Beurt

 

 

 

 

 

 

Het stel kwam in twee etappes het halfvolle café-restaurant binnen. Eerst was er de man, een dik exemplaar met een linnen tas aan zijn schouder en sneeuw op zijn hoofd. Hij ging bij het raam zitten en bestelde een Hoegaarden met citroen.

Toen kwam de vrouw, lang, streng en met verbeten trekken. Ze duwde een grote kinderwagen waar een klein, blond kereltje in zat.

De man bij het raam zwaaide.

De vrouw manoeuvreerde de kar door de zaak – waarbij ze twee keer een stoel raakte. Bij aankomst bleek ze hem eigenlijk niet goed bij de tafel te kunnen parkeren. De man stelde voor ergens anders te gaan zitten.

Prima idee.

De schaduwkant was dat de kar nu gedraaid moest worden, en hoewel het gevaarte er met z’n grote banden modern uitzag, was het toch een van de goedkopere modellen – de wielen konden niet draaien. Duw- en trekwerk volgde en de terugweg werd aanvaard. Opmerkelijk was dat het stel hierbij geen enkele consideratie met de overige bezoekers had, de kinderwagen was een verworven recht waarvoor alles moest wijken.

Ook bij de nieuwe tafel veroorzaakte de kar problemen toen een serveerster met twee borden wilde passeren. Ze moest zich er werkelijk langs wurmen en met haar heup raakte ze het tafeltje van de buren. Er viel een glas wijn om, er werd gevloekt. De serveerster wierp het jonge stel een giftige blik toe, die feilloos werd genegeerd. Maar even later stelde de man toch voor het kind uit de wagen te halen en het voertuig in de hal bij de kapstok te parkeren.

Oké dan maar.

De vrouw tilde het jongetje uit de riemen, trok hem zijn jas uit, en liet hem los op de vloer. Hij kon net lopen en maakte meteen van de gelegenheid gebruik, het leergierige type, weg was hij.

Zijn vader reed de kar naar het halletje. Daarbij botste hij bijna tegen een dame die uit de toiletten kwam, maar tot een handgemeen leidde het niet en de kar kwam veilig in het halletje aan, al stond hij ook onder de kapstok behoorlijk in de weg, want nu kon de buitendeur niet goed meer open, nou ja, jammer dan.

De man haastte zich terug naar zijn vrouw, die inmiddels ook een Hoegaarden had en op luide toon over haar drukke werkdag begon. De man knikte en dronk, ook hij had een drukke dag achter de rug. Hun jongetje waggelde af en toe voorbij, inmiddels wild kraaiend – zijn drukke dag was net begonnen.

Het kon natuurlijk niet anders dan verkeerd aflopen. De bediening ergerde zich, de andere bezoekers ergerden zich, de barkeeper ergerde zich – met name omdat het jongetje zich vooral aangetrokken leek te voelen door de prullenbak achter de bar en er tot twee keer toe uitgeperste sinaasappels uit wist te halen; alleen de ouders van het jongetje ergerden zich niet, sterker nog: zij deden alsof er niets aan de hand was. Tot het jongetje een van de klapdeuren naar de keuken tegen zijn neus kreeg, ter aarde stortte en hartstochtelijk begon te huilen.

Zijn ouders keken zeer verstoord op en slaagden er tegelijkertijd in naar de omgeving te communiceren dat zij hier niets mee te maken hadden. Dit leidde tot een gespannen stilte in de zaak – alleen het huilen was goed te horen.

‘Het is jouw beurt,’ zei uiteindelijk de vrouw tegen de man, en woedend stond hij op: zijn beurt was onze schuld.