6

‘De wielersport is eerst het bordje van een ander leeg eten voor je aan je eigen bordje begint.’

Gerrie Knetemann heeft in 1978 zijn vijfde Ronde van Frankrijk achter de rug en beseft dat hij nooit zal kunnen meespelen voor de eindzege. Het hooggebergte ligt hem matig tot slecht. Boven de 1500 meter loopt hij te vaak tegen een inzinking aan. ‘De meeste kampioenen hebben een longinhoud van zeven liter, ik van maar 5,3.’

Hij weet dat hij atletisch in het nadeel is. Voor een deel compenseert hij dat met wilskracht, met doorzettingsvermogen, maar honderd procent compensatie zit er eenvoudig niet in.

En er speelt nog wat mee: ‘Klimmen is ook een kwestie van geestelijke gesteldheid. Jan Janssen werkte zich ook langzaam over dode punten heen. Ik heb het er met hem over gehad. Gun jezelf de tijd, zei hij, het komt wel. Maar ik denk rechtlijnig: op is op en als je niet verder kunt, heb je je daarbij neer te leggen.’

De gouden jaren breken aan: twintig overwinningen in 1978, zestien in 1979, negentien in 1980, dertien in 1981, veertien in 1982. Eenwillekeurige greep: de wereldtitel, Parijs-Nice, de Rondes van > Nederland, België en de Middellandse Zee, twee Europese dernytitels, handenvol prologen, ritten en criteriums en zelfs wat zesdaagsen.

Over rancune: ‘Godzijdank ben ik gezegend met een heel slecht geheugen. Wel jammer dat je daardoor ook de mooie dingen vergeet, maar de rotdingen blijven ook niet hangen en dat leeft een stuk prettiger.’(1995)

De Franse ronde van 1979 begint veelbelovend. Op 27 juni is de start in Fleurance waar een proloog van vijf kilometer is uitgezet. Als eerste Tour deelnemer overschrijdt Knetemann de grens van vijftig kilometer per uur: 50,139. Hij rijdt op een speciaal ontworpen aërodynamische fiets met platte spaken en heeft zich een permanentje laten aanmeten, in die dagen een snel om zich heen grijpend modeverschijnsel bij mannen. Of dat laatste bijdraagt aan zijn snelheid, vertelt het verhaal niet!

De Noor Knut Knudsen, Joop Zoetemelk en Bernard Hinault geven vier seconden toe.

Knetemann heeft pech dat de route de volgende dag meteen de Pyreneeën in voert, naar Luchon. Het wordt een helse rit waarin een deel van het peloton het duchtig op de heupen krijgt. De klassementsleider komt als 56e binnen en verliest 14 minuten en 39 seconden op René Bittinger, de Zwitserse etappewinnaar. De Fransman Jean-René Bernaudeau (tweede) trekt in de namiddag het geel aan.

Over nieuwe generaties: ‘In mijn tijd waren we allemaal rotzakken. Nooit tevreden. Ik heb het idee dat deze generatie te snel content is. Ik hoor niet anders dan: maar ze rijden zo hard. Hallo, zeg ik dan, vroeger werd ook hard gereden, hoor. Het heeft met eerzucht te maken. Het gaat niet om hardrijden. Het gaat over business. Hoe je wint, maakt niet uit, al ga je achterstevoren op de fiets zitten. Je moet beter willen zijn dan je tegenstander. In alles.’ (1996)

Het collectief van Raleigh is op de achtste dag onverslaanbaar in de ploegentijdrit over ruim negentig kilometer; Knetemann is een van de pijlers van die winst. In de negentiende etappe St-Priest – Dijon – de plaats waar hij in 1977 won – ligt weer eenpersoonlijke triomf in het verschiet. Moeiteloos schudt hij in de eindsprint de Italiaan Sergio Parsani van zich af met wie hij in de finale aan de haal is gegaan. De wedstrijdcommissarissen zetten hem echter terug naar de tweede plaats en gunnen Parsani de dagprijs. Aanleiding is het protest van een aantal Franse renners, onder wie Hinault. Knetemann zou zich bij zijn demarrage hebben afgeduwd aan een toevallig passerende auto. Hij moet ook twintig francs boete betalen en incasseert tien strafseconden.

Knetemann zou geen Knetemann heten indien hij niet op revanche aast. De volgende dag al meldt hij zich in de buurt van het podium: hij finisht als derde in een tijdrit over 48,8 kilometer achter Hinault en Zoetemelk. Weer een dag later staat hij in Auxerre daadwerkelijk op het ereschavot. Zijn vluchtmakker is wederom een Italiaan, Giovanni Battaglin, en ook deze is kansloos in de sprint.

Hij haalt als 30e Parijs.

Het is 1980 en de Tour-proloog in Frankfurt gaat net aan de neus van Knetemann voorbij: Hinault is hem vijf seconden te snel af. Een dag later is het een en al Raleigh wat de klok slaat: Raas is de snelste in de ochtendrit naar Wiesbaden, de formatie van Post is ‘s middags tussen Wiesbaden en Frankfurt over 45,8 kilometer onstuitbaar. Maar liefst 44 seconden geeft het team van Hinault, Renault-Gitane, toe.

De hoofdprijs is voor Knetemann die de gele trui kan aantrekken. Maar de vreugde is van korte duur. Nog geen 24 uur later heet in Metz de nieuwe aanvoerder van het algemeen klassement Yvon Bertin, een Fransman. Zijn vroege vlucht in de stromende regen met landgenoot Pierre Bazzo en de Belgische ritwinnaar Rudi Pevenage is uiterst lucratief: een voorsprong van 9,53 minuten op het peloton.

Knetemanns humeur lijdt er niet onder. Wanneer hij in de zesde etappe Lille-Compiègne, die grotendeels door de Franse Hel van het Noorden voert, de dagzege aan de Fransman Jean-Louis Gauthier moet laten, weet hij het journaille aan de streep nog met een grap te vermaken: in de Hel van het Noorden springt een struikrover de weg op, houdt een wielrenner aan en roept: ‘Je geld of je leven!’ De wielrenner stamelt vol schrik: ‘Ik ben wielrenner, ik heb geen geld.’ Waarop de rover zijn overval opgeeft en zegt: ‘Als je wielrenner bent, heb je ook geen leven.’

NOS-radioverslag 1979 (verslaggever Heinze Bakker) ‘We zijn bezig met de laatste tientallen meters. Knetemann aan de leiding, uit de laatste bocht te voorschijn komend, Battaglin aan zijn wiel. Gaat die er nog overheen of niet? Nee…Gerrie Knetemann wint met een half wiel voorsprong en Battaglin op de tweede plaats, in de sprint geklopt. Nou, dat was een narrow escape, ook voor mij met deze finishreportage.’ Knetemann: ‘Gisteravond belde Greet me op en die meldde dat mijn kleine zoon Marnix, die had voor het eerst twee losse stapjes gedaan. Dat vond ik eigenlijk wel leuker als dat ik nou win vandaag. Dat vind ik eigenlijk belangrijker dan een etappe in de Tour winnen, hoor.’

(20e etappe Ronde van Frankrijk)

Na wat anonieme dagen haalt hij toch weer zijn gram. Dat doet hij in de twaalfde rit (Agen-Pau) waarin hij een ontsnapping op touw zet met zijn toekomstige ploeggenoot, de Belg Ludo Peeters. De sprint à deux is opnieuw voor Knetemann.

Hij haalt als 38e Parijs. Nederland juicht want op het huldigingspodium in Parijs staan Joop Zoetemelk (eindwinnaar) en Hennie Kuiper (tweede). Geen van tweeën lacht zo uitbundig als de derde Nederlander op dat podium, minister-president Dries van Agt.

Bij de aankomst op de Champs-Elysées scheelt het niet veel of Zoetemelk finisht onopvallend in de buik van het peloton. Knetemann voorkomt dat en steekt al ruimschoots vóór de streep Zoetemelks arm omhoog. Sindsdien is het tweetal bij iedere terugblik op Zoetemelks Tourzege onlosmakelijk met elkaar verbonden…

De Tour-ouverture van 1981 is op het lijf geschreven van Raleigh (zonder Jan Raas). Traditiegetrouw blijft Knetemann in de proloog (5,8 kilometer in Nice) Hinault op de hielen zitten. Hij geeft zeven seconden toe.

De eerste volwaardige etappe op 26 juni bestaat uit twee delen.

Over doping: ‘Over doping weet ik één zaak. Dat het alleen goed is om renners naar de verdoemenis te helpen. (…) En als er inderdaad zoveel geslikt wordt als sommigen denken, dan moet ik toch wel een heel bijzonder mens zijn geweest. En een bijzonder mens ben ik absoluut niet. Ik was een heel gewoon renner.’ (1997)

In de ochtenduren is de Belg Freddy Maertens aan de Middellandse-Zee-kust de snelste sprinter, ‘s-Middags wacht een ploegentijdrit over 40 kilometer van Nice naar Antibes en terug.

Een kolfje naar de hand dus van de Raleigh-rijders die Capri Sonne (met Peter Winnen en Theo de Rooy) 29 seconden achter zich laten, Miko 40 en Renault 43. De gele trui is voor Knetemann.

Dat de vierde rit opnieuw de ploegen bijeenbrengt voor een race tegen de klok, is natuurlijk een geschenk uit de hemel. De afstand is 77,2 kilometer (Narbonne – Carcassonne). Peugeot (met de Australiër Phil Anderson) blijft het dichtst in de buurt: 19 seconden. Capri Sonne verliest 26 seconden, Renault 41.

Op de eerste vijf plaatsen in de algemene rangschikking staan vijf Raleigh-renners: Knetemann, Peeters, Zoetemelk, Ad Wijnands en Henk Lubberding. De volgende dag worden ze op weg naar St-Lary-Soulan vrijwel allemaal naar achteren geblazen. Wanneer de rit voorbij is, blijkt alleen Zoetemelk redelijk stand te hebben gehouden: elfde op ruim vier minuten van de nieuwe lijstaanvoerder Anderson.

Een individuele dagprijs zit er voor Knetemann dit jaar niet in.

Hij haalt als 55e Parijs.

In 1982 moet Knetemann voor de vijfde keer in de Tourproloog genoegen nemen met de tweede plaats. In Bazel is Hinault over 7,4 kilometer zeven seconden sneller. Maar het duidt erop dat Knetemann in vorm is en al vier dagen later, in de rit Beauraing-Moeskroen, slaat hij zijn slag. In de woonplaats van Jean-Luc Vandenbroucke (die zelf vierde wordt) verslaat hij nagenoeg het complete peloton. In zijn kielzog finishen de Ier Sean Kelly en de West-Duitser Gregor Braun.

Zijn grootste stunt haalt hij in Valence-d’Agen uit waar een individuele tijdrit over 57,3 kilometer is uitgezet. Met een gemiddelde van 44,370 kilometer per uur is hij ongenaakbaar voor iedereen, ook voor Hinault (18 seconden achterstand). Veertien seconden komt hij tekort om de gele trui te kunnen aantrekken.

Je moet uit je lijf halen wat erin zit, is zijn filosofie over het tijdrijden. Je moet de signalen van je lichaam registreren en daaraan je tempo aanpassen. ‘Het is zaak net altijd onder je maximum te rijden. Nooit boven de streep gaan.’

De beste leerschool is veel tijdritten rijden. Ervoor trainen is ondoenlijk ‘want dan kun je nooit zo gemotiveerd zijn als in een wedstrijd’.

Het alleen-rijden is ook een vakdat je moet leren. ‘In het begin kon ik dat helemaal niet, net zo min als alleen trainen.’

Nog een belangrijk facet van de voorbereiding is de verkenning vooraf van het parkoers, en dan met name de verkenning van het slotgedeelte waar geestelijk vaak het dode punt ligt. ‘Als je weet hoe het parkoers loopt, kom je rapper over zo’n inzinking heen.’ Verkennen doe je niet per auto, maar op de fiets. ‘Dat is het zinvolst. In een auto weet je alleen hoe de bochten liggen, maar niet hoe steil de weg is.’

Het inrijden loopt in Valence-d’Agen aanvankelijk niet erg gesmeerd. Desondanks moet soigneur Ruud Bakker hem wakker maken wanneer hij even op bed gaat liggen om zich te ontspannen. Het duidt erop dat hij onbevangen aan de klus begint, niet geplaagd door zenuwen.

Vooraf vraagt hij ploegleider Post om te toeteren wanneer Hinault (achter hem gestart) in zijn buurt komt. ‘Dan voer ik voor de publiciteit nog even een nummertje op.’ Maar Post toetert geen enkele keer. Wel vertelt hij Knetemann dat hij drie seconden op de Fransman achter ligt. De Nederlander krijgt op dat moment Kelly – drie minuten eerder vertrokken – in het vizier. ‘Ik voelde de pedalen niet.’ Hij snelt de Ier voorbij die niet eens in het kielzog kan blijven. ‘Het is nu of nooit, dacht ik.’

In de slotkilometers springen nog wat spaken van zijn speciale fiets, maar dan is de buit al binnen.

Hij haalt als 47e Parijs.

Het seizoen 1983 zet Knetemann overtuigend in. Hij schrijft de Ronde van de Middellandse Zee op zijn naam, finisht in de Ster van Bessèges als derde (achter Bert Oosterbosch en de Zwitser Gilbert Claus) en moet in het eindklassement van de Tirreno-Adriatico alleen de Italiaan Roberto Visentini voor zich dulden.

Alles wijst op een rijk oogstjaar tot hij op 24 maart in de eendagswedstrijd Dwars door België tegen een verkeerd geparkeerde auto rijdt en meer dood dan levend naar het ziekenhuis van Gent wordt vervoerd.

Einde wielerjaar 1983.

De Tour ziet hem als deelnemer pas weer in 1984 terug, in een nieuw shirt, het blauwgeelrood van Europ-Decor – Boule d’Or, een Belgisch team met als voornaamste kopstukken Fons de Wolf, Frank Hoste en Mare Sergeant, en met Knetemann als wegkapitein.

De oude is hij bij lange na nog niet (en achteraf blijkt hij dat ook niet meer te worden). In de proloog (5,4 kilometer van Montreuil-sous-Bois naar Noisy-le-Sec, twee Parijse voorstadjes) blijft hij maar net binnen de eerste tien, op veertien seconden van Hinault.

De ploegentijdrit op de derde dag, 51 kilometer lang, levert Europ-Decor een verdienstelijke zesde plaats op. Niet langer is de regie van dit soort etappes in handen van Raleigh, inmiddels omgedoopt tot Panasonic-Raleigh. De ploeg van Post buigt het hoofd voor Renault, dus voor de Fransman Laurent Fignon en de Amerikaan Greg LeMond.

In de zevende rit, Alengon – Le Mans, raakt het peloton totaal verbrokkeld. De verschillen zijn groot, maar Knetemann weet de schade te beperken met een achtste plaats, op bijna twee minuten van dagwinnaar Fignon. Het gevolg is een dertiende positie in het algemeen klassement. Een paar dagen handhaaft hij zich daar, maar dan zakt hij geleidelijk steeds verder weg.

Hij haalt als 103e Parijs.

‘Ik won geen etappe en toch gaf deze Tour mij meer voldoening dan de Tour waarin ik er drie won. Gewoon omdat deze Tour mij zoveel pijn en moeite kostte.’

De Tourmemoires van Knetemann worden geleidelijk steeds korter.

Over de latere wielerlichtingen: ‘Je kunt beter een goeie hartslagmeter kopen dan een goeie zonnebril. Die krengen zijn veel duurder, maar schijnbaar onontbeerlijk voor het imago. Deze generatie is heel ijdel.’ (1999)

Skil, zijn nieuwe werkgever in 1985, neemt hem niet mee naar Frankrijk ondanks de memorabele zege in de Amstel Gold Race. Een nieuwe baan als radiocolumnist en -verslaggever wenkt.

Toch staat hij in 1986 weer aan de start, in het shirt van PDM, een formatie die is opgetrokken rond de Spanjaard Pedro Delgado. ‘Ik wil Lévitan en Goddet (de Tourdirecteuren) bewijzen dat ze me er niet onder krijgen. Dit is de lastigste Tour sinds jaren, zeggen ze. Ik zal ze laten zien dat een lamme en een blinde, een halve invalide, toch die Tour kan uitrijden.’

Voorlaatste (209e) wordt hij in de proloog in Boulogne-Bülancourt. Hij is nog maar net onderweg of hij trapt zijn achterwiel scheef. Op slag is hij kansloos.

Opzien baart die dag de Franse specialist Thierry Marie, niet zozeer omdat hij de proloog wint, maar omdat hij op een fiets met een zogenaamde zadelvin rijdt.

Het wordt een geruisloze Tour, net als die van 1987.

Hij haalt achtereenvolgens als 84e en 89e Parijs.

In 1987 geeft hij er bij de bevoorrading van de dertiende etappe de brui aan. Hij heeft zojuist in een afdaling collega ‘s zien vallen, vertelt hij in Pijn en glorie van de polder. Oud-renner Harry Jansen, pr-man bij PDM, praat hem terug de fiets op (‘Wat zal Greet hiervan vinden?’).

In 1988 haalt hij Parijs helemaal niet.

Het is zijn dertiende (!) Tour.

De tweede etappe is een ploegentijdrit over 48 kilometer van La-Haye-Fouassière naar Ancenis. De PDM-formatie eindigt op een roemloze achttiende plaats, op bijna twee minuten van winnaar Panasonic. Knetemann moet vrij snel lossen; zijn collega’s wachten op hem.

In de vijfde etappe, van Neufchatel-en-Bray naar Liévin, komt hij ten val en breekt zijn linkersleutelbeen. Hetzelfde is hem in het voorseizoen overkomen. Hij start de volgende dag nog wel voor de tijdrit over 52 kilometer naar Wasquehal, maar de pijn wordt hem al na een kilometer of tien te veel.

De motivatie is er ook niet meer. Hij kan zich nergens meer over verbazen, behalve over het feit dat hij zijn hotelkamers deelt ‘met kinderen met heel andere ideeën’. ‘Ik wist dat ik niet meer op mijn plek was. Ik was net een oorlogsveteraan die weer naar het front was gestuurd. Het werd duidelijk werk. Plus ergernis.’

Hij stapt af: ‘Dat vond ik wel historisch: in een tijdrit afstappen.’ En hij huilt…huilt…huilt…

Zijn vrouw Gré haalt hem in Noord-Frankrijk op.

Thuis slaat hij de kranten open en leest tot zijn verbazing dat sommige teamgenoten hem zijn falen in de ploegentijdrit zwaar aanrekenen. Dat valt hem rauw op zijn dak: ‘Ik werd als een klootzak afgeschilderd. Allemachtig! En ik was door die breuk al zo depressief.’

Dan pas ook hoort hij dat niet iedereen binnen de formatie zijn aanwezigheid in de Tour op prijs heeft gesteld. Het doet vooral pijn omdat niet hijzelf op deelneming aandrong, maar de PDM-leiding. Die wilde hem per se mee hebben als wegwijzer voor de jongeren, maar verzuimde dit aan de andere renners mee te delen.

‘Ik ben, achteraf gezien, stom geweest. Ik had de eer aan mezelf moeten houden en niet moeten gaan. Maar ik cijferde me weg voor de ploeg. In de kranten werd ik een geldwolf, een bandiet genoemd omdat ik zo nodig ook naar de Tour moest. Nee, nee, nee.’

De overwinningenteller blijft dat jaar op nul staan.