11

‘Mensen met geld zijn niet socialistisch want dan hadden ze geen geld.’

Binnen een jaar na zijn afscheid gaat Gerrie Knetemann in zaken, ontwikkelt zich tot een veelgevraagd lid van het sprekersplatform en wordt een belangrijke official in het Nederlandse wielrennen. ‘Financieel kon ik het een tijdje uitzingen, maar ik moest toch werken. Daar is niks mis mee. Arbeid houdt je eerlijk.’

Waar het niet van komt, is een overstap naar de journalistiek. De NOS doet hem geen aanbieding voor Radio Tour de France. De Kneet Story is uitgewerkt. In de succesperiode van Raleigh amuseert Knetemann luisterend Nederland met zijn exceptionele uitspraken als: ‘Uit het hol kletsen’, ‘Dood vogeltje op de fiets’ en ‘Die dook heeft zich toteloos zitten harken tot-ie uitgewoond was.’

De Kneet Story is een paar zomers een hit. ‘Hartstikke leuk om te doen, want dan kun je de wereld verbazen en jezelf op een platform neerzetten.’

Zijn kretologie heeft hij niet helemaal van zichzelf. Hij steekt veel op van de amateur-wielrenner Joop Rijnink, die van alles uitkraamt in de tijd dat Knetemann nog als nieuweling meefietst. Hij bekent later uitdrukkingen als: ‘De martelgang van Kromme Leenden’ en ‘Opgebaard over de finish komen’ te hebben overgenomen van Rijnink. ‘Ik heb zijn uitdrukkingen en slimheid gepikt.’

Knetemann over de Kneet Story tijdens de Tour de France: ‘Dat was pure werkelijkheid. Nooit een woord van gelogen. Een wielrenner is namelijk helemaal geen held. Er gebeuren menselijke dingen in een koers. Het was een komische vertelling van wat er die dag in de Tour was gebeurd. Ik dikte de leuke zaken vaak een beetje aan. Voor mij is dat humor, geen romantiek of mystiek.’

Over Jan Raas: ‘Hij was geen makker. We respecteerden elkaar, maar daar hield het mee op. Ik heb nooit met hem privé een pils gedronken. (…) Hij zweepte altijd de boel op met vloeken en tieren en ik was degene die dan de tranen droogde.’ (1997)

De populaire praatjesmaker wordt anders bekeken in 1983, de zomer na zijn val in Dwars door België. Lopend met een kruk gaat hij naar de Tour de France als een van de verslaggevers voor NOS Radio. Vanuit de derde auto in de karavaan doet hij op zijn manier verslag van wat hij ziet. ‘Het was een grote ramp’, zegt radiomaker Ferry de Groot, sinds 1990 chef sport. ‘Mijn voorganger Kees Buurman heeft zich laten leiden door populisme. Het is nooit meer herhaald nadat hij was gestopt. Ik denk dat na zeven jaar de sjeu er ook wel af was. Als persoon vond ik Knetemann een warme, hartelijke man die zijn p.r. zeer goed verzorgde.’

Knetemann vraagt zich ook af of hij het imago van lolbroek moet blijven dragen. ‘Na verloop van tijd ging ik erover nadenken wat ik weer zou gaan zeggen. Het werd een karikatuur. Geen atletische prestaties meer, maar alleen praten.’ Hij stapt er gemakkelijk vanaf, ook omdat hij zichzelf een serieus mens vindt. In de PZC: ‘Natuurlijk, ik hou van een grap, mag graag lachen, maar lol is slechts een beperkt deel van mijn leven. Ik kan ook zinnige dingen vertellen. Over menselijke aspecten heb ik mijn diepgaande gedachten, zoals ik ook stilsta bij tal van andere dingen des levens. Maar ik ben geen gewone, ik reageer anders dan anderen.’

De wereldtitelstrijd 1990 in Japan draait voor Nederland uit op een échec. Peter Post leidt voor de laatste keer de nationale profploeg op de weg. Uit rennerskringen komt de wens voor een neutrale coach. Knetemann krijgt de aanstelling, ook al is niet iedereen in wielerland het met die keuze eens. Hij doet het niet voor geld. ‘Gelukkig ben ik financieel onafhankelijk en kan ik een barmhartige daad stellen. Stop dat geld maar in de pot voor de renners.’ Wel om de verveling tegen te gaan. ‘Ik beschouw dit baantje als een hobby.’ Dertien jaar later – en nog steeds bondscoach – noemt hij zichzelf ‘slechts een radertje in het voorwaarden scheppend verhaal. Als anderen het beter kunnen, ben ik de eerste die een stap opzij zet’.

De man die zeer ingenomen is met de neutrale bondscoach heet Pascal Kolkhuis Tanke. De politicoloog en managementadviseur, met een prof carrière van slechts een half jaar achter zich, fungeert bij de wereldkampioenschappen als chef d’équipe. In 1990 ziet ploegleider Post Kolkhuis Tanke niet staan. ‘In Japan liep ik er voor de kat zijn viool bij. Dat werkte niet.’

Het eerste jaar met Knetemann aan het roer is het raak. Steven Rooks eindigt op het WK 1991 in Stuttgart als tweede achter de Italiaan Gianni Bugno. Kolkhuis Tanke: ‘Hij heeft daar verder op moeten teren. Vaak kreeg hij een gedemoraliseerd zooitje mee dat net van de sponsor had gehoord dat het seizoen weer niks was geweest en dat dan nog even naar het WK mocht. Kneet probeerde ze voor die ene dag weer wat moraal te geven. Vooral Breukink en Rooks waren daar gevoelig voor. De bespreking vooraf was altijd kort. De pot is zoveel, de winnaar brengt zoveel in. Kneet had alles al voorgekauwd, één op één besproken.’

Pascal Kolkhuis Tanke is chef d’équipe tot 1995. Met Knetemann blijft hij contact houden, ook als hij zich in Roemenië heeft gevestigd van waaruit hij met zijn vrouw fietstochten organiseert, met name naar Zuidoost-Azië en door de Balkan. ‘Kneet is een van mijn vier, vijf echte vrienden.’ In 7996 brengt hij een boek uit, De gladiolen en de dood. Het is geïnspireerd door Knetemann en gesitueerd in het wielrennen. De wielerwereld ontvangt het met gemengde gevoelens.

NOS-radioverslag 1975 (verslaggever Theo Koomen)

‘Ze zijn met elkaar aan het spelen. Ze kijken naar elkaar, ze loeren naar elkaar, en daar komt dan de Italiaan over Gerrie Knetemann heen en Gerrie, die doet zijn uiterste best. Maar o, o, wat is dat verwarrend. Gerrie, hou je het? Hou je het, Gerrie? Het lijkt erop, dames en heren, dat-ie het houdt. Jaaaa, ja hoor, hij houdt het. O, wat is-ie blij, wat is-ie blij! Geweldig!’

(12e etappe Ronde van Frankrijk)

Datzelfde jaar 1991 is Knetemann met spreekbeurten actief in het schnabbelcircuit en treedt hij in dienst bij Alrecon. Ed van der Veer, voormalig p.r.-manager van de wielerploeg SuperConfex, start een campagne met reclame in openbare ruimten, zoals abri’s bij bushaltes. Hij contracteert vier bekende ex-sporters voor promotie van een viertal sportzaken: tennisster Betty Stöve voor het tennistoernooi Rosmalen, Barry Hughes voor ADO Den Haag, Wim Verhoorn voor de Amsterdam Marathon en Gerrie Knetemann voor de promotie van de Touretappe naar Valkenburg. Zij moeten sport en adverteerders samenbrengen. Knetemann: ‘De emotionele kant van de sport naar de sponsors brengen, vertellen dat er meer is tussen sporthemel en sportaarde dan het resultaat.’

Knetemann en Verhoorn (1941) kennen elkaar van feestelijkheden als de verkiezing sportman⁄-vrouw van het jaar. Verhoorn, met een verleden in wielrennen, voetbal en atletiek, komt daar in de hoedanigheid van bondscoach der marathonlopers. Hij maakt de gouden periode 1980-1988 mee, met Gerard Nijboer, Marti ten Kate en Carla Beurskens. ‘Toen was er al chemie tussen ons’, zegt Verhoorn. Zij komen nader tot elkaar in de besprekingen bij het bedrijf dat hen voor wervende doeleinden heeft ingehuurd. Bij de oprichting van Centurions of the Netherlands – bekende Nederlanders zetten zich met hardlopen en fietsen in voor goede doelen – is Knetemann vanaf het begin betrokken door toedoen van de voormalige quizmaster Fred Oster.

De ex-wielrenner pakt ook het hardlopen serieus aan, samen met Gré die als tiener menige strandloop heeft gewonnen. In 1990 probeert een fitheidstest haar wijs te maken dat ze volstrekt geen conditie heeft. ‘Ik kon dat niet geloven en binnen amper drie maanden liep ik mijn eerste marathon. Gewoon om te laten zien dat die test niet deugde.’ Ook Gerrie kiest voor de marathon, Alrecon is een van de sponsors. De opbrengst gaat naar het hoofdstedelijke Emma Kinderziekenhuis AMC van professor Tom Voute, vooraanstaand specialist op het gebied van kanker bij kinderen.

Vijf marathons loopt hij waarvan twee in New York, in 1990 en 1992, dat laatste jaar in gezelschap van kroonprins Willem Alexander, Wim Verhoorn en John Engelsma. In 1991 moet hij op de valreep verstek laten gaan; hij gaat een dag voor de start tijdens de bredkfastrun door zijn enkel. Gré neemt zijn plaats in.

In Honolulu staat hij driemaal aan de start, in 1997,1998 en 1999. Ook loopt hij halve marathons in Amsterdam en Den Haag.

Zijn beste tijd over de 42,195 kilometer is 3 uur en 45 minuten. ‘Het is sport met een knipoog. Het begint met een waakvlammetje. Dan stijgt de pijn tot aan je oorlellen toe. Het geeft wel voldoening als je het haalt. In de Bronx riep een heel grote negerin naar mij: ‘You look so good!’ Ik zag eruit als een oud ledikant.’ Na een aantal jaren stopt het echtpaar met hardlopen. Bij Knetemann gaan namelijk de bouten en moeren in zijn lichaam, overgehouden aan zijn val in België, steeds losser zitten.

Een van de zakengesprekken van Verhoorn en Knetemann heeft plaats in het pannenkoekenrestaurant De Vuursche Boer in Lage Vuursche. Natuurlijk komen er pannenkoeken op tafel. De eigenaar vraagt of het de heren smaakt. ‘Heerlijk’, antwoordt Knetemann en vervolgt met een dolletje: ‘Is het niet te koop hier, want dan krijgen we ze voortaan gratis.’ Drie weken later zijn ze beiden eigenaar.

Verhoorn: ‘We zijn lang zakenpartners gebleven. De chemie tussen twee mannen die van sport houden, was perfect. We mochten elkaar heel graag, koesterden wederzijds respect en hadden meestal niet veel woorden nodig. Het ogenspel was voldoende. Men noemde ons Peppie en Kokkie.’ Hij noemt Knetemann een uniek mens. ‘Intelligent en zeer belezen. Puur. Hij reageerde alert en toegankelijk. Wij deelden ontroering, waren echte vrienden van elkaar. Ruzie hebben we nooit gehad. En hij had wijsheden. Zo zei hij; ‘Als je een oud boek voor het eerst leest, is het toch nieuw.’ Dat soort dingen.’

Op basis van ‘plezier en boerenlullenverstand’ bouwen ze een pannenkoeken- en poffertjesimperium op. Twee zaken in Lage Vuursche, drie in Kijkduin (Den Haag). In 2003 doen zij ‘Kijkduin’ van de hand. Vuursche Bos wordt verbouwd en blijft deels eigendom. Verhoorn richt nog twee andere bedrijven op, een reisbureau voor hardlopers en een handel voor hardloopbenodigdheden.

In de wielersport beperkt Knetemann zich niet tot het samenstellen en coachen van de WK-ploeg (één keer per jaar) en de Olympische wegploeg (om de vier jaar) plus het begeleiden van zijn dochter Roxane naar haar wedstrijden. Zo is hij mederedder van de Ronde van Noord-Holland, een klassieker op de Nederlandse amateurkalender. Siem Knots van de organiserende vereniging DTS ziet het na talloze jaren niet meer zitten. Piet de Wit, oud-wereldkampioen stayeren op de baan, hoort van de grote problemen. Hij bedenkt met Knetemann een reddingsplan. Ze kennen elkaar van de KNWU en tevens is De Wit teammanager van de nationale baanploeg. Wanneer de familie naar Krommenie verhuist, maken Knetemann en De Wit samen fietstochten. Twee tot drie keer per week. Meestal naar Heemskerk en door de duinen naar Schoorl. De Wit: ‘Bij het keerpunt gingen we altijd een bakkie doen, trokken een droog hemd aan en hup, dan gingen we weer.’

Door hun beider inbreng wordt de Stichting Ronde van Noord-Holland opgericht. Er komt een herstart. Sindsdien is het weer een bloeiende koers. De beide ex-kampioenen blijven betrokken. De Wit: ‘Ik zocht de contacten met potentiële sponsors. Als ze moesten worden bezocht, zei ik dat ik Knetemann wilde meenemen. Dat vonden ze wel interessant. Het hielp om sponsors binnen te halen. Niet altijd, overigens. We zijn ook wel eens weggestuurd met niks.’

Wanneer op de Alkmaarse baan de jonge Noord-Hollandse professional Matthé Pronk het oude werelduurrecord van de Belg Theo Verschueren wil aanvallen, gelooft Knetemann niet in het slagen van de missie. Hij zegt tegen gangmaker Joop Zijlaard: ‘Als het jullie lukt, tracteer ik op worsten.’ Pronk verbetert op 18 november 2004 – zestien dagen na Gerrie’s dood – het record. Gré staat aan de eindstreep met een zak worsten uit de slagerij van de familie Donker.

Met de gezondheid van Gerrie Knetemann gaat het in 2003 niet goed. Hij krijgt een longembolie wat hij voor de buitenwereld zo veel mogelijk probeert geheim te houden. Wanneer hij in het ziekenhuis belandt, wendt hij een verblijf in het buitenland voor. De man die over alles honderduit praat, rept met geen woord over zijn problemen. Piet de Wit is buiten de intieme kring de enige die op de hoogte is.

De symptomen openbaren zich op Terschelling, waar hij op de eerste dag van de Tour de France (5 juli 2003) een spreekbeurt houdt. Bij het beklimmen van een duin raakt hij buiten adem. Hij vermoedt een verkoudheid, maar een paar weken later komt hij bij het af duwen van rennertjes tijdens de Tour de Junior in Achterveld opnieuw in ademnood.

In het ziekenhuis van Amstelveen denkt men aan gal- of nierstenen. Tijdens de Europese kampioenschappen onder 23 jaar in Athene kan hij niet meer op zijn rug liggen vanwege de pijn. Hij raadpleegt de cardioloog Jan-Paul van Mantgem, de ploegarts van de Rabo-formatie, en moet meteen in het ziekenhuis blijven. De medici schrijven hem bloedverdunners voor. Bij een test blijkt een groot deel van zijn longinhoud verdwenen. Het hele jaar door heeft hij embolietjes.

NOS-radioverslag 1980 (verslaggever Heinze Bakker)

‘Daar komt de sprint van Gerrie Knetemann en Ludo Peeters en inderdaad, Gerrie Knetemann, die hier gaat winnen. Ludo Peeters op de tweede plaats en daar komt onder aanvoering van Patrick Pevenage en Sean Kelly het grote peloton wat nu bezig is aan de laatste ronde en voor dat peloton, ik heb het u gemeld, rijdt in de bolletjestrui de man uit België, Jean-Luc Vandenbroucke.

(12e etappe Ronde van Frankrijk)

Achteraf zijn er allerlei voortekens. De laatste weken van zijn leven is hij ‘s-nachts vaak angstig. Gré: ‘Dat is me later pas opgevallen.’ Wanneer het gezin naar Limburg trekt voor een wedstrijd van Roxane, wordt Gré tijdens een fietstochtje met Gerrie en Roxane onderweg ziek. Gerrie is even in paniek wanneer hij zijn vrouw in de berm ziet liggen. Gré knapt echter weer snel op waarna Gerrie tegen Roxane zegt: ‘Je kunt beter je vader dan je moeder verliezen…’

In oktober fungeert Knetemann in het Italiaanse Verona nog ‘gewoon’ als ploegleider. Roxane rijdt daar ook; ze wordt vijfde in de wegwedstrijd voor junior dames en zesde in de tijdrit. Bij trainingen met haar vader hoort ze hem al enkele maanden eerder klagen over benauwdheid. In Knach ‘Ik merkte dat hij me soms moeilijk kon volgen. Zelfs niet toen ik maar twintig kilometer per uur reed. Hij had het daar best moeilijk mee, al wuifde hij dat altijd weg. Hij zei: ‘Ik moet ermee leren leven dat ik een oude man word.’ Hij heeft toen een brommmer gekocht. Dat vond hij een stuk gemakkelijker.’

In het najaar reist hij nog met Gré naar Frankrijk, naar een jaarlijkse reünie van oud-kampioenen. Een lange autorit, waarmee Gré niet zo gelukkig is. Hij voelt zich verre van kiplekker, maar rijdt toch mee in de gentlemankoers. Tegen tijdgenoot Cees Bal die nogal hoest, zegt hij: ‘Je moet naar de dokter, man. Gek hoestje.’

Voortekens?

In oktober stuurt hij per e-mail vrienden van de fietsclub DOF (Door Oefening Fit), ex-collega’s en voormalige wielerjournalisten oude wielerfoto’s. Zijn oud-ploegleider Herman Krott, de laatste jaren hartpatiënt, krijgt een spreuk: ‘Elke wedstrijd die je wint, moet je hemels blij zijn, want het kan ook je laatste zijn.’

Tijdens het slotweekeinde van oktober ligt Wim Verhoorn kortstondig in het ziekenhuis. Gerrie en Gré zoeken hem op en proberen hem op te beuren. Verhoorn: ‘Ik zie het nog voor me, ik weet nog bijna woordelijk wat hij heeft gezegd.’ Datzelfde weekeinde gaat hij met Roxane mee naar een wedstrijd. Op de avond van 1 november kijkt de familie Knetemann gezamenlijk televisie. Gerrie spreekt met Roxane af dat zij over twee dagen de brommer zal rijden en dat hij erachter zal fietsen. ‘Hij wilde fit zijn om met een paar vrienden wat langere trajecten te kunnen afleggen.’

Op 2 november maakt Knetemann ‘s middags met John Engelsma een mountainbiketochtje. De zoon van Engelsma en diens vriend rijden ook mee op het speciale parkoers in Bergen. Het is niet voor het eerst dat ze samen op pad gaan. Twee keer loopt de ketting van Knetemann eraf, mogelijk doordat er zand tussen is gekomen. Hij legt haar telkens zonder problemen weer op de pignon. Na een halfuur bereiken ze een rustiger deel van het parkoers. Daar valt Gerrie Knetemann plotseling van zijn fiets, loopt blauw aan en is op slag dood.

Volgens dokter Van Mantgem is sprake van een fatale combinatie, waardoor Knetemann ineens geen lucht meer krijgt: een vergrote hartspier (sporthart), acute linkerlongembolie plus een virus dat hij die dag meedraagt.

Het groepje mountainbikers is die middag wat later. Ze bellen Gerrie: of het nog uitkomt om te gaan fietsen? Geen probleem, is zijn reactie. Hij is in een vrolijke bui en heeft zin in een fietstocht omdat hij voelt dat hij er meer lucht en conditie van krijgt. Gré moet absoluut naar de bibliotheek en verlaat als eerste het huis. Voordat ze de deur achter zich dichttrekt, hoort ze Gerrie zeggen: ‘Als je terugkomt, ben ik er niet meer.’