5
‘Niet de renners maken de Tour, maar de Tour maakt de renners.’
In kleinere rittenkoersen als Parijs-Nice of de Ronde van Nederland voelt Gerrie Knetemann zich vaak in zijn element. Maar zijn specifieke werkterrein is de Ronde van Frankrijk. Al zijn mogelijkheden als wielrenner kan hij in de Tour aanspreken en uitbuiten. Er is ook geen beter podium voor legendevorming dan ‘s werelds zwaarste wielerwedstrijd.
Eerst maar wat cijfermateriaal.
Met tien etappezeges is Knetemann mede-eigenaar van het Nederlands record, net als Joop Zoetemelk en Jan Raas.
Internationaal gezien verkeert het drietal in het gezelschap van vedetten als Charly Gaul, Maurice Archambaud, Antonin Magne, Henri Pelissier en Walter Godefroot. Slechts 21 coureurs gaan hen in honderd jaar Tour voor onder wie Merckx (koploper), Hinault, Leducq, Darrigade, Anquetil, Faber, Armstrong, Maertens en Bartali. De grote Fausto Coppi blijft op negen zeges steken, gelijk met sprinter Jean-Paul van Poppel.
Acht Tourdagen draagt Knetemann de gele trui. In Nederland overtreffen alleen Zoetemelk (22 dagen) en Wout Wagtmans (12) hem.
Wat het grootste aantal deelnames betreft, moet hij – opnieuw – Zoetemelk voor zich dulden: die verscheen zestien keer aan de start en haalde even vaak de finish wat hem ook internationaal tot recordhouder maakt. Knetemann deelt in Nederland de tweede plaats met Henk Lubberding. Hij begint dertienmaal aan de Tour en haalt elf keer Parijs. In 1976 (buikgriep) en 1988 (gebroken sleutelbeen) staakt hij onderweg de strijd.
En dan is er natuurlijk nog de magische grens van vijftig kilometer per uur die hij in 1979 als eerste renner in de Tourgeschiedenis doorbreekt, in de proloog over vijf kilometer in Fleurance.
In zijn De bijbel van 100 jaar Tour stelt Jean Nelissen in 2003 een ranglijst van de beste tijdrijders op. Bernard Hinault voert die lijst aan met 69 punten (mede vergaard dankzij twintig overwinningen). Knetemann is vijfde met 33 punten (twee zeges, negentien keer bij de eerste drie), maar is inmiddels naar plaats zes gezakt. Tussen Hinault en Knetemann bevinden zich alleen Eddy Merckx, Jacques Anquetil, Miguel Indurain en (sinds 2004) Lance Armstrong. Het is frappant dat Knetemann de eerste op de lijst is die geen Tour heeft gewonnen.
Kortom, Knetemann schrijft historie in de Tour en Knetemann schrijft tevens mee aan de Tourhistorie, al ontkent hij dat zelf. ‘Denk je dat ik iets heb bijgedragen aan de geschiedschrijving van de Tour? Welnee! Maar de Tour heeft mij wel in staat gesteld renner te worden. Daarom accepteer je de Tour met al z’n ellende.’
∗
De eerste Tourstappen in 1974 bij Gan-Mercier zijn weinig hoopvol. Eigenlijk beginnen de problemen al veel eerder dat seizoen, met als voornaamste obstakel de taal. Om niet meteen een achterstand op te lopen begint Knetemann aan een privé-cursus Frans. Toch is tijdenlang sprake van moeizame communicatie met zijn overwegend Franse teamgenoten.
Over haat: ‘Een geboren winnaar rijdt op haat. Ik heb iedereen gehaat om tot succes te komen. Dat ging niet verder dan de wedstrijd, maar zonder die kunstmatig opgewekte haat was ik nooit wereldkampioen geworden. Als Raas een wedstrijd had gewonnen, kon het echt geen twee weken duren of ik moest er ook een winnen. Post mocht op z’n kop staan, als ik wilde winnen, reed ik voor mezelf.’ (1994)
De benen moeten spreken en doen dat ook: winst in de Amstel Gold Race, een bijdrage aan de zege van de ploeg in de proloog van de Ronde van Romandië, triomf in een etappe van de Dauphiné Libéré. En wanneer hij ook nog eens niet te beroerd blijkt om regelmatig als waterdrager op te treden, tonen de Fransen zich geleidelijk toeschietelijker.
Maar bij de Tourstart in Brest is het weer mis. Ploegleider Caput laat Knetemann debuteren ten koste van de Fransman René Grelin die een jaar eerder – in een Gan-trui – 26e in het eindklassement is geworden. De keuze van Caput valt verkeerd bij Knetemanns (Franse) ploeggenoten, met name bij Jean-Pierre Genet en Alain Santy. Alleen Raymond Poulidor houdt zich op de vlakte: hij is iemand die zich zelden opwindt, en bovendien is Knetemann in deze Tour zijn persoonlijke knecht.
Knetemann gedraagt zich voorbeeldig. Hij haalt bidons voor Poupou en trekt onderweg voor de Brit Barry Hoban de tussensprints aan. Twee dagen achtereen wordt hij uitgeroepen tot strijdlustigste van de dag. Maar de Fransen negeren hem ‘s-avonds aan tafel.
De lucht klaart pas op na de vierde etappe. Die dag komt Cees Bal bij de ravitaillering ten val. De Zeeuw sleurt ongewild Knetemann mee, die met zijn hoofd tegen de stoeprand valt en enkele minuten groggy blijft liggen. Wanneer hij bijkomt, ziet hij dat er een ambulance voor hem klaar staat en dat zijn fiets al op de ploegleiderswagen is gestald. In geen velden of wegen is nog een ploegmakker te bekennen.
Je zou om minder buiten zinnen geraken.
In Pijn en glorie van de polder vertelt hij later dat zijn hoofd ‘het nog deed’, dat hij zijn fiets weer opeiste, vijftig kilometer alleen in de achtervolging reed en na twee uur terug was in het peloton. ‘Na aankomst in Caen heb ik aan tafel het woord gevraagd. Ik heb ze eerst hartelijk bedankt dat ze op me gewacht hadden en gezegd dat ik vanaf dat moment niets meer voor ze zou doen. Zoeken jullie het maar uit, zei ik en toen ben ik weggelopen. Caput kwam in draf achter me aan. Ik legde het hem uit. Toen merkten ze dat ze fout waren en werden ze vriendelijk.’
De Fransen door het stof voor de Kneet? Niet echt natuurlijk, maar in ieder geval lopen ze hem niet meer straal voorbij, zeker niet wanneer hij in etappe 19B – een 12,4 kilometer lange tijdrit rond het meer van Bordeaux – derde wordt achter Merckx en Michel Pollentier. Voor het eerst manifesteert zich de tijdritspecialist.
Hij haalt als 38e Parijs. Santy wordt negende, Genet 67e. En Poulidor uiteraard tweede!
∗
Ook de Tour van 1975 begint verre van bemoedigend, al is 27 juni – de dag van de in tweeën gesplitste eerste etappe – aanvankelijk veelbelovend. Onder aanvoering van Merckx en Moser slaat een kopgroep van negen renners na 74 kilometer op hol. Onder hen Zoetemelk – de nieuwe kopman van Gan-Mercier – en Knetemann.
Over de fiets: Als renner was ik een millimeterman. Altijd prutsen. Vijf jaar geleden ben ik met koersen gestopt en nu heb ik eindelijk de ideale positie gevonden. Ik zit echt als een huis op de fiets. Alleen, ik kom niet meer vooruit.’ (1994)
In het Belgische Molenbeek ontpopt Cees Priem zich als de snelste sprinter van het groepje dat 53 seconden wegrijdt van het peloton.
Een zonnige start dus, maar ‘s middags is het een en al treurnis in het Gan-kamp. In het tweede etappegedeelte, van Molenbeek naar Roubaix, predikt Poulidor na 75 kilometer de revolutie waaraan nog drie ploeggenoten meedoen: Zoetemelk, Knetemann en de Fransman Michel Perin. Tot de volgers behoren ook Merckx, Moser, Felice Gimondi en Bernard Thevenet plus nog een handjevol mindere goden.
Acht kilometer verderop rijdt Zoetemelk lek. Knetemann staat zijn fiets af, Perin wacht. Vergeefs. Merckx: ‘Iedereen zag dat Joop lek reed en verhoogde meteen het tempo. In deze ronde worden geen cadeautjes gegeven.’
Zoetemelk verliest een minuut en 22 seconden, Knetemann verliest drie minuten en 18 seconden en duikelt naar de 106e plaats in het klassement. ‘En dan te bedenken dat ik dit veertien dagen geleden gedroomd heb. Wij in de kopgroep, Zoetemelk lek, ik sta mijn fiets af, Joop komt niet meer terug en ik verdwijn in het klassement naar achteren.’
Hij heeft het er een paar dagen geestelijk nogal moeilijk mee. Ook speelt zijn hooikoorts hem weer parten. ‘Ik ben allergisch voor bepaalde stoffen. Daarom is het de ene dag hosanna en de andere dag te voet. Bij erg warm weer is de luchttoevoer als het ware afgesneden, dan lijkt de zuurstofopname te blokkeren. Ik moet twee dagen per week regen hebben.’
Zijn humeur verbetert niet wanneer de Pyreneeën aan de horizon opdoemen. Het hooggebergte doorkruisen behoort niet tot zijn favoriete bezigheden. In de elfde etappe ligt ook nog eens een nieuwe, onbekende kanjer op de weg: Pla d’Adet, met op 1680 meter hoogte de finishlijn. Knetemann valt ten prooi aan een enorme inzinking en houdt er al rekening mee dat hij te laat zal binnenkomen. In gezelschap van Pollentier en dankzij duwgrage toeschouwers wint hij echter de race tegen de klok.*
* Zie het relaas van Knetemann zelf over deze etappe op pagina 58
Een dag later ziet de wereld er ineens weer heel anders uit ook al is het verzengend warm tussen Tarbes en Albi. Het belet hem niet 82 kilometer voor het einde aan de haal te gaan (‘ik ben al bijna drie weken van huis en ze hebben me nog niet op tv gezien’), gevolgd door de Italiaan Giovanni Cavalcanti, meesterknecht van Gimondi.
In die tijd zijn dergelijke ontsnappingen nog geen heilloze ondernemingen die op tijd worden gesmoord door de ploegen met een supersprinter. Vrijbuiters krijgen nog de ruimte en hun teamgenoten trekken achter hen versperringen op.
Ruim baan dus voor de Nederlands-Italiaanse tandem. Op het autocircuit van Albi heeft Knetemann geen kind aan Cavalcanti die vroeg de sprint inzet en met een fietslengte wordt verslagen.
Is het toeval dat zijn moeder op deze dag jarig is? Na afloop barst hij in een Knetemanniaanse huilbui uit; ploegmakker Gerard Vianen troost hem.
Hij haalt als 62e Parijs. Eddy Merckx en Peter Post zijn in hem geïnteresseerd. Post wint.
Het Tourjaar 1976 (in Raleigh-shirt) is er een om snel te vergeten. Wegens buikgriep moet hij de strijd staken.
Over zichzelf: ik besta uit meerdere typetjes. Soms rinkel ik mee met de kassa van mijn pannenkoekenhuisjes. Soms leef ik in hogere sferen, als een emotionele dagdromer gedragen door barokmuziek uit de zeventiende eeuw.’ (1994)
Tien jaar later: ‘Ik vergeef het mezelf nog steeds niet dat ik na de vijftiende etappe heb opgegeven. Diarree. ‘s-Avonds pakte ik mijn koffer in. Stom! Ik had het gewoon moeten proberen. Al was het maar voor een paar kilometer.’
Des te gemotiveerder is hij in 1977 na een inspirerend voorjaar (winst in Rund um den Henninger-Turm, in de Vierdaagse van Duinkerken en in twee etappes van Parijs-Nice waaronder de tijdrit op de Cöte d’Ampus). Zijn naam als specialist van de proloog en van de korte tijdrit is inmiddels gevestigd, maar die kwaliteit komt in deze Tour nog niet aan de oppervlakte.
Het duurt tot de negentiende etappe (St-Trivier-Dijon) voordat hij tot het podium doordringt. De hele dag al is hij ongedurig, springt hij met allerlei demarrages mee of dwingt hij ze zelf af. Wanneer hij in de finale zijn vroegere ploegmaat Bal volgt, legt de Raleigh-ploeg het peloton lam. Het tweetal laat zich niet meer tot de orde roepen. Op 800 meter van de finish trekt Knetemann opeens de remmen aan. Bal, aan zijn achterwiel, schrikt, neemt noodgedwongen de kop over en zit meteen vol in de wind.
Knetemann: ‘Dat heb ik van Ottenbros geleerd. Die versloeg zo in 1969 bij het wereldkampioenschap Stevens.’
In Versailles, aankomstplaats van de 21e rit, pakt hij nog eens de dagzege en weer is hij een landgenoot (dit keer Zoetemelk) te snel af.
Hij haalt als 31e Parijs.
∗
Leiden beleeft in 1978 een regenachtige Tourstart. Zo nat en glad is het proloogtraject (5,2 km) dat Tourdirecteur Felix Lévitan de openingsrit (na afloop…) ongeldig verklaart. Er wordt dus geen gele trui uitgereikt, tot grote woede van winnaar Jan Raas. Knetemann is in het Nederlandse onderonsje tweede op tweetiende van een seconde, Zoetemelk derde, Kuiper vierde.
Een dag later haalt Raas zijn gram én het geel door in St. Willebrord de eerste etappe te winnen. Dat lijkt Knetemann ook wel wat, zo’n trui. Vijf dagen later is het al zover, in de rit naar Poitiers waarin hij deel uitmaakt van een vijfkoppige groep die zowat in het zicht van de streep (18 kilometer) demarreert. Ternauwernood houdt de Ier Sean Kelly in de eindsprint Knetemann achter zich; deze kan zich als troost in het geel hullen.
Hij vindt het wel iets in een wielerleven, zo’n trui. ‘Vorig jaar heb ik uit de verte mijn Duitse ploeggenoot Didi Thurau gadegeslagen die twee weken de gele trui droeg. Toen al nam ik me voor dat ik zoiets ook eens wilde meemaken. Misschien win ik in deze Tour niets meer. Dan heb ik in elk geval deze trui gehad. Elke publiciteitmoet je pakken. Iedereen kent nu de Kneet.’
Misschien win ik in deze Tour niets meer…
Hij is al te pessimistisch, ook al raakt hij het geel na twee dagen kwijt aan de Belg Joseph Bruyère. Tijdens de tijdrit van St-Emilion naar Ste-Foye-la-Grande (59,3 km) zit hij brakend op zijn fiets. Zijn maag is totaal van streek (‘steeds moest ik terugschakelen’) en pas als achttiende haalt hij de streep, ruim vier minuten achter winnaar Hinault.
Maar er is een dubbele genoegdoening – of wraak?
De achttiende rit loopt van Morzine naar Lausanne waar de renners in een fikse regenbui aan elf geaccidenteerde slotkilometers beginnen. De Spanjaard Andrès Oliva opent de schermutselingen, Knetemann gebruikt hem als springplank, net als de Portugees Joaquim Agostinho en de Belgen Paul Wellens, Edouard Janssens en klassementsleider Bruyère. Vanuit voorlaatste positie neemt Knetemann kort voor de rode vlag de benen en niemand kan hem nog achterhalen, ook al loopt de weg naar de eindstreep omhoog. ‘Het was zaak daar niet boven mijn theewater te gaan.’
De overwinning geeft hem veel voldoening omdat hij een groot deel van de dag ploegmaat Henk Lubberding heeft bijgestaan die zijn witte trui van beste jongere moet verdedigen, maar tegen een inzinking vecht. ‘Eigenlijk zat ik boven mijn tax te rijden, maar ik gunde het de rest niet dat Lubberding door het ijs zakte. Het had ook met geld te maken, er stond een goede premie op die trui.’
Ook de 22e etappe, St-Germain-en-Laye-Parijs (161,5 km), schrijft hij op zijn conto. Op de Champs-Elysées hebben de Belg René Martens, Lubberding en Fedor den Hertog – met wie hij is ontsnapt – geen schijn van kans. Het betekent in deze Tour de elfde (!) ritzege van de Raleigh-equipe.
∗
Hij haalt als 43e Parijs.
NOS-radioversiag 1977 (verslaggevers Theo Koomen en Heinze Bakker)
Koomen: ‘We krijgen weer een Nederlander op het erepodium vandaag. Het wordt of Gerrie Knetemann of Cees Bal. Twee klasbakken, jawel, van het gezelschap. Tussen de menigte applaudiserende toeschouwers op weg naar de finish. En nu kijken ze elkaar aan, de heren. Twee Nederlanders die elkaar in de Ronde van Frankrijk aankijken. Wij worden straks afgeleid en Heinze Bakker zal ze ongetwijfeld over de brede allee zien aankomen.’ Bakker: ‘Nu zal dan de sprint moeten worden aangetrokken. Dat gebeurt ook inderdaad. Ze gaan naast elkaar sprinten hier, maar dan is het toch Knetemann die, dacht ik, eroverheen gaat in de verte. Ja hoor, het is Knetemann die het uiteindelijk makkelijk gaat winnen. Nu gaat-ie over de streep, Gerrie Knetemann. En daar is dan Cees Bal. Uitstekend gedaan, twee Nederlanders op de eerste twee plaatsen. Daar komt de hele meute in een geweldige sprint erachteraan en het zal zeer moeilijk zijn om te kijken wie hier gaat winnen. Daar komt Gerben Karstens…Gerben Karstens wint de sprint van het peloton! Uitstekend, Gerben Karstens. Wat is het toch een geweldige etappe vandaag voor Nederland. De eerste drie plaatsen bezet door Nederlanders.’
(19e etappe Ronde van Frankrijk)
Bakker: ‘Dan moet ik constateren dat Zoetemelk daar aan de leiding gaat. Zoetemelk gaat aan de leiding met in zijn wiel Gerrie Knetemann. Laurent laat het afweten. Zoetemelk nog steeds aan de leiding, maar daar komt Knetemann langszij en Knetemann gaat winnen. Jawel, Knetemann gaat winnen. Zijn tweede etappezege. Joop Zoetemelk is tweede, Michel Laurent derde. Toch weer een eclantant succes voor de Nederlandse renners die de eerste twee plaatsen in beslag hebben genomen.’
(21e etappe Ronde van Frankrijk)