Vergrijzing

 

 

 

 

 

 

Het haardvuur knettert in de lounge van het hotel, het aperitief is geserveerd, buiten donkert het, uit de richting van de keuken komen de bekende geluiden, het oude echtpaar heeft het zich gemakkelijk gemaakt.

Mevrouw zit op de chesterfieldbank, meneer ernaast, op een antieke stoel. Hij heeft de benen over elkaar geslagen, zij haar schoenen uit, de voeten op de bank. Hij bladert in een beduimelde hotelgids, zij in het regionale dagblad. Af en toe zeggen ze iets tegen elkaar, een enkel woord, gedempt, ze kennen elkaar door en door. Bijna veertig jaar getrouwd, een mooie oogst aan kleinkinderen.

Ze hebben vandaag gefietst.

En blossen op de wangen.

Ze hebben hun fietsen bij zich, op zo’n rekje achter op de auto. Ze doen dat regelmatig. Een paar dagen eropuit, fietstochten maken, hotelletje pakken. Soms gaan ze naar streken waar ze nog nooit zijn geweest. De andere keer naar het landschap van hun jeugd, de dorpen en stadjes van hun ouders en grootouders. Ze zijn dan wel oud, ze zijn ook in de bloei van hun leven. Ze dragen de betere vrijetijdskleding: meneer een corduroy broek, goed onderhouden schoenen, een overhemd en een rode spencer, mevrouw een zwarte broek, een gezellige trui, een enkel sieraad. Morgen gaan ze bij een oude collega van meneer op de koffie. Hij is sinds kort weduwnaar. Ze houden een oogje in het zeil.

Mevrouw nipt van haar port.

Meneer buigt zich naar zijn kelkje jenever en slurpt de kop eraf, daarna neemt hij een slok van het bijbehorende bier. Een serveerster komt binnen met de menukaarten voor straks. Mevrouw op de bank manoeuvreert met de opengeslagen krant; ze wil zo zitten dat het licht van de schemerlamp goed op de pagina valt. Haar man opent de menukaart. De serveerster port het vuur in de haard wat op en verdwijnt weer.

Dan lacht de vrouw.

Ze heeft een wat hese lach waar haar jeugd nog enigszins in doorklinkt, maar die ook iets treurigs heeft. ‘Moet je horen,’ zegt ze tegen haar man, en ze buigt zich met de ritselende krant naar hem toe om te vertellen wat ze zojuist heeft gelezen. Ze doet dat vervolgens op fluistertoon, bijna meisjesachtig opgewonden, en als ze klaar is, raakt ze haar man eventjes aan, iets boven de knie, heel vertrouwelijk.

‘Jij ook, hè,’ zegt de man iets te hard, en hij hervat zijn lectuur van de menukaart. De vrouw kijkt even boos over de rand van haar krant, maar als ze geen oogcontact krijgt, gaat ook zij verder met lezen. Een halfuur later gaan ze aan tafel.

De krant blijft achter op de chesterfieldbank. Hij is vandaag al vaak gelezen, er zit nauwelijks nog leven in het papier. Het bericht waar de oude dame om lachte, is makkelijk te vinden, het staat naast een grote advertentie van Super de Boer. ‘Nederlanders hebben minder vaak seks dan vorig jaar.’ De Global Sex Survey van Durex heeft aangetoond dat Nederlanders het gemiddeld 103 keer per jaar met elkaar doen. Dat is zeventien keer minder dan het vorige jaar, een raadselachtige daling, tenzij je dus – dat zagen we net – de vergrijzing meerekent.

‘Jij ook, hè.’ Het echoot nog even na, terwijl de haard ploft en buiten een auto passeert; de koplampen trekken felle strepen over het raam.

Ja, mevrouw ook; zij ook. Dit jaar minder dan vorig jaar en volgend jaar nog minder.