Lunch

 

 

 

 

 

 

De heren werden verwacht. De serveerster van Quartier Sud aan de Stadionweg in Amsterdam leidde hen onmiddellijk naar een gereserveerd tafeltje aan het raam. Ze gingen zitten, goed gesoigneerde zakenlieden.

‘Wat een geweldige tent is dit toch,’ zei de ene heer. Hij was klein van stuk en zijn gezicht was nogal rood.

‘Een oase,’ zei de ander, die veel te groot was voor de stoel waar hij op zat.

‘Een aperitiefje, heren?’ informeerde de serveerster. ‘Voor mij een pils,’ zei het kleine heerschap terwijl hij op zijn horloge keek, ‘dan nemen we straks een lekker wijntje.’

‘Ik een spa rood,’ zei de grote man.

De serveerster vertrok.

‘Zo...’ zei de kleine man.

‘Hèhè,’ zei de ander. Hij nam zijn servet op schoot. ‘Wij zijn met ons clubje lekker bezig, joh,’ zei de kleine nu, ‘hoe gaat het bij jou?’

‘Het begint te komen.’

‘Je zit er nu hoe lang? Vanaf 1 januari? Geen koude oorlog met Sparrow?’

‘Nee, joh.’

‘Mooi zo. Probeer het zo te houden.’

De serveerster kwam met de drankjes en de menukaart. Ze vertelde wat er buiten de kaart nog allemaal was en vertrok weer. De heren sloegen de kaart open, en maakten beiden langdurig studie van de materie.

‘Ik neem de zalm vooraf,’ zei de kleine uiteindelijk, ‘en daarna... Wat neem jij?’

‘De côte de boeuf,’ zei de grote man, ‘en vooraf de caesar salad.’

‘Een goeie keus. Neem ik ook. Een beetje groenvoer hoort erbij.’ Hij lachte schel.

De ander wenkte de serveerster. ‘Zullen we een Chablisje nemen?’ vroeg de kleine.

‘Lekker,’ antwoordde de ander.

De serveerster nam de bestellingen op en deinde weer weg. Aan een tafel verderop nam een oud echtpaar plaats.

‘Ga jij dit jaar naar Cannes?’ vroeg de kleine.

De grote man knikte. Een groot hoofd had hij ook.

‘Waar zit je? Ik in Hotel Splendid. Aan de haven. Het kost twee keer niks en het is ook eigenlijk niks. Maar je hebt tenminste airco.’

‘Ik weet nog niet waar ik zit.’

‘Dan kun je het wel schudden. Alles zit nou vol. Je moet er wel heen, hoor, voor je netwerk.’

‘Uhuh.’ De grote man had het liever ergens anders over. Ze zwegen. De serveerster kwam met de Chablis en nadat de kleine man het etiket had bekeken, was ze geruime tijd bezig met het openen van de fles. De heren keken toe, blij dat ze even niet hoefden te praten.

‘Perfect, hoor,’ zei de kleine man toen hij een slokje had geproefd. De serveerster schonk de glazen vol en verdween. ‘Hij is nog wat aan de jonge kant,’ vervolgde de kleine man toen de ander zijn glas ter hand nam, ‘maar voor bij de lunch kan het wel. Of vind je dat hij kouder moet?’

‘Hij is lekker zo,’ zei de ander toen hij een slok had genomen.

Ze zwegen.

Het kon wel eens een lange zit worden, deze lunch.