Muntthee

 

 

 

 

 

 

Emmeloord hier. Hier, Emmeloord. Een koude, mistige namiddag. De mensen haasten zich naar huis. Bij het busstation kleumen de kids die de polder in moeten. In de brasserie van ’t Voorhuys zijn een paar tafeltjes bezet.

Ach, ’t Voorhuys.

Als kind kwam ik al in Emmeloord – toen was ’t Voorhuys er ook al, restaurant en hotel. Nog steeds ligt het aan hetzelfde plein, schuin tegenover de beeldbepalende Poldertoren van Emmeloord; vanuit alle hoeken van de polder kun je die stompe toren boven het vlakke land zien uitsteken. Kom je ter plekke, in Emmeloord, blijkt er helemaal geen kerk bij te horen, want het is een oude watertoren. Eromheen: een parkeerterrein, een vaart en een busstation.

Ik bestel een kop thee.

‘Wat voor thee wilt u hebben, meneer?’ vraagt de ober. Een jonge gozer in een groen-geel pak.

‘Maakt niet uit,’ zeg ik, in gedachten al bij de kist met theezakjes die ongetwijfeld op de bar zal staan, ‘als het maar geen Earl Grey is.’ Het is nog maar een paar jaar geleden dat je overal automatisch Earl Grey kreeg. Nu hebben ze overal zo’n kist met smaakjes. Rooibos. Bosvruchten. Darjeeling. Groene thee. Sterrenmix. De lekkerste smaken zijn altijd op. En dus blijft de Earl Grey weer over. ‘Of hebt u verse munt?’ hoor ik mezelf dan ineens vragen.

‘Ja, hoor,’ zegt de jongen, en ik bestel.

Verse munt deed ruim zes, zeven jaar geleden aarzelend zijn intrede in de horeca. Een van de eerste zaken waar je echte muntthee kon drinken, was Bazar in Rotterdam. Daarna kroop de Marokkaanse thee langzaam noordwaarts, en sinds een jaar of twee is het in Amsterdamse kroegen ook overal verkrijgbaar. Theegigant Lipton sprong ooit in de markt met speciale piramidevormige munttheebuideltjes voor thuisgebruik.

Daar was mijn thee.

Ach, hoe lief, schoot het door me heen – de munttakjes waren ondersteboven in het glas gestoken; de blaadjes boven, de steeltjes in het water. Ik trok het hele zootje uit het glas en draaide het om. De jonge ober zag het mij doen en kwam aan mijn tafeltje, een beetje verlegen.

‘Je moet de blaadjes in het water steken,’ zei ik, ‘dat is logisch, toch?’

‘Logisch,’ herhaalde hij langzaam, maar ik zag het muntje naar beneden glijden. ‘U hebt gelijk,’ zei hij toen. ‘We hebben het pas twee weken op de kaart,’ voegde hij er verontschuldigend aan toe.

‘Loopt het goed?’ wilde ik weten.

‘Zeker,’ zei hij, ‘niet zo goed als in Amsterdam, maar ja, het loopt goed.’ Daarna begon hij een verhaal over een weekendje hoofdstad dat hij laatst had gedaan en overal waar hij kwam, had hij verse muntthee gezien – zo was hij voor Emmeloord op het idee gekomen.

‘Zo gaan die dingen,’ zei ik.

‘Ja, meneer,’ zei hij.

Buiten was het licht nu snel aan het zakken. De ober bedankte mij voor mijn tip en haastte zich naar twee grote, blonde vrouwen die net in gezelschap van een herdershond waren binnengekomen. Toen ze zaten, bestelden ze bier en bitterballen, want ook daar was het de tijd voor.