29
Ayla draaide zich om, niet helemaal wakker, maar zich bewust
van iets ongemakkelijks. De bobbel onder haar wilde niet weggaan
tot ze tenslotte voldoende wakker werd om hem te pakken. Ze hield
het voorwerp omhoog en zag in het vage, rode licht van een vuur dat
bijna uit was, het silhouet van de donii. Met een flits van
herkenning kwam de vorige dag levendig in haar gedachten terug en
ze wist dat de warmte bij haar in bed, Jondalar was. We zijn zeker
in slaap gevallen nadat we Genot hadden gemaakt, dacht ze. In een
gelukkige warmte kroop ze dichter tegen hem aan en sloot haar ogen.
Maar ze kon de slaap niet vatten. Flarden van gebeurtenissen namen
vaste vorm aan, die ze in haar herinnering nog eens naliep. De
jacht, en de terugkeer van Kleintje, en de Eerste Riten, en boven
alles Jondalar. Haar gevoelens voor hem onttrokken zich aan alle
woorden die ze kende, maar ze vervulden haar met een
onuitsprekelijke vreugde. Ze dacht aan hem terwijl ze naast hem
lag, tot het te veel werd om het in te houden. Ze glipte stilletjes
het bed uit en nam het ivoren figuurtje mee.
Ze liep naar de ingang van de grot en zag Whinney en Renner
bij elkaar staan, dicht tegen elkaar aan. De merrie brieste
zachtjes ter begroeting en de jonge vrouw draaide zich naar hen
toe. 'Was het voor jou ook zo, Whinney?' zei ze op zachte toon.
'Heeft jouw hengst je Genot gegeven? Oh, Whinney, ik wist niet dat
het zo kon zijn. Hoe kon het zo vreselijk zijn met Broud en zo
heerlijk met Jondalar?'
Het jonge paard snuffelde aan haar om zijn aandeel in de
aandacht te vragen. Ze krauwde en aaide hem en sloeg toen haar
armen om hem heen. 'Wat Jondalar ook zegt, Whinney, ik denk dat
jouw hengst jou Renner heeft gegeven. Hij heeft zelfs dezelfde
kleur en er zijn niet veel bruine paarden. Het kan zijn geest zijn
geweest, maar ik geloof het niet.
Ik wilde dat ik een kleintje kon krijgen. Een kleintje zoals
Dure, om te knuffelen en voeden. Er zou nu al een kleintje in me
kunnen groeien.'
Ayla omhelsde het paard weer stevig bij de herinnering aan
Jondalars aanraking. 'Oh, Whinney, Jondalar gaat weg!' Ze rende de
grot uit, het steile pad af, meer op het gevoel dan op het gezicht.
Haar ogen waren verblind van de tranen. Ze vloog het
rotsstrandje over tot ze tot staan werd gebracht door de naar voren
springende wand en zakte erbij in elkaar. Ze snikte het uit.
Jondalar gaat weg. Wat moet ik doen? Hoe kan ik het verdragen? Wat
kan ik doen om hem te laten blijven? Niets! Ze sloeg haar armen om
zich heen en hurkte neer. Ze leunde tegen de stenen wand alsof ze
een vernietigende slag probeerde af te weren. Als hij wegging zou
ze weer alleen zijn. Erger dan alleen: zonder Jondalar. Wat moet ik
hier zonder hem? Misschien zou ik ook moeten vertrekken en de
Anderen zoeken om bij hen te blijven. Nee, dat kan ik niet doen. Ze
zullen vragen waar ik vandaan kom en de Anderen haten de Stam. Ik
zal een gruwel voor ze zijn, ook al zou ik erom liegen. Ik kan het
niet. Ik kan Creb of Iza die schande niet aandoen. Ze hebben van me
gehouden en voor me gezorgd. Oeba is mijn zuster en ze verzorgt
mijn zoon. De Stam is mijn familie. Toen ik niemand had heeft de
Stam voor me gezorgd en nu willen de Anderen me niet hebben.
En Jondalar gaat weg. Ik zal mijn hele leven hier alleen
moeten wonen. Ik kon net zo goed dood zijn. Broud heeft me
vervloekt, hij heeft uiteindelijk gewonnen. Hoe kan ik leven zonder
Jondalar?
Ayla huilde tot ze geen tranen meer over had, alleen een
troosteloos, leeg gevoel van binnen. Ze veegde haar ogen af met de
rug van haar handen en merkte dat ze nog steeds de donii in haar
handen hield. Ze draaide het om en om, al even verwonderd over het
idee om een vrouw te maken van een stukje ivoor als over het
figuurtje zelf. In het maanlicht leek het nog meer op haar. Het in
vlechten gesneden haar, de ogen in de schaduw, de neus en de vorm
van de wang, deden haar echt denken aan haar eigen spiegelbeeld in
het water.Waarom had Jondalar haar gezicht aangebracht op dit
symbool van de Aardmoeder die de Anderen vereerden? Was haar geest
gevangen, verbonden met die welke hij Doni noemde? Creb had gezegd
dat haar geest, met die van de Holeleeuw, in haar amulet gevat zat,
en werd bewaakt door Ursus, de Grote Holebeer, de totem van de
Stam. Toen ze medicijnvrouw werd, had ze van ieder lid van de Stam
een stukje van zijn geest gekregen en dat was niet teruggenomen na
de doodvloek. Stam en Anderen, totems en de Moeder, allen maakten
een zekere aanspraak op dat onzichtbare deel van haar dat ze haar
geest noemden. Ik denk dat mijn geest het allemaal maar verwarrend
zal vinden, dacht ze. Ik in ieder geval wel. Een koele wind spoorde
haar aan terug te gaan naar de grot. Ze legde een klein vuurtje
aan, want ze probeerde Jondalar niet te storen, en zette water op
voor thee, om zich gemakkelijker te kunnen ontspannen. Ze kon nog
niet gaan slapen. Ze staarde naar de vlammen terwijl ze wachtte en
dacht aan de vele keren dat ze naar de vlammen had gestaard op zoek
naar iets dat op leven leek. De hete lichttongen dansten langs het
hout, met gretige sprongen om een nieuw stuk te proeven, trokken
zich dan weer terug en sprongen opnieuw, tot ze het opeisten en
verslonden.
'Doni! Jij bent het! Jij bent het!' riep Jondalar uit in zijn
slaap. Ayla sprong op en liep naar hem toe. Hij rolde heen en weer
en maaide met zijn armen. Hij droomde kennelijk. Ze vroeg zich af
of ze hem moest wekken. Plotseling vlogen zijn ogen open. Ze keken
geschrokken, is alles in orde, Jondalar?' vroeg ze. 'Ayla? Ayla!
Ben jij dat?' 'Ja, ik ben het.'
Zijn ogen sloten zich weer en hij mompelde iets
onsamenhangends. Hij was niet wakker geweest, besefte ze. Het was
een onderdeel van zijn droom geweest, maar hij was wel kalmer. Ze
bleef staan kijken tot hij zich ontspande en ging toen terug naar
het vuur. Ze liet de vlammen uitbranden terwijl ze haar thee dronk.
Ze begon tenslotte weer slaap te krijgen, deed haar omslag af,
kroop naast Jondalar in bed en trok de vachten om zich heen. De
warmte van de slapende man bracht haar op de gedachte hoe koud het
zou zijn als hij er niet meer was en de tranen kwamen weer. Ze
huilde zich in slaap.
Jondalar rende. Hij hijgde en probeerde de opening van de grot
in de verte te bereiken. Hij keek even op en zag de holeleeuw. Nee,
nee! Thonolan! Thonolan! De holeleeuw zat hem achterna, dook ineen,
nam toen een sprong. Plotseling verscheen de Moeder en joeg de
leeuw met een bevel weg. 'Doni! Jij bent het! Jij bent het!'
De Moeder draaide zich om en hij zag haar gezicht. Het gezicht
was van de donii die hij had gesneden in gelijkenis met Ayla. Hij
riep naar Haar. 'Ayla? Ayla? Ben jij dat?'
Het gesneden gezicht kwam tot leven, haar haar was een
gouden stralenkrans omgeven door een rode gloed. 'Ja, ik ben
het.'
De Ayla-donii werd groter en veranderde van vorm, werd de heel
oude donii die hij had weggegeven, die zoveel generaties in zijn
familie was geweest. Ze was breed en moederlijk en bleef maar
uitdijen tot ze zo groot was als een berg. Toen begon ze leven te
baren. Alle schepselen van de zee stroomden in een golf vruchtwater
uit haar diepe spelonk, vervolgens vlogen alle insekten en vogels
van de lucht in een zwerm naar buiten. Toen de dieren van het
land—konijnen, herten, bizons, mammoeten, holeleeuwen en in de
verte zag hij door een wazige nevel de vage gestalten van mensen.
Ze naderden met het optrekken van de nevel en plotseling kon hij ze
zien. Het waren platkoppen! Ze zagen hem en renden weg. Hij riep
hen na en één vrouw draaide zich om. Ze had Ayla's gezicht. Hij
rende naar haar toe, maar de nevelen trokken zich om haar samen en
omhulden hem. H ij tastte door een rode mist en hoorde een geraas
in de verte, als een ruisende waterval. Het werd harder, kwam op
hem af. Hij werd overspoeld door een stortvloed van mensen die uit
de ruime schoot van de Aardmoeder kwamen, een reusachtige,
bergachtige Aardmoeder met Ayla's gezicht.
Hij drong zich tussen de mensen door en worstelde om bij haar
te komen. Eindelijk kwam hij bij de grote spelonk, haar diepe
opening. Hij ging haar binnen met onbeteugelde vreugde tot ze hem
helemaal omgaf. Hij pompte hevig. Toen zag hij haar gezicht, nat
van de tranen. Haar lichaam schokte van de snikken. Hij wilde haar
troosten, haar vertellen dat ze niet moest huilen, maar hij kon
niet spreken. Hij werd weggeduwd. Hij bevond zich midden in een
grote menigte die uit haar schoot stroomde. Iedereen droeg een
geborduurd hemd. Hij probeerde zich terug naar binnen te vechten,
maar het enorme gedrang van de mensen voerde hem weg als een stuk
hout dat gevangen is geraakt in de stroom vruchtwater, een stuk
hout meegesleurd door de Grote Aardmoeder, met een bebloed hemd er
nog aan vast.
Hij verdraaide zijn nek om achterom te kijken en zag Ayla in
de opening van de spelonk staan. Haar snikken echoden in zijn oren.
Toen stortte de spelonk met een weergalmend geraas in elkaar in een
enorme steenlawine. Hij stond alleen en huilde.
Het was donker toen Jondalar zijn ogen opsloeg. Ayla's
vuurtjehad het hout opgebrand. In het absolute zwart wist hij niet
zeker of hij wel wakker was. De grotwand had geen vaste vorm, geen
bekend punt om zich op te oriënteren in zijn omgeving. Voor zover
zijn ogen hem konden vertellen, had hij net zo goed in een peilloze
leegte kunnen hangen. De levendige gestalten van zijn droom waren
wezenlijker. Ze speelden in herinnerde brokstukken door zijn hoofd
en namen in zijn gedachten in omvang toe. Tegen de tijd dat de
nacht voldoende verbleekt was om een globaal silhouet te geven aan
steen en grotopeningen, was Jondalar begonnen betekenis toe te
kennen aan de beelden van zijn slaap. Hij herinnerde zich niet vaak
zijn dromen, maar deze was zo sterk geweest, zo tastbaar. Hij moest
wel een boodschap van de Moeder zijn. Wat probeerde Ze hem te
vertellen? Hij wilde dat er een zelandoni was om hem te helpen de
droom uit te leggen. Toen er vaag licht in de grot doordrong, zag
hij een verwarde massa blond haar dat Ayla's slapende gezicht
omlijstte, en merkte hij de warmte van haar lichaam op. Hij keek
zwijgend naar haar terwijl de schemering zich oploste en voelde een
overstelpend verlangen om haar te kussen, maar hij wilde haar niet
wakker maken. Hij bracht een lange, gouden lok naar zijn lippen.
Toen stond hij stilletjes op. Hij vond de lauwe thee, schonk
zichzelf een kom in en liep naar buiten, de stenen richel voor de
grot op. Hij vond het koud in zijn lendendoek, maar schonk er geen
aandacht aan hoewel hij wel even moest denken aan de warme kleren
die Ayla voor hem had gemaakt. Hij zag de lucht in het oosten
lichter worden, en de details van de vallei scherper, en haalde
zijn droom weer naar boven. Hij probeerde de verwarde strengen te
volgen om het geheim ervan te ontrafelen.
Waarom moest Doni hem laten zien dat alle leven van Haar kwam?
Dat wist hij, het was een aanvaard gegeven van zijn bestaan. Waarom
moest ze in zijn droom verschijnen terwijl ze alle vissen baarde en
vogels en dieren en… Platkoppen, natuurlijk! Ze vertelde hem dat de
mensen van de Stam ook haar kinderen waren. Waarom had niemand dat
ooit eerder duidelijk gemaakt? Niemand trok het ooit in twijfel dat
alle leven van haar afkomstig was, waarom werden deze mensen dan zo
beschimpt? Ze werden beesten genoemd, alsof beesten kwalijk
waren.
Omdat ze geen beesten zijn. Ze zijn mensen, een ander soort
mensen! Dat zegt Ayla de hele tijd al! Had een van hen
daarom Ayla's gezicht?
Hij kon begrijpen waarom haar gezicht op de donii zou staan
die hij had gemaakt, degene die de leeuw in zijn droom had
tegengehouden—niemand zou geloven wat Ayla eigenlijk had gedaan,
het was ongelooflijker dan de droom. Maar waarom had de oude donii
haar gezicht? Waarom zou de Grote Aardmoeder zelf een gelijkenis
vertonen met Ayla?
Hij wist dat hij zijn droom nooit helemaal zou begrijpen, maar
hij had het gevoel dat hij nog een belangrijk deel niet snapte. Hij
ging hem nog eens na en toen hij zich herinnerde hoe Ayla in de
grot stond die elk ogenblik kon instorten, schreeuwde hij haast dat
ze uit de weg moest gaan.
Hij stond naar de horizon te staren, zijn gedachten naar
binnen gekeerd en voelde dezelfde verlatenheid en eenzaamheid als
in zijn dromen, toen hij alleen had gestaan, zonder haar. Waarom
voelde hij zo'n totale wanhoop? Wat ontging hem? Mensen in
geborduurde hemden kwamen in zijn gedachten. Ze kwamen de grot uit.
Ayla had het geborduurde hemd voor hem gerepareerd. Ze had kleren
voor hem gemaakt en ze kon eerst niet eens naaien. Reiskleren die
hij zou dragen als hij wegging. Grote Moeder! Wat ben je toch een
stomme idioot, Jondalar. Weggaan bij Ayla? Waarom ben je zo blind
geweest? Waarom moest er een droom van de Moeder aan te pas komen
om je te vertellen wat zo duidelijk is dat een kind het had kunnen
zien? Het gevoel of er een groot gewicht van zijn schouders werd
getild, gaf hem een vreugdevolle sensatie van vrijheid, van
plotselinge verlichting. Ik houd van haar! Het is mij eindelijk
overkomen! Ik houd van haar! Ik dacht niet dat het mogelijk was,
maar ik houd van Ayla!
Hij was helemaal opgetogen en wilde het wel aan de hele wereld
verkondigen, wilde wel naar binnen rennen om het haar te vertellen.
Ik heb nog nooit tegen een vrouw gezegd dat ik van haar hield,
dacht hij. Hij haastte zich de grot in, maar Ayla lag nog te
slapen.
Hij ging terug naar buiten, bracht wat hout naar binnen en had
met vuursteen en pyriet—het verbaasde hem nog steeds—al gauw een
vuur aan de gang. Nu hij een keer het eerst wakker was, wilde hij
haar verrassen met hete thee. Hij zocht haar muntbladeren en had
weldra thee getrokken staan, maar Ayla sliep nog steeds.
Hij keek naar haar, zoals ze ademhaalde, zich omdraaide—hij
vond haar haar prachtig, zo lang en los. Hij stond in de verleiding
haar te wekken. Nee, ze was vast moe. Het is al licht en ze is nog
niet op.
Hij ging naar het strandje, zocht een twijgje om zijn tanden
schoon te maken en nam een ochtendduik. Het friste hem op en gaf
hem flinke energie en honger.
Ze hadden niet aan voedsel gedacht. Hij glimlachte terwijl hij
aan de oorzaak dacht. Het bezorgde hem een erectie. Je hebt hem de
hele zomer alles ontzegd, Jondalar. Je kunt hem niet kwalijk nemen
dat hij zo begerig is nu hij weet wat hij miste. Maar dwing haar
niet. Ze heeft misschien wel rust nodig—ze is het niet gewend. Hij
rende het pad op en ging voorzichtig de grot in. De paarden waren
naar buiten om te grazen. Die moeten zijn gegaan toen ik zwom en ze
is nog niet wakker. Er is toch niets met haar? Misschien moest ik
haar toch maar wekken. Ze draaide zich om en hij zag een blote
borst die zijn eerdere gedachten nog versterkte.
Hij beheerste zich en liep naar de vuurplaats om zich nog wat
thee in te schenken en te wachten. Hij zag nu dat ze bewoog en naar
iets tastte.
'Jondalar! Jondalar! Waar ben je?' riep ze en kwam met een ruk
rechtop zitten.
'Hier ben ik,' zei hij en snelde naar haar toe.
Ze klampte zich aan hem vast. 'Oh, Jondalar, ik dacht dat je
weg was.'
'Ik ben hier, Ayla. Ik ben hier bij je.' Hij hield haar in
zijn armen tot ze wat kalmeerde. 'Gaat het nu weer een beetje?
Hier, neem een kommetje thee.' Hij schonk de thee in en bracht haar
een kom. Ze nam een slok en toen een grotere teug. 'Wie heeft dit
gemaakt?' vroeg ze.
'Ik. Ik wilde je verrassen met hete thee, maar hij is niet zo
heet meer.'
'Heb jij hem gemaakt? Voor mij?'
'Ja, voor jou. Ayla, ik heb dit nog nooit tegen een vrouw
gezegd. Ik houd van je.'
'Houd?' vroeg ze. Ze wilde zeker weten dat hij bedoelde wat ze
nauwelijks durfde te hopen dat hij misschien bedoelde. 'Wat
betekent "houd"?'
'Wat…! Jondalar! Opgeblazen idioot!' Hij stond op. 'Jij, de
grote Jondalar, begeerd door iedere vrouw. Dat geloofde je zelf. Je
weigerde angstvallig dat ene woord uit te spreken dat ze volgens
jou allemaal wilden horen… En je was er trots op dat je het nooit
tegen een vrouw had gezegd. Eindelijk ben je verliefd geworden en
je wilde het nog niet toegeven. Doni moest het je vertellen in een
droom! Eindelijk zal Jondalar het zeggen om te erkennen dat hij van
een vrouw houdt. Je verwachtte al bijna dat ze in zwijm zou vallen
en ze weet niet eens wat het woord betekent!' Ayla keek opgewonden
toe terwijl hij op en neer liep, het woord voortdurend herhalend.
Ze moest dat woord leren. 'Jondalar, wat betekent "houd"?' Ze
meende het serieus en haar stem klonk enigszins geërgerd.
Hij knielde voor haar neer. 'Het is een woord dat ik lang
geleden al had moeten uitleggen. Liefde is het gevoel dat je hebt
voor iemand om wie je geeft. Het is wat een moeder voelt voor haar
kinderen, of een man voor zijn broer. Tussen een man en een vrouw
betekent het dat ze zoveel om elkaar geven dat ze hun leven samen
willen delen, nooit uit elkaar willen.' Ze sloot haar ogen en
voelde haar mond trillen toen ze zijn woorden hoorde. Hoorde ze hem
goed? Begreep ze het echt? 'Jondalar,' zei ze, 'ik kende dat woord
niet, maar ik ken wel de betekenis van het woord. Ik ken de
betekenis van dat woord al vanaf dat je hier bent gekomen en hoe
langer je hier was, hoe beter ik het kende. Ik heb zo vaak gewenst
dat ik dat woord kende om die betekenis te zeggen.' Ze sloot haar
ogen, maar de tranen van vreugde en opluchting wilden niet
wegblijven. 'Jondalar, ik… houd ook van jou.'
Hij stond op en trok haar mee omhoog. Hij kuste haar teder en
hield haar in zijn armen als een pasgevonden schat die hij niet
wilde breken of kwijtraken. Ze sloeg haar armen om hem heen en
hield hem tegen zich aan alsof hij een droom was die misschien zou
vervagen als ze hem losliet. Hij kuste haar mond en haar gezicht,
dat zoutig was van de tranen, en toen ze haar gezicht tegen hem
aanlegde, begroef hij het zijne in haar verwarde gouden haar om
zijn eigen ogen te drogen. Hij kon niets zeggen. Hij kon haar
alleen vasthouden en zich verwonderen over zijn ongelooflijke geluk
dat hij bij haar had gevonden. Hij had tot de verre uithoeken van
de aarde moeten trekken om de vrouw te vinden van wie hij kon
houden en niets zou hem ertoe brengen haar nu te laten gaan.
'Waarom blijven we niet gewoon hier? Deze vallei heeft zoveel.
Met ons tweeën zal het zo veel gemakkelijker zijn. We hebben
speerwerpers, en we hebben steun aan Whinney. Renner is er ook
nog,' zei Ayla.
Ze wandelden door het veld, met geen andere bedoeling dan te
praten. Ze hadden alle zaden geplukt die ze wilden plukken, genoeg
vlees geschoten en gedroogd om de winter op te kunnen teren, de
rijpende vruchten en wortels en andere planten voor voedsel en
medicijnen verzameld en opgeslagen en uiteenlopende materialen voor
projecten voor de winter. Ayla wilde proberen kleding te versieren,
en Jondalar dacht dat hij wat stukken zou snijden voor spelletjes,
en Ayla zou leren spelen. 'Het is een prachtige vallei,' zei
Jondalar. Waarom zou hij niet hier bij haar blijven? Thonolan was
bereid bij Jetamio te blijven, dacht hij. Maar zij waren niet maar
met zijn tweeën. Hoe lang zou hij het uithouden zonder anderen?
Ayla had drie jaar alleen gewoond. Ze hoefden niet alleen te
blijven. Neem Dalanar. Die begon een nieuwe Grot. Maar in het begin
had hij alleen Jerika en de gezel van haar moeder, Hochaman. Later
kwamen er meer mensen bij en werden er kinderen geboren. Ze hebben
al plannen voor een Tweede Grot van de Lanzadoniërs. Waarom zou je
geen nieuwe Grot kunnen stichten, net als Dalanar? Misschien kan
dat wel, Jondalar, maar watje ook doet, het zal altijd samen met
Ayla zijn.
'Je moet andere mensen leren kennen, Ayla, en ik wil je mee
naar huis nemen. Ik weet dat het een lange Tocht zou zijn, maar ik
denk dat we het in een jaar zouden kunnen halen. Je zou mijn moeder
aardig vinden en ik weet dat Marthona jou aardig zou vinden. En
mijn broer, Joharran, en mijn zuster, Folara, ook. Ze zal nu wel
een jonge vrouw zijn. En Dalanar.' Ayla boog haar hoofd en keek
toen weer op. 'Hoe aardig zullen ze me vinden als ze erachter komen
dat mijn mensen de Stam zijn? Zullen ze me verwelkomen als ze horen
dat ik een zoon heb die is geboren toen ik bij hen woonde, die voor
hen een gruwel is?'
'Je kunt je niet voor de rest van je leven verbergen. Heeft de
vrouw… Iza… je niet gezegd dat je je eigen mensen moest zoeken? Ze
had gelijk, weetje. Het zal niet gemakkelijk zijn. Ik kan de
waarheid niet voor je verbergen. De meeste mensen weten niet dat de
Stam ook uit mensen bestaat. Maar je hebt het mij ook duidelijk
weten te maken. De meeste mensen zijn fatsoenlijk, Ayla. Als ze je
eenmaal leren kennen, zullen ze je aardig vinden. En ik ben bij
je.' 'Ik weet het niet. Kunnen we er niet over nadenken?'
'Natuurlijk kunnen we dat,' zei hij. We kunnen pas in de lente aan
een lange Tocht beginnen, dacht hij. We zouden het tot de
Sharamudiërs kunnen halen voor de winter intreedt, maar we kunnen
ook hier overwinteren. Het zou haar wat tijd geven om aan het idee
te wennen.
Ayla glimlachte van oprechte opluchting. Ze wist dat ze
lichamelijk, maar ook geestelijk had lopen treuzelen. Ze wist dat
hij zijn familie en zijn mensen miste en als hij besloot te gaan,
zou ze met hem meegaan, het deed er niet toe waarheen. Maar ze
hoopte dat hij nadat ze zich voor de winter hadden gevestigd,
misschien zou willen blijven en zich bij haar in de vallei zou
willen vestigen.
Ze waren ver van de stroom verwijderd, haast op de helling
naar de steppen, toen Ayla zich bukte om een vaag bekend voorwerp
op te rapen.
'Het is mijn oeroshoren!' zei ze tegen Jondalar terwijl ze het
vuil eraf veegde en de verschroeide binnenkant zag. 'Ik gebruikte
hem om mijn vuur mee te nemen. Ik heb hem gevonden toen ik
rondtrok, nadat ik bij de Stam was weggegaan.' Ze werd overspoeld
door herinneringen. 'En ik droeg er een kooltje in mee om de
fakkels aan te steken om de paarden op te jagen in mijn eerste
valkuil. Whinney's moeder viel erin en toen de hyena's haar veulen
belaagden, heb ik ze weggejaagd en haar meegenomen naar de grot.
Sindsdien is er zoveel gebeurd.' 'Veel mensen dragen vuur mee
onderweg, maar met de vuurstenen hoeven we ons daar niet druk over
te maken.' Zijn voorhoofd stond plotseling vol rimpels en Ayla wist
wat hij dacht. 'We zijn helemaal voorzien, hè? We hoeven niets meer
te doen.' 'Nee, we hebben niets meer nodig.'
'Waarom maken we dan geen Tocht? Een korte Tocht,' voegde hij
eraan toe, toen hij zag dat ze zich in het nauw gedreven voelde.
'Je hebt het gebied naar het westen niet verkend. Waarom nemen we
niet wat voedsel en tenten en slaapvachten mee en gaan we eens een
kijkje nemen? Wc hoeven niet ver te gaan.' 'En Whinney en Renner
dan?''Die nemen we mee. Whinney kan ons zelfs af en toe dragen. Het
zal leuk zijn, Ayla, alleen met ons tweeën,' zei hij. Reizen omdat
het leuk was, was iets nieuws voor haar, en moeilijk te aanvaarden,
maar ze kon geen bezwaren bedenken. 'Ik neem aan dat we het zouden
kunnen doen,' zei ze. 'Alleen met ons tweeën… waarom niet?' Het was
misschien niet zo'n slecht idee meer van het land in het westen te
verkennen, dacht ze.
'Er ligt hier achterin niet zo veel grond,' zei Ayla, 'maar
het is de beste plek voor een opslagplaats en we kunnen ook nog een
paar keien gebruiken.'
Jondalar hield de fakkel hoger om het licht verder te doen
schijnen. 'We moeten meer bergplaatsen maken, vind je niet?' 'Als
een dier er een openmaakt, vindt het niet alles. Goed idee.'
Jondalar verplaatste het licht om in een van de spleten in de
verste hoek van de grot te kijken. 'Ik heb hier al eens gezocht. Ik
dacht dat ik sporen van een holeleeuw zag.' 'Dat was de plaats van
Kleintje. Voor ik hier introk, waren er ook al leeuwesporen. Die
waren veel ouder. Ik dacht dat het een teken van mijn totem was om
niet verder te reizen en hier de winter door te brengen. Ik dacht
toen niet dat ik zo lang zou blijven. Nu geloof ik dat ik hier op
jou moest wachten. Ik denk dat de geest van de Holeleeuw je
hierheen voerde en jou uitkoos omdat je totem sterk genoeg was voor
de mijne.' 'Ik heb altijd gedacht dat Doni de geest was die me
leidde.' 'Misschien heeft zij je geleid, maar ik geloof dat de
Holeleeuw je heeft uitverkoren.'
'Je kunt gelijk hebben. De geesten van alle schepsels zijn
Doni's, die van de Holeleeuw ook. De wegen van de Moeder zijn
ondoorgrondelijk.'
'Het is moeilijk om met de totem van de Holeleeuw te leven,
Jondalar. Zijn proeven waren moeilijk—ik was er niet altijd zeker
van dat ik het zou overleven maar het was de moeite waard. Ik
geloof dat jij het grootste geschenk bent,' zei ze zachtjes.
Hij stak de fakkel in eenspleet en nam de vrouw die hij
liefhad in zijn armen. Ze was open en eerlijk en toen hij haar
kuste, reageerde ze zo begerig dat hij bijna aan zijn verlangen
toegaf. 'We moeten ophouden,' zei hij. 'Anders komen we nooit klaar
voor de reis. Ik geloof dat jij de kracht van Haduma hebt.' 'Wat is
de kracht van Haduma?'
'Haduma was een oude vrouw die we ontmoetten. Ze was de moeder
van zes generaties en ze werd buitengewoon geëerd door haar
afstammelingen. Ze had veel van de kracht van de Moeder. De mannen
geloofden dat wanneer ze hun lid aanraakte ze zo vaak een erectie
konden krijgen als ze wilden, om iedere vrouw te bevredigen. Jij
hoeft anders niets te doen dan dicht bij me komen, Ayla. Vanmorgen,
gisteravond. Hoeveel keer gisteren? Ik heb het nog nooit zo vaak
gekund of gewild. Maar als we niet doorwerken, krijgen we vanmorgen
die bergplaatsen niet klaar.'
Ze ruimden de rommel op, kantelden een paar rotsblokken opzij
en besloten waar ze de bergplaatsen zouden maken. Jondalar vond dat
Ayla steeds stiller en teruggetrokkener werd naarmate de dag
vorderde en hij vroeg zich af of hij iets verkeerds had gezegd of
gedaan. Misschien moest hij niet zo begerig zijn. Het was moeilijk
te geloven dat ze altijd voor hem klaarstond wanneer hij
wilde.
H ij wist dat veel vrouwen afstand bewaarden en wilden dat
mannen er moeite voor deden als ze gemeenschap wilden, al hielden
ze ook van elkaar. Het was zelden een probleem voor hem geweest,
maar hij had geleerd dat hij niet te begerig moest lijken; het was
een grotere uitdaging voor een vrouw wanneer een man wat afstand
bewaarde.
Toen ze de voorraad voedsel achter in de grot brachten, leek
Ayla nog gereserveerder. Ze boog vaak haar hoofd en bleef even
geknield zitten voor ze de stukken gedroogd vlees of een mand met
wortels pakte. Tegen de tijd dat ze stenen van het strandje gingen
halen om die op hun wintervoorraad te leggen, was Ayla duidelijk
verdrietig. Jondalar was ervan overtuigd dat het zijn schuld was,
maar hij wist niet wat hij had gedaan. Het was laat in de middag
toen hij haar boos zag proberen een kei op te tillen die veel te
zwaar voor haar was.'Die steen hebben we niet nodig, Ayla. Ik
geloof dat we maar even moesten rusten. Het is warm en we hebben de
hele dag gewerkt. Laten we even gaan zwemmen.' Ze liet de steen
liggen, streek het haar uit haar ogen en maakte de knoop van haar
riem los. Ze legde haar amulet weg toen haar omslag op de grond
viel. Jondalar voelde de bekende opwinding. Dat gebeurde steeds als
hij haar lichaam zag. Ze beweegt als een leeuw, dacht hij, en hij
bewonderde haar gespierde gratie toen ze het water inliep. Hij
legde zijn lendendoek af en rende haar achterna. Ze zwom zo snel
tegen de stroom in dat Jondalar besloot te wachten tot ze
terugkwam. Zo kan ze ook wat van haar agressie kwijt. Toen hij haar
weer oppikte liet ze zich rustig met de stroom meedrijven en leek
meer ontspannen. Terwijl ze zich omdraaide om te zwemmen, liet hij
zijn hand over haar rug glijden, van haar schouder tot over haar
ronde billen. Ze schoot voor hem uit en ze had haar amulet al om
toen hij de oever opstapte. Ze reikte naar haar omslag.
'Ayla, wat doe ik verkeerd?' vroeg hij toen hij druipend voor
haar stond.
'Ik doe het verkeerd, jij niet.' 'Jij doet helemaal niets
verkeerd.'
'Jawel. Ik heb de hele dag geprobeerd je aan te moedigen, maar
je begrijpt de gebaren van de Stam niet.' Toen Ayla pas vrouw was
geworden, had Iza haar niet alleen uitgelegd hoe ze zich moest
verzorgen wanneer ze bloedde, maar ook hoe ze zich schoon moest
maken als ze met een man gemeenschap had gehad. Ze had haar ook de
gebaren en houdingen geleerd om een man aan te moedigen hoewel Iza
betwijfelde of ze die informatie ooit nodig zou hebben. De mannen
van de Stam zouden haar waarschijnlijk niet aantrekkelijk vinden,
wat voor gebaren ze ook maakte.
'Ik weet dat het jouw teken is wanneer je me op een bepaalde
manier aanraakt, of je mond op de mijne drukt, maar ik weet niet
hoe ik jou moet aanmoedigen,' vervolgde ze. 'Ayla, je hoeft anders
niets te doen dan er te zijn.' 'Dat bedoel ik niet,' zei ze. 'Ik
weet niet hoe ik moet laten blijken dat ik gemeenschap met je wil.
Je hebt gezegd dat sommige vrouwen weten hoe ze mannen moeten
aanmoedigen.' 'O, Ayla, maak je je daar zorgen over? Je wilt leren
hoe je me kunt aanmoedigen?'
Ze knikte en boog verlegen het hoofd. Vrouwen van de Stam
waren niet zo brutaal. Ze toonden hun verlangen naar een man
uiterst bescheiden, alsof ze de aanblik van zo'n overweldigende man
nauwelijks konden verdragen. Toch lieten ze hem met preutse blikken
en onschuldige houdingen weten dat hij onweerstaanbaar was.
'Kijk eens hoe je mij hebt aangemoedigd,' zei hij, omdat hij
wel wist dat hij tijdens het gesprek een erectie had gekregen. Hij
kon er niets aan doen en hij kon het ook niet verbergen. Ayla kreeg
een glimlach om haar lippen toen ze het zag. 'Ayla,' zei hij, en
hij tilde haar met beide armen op, 'weet je niet dat je me al
aanmoedigt omdat je leeft?'
Hij droeg haar over het strandje naar het pad. 'Heb je enig
idee hoe opgewonden ik raak als ik gewoon naar je kijk? De eerste
keer dat ik je zag, wilde ik je al hebben.' Hij liep het pad op met
een zeer verraste Ayla. 'Jij bent zo'n echte vrouw dat je me niet
hoeft aan te moedigen—jij hoeft niets te leren. Alles watje doet,
vergroot mijn verlangen naar jou.' Ze naderden de ingang. 'Als je
naar me verlangt hoef je het alleen maar te zeggen, of nog beter,
dit.' Hij kuste haar.
Hij droeg haar de grot in en legde haar op het bed van
vachten. Toen kuste hij haar weer, met een open mond en een
zoekende tong. Ze voelde zijn lid, hard en warm tussen hen in. Hij
ging zitten met een plagende grijns op zijn gezicht. 'Je zei dat je
het de hele dag al had geprobeerd. Waarom denk je dat het geen
uitwerking had?' vroeg hij. Toen deed hij iets totaal onverwachts:
hij maakte een gebaar.
Haar ogen toonden grote verbazing. 'Jondalar! Dat is… dat is
het teken!'
'Als je mij je Stamtekens geeft, lijkt het me niet meer dan
billijk dat ik ze beantwoord.'
'Maar… ik…' Ze kon de woorden niet vinden, maar ze wist wel
wat ze moest doen. Ze stond op, draaide zich om, ging op haar
knieën liggen, spreidde ze en bood zich aan. Hij had het teken bij
wijze van grap gemaakt en hij had niet verwacht dat hij zo snel zou
worden uitgenodigd. Maar toen hij haar stevige ronde billen zag en
haar naakte, vrouwelijke opening, diep roze en uitnodigend, kon hij
geen weerstand meer bieden. Voor hij het wist zat hij op zijn
knieën achter haar en gleed in haar warme diepte die zich
samentrok. Vanaf het moment dat ze de houding aannam, kwamen de
herinneringen aan Broud weer bij haar boven. Voor het eerst zou ze
Jondalar hebben geweigerd als ze kon. Maar hoe sterk haar
weerzinwekkende associaties waren, de gehoorzaamheid aan het teken
was groter. Hij besteeg haar en begon te stoten. Ze voelde Jondalar
binnendringen en schreeuwde het uit van het onverwachte genot. Deze
houding gaf haar een nieuw gevoel op andere plaatsen en als hij
terugtrok gaf de wrijving nieuwe opwinding. Ze duwde om hem
tegemoet te komen. Terwijl hij over haar heen hing en pompte werd
ze plotseling herinnerd aan Whinney en haar roodbruine hengst. Die
gedachte gaf haar een heerlijk warm gevoel. Ze bewoog heen en weer
in zijn tempo, kreunde en gilde.
De spanning steeg snel; haar bewegingen en zijn drift
verhoogden zijn tempo. 'Ayla! O, Ayla,' riep hij. 'Mooie, wilde
vrouw.'Hij zuchtte en bleef stoten. Hij pakte haar heupen vast en
trok haar tegen zich aan terwijl hij huiverend van genot zijn zaad
in haar spoot.
Zo bleven ze even trillend bij elkaar. Ayla liet haar hoofd
hangen. Toen rolde hij hen beiden op hun zij terwijl hij in haar
bleef en ze bleven liggen zonder zich te bewegen. Ze drukte haar
rug tegen hem aan en hij nam een borst in zijn hand. 'Ik moet
toegeven,' zei hij na een poosje, 'dat dat teken niet zo slecht
is.' Hij wreef zijn neus in haar hals en zocht haar oor. 'Ik wist
het eerst niet zeker, Jondalar, maar met jou is alles goed. Alles
is genot,' zei ze terwijl ze zich steviger tegen hem
aandrukte.
'Jondalar, wat zoek je?' riep Ayla van de richel naar beneden.
'Ik probeerde of ik nog meer vuurstenen kon vinden.' 'De eerste die
ik begon te gebruiken is nog nauwelijks versleten. Hij gaat nog een
hele tijd mee. We hebben er niet meer nodig.' 'Dat weet ik, maar ik
zag er een en dacht dat ik eens zou kijken hoeveel ik er nog kon
vinden. Zijn we klaar?' 'Alles is afgedekt in de grot verborgen. Ik
kan verder niets bedenken dat we nodig hebben. We kunnen niet al te
lang wegblijven. Het weer slaat in deze tijd van het jaar zo snel
om. Het kan 's morgens nog heet zijn en tegen de avond sneeuwen,'
zei ze terwijl ze het pad afkwam.
Jondalar stopte de stenen die hij had gevonden in zijn buidel,
keek om zich heen of hij er nog meer zag en keek toen op naar de
vrouw. 'Ayla, wat heb je nou aan?' 'Vind je het niet mooi?'
'Ik vind het prachtig. Waar heb je het vandaan?' 'Ik heb het
gemaakt toen ik die van jou maakte. Ik heb de jouwe zo nagemaakt
dat ze mij pasten, maar ik wist niet zeker of ik ze wel hoorde te
dragen. Ik dacht dat het misschien iets was dat alleen mannen
hoorden te dragen. En ik wist niet hoe ik een hemd moest borduren.
Is het zo goed?'
ik denk van wel. Ik kan me niet herinneren dat de kleding van
de vrouwen veel anders was. Het hemd was misschien iets langer en
de versiering een beetje anders. Dit zijn Mamutische kleren. Ik ben
de mijne kwijtgeraakt toen we bij het einde van de Grote
Moederrivier kwamen. Je ziet er geweldig in uit, Ayla. En ik denk
dat je het prettiger zult vinden zitten. Als het koud wordt, zul je
wel merken hoe warm het is, en hoe gemakkelijk.' ik ben blij dat je
het mooi vindt. Ik wilde me op… jouw manier kleden.'
'Mijn manier… Ik vraag me af of ik nog wel weet wat mijn
manier is. Moet je ons zien! Een man en een vrouw en twee
paarden! Een ervan beladen met onze tent, voedsel en extra
kleding. Het is een vreemd gevoel zo onbepakt aan een Tocht te
beginnen, niets te dragen behalve speren—en een speerwerper! En
mijn buidel vol vuurstenen. Ik denk dat de mensen heel verbaasd
zouden zijn als we iemand tegenkwamen. Maar ik ben zelf nog
verbaasder. Ik ben niet de man die ik was toen jij me vond. Je hebt
me veranderd, Ayla, en daarom houd ik van je.' ik ben ook
veranderd, Jondalar. Ik houd van jou.' 'En, welke kant gaan we
op?'
Ayla voelde zich heel vreemd toen ze de vallei doorliepen,
gevolgd door de merrie en haar veulen. Toen ze bij de bocht aan het
eind kwamen, keek ze om.
'Jondalar! Kijk! Er zijn paarden teruggekomen naar de vallei!
Sinds ik hier pas was, heb ik geen paarden meer gezien. Ze zijn
vertrokken toen ik ze najoeg en Whinney's moeder ving. Ik ben blij
ze terug te zien. Ik heb dit altijd als hun vallei beschouwd.' is
het dezelfde kudde?'
'Dat weet ik niet. De hengst was geel, net als Whinney. Ik zie
de hengst niet, alleen de aanvoerende merrie. Het is lang
geleden.'
Whinney had de paarden ook gezien en hinnikte luid. De
begroeting werd beantwoord, en Renner spitste zijn oren vol
belangstelling. Toen volgde de merrie de vrouw en haar veulen
draafde achter haar aan.
Ayla volgde de rivier naar het zuiden en stak die over toen ze
de steile helling aan de overkant zag. Ze bleef bovenaan staan en
Jondalar en zij stegen allebei op Whinney. De vrouw vond haar
herkenningspunten en zette koers naar het zuidwesten. Het terrein
werd ruwer, meer oneffen en geplooid, met rotskloven en steile
hellingen die naar hoogvlakten leidden. Toen ze een opening tussen
getande rotswanden naderde, steeg ze af en onderzocht de grond. Er
waren geen verse sporen te zien. Ze sloeg een doodlopende kloof in,
klom toen op een rotsblok dat van de wand was gespleten, en liep
naar een steenlawine aan de achterkant. Jondalar volgde haar.
'Hier is het, Jondalar,' zei ze terwijl ze een buidel uit haar
tuniek te voorschijn trok en hem die aangaf.
Hij kende de plek. 'Wat is dit?' vroeg hij terwijl hij het
kleine leren zakje omhooghield.
'Rode aarde, Jondalar. Voor zijn graf.'
Hij knikte, niet in staat te spreken. Hij voelde tranen
opkomen en deed geen poging om ze in te houden. Hij liet de rode
oker in zijn hand stromen en wierp haar breed uit over de rotsen en
kiezels. Daarop strooide hij nog een tweede handvol uit. Ayla
wachtte terwijl hij met vochtige ogen naar de rotsige helling
staarde en toen hij zich omdraaide om weg te gaan, maakte ze een
gebaar boven Thonolans graf. Pas toen ze al een tijdje reden, sprak
Jondalar. 'Hij was een lieveling van de Moeder. Ze wilde hem
terughebben.'
Ze reden een stukje door. Toen vroeg hij: 'Wat maakte je daar
voor gebaar?'
ik vroeg de Grote Holebeer om hem op zijn tocht te beschermen,
om hem geluk toe te wensen. Het betekent: "Ga met Ursus".'
'Ayla, toen je het me vertelde, wist ik het niet naar waarde
te schatten. Dat kan ik nu wel. Ik ben je dankbaar dat je hem hebt
begraven en de Stamtotems hebt gevraagd hem te helpen. Ik denk dat
hij dank zij jou de weg zal vinden in de wereld van de
geesten.'
'Je zei dat hij dapper was. Ik denk niet dat de dapperen hulp
nodig hebben om de weg te vinden. Voor hen die zonder vrees zijn,
zou het een spannend avontuur zijn.' 'Hij was dapper, en hij was
dol op avontuur. Hij zat zo vol leven dat het wel leek of hij zijn
hele leven ineens wilde leven. Zonder hem zou ik deze Tocht nooit
hebben gemaakt.' Hij had zijn armen om Ayla geslagen terwijl ze
samen op één paard reden. Hij sloeg ze steviger om haar heen. 'En
dan had ik jou nooit leren kennen.'
Dat bedoelde de Shamud toen hij zei dat het mijn bestemming
was! "Hij leidt je waarheen je anders niet zou gaan." waren zijn
woorden. Thonolan heeft me naar jou toegeleid… en is toen zijn
geliefde gevolgd naar de volgende wereld. Ik wilde niet dat hij
ging, maar ik kan hem nu begrijpen.'
Toen ze verder naar het westen trokken, maakte het oneffen
gebied weer plaats voor steppen, doorkruist met de rivieren en
stromen smeltwater van de grote noordelijke ijskap. De waterwegen
sneden af en toe door kloven met hoge wanden, en kron- keiden zich
langs zacht glooiende valleien. De weinige bomen die de steppen
opluisterden waren door hun worsteling om te leven in hun groei
beknot, zelfs langs de waterlopen die hun wortels voedden en hun
gestalten waren verwrongen, alsof ze waren bevroren net op het
ogenblik dat ze zich voor een hevige windvlaag wegbogen.
Ze hielden zoveel mogelijk de valleien aan, vanwege hun
beschutting tegen de wind en om hun hout. Alleen daar groeiden,
beschut, berken, wilgen, dennen en lariksen in enige overvloed.
Datzelfde ging niet op voor de dieren. De steppen vormden een
onmetelijk wildgebied. Met hun nieuwe wapen jaagden de man en de
vrouw naar believen, wanneer ze maar zin hadden in vers vlees. Vaak
lieten ze de restanten van hun prooi achter voor andere rovers en
aaseters.
Ze reisden al een halve cyclus maanstanden toen er een hete en
ongewoon stille dag aanbrak. Ze hadden het grootste deel van de
ochtend gelopen en stegen op toen ze in de verte een helling zagen
met een zweempje groen. Jondalar, aangemoedigd door Ayla's warme
nabijheid, had zijn hand onder haar tuniek gestoken om haar te
strelen. Ze bestegen de heuvel en keken neer op een aardige vallei
bevloeid door een grote rivier. Toen ze het water bereikten stond
de zon hoog aan de hemel. 'Zouden we naar het noorden of naar het
zuiden gaan, Jondalar?'
'Laten we geen van tweeën doen. Laten we ons kamp opslaan,'
zei hij.
Ze begon tegenwerpingen te maken, alleen omdat ze er niet aan
gewend was zonder reden zo vroeg halt te houden. Toen beet Jondalar
haar in haar hals en kneep zacht in haar tepels, en besloot ze dat
ze geen reden hadden om verder te gaan en meer dan genoeg om halt
te houden.
'Goed, laten we ons kamp opslaan,' zei ze. Ze zwaaide haar
been over de rug van het paard en liet zich op de grond glijden.
Hij steeg af en hielp haar de draagmanden van Whinney's rug te
verwijderen, zodat het paard kon uitrusten en grazen. Daarna nam
hij Ayla in zijn armen en kuste haar, terwijl hij weer met zijn
handen onder haar tuniek voelde. 'Laat me hem toch uittrekken,' zei
ze.Hij glimlachte terwijl ze hem over haar hoofd trok en vervolgens
het koord om het middel van haar onderkleed losmaakte en eruit
stapte. Hij trok zijn tuniek over zijn hoofd en hoorde haar
giechelen. Toen hij opkeek, was ze verdwenen. Ze lachte weer en
sprong de rivier in.
ik heb besloten te gaan zwemmen,' zei ze. Hij grijnsde, trok
zijn broek uit en volgde haar het water in. De rivier was diep en
koud en had een sterke stroming, maar ze zwom zo snel
stroomopwaarts dat het hem moeite kostte haar in te halen. Hij
greep haar vast en kuste haar, al watertrappend. Ze dook uit zijn
armen en zwom lachend snel naar de oever. Hij ging haar achterna,
maar tegen de tijd dat hij bij de oever was, was ze de vallei al
doorgerend. Hij rende achter haar aan, en net toen hij bij haar
was, ontweek ze hem weer. Hij zat haar weer na, zette alles op
alles en greep haar tenslotte bij haar middel.
'Deze keer ontkom je me niet, Ayla,' zei hij terwijl hij haar
dicht tegen zich aantrok. 'Je put me nog uit door me zo achter je
aan te laten hollen en dan zal ik je geen Genot kunnen geven,' zei
hij, verrukt door haar speelse bui. ik wil niet dat je me Genot
geeft,' zei ze. Zijn mond viel open en er kwamen allemaal rimpels
op zijn voorhoofd. 'Je wilt niet dat ik…' Hij liet haar los. ik wil
jou Genot geven.'
Zijn hart begon weer te kloppen. 'Je geeft me al Genot, Ayla,'
zei hij terwijl hij haar weer in zijn armen nam. 'Ik weet dat jij
het fijn vindt mij Genot te geven, maar dat bedoel ik niet.' Haar
ogen keken ernstig, ik wil leren hoe ik jou Genot moet geven,
Jondalar.'
Hij kon haar niet weerstaan. Zijn lid stond stijf tussen hen
in terwijl hij haar tegen zich aandrukte en haar kuste alsof hij er
nooit genoeg van kreeg. Ze deden lang over de kus, proevend,
strelend en elkaar betastend.
ik zal je laten zien hoe je me kunt laten genieten, Ayla,' zei
hij en hij nam haar bij de hand naar een stukje gras aan de
waterkant. Toen ze zaten kuste hij haar weer, zocht haar oor en
kuste haar hals terwijl hij haar achterover duwde. Zijn hand lag op
haar borst en hij probeerde zijn tong erheen te brengen toen ze
weer ging zitten, ik wil jou laten genieten,' zei ze.
'Ayla, ik vind het zo fijn jou Genot te geven, dat ik me niet
kan voorstellen hoe ik het fijner zou kunnen vinden als jij mij
Genot gaf.'
'Zal je het minder fijn vinden?' vroeg ze.
Jondalar legde zijn hoofd in zijn nek en lachte. Hij nam haar
weer in zijn armen. Ze glimlachte, maar wist niet zeker wat hem zo
had verrukt.
ik denk niet dat ik iets dat jij ook kan doen, minder fijn zou
kunnen vinden.' Toen keek hij haar met zijn fonkelende blauwe ogen
aan en zei: ik houd van je, Ayla.'
ik houd van jou, Jondalar. Ik voel liefde als je zo glimlacht,
met je ogen zo, en zoveel als je lacht. Bij de Stam lachte niemand,
en ze vonden het niet prettig als ik het deed. Ik wil nooit meer
bij mensen wonen die me niet zouden laten glimlachen of lachen.'
'Je moet ook lachen, Ayla, en glimlachen. Je hebt een prachtige
glimlach.' Ze moest wel glimlachen om zijn woorden. 'Ayla, oh,
Ayla,' zei hij terwijl hij zijn gezicht in haar hals begroef en
haar streelde.
'Jondalar, ik vind het heerlijk als je me aanraakt en me in
mijn hals zoent, maar ik wil weten wat jij prettig
vindt.'
Hij glimlachte wrang, ik kan er niets aan doen, je "moedigt"
me te veel aan. Wat vind jij prettig, Ayla? Doe voor mij wat
jou een prettig gevoel geeft.'
'Zul jij dat ook prettig vinden?'
'Probeer het maar.'
Ze duwde hem op zijn rug en boog zich toen naar hem toe om hem
te kussen. Ze opende haar mond en gebruikte haar tong. Hij
reageerde, maar hield zich in bedwang. Vervolgens kuste ze zijn
hals en streek er snel met haar tong langs. Ze voelde hem een
beetje huiveren en keek naar hem op. Ze wilde horen dat het goed
was. 'Vind je dat fijn?' 'Ja, Ayla, ik vind het fijn.'
Dat was ook zo. Het kostte hem meer moeite dan hij had kunnen
dromen om zich in te houden onder haar aarzelende avances. Haar
vluchtige kussen verzengden hem. Ze was onzeker van zichzelf en
dergelijke onervaren, tedere kussen hadden meer vermogen om hem te
prikkelen dan de vurigste sensueelste liefkozingen van een meer
ervaren vrouw.De meeste vrouwen waren, tot op zekere hoogte,
beschikbaar; zij was ongrijpbaar. Onervaren jonge vrouwen konden
mannen, jonge en oude, tot een staat van opwinding brengen met
stiekeme liefkozingen in de donkere hoeken van een grot. De
grootste angst voor een moeder was dat de dochter vrouw werd vlak
na de Zomerbijeenkomst, met een lange winter voor de boeg. De
meeste meisjes hadden enige ervaring in kussen en strelen door de
Eerste Riten en Jondalar wist dat het voor enkelen niet de eerste
keer was hoewel hij ze nooit te schande maakte door er met anderen
over te praten.
Hij kende het verlangen van die jonge vrouwen—het hoorde bij
het genot van de Eerste Riten en het was dat verlangen wat Ayla op
hem overbracht. Ze kuste zijn hals. Hij huiverde, sloot zijn ogen
en gaf zich helemaal over.
Ze boog haar hoofd en maakte kriebelend natte kringetjes op
zijn lichaam, waarbij ze voelde dat ze zelf heter werd. Het was
bijna een marteling voor hem, een verfijnde marteling, deels
prikkelend en deels een hete stimulering. Toen "ze zijn navel
bereikte, kon hij zich niet meer inhouden. Hij legde zijn handen op
haar hoofd en duwde het zachtjes naar beneden tot ze zijn warme lid
tegen haar wang voelde. Ze ademde snel en voelde hevige emoties.
Haar kriebelende tong was meer dan hij kon verdragen. Hij leidde
haar hoofd naar zijn stijve lid. Ze keek op.
'Jondalar, wil je dat ik…' 'Alleen als jij het wilt, Ayla.'
'Zou je ervan genieten?' 'Ja, ik zou ervan genieten.' 'Dan wil ik
het.'
Hij voelde een vochtige warmte om het topje van zijn kloppend
lid en toen ging ze verder. Hij kreunde. Haar tong streek langs de
gladde ronde kop, onderzocht het spleetje en ontdekte de huid. Toen
haar eerste handelingen genot bleken op te wekken, kreeg ze meer
vertrouwen. Ze genoot van haar ontdekkingen en voelde hoe heet ze
zelf werd. Ze draaide met haar tong om zijn lid. Hij riep haar naam
en ze bewoog haar tong sneller terwijl ze het vocht tussen haar
eigen benen voelde. Hij voelde haar zuigen en de vochtige warmte
die op en neer ging. 'O Doni! O, Ayla, Ayla! Hoe heb je dat
geleerd?' Ze probeerde erachter te komen hoe ver ze kon gaan en ze
nam hem in haar mond tot ze bijna kokhalsde. Zijn gekreun
stimuleerde haar om het telkens weer te proberen tot hij zijn
heupen omhoog duwde om haar te helpen.
Ze voelde zijn behoefte aan haar vagina—en ook haar eigen
behoefte en ging schrijlings op hem zitten, spietste zich aan zijn
stijve lid en duwde het diep in haar. Ze spande haar rug en genoot
toen hij diep bij haar binnendrong.
Hij keek op naar haar en genoot toen hij zag hoe de zon, die
achter haar stond, haar haar veranderde in een gouden stralenkrans.
Ze had haar ogen dicht, haar mond open en op haar gezicht was
duidelijk haar opwinding te zien. Toen ze achterover leunde, kwamen
haar mooigevormde borsten omhoog en de iets donkerder tepels staken
vooruit. Haar lenige lichaam glansde in het zonlicht. Zijn lid dat
diep in haar stak stond op springen van verrukking.
Ze wipte wat omhoog en zakte weer terwijl hij omhoogkwam om
haar te ontmoeten. Hij voelde een golf opkomen die hij niet kon
keren, al had hij het geprobeerd. Hij schreeuwde het uit toen ze
weer omhoogging. Ze drukte zich tegen hem aan en voelde een straal
vocht terwijl hij schokte.
Hij trok haar naar zich toe en vond met zijn mond haar tepel.
Jondalar kwam overeind om haar te kussen. Hij stak zijn hoofd
tussen haar borsten en knuffelde haar. Hij zoog eerst aan de ene,
toen aan de andere en kuste haar weer. Toen ging hij rustig naast
haar liggen met haar hoofd op zijn arm. ik vind het fijn om je te
laten genieten, Jondalar.' 'Niemand heeft me ooit meer genot
geschonken, Ayla.' 'Maar jij vindt het prettiger als je mij genot
geeft.' 'Niet direct prettiger, maar… hoe ken je me zo goed?' 'Dat
heb je zo geleerd. Het is je vaardigheid, zoals gereedschap maken.'
Ze glimlachte en toen giechelde ze. 'Jondalar heeft twee beroepen.
Hij is gereedschapmaker en minnaar.' Dat scheen ze leuk te
vinden.
Hij lachte. 'Je maakt maar een grapje, Ayla,' zei hij
wantrouwend. Het was niet ver van de waarheid en hij had het al
eens eerder gehoord. 'Maar het is waar. Ik laatje graag genieten.
Ik houd van je lichaam, ik ben dol op je.'
ik vind het ook fijn als je me genot geeft. Dan stroom ik vol
liefde. Je kunt het doen zo vaak je wilt, alleen, soms wil ik jou
genot geven.'
Hij lachte weer. 'Afgesproken. En omdat je zo graag veel leert
kan ik je nog meer leren. We kunnen elkaar genot schenken. Ik wou
dat het mijn beurt was om je "met liefde te vullen" Maar je hebt
het zo goed gedaan dat zelfs een aanraking van Haduma me geen
erectie meer zou kunnen bezorgen, denk ik.' Ayla zweeg even. 'Dat
zou niets hinderen, Jondalar.' 'Wat zou niets hinderen?'
'Zelfs al zou je nooit een erectie meer krijgen, dan nog zou
je me met liefde vullen.'
'Dat moet je nooit meer zeggen!' Hij grijnsde maar kreeg wel
een lichte huivering.
'Je zult wel weer een erectie krijgen,' zei ze heel plechtig
en toen begon ze te giechelen.
'Hoe komt het dat je zo geestig bent, Ayla? Er zijn van die
dingen waar je geen grappen over maakt,' zei hij met gespeelde
ergernis en toen begon hij te lachen.
Haar speelsheid en gevoel voor humor verraste hem en hij was
er blij mee.
ik vind het leuk om je te laten lachen. Samen lachen is bijna
net zo fijn als samen vrijen. Ik wil dat we altijd kunnen lachen.
Ik geloof dat we dan altijd van elkaar blijven houden.'
'Natuurlijk,' zei hij. ik heb mijn hele leven naar je gezocht
zonder het te weten. Jij bent alles wat ik altijd wilde, alles waar
ik van droomde en nog meer. Je bent een boeiend mysterie. Je bent
volkomen open, je verbergt niets. Toch ben je de meest mysterieuze
vrouw die ik ooit heb ontmoet.
Je hebt een sterke geest, zelfvertrouwen, je bent volledig in
staat voor jezelf te zorgen en voor mij en toch zou je voor me
willen buigen—als ik het goedvond zonder schaamte en zonder er
aanstoot aan te nemen, net zo gemakkelijk als ik Doni vereer. Je
kent geen vrees; je hebt mijn leven gered, me verpleegd, voedsel
voor me gezocht en het me zo prettig mogelijk gemaakt. Je hebt me
niet nodig en toch wil ik je beschermen en zorgen dat je niets
overkomt.
Ik zou mijn hele leven met je kunnen samenleven en je nooit
echt leren kennen; er zijn veel levens voor nodig om je diepste
gevoelens te doorgronden. Je bent zo wijs en oud als de Moeder en
zo fris en jong als een vrouw in haar Eerste Riten. En je bent de
mooiste vrouw die ik ooit heb gezien. Ik begrijp niet waar ik het
aan te danken heb dat ik zo veel krijg. Ik dacht dat ik van niemand
kon houden; nu weet ik dat ik alleen op jou heb gewacht. Ik dacht
dat ik niet kon liefhebben, Ayla, en ik heb je lief, meer dan het
leven zelf.'
Ayla had de tranen in de ogen. Hij kuste haar oogleden en
hield haar tegen zich aan alsof hij bang was dat hij haar zou
verliezen.
Toen ze de volgende ochtend wakker werden, lag er een dunne
laag sneeuw op de grond. Ze lieten de tentopening
terugvallen,
en kropen knus weg in de slaapvachten. Maar ze voelden
zich allebei een beetje treurig.
'Het is tijd om terug te gaan, Jondalar.'
'Je zult wel gelijk hebben,' zei hij en keek hoe zijn adem in
een klein wolkje opsteeg. 'Het is nog vroeg in het seizoen, we
zouden niet in erge sneeuwstormen verzeild moeten
raken.'
'Je weet maar nooit. Je kunt erdoor worden overvallen.'
Uiteindelijk stonden ze op en begonnen het kamp op te
breken. Ayla's slinger velde een grote woestijnspringmuis die
in grote,
tweebenige sprongen uit zijn onderaardse nest te
voorschijn kwam. Ze raapte hem op Dij zijn staart, die bijna
twee keer zo
groot was als zijn lichaam en zwaaide hem bij zijn
hoefachtige klauwen over haar schouder. Op de kampplaats vilde
ze hem
snel en reeg hem aan het spit.
'Het spijt me dat we teruggaan,' zei Ayla terwijl Jondalar het
vuur aanlegde. 'Het is… leuk geweest. Gewoon te reizen en stil te
houden als we daar zin in hadden. Zonder ons er druk over te maken
of we iets mee terug moesten nemen. Op het middaguur ons kamp op te
slaan omdat we wilden zwemmen, of Genot wilden hebben. Ik ben blij
dat je op het idee bent gekomen.' 'Het spijt mij ook, Ayla. Het is
een fijne tocht geweest.' Hij stond op om meer hout te halen en
liep naar de rivier. Ayla hielp hem. Ze liepen een bocht om en
vonden een hoop vermolmd sprokkelhout. Plotseling hoorde Ayla een
schreeuw. Ze keek op en stak haar hand uit naar Jondalar.
'Heyoooo!' riep een stem.
Een groepje mensen kwam naar hen toelopen. Ze zwaaiden. Ayla
klampte zich aan Jondalar vast, zijn arm was om haar heen geslagen,
beschermend, geruststellend.
'Rustig maar, Ayla. Dat zijn Mamutiërs. Heb ik je wel eens
verteld dat ze zichzelf mammoetjagers noemen? Ze denken dat wij ook
Mamutiërs zijn,' zei Jondalar.
Toen de groep dichterbij kwam, draaide Ayla zich naar Jondalar
om. Ze keek hem aan, haar gezicht een en al verraste verwondering.
'Die mensen glimlachen, Jondalar,' zei ze. 'Ze glimlachen
naar me.'