas op haar gezicht liep het meisje weg van het terras, het donker in. Verderop ging ze op de trap van een huis zitten. ‘I hate you, you know that,’ zei ze tegen de man die niet naar haar toe wilde komen, ‘You never do what I want. Don’t call me again.’ Ze klapte haar telefoon dicht en liep terug naar het terras en de zaak in. Binnen schoof ze aan bij een vriendin met kort, donker haar die over een kom noodles zat gebogen. ‘Hij komt niet,’ zei ze.

‘Waarom niet?’

‘Omdat het een lul is, daarom niet,’ zei het meisje. ‘Is het lekker?’ Ook voor haar stond er een kom noodles op tafel.

‘Heerlijk,’ zei de vriendin.

‘Ik moet echt met die gast ophouden,’ zei het meisje voordat ze begon te eten, ‘hij maakt me gek.’

Tien minuten later stopte een taxi voor de zaak. De man die achterin zat, leunde tussen de stoelen door, zei wat tegen de chauffeur en gooide de deur open. Hij was een jaar of veertig, droeg een spijkerbroek en een wit T-shirt, en haastte zich naar binnen. Zijn haar glinsterde als dat van Mark van Bommel, maar zijn gezicht was gehavend – nogal pokdalig. ‘Okay, girl, here I am,’ riep hij en hij koerste recht op de twee meiden af. Hij zette een grote grijns op.

‘Go away,’ zei het meisje met de zomerjurk toen hij aan haar tafeltje stond, ‘go away, please. Now.’ En ze begon te huilen.

De man schrok zo dat hij zich onmiddellijk omdraaide, de zaak weer uit liep en in de taxi sprong die op hem had staan wachten. Een minuut later was hij verdwenen.