7

‘Ik geloof in voorbestemming, maar rationeel kun je er weinig mee.’

De 24e maart is in het leven van Gerrie Knetemann een zwarte dag. Het ongeluk dat zijn dood op 31-jarige leeftijd had kunnen betekenen, speelt zich af in het breukjaar van het Nederlandse wielrennen aan de top. We schrijven 1983. Het machtsblok Raleigh zal uiteen spatten. Nooit meer zal Nederland de wielersport zo domineren als tussen 1977 en 1982.

Het seizoen begint nochtans grandioos. Jan Raas wint de Ronde van Vlaanderen, Hennie Kuiper verovert eindelijk Parijs-Roubaix, Leo van Vliet snelt huilend naar de winst in Gent-Wevelgem, Steven Rooks triomfeert in Luik-Bastenaken-Luik en Johan van der Velde in het Kampioenschap van Zürich. Wanneer zich de ophefmakende scheiding tussen de clan Jan Raas en teammanager Peter Post afspeelt, ligt Knetemann uiterst langzaam te herstellen van een gruwelijke valpartij tijdens Dwars door België, semi-klassieker in de lente.

Over het huwelijk: ‘De grootste kampioenen hebben de vreemdste capriolen uitgehaald. Coppi werd jn 1952 wereldkampioen dankzij een vreemde vrouw die hem langs de kant handkusjes toewierp. Pas later raakte zij bekend als de Witte Dame. Ik ken verdomd weinig wielrenners van mijn generatie die nog bij hun eerste vrouw zijn. Niet zo gek natuurlijk na een nomadenbestaan.’ (1999)

Knetemann rijdt dat voorseizoen weer uitstekend. Hij wint al op 8 februari in het Zuid-Franse St-Gilles het opwarm-koersje om de Grote Prijs Costieres-du-Gard, finisht als derde in de Ster van Bessèges en slaat dezelfde maand toe in de Ronde van de Middellandse Zee.

Hij wordt eerste in het eindklassement na winst in de vierde etappe, een tijdrit over 24,8 kilometer in Béziers. Drieënhalve week later eindigt hij als tweede in de Tirreno-Adriatico. De Italiaanse playboy Roberto Visentini, net als hij een gerenommeerd tijdritspecialist, gaat hem met slechts vier seconden in de eindrangschikking vooraf.

Het regent die donderdag 24 maart tijdens Dwars door België. Hinderlijk voor een brildrager, maar Knetemann heeft er in de loop der tijd mee leren omgaan. De aanloopkoers naar de grote Ronde van Vlaanderen wordt voor het eerst sinds lange tijd op een doordeweekse dag gehouden om meer en betere beroepsrenners aan de start te krij gen. Voorheen was er (te) zware concurrentie van de Brabantse Pijl. De organisatoren reppen van een grandioos succes wanneer op het Duthoyplein in Waregem 152 profs vertrekken. Onder hen vedetten als de Nederlanders Raas en Knetemann, de Ier Sean Kelly, de Australiër Phil Anderson en de Belgen Eric Vanderaerden, Frank Hoste en Mare Sergeant.

Knetemann zegt er een afspraak met zijn tandarts voor af, die een van zijn verstandskiezen wil trekken. Dat ze in Waregem op hem rekenen, komt hem goed uit. Een tand laten trekken, hij vindt het maar niks.

Het wordt tot vreugde van de ‘inrichters’ een levendige wedstrijd. Leo van Vliet demarreert met de Belgen Patrick Devos en Dirk Demol kort nadat de startvlag is gevallen en rijdt 130 kilometer voorop. Pas na de overwinning van de Belg Etienne de Wilde (15 seconden voorsprong op Raas en Vanderaerden) hoort de Westlander van het ongeluk dat zijn ploeggenoot Knetemann is overkomen.

Het drama speelt zich afin het achtervolgende peloton tijdens de afdaling van de Eikenberg, een venijnige heuvel tussen het gehucht Maarke-Kerken en de stad Oudenaarde. Bij hoge snelheid schakelt Knetemann en kijkt onder zijn arm door of de ketting goed op de pignon ligt. De geparkeerde auto ziet hij niet. In volle snelheid botst hij tegen de bumper en valt bloedend tegen het natte asfalt. ‘Ik zag het gebeuren’, aldus ploegleider Peter Post. ‘Hij reed die dag niet goed, anders zou hij niet zo achterin hebben gekoerst. Achterin, dat was zijn plaats niet.’

Verschillende renners stoppen en de Belg Rudy Dhaenens (de wereldkampioen van 1990 die in 1998 bij een verkeersongeluk om het leven komt) biedt daadwerkelijk hulp. Op het eerste gezicht heeft Knetemann een slagaderlijke bloeding aan de pols en een open beenbreuk. Geluk bij een ongeluk: hij leeft. De valhelm heeft zijn hoofd beschermd.

Regelmatig wordt het wielrennen op de weg opgeschrikt door ernstige ongelukken. In 1971 komt de Belg Jean-Pierre Monseré in de regenboogtrui om het leven tijdens een kermiskoers in Retie. Nederlands beste amateur ooit, Fedor den Hertog, botst in 1967 tijdens de voorbereiding op het WK in de Ardennen tegen een tegemoetkomende Mercedes en raakt zwaar gewond. Joop Zoetemelk lijkt in 1974 na overwinningen in drie etappekoersen in de Tour de France de strijd om de gele trui met Eddy Merckx te kunnen aangaan, totdat hij in de Midi Libre tegen een kleine Engelse auto rijdt en met een hersenvliesontsteking in het ziekenhuis belandt..

In het Academisch Ziekenhuis van Gent luidt de definitieve diagnose: gecompliceerde beenbreuk, open armbreuk, doorgesneden zenuwen en pezen van de rechterarm. Wielrennen? Dat kan hij maar beter uit zijn hoofd zetten. Revalideren wordt al moeilijk genoeg. Wanneer de medici met de röntgenfoto’s aan zijn bed staan, benadert Knetemann zijn fysieke toestand rationeel. ‘Wordt het nog wat?’ vraagt hij de dokters en hij krijgt als antwoord: ‘Reken er maar niet op.’

Over de zesdaagsen: ‘Sport én entertainment gaan hand in hand De renners zijn de acteurs Dan kan het best zijn dat de snelheid wat minder is, maar het spektakel veel groter. Van Peter Post leerde ik dat je ook creatief moest zijn als renner. Je moest samenwerken en elkaar ook beschermen. Maar gekoerst moest er worden.’ (2001)

Hij vergaat van de pijn, dagen- en wekenlang. Bezoekers krijgen ineens een onbedaarlijke huilbui over zich heen, wanneer hij vertelt over de eerste dagen en nachten na de klap en de operaties. ‘Ik heb het spiegelbeeld van de regenboogtrui gezien. Mijn wereldtitel was het mooiste om mee te maken, dit ongeluk was het ergste. Hier in het ziekenhuis, met veel pijn in het lijf, zie ik de betrekkelijkheid in. Als renner was alles zwart of wit. Nu weet ik dat daartussenin een massa grijs zit. Over het vertrek van Jan Raas zou ik vroeger nachten wakker liggen. Nu niet meer.’

Hij valt aanvankelijk tien kilo af door het zweten en kan niet of nauwelijks slapen. ‘Ik voelde me verschrikkelijk eenzaam, vooral toen ik maar geen antwoord kreeg op de vraag of ik ooit nog zou kunnen fietsen. Huilen en twintig keer per vijf minuten op je horloge kijken is het enige wat je dan doet. Niemand weet hoe rot dat is.’

Maar hij is als renner iemand die niet opgeeft en nu is hij dat evenmin van plan, ook al is hij tot ziekenhuispatiënt gedegradeerd. Bovendien merkt hij om zich heen dat er nóg triestere gevallen zijn. ‘Er wordt anoniem heel wat afgeleden. Ik heb toen ontdekt dat er veel mensen zijn die het nog veel slechter hebben.’

Traag, heel traag, komt er weer beweging in zijn gespalkte en gezwachtelde lichaam. Hij doet oefeningen met elastieken en apparaten. Hij heeft leren afzien, en hij ziet af bij de pogingen zijn ledematen te bewegen en zijn benen opnieuw te leren lopen. Zijn vrouw Gré betekent in die periode veel voor hem. ‘Zij is met beide benen op de grond blijven staan.’

Hij is niet alleen in zijn ellende. Bij de groepstrainingen in Gent komt hij mensen tegen die zelfmoord probeerden te plegen, of vingers hebben afgezaagd. Hij ziet ze van de pijn flauwvallen tijdens de therapie. Knetemann doet er op een dag iets aan. Hij vraagt Gré een paar flessen champagne en een doos lange vingers mee te brengen. Bij de volgende sessie vult hij de glazen en deelt de koekjes uit. ‘Tegen de vent die een paar vingers had afgezaagd, zei ik: neem jij er maar twee…Galgenhumor. Maar iedereen vond het prachtig en de pijn was even vergeten. Daar ging het mij om.’

De gewonde coureur doet op zijn manier heilzaam werk. ‘Ik kreeg doorlopend bezoek van mensen die mij kwamen opbeuren, maar op een gegeven moment was ik alleen maar bezig die mensen op te beuren. Zij zaten meer in de put dan ik. Ik ben een positivo die zo bij Koot en Bie zou kunnen optreden. Je hebt trouwens geen keus. Je moet in het schip meevaren, of je wilt of niet.’

Al in het Academisch Ziekenhuis neemt Knetemann zich voor de wereld op een of andere manier nog eens te zullen verbazen. Van zijn wielercarrière opgeven wil hij niet weten. Wanneer hij na vele weken het ziekenhuis verlaat, is hij voor veertig procent afgekeurd. Hij loopt op krukken en heeft een stijf been. ‘Toen ik weer op de fiets klom, was ik net een soort hink-stap-springer. Heel langzaam ben ik teruggekomen. Het viel niet mee. Mijn fysieke vermogen kwam een cilinder te kort.’

Heel Nederland leeft mee. ‘Ik heb zakkenvol post gekregen. Van bekenden, van renners, van groten uit de theaterwereld en van mensen die ik niet ken. Ik kreeg geld toegestuurd van wildvreemde mensen. Dat geld was voor Gré, bijdrage in haar reiskosten naar het ziekenhuis en terug. Wij hadden dat geld helemaal niet nodig, en toch. Gré heeft de brieven voorgelezen. Er was er een van zeven kantjes met flauwekul uit iemands privé-leven en wat hij thuis meemaakte. Wat moest ik ermee? Het aangrijpende stond helemaal onderaan: beste Kneet, heb je deze brief helemaal uit? Dan heb je een kwartiertje geen tijd gehad om je pijn te voelen.’

In het rampjaar 1983 maakt Gerrie Knetemann zijn rentree in de Nederlandse wielerwereld als starter van criteriums, als Kretenman voor de radio en als reclamemaker voor de ingeblikte groente van Hak. Zijn eerste wedstrijdjes rijdt hij in november – heel voorzichtig – op het Caribische eiland Guadeloupe, aan het eind van ieder wielerseizoen traditioneel de verzamelplaats van een aantal Europese coureurs.

Intussen is, óók met een knal, het bastion ‘Ploeg Post’ uit elkaar gevallen. Raas weigert bij te tekenen en zet voor Kwantum Hallen een nieuwe profformatie op met zichzelf als kopman en alle helpers naar eigen keuze.

Knetemann, onzeker over zijn toekomst als renner, zwalkt tussen de kiftende partijen. Hij kan bijtekenen bij Post die zegt een grote nieuwe sponsor te hebben gevonden. De naam van de Japanse elektronicagigant Panasonic blijft geheim tot de rustdag van de Tour de France in Alpe d’Huez, eind juli. Wanneer de veelgeprezen ploegleider de namen opsomt van de renners die hebben getekend, is die van Knetemann er niet bij.

Over het WK 1978: ‘Het mooie van sport is dat tijdens een wedstrijd alles in een klap kan omslaan. Van een klojo verander je in een beer, de weg gaat open, de zon gaat schijnen en de toekomst ligt voor je. En dát is dáár gebeurd.’ (2003)

Het tweetal wordt het niet eens over een nieuwe samenwerking onder de vlag van Panasonic. Boze tongen in het wielermilieu beweren dat de eerzuchtige Post ‘niet wil investeren in een invalide’. Dichter bij de waarheid komt een verschil van mening over de commerciële activiteiten van Knetemann. Reclame maken voor een andere firma is toegestaan mits de firma’s die de ploeg sponsoren erbij betrokken worden. De combinatie van Hak met Panasonic en Raleigh doet echter erg gekunsteld aan. Post: ‘Tsja, en als een renner ergens anders naartoe wil, ga ik hem niet tegenhouden.’

Knetemann maakt zijn officiële competitierentree in de Zesdaagse van Maastricht. De Duitser Horst Schütz is zijn koppelgenoot. Ze eindigen op de vijfde plaats. Het is dan al bekend dat hij in het nieuwe wegseizoen voor de bescheiden Belgische formatie Europ-Decor zal rijden. Directeur is Frans Hofman, als ploegleider fungeert Ronald de Witte.

Beide Belgen halen Knetemann in als een vorst. Ze twijfelen geen moment aan zijn fysieke gesteldheid. ‘Hij is zo’n geweldige professional, hij heeft zo’n beroepsernst, dat hij alleen maar goed kan doen in onze ploeg’, zegt De Witte tegen de geldschieter. ‘Ik heb jarenlang met hem samen gekoerst. Ik ken hem. Of hij zelf nog prestaties levert, doet er niet zoveel toe. Hij zal positieve invloed hebben op de talentvolle coureurs van ons, op Fons de Wolf en Frank Hoste.’

Ronald de Witte stelt zich jarenlang als profrenner in dienst van kopmannen uit binnen- en buitenland omdat hij zelf niet zo rijkelijk is getalenteerd. Wel is hij maniakaal bezig met zijn vak. Wanneer hij het na de Tour de France in het seizoen 1982 voor gezien houdt, treedt hij als ploegleider in dienst van Europ-Decor. De Witte vervangt Lucien Willekens, die de formatie geen allure weet te geven. De nieuwe man moet Europ-Decor klaarstomen om met kans op succes te kunnen deelnemen aan de Tour de France en de Giro d’Italia.

Vanzelfsprekend hoort De Witte van de perikelen in Nederland. De val van vriend Knetemann grijpt hem aan. Hij volgt de herstelperiode en aarzelt niet hem een contract aan te bieden. ‘Gerrie was niet eens zo duur, zeker niet vanwege de waarde die hij voor ons had’, weet De Witte meer dan twintig jaar later nog. ‘Ik had met eigen ogen gezien hoe Gerrie in de koersen het verlengstuk van de ploegleider was. Een dergelijke figuur was voor ons heel belangrijk. Zo waren er niet veel in het peloton. Hij had kijk op de koers, dacht na over trainingskampen en liet zich vóór de start en na de aankomst nog gelden. Ik ben met hem gaan praten en zei dat het er niet op aankwam of hij zelf presteerde. Zijn totale toewijding als prof, zijn instelling, daar was het ons om te doen. Gerrie heeft het voor honderd procent waargemaakt.’

Het lijkt erop dat Knetemann in het seizoen 1984, het eerste sinds zijn zware val, puur op eigen winstbejag uit is. Hij wint in februari de proloog in de Ruta del Sol (Ronde van Andalusië’) en kort daarna ook de proloog in de Ronde van Valencia. In België triomfeert hij in de Grote Prijs Pino Cerami, een zware koers in Wallonië. De Witte: ‘Hij is absoluut weer een goeie coureur geworden.’

Na het sterke voorjaar kent hij van tijd tot tijd toch fysieke problemen. Hij merkt dat de harmonie uit zijn benen is. Maar hij doet weer mee. En hoe! In de Ronde van Zwitserland (57e) en de Tour de France (103e) vervult hij de rol van wegkapitein. Groot talent, maar ook ‘speelvogel’ Fons de Wolf zegeviert in een mooie Touretappe. Sprinter Frank Hoste wint er zelfs twee en brengt de groene trui over de eindstreep op de Champs-Elysées in Parijs. Het seizoen is top voor Europ-Decor. ‘Heel veel de verdienste van Gerrie’, zegt De Witte. ‘Hij heeft ertoe bijgedragen dat onze renners één team hebben gevormd. Zijn inzicht in de koers heeft ons de successen gebracht.’

Na het seizoen 1984 gaat ICnetemann toch weg bij de Belgen. De Witte begrijpt het volledig. ‘Skil bood hem een nieuwe uitdaging en bovendien een geldbedrag dat voor ons onhaalbaar was. Alles is netjes besproken. Wij konden hem niet tegenhouden. Als vrienden zijn wij uit elkaar gegaan.’

Ronald de Witte blijft niet lang in de wielersport als ploegleider. De Belg die net als Knetemann leefde voor zijn beroep, kan niet omgaan met andere opvattingen van de coureurs in zijn ploeg. ‘Ik was niet geschikt voor het vak van ploegleider, ik was te perfectionistisch. Ik verlangde van de renners wat ik van mijzelf eiste. Dat werkte niet. Met Gerrie heb ik altijd contact gehouden. Ik waardeerde hem om zijn kijk op de sport en het leven. We stuurden elkaar elk jaar nog kerstwensen, soms belden we. Toen hij overleed, kreeg ik koude rillingen.’

Skil vormt wéér een nieuw begin voor Gerrie Knetemann in de wielersport. Wéér zal de Amstel Gold Race het decor zijn van een heldendaad op de fiets.