Zierikzee

 

 

 

 

 

 

Avond in Zierikzee. In café Concordia, hoek Havenplein en Appelmarkt, zitten twee mannen aan een tafeltje bij het raam. Buiten passeert af en toe een auto. De straat glinstert in de regen.

‘Ik shake helemaal, draai jij effe een shaggie voor mij,’ zegt een van de mannen. Het is een klein, lijkbleek kereltje met flaporen en een grote Feyenoord-pet op.

‘Heb jij nog geld?’ vraagt de ander. De ober staat afwachtend iets verderop. De kleine knikt traag. ‘Vier flesjes bier,’ bestelt de ander. De ober verdwijnt.

‘Ik wil haar bellen,’ zegt de kleine man, ‘ik word gek anders. Dit kan zo niet. Geef me je telefoon even.’

‘Pas op de batterij, die is bijna leeg. En m’n kaart is ook bijna op.’ Toch overhandigt hij zijn telefoon.

De kleine man begint moeizaam een nummer te formeren op het display. De ander laat een boer, die luid door het lege café schalt. De kleine brengt het telefoontje naar zijn oor. Hij sluit zijn ogen.

‘Gaat-ie over?’ vraagt de ander.

De kleine knikt, hij heeft verbinding. ‘San? Met mij.’

‘Zeg je naam, man,’ roept zijn maat.

‘Hé, hallo. Met Kees. Mag ik Sandra effe?’ Kees wrijft met zijn vrije hand langs zijn kin. Zijn ogen heeft-ie nog steeds dicht. De ober zet vier pijpjes Heineken op tafel en maakt zich uit de voeten. ‘Doe niet zo moeilijk, Rinus. Geef me Sandra effe.’ Hij luistert even naar Rinus. ‘Ze wil wél met me praten, Rinus. Dat weet ik. Ik ken haar.’ Zijn ogen springen open en hij legt de telefoon met een klap op tafel. ‘Hij hangt op.’

‘Dat gaat te ver,’ zegt zijn maat.

‘Veel te ver,’ mompelt Kees. Hij zet een fles bier aan zijn mond en drinkt.

‘Wat moet ik nou? Ik kan haar niet eens bellen. Bel jij d’r eens.’

‘De kaart is bijna op. De batterij is leeg. Hier, nog één streepje.’

‘Die fucking mongool! Die fuckt met mij. Dat weet Sandra niet eens. Kom op, Fokke, bel nou.’

Fokke, zoals de maat dus heet, begint de telefoon te bedienen. ‘Hé, Rinus,’ zegt hij met verdraaide stem als hij contact heeft, ‘met André. Mag ik Sandra even? Oké. Dan weet ik voldoende.’ Hij hangt op.

‘En?’ vraagt Kees.

‘Je moet de groeten hebben.’

‘Van die mongool? Jezus. Ik zit helemaal te shaken.’

‘Van haar.’

‘Van Sandra? Maak mij niet gek, Fokke!’ roept Kees trillend uit. ‘Godverdomme. We gaan erheen, hoor. Ik moet met Sandra praten.’

‘Kees,’ sust de ander.

Kees bedaart wat. Hij kijkt om zich heen. Zijn kleine ogen staan lodderig en gevaarlijk. Hij neemt een trek van Fokkes sigaret en een slok van zijn bier. Zijn adamsappel stuitert op en neer. Buiten glijdt een rode BMW voorbij.

‘Ik bel nog een keer,’ zegt Kees langzaam. ‘Ik weet dat ze pissed-off is, maar ik ben ook pissed-off. Geef me die telefoon.’

Fokke schuift zijn toestel over tafel. Kees gaat wederom proberen zijn Sandra te bereiken, al weet hij dat het nooit meer iets zal worden. Hij sluit alvast zijn ogen.