21


'Ayla, ik houd het niet langer uit in deze grot. Moet je de zon zien schijnen! Ik weet dat ik voldoende genezen ben om te lopen, tenminste tot buiten de grot.'
Ayla verstond niet alles wat Jondalar zei, maar ze kende genoeg woorden om zijn klacht te begrijpen—en erin mee te voelen. 'Knopen,' zei ze, terwijl ze een van de hechtingen aanraakte. 'Knopen snijden. Ochtend kijken been.'
Hij glimlachte alsof hij een overwinning had geboekt. 'Je gaat de knopen eruit halen en dan mag ik morgenochtend de grot uit.' Taalproblemen of niet, Ayla was niet van plan meer toezeggingen te doen dan haar bedoeling was. 'Kijken,' herhaalde ze nadrukkelijk. 'Ayla kijken… ' Ze worstelde om zich met haar beperkte woordbeheersing uit te drukken. 'Been niet… genezen, Jon-daa-lagh niet buiten.'Jondalar glimlachte weer. Hij wist dat hij haar bedoeling te ruim had uitgelegd, in de hoop dat ze hem zou volgen, maar hij was tamelijk ingenomen dat ze zich niet door zijn manoeuvre . had laten bedotten en erop had gestaan dat ze werd begrepen. Hij kwam morgen misschien niet de grot uit, maar het betekende wel dat ze de taal uiteindelijk sneller zou leren. Het was een uitdaging geworden om haar te leren spreken, en haar vorderingen deden hem genoegen, ook al waren ze ongelijkmatig. De manier waarop ze leerde, boeide hem. Haar woordenschat had al een verbijsterende omvang, ze leek woorden net zo snel in haar geheugen te kunnen prenten als hij ze haar kon geven. Hij had één middag grotendeels doorgebracht met haar de naam te vertellen van alles wat hij en zij konden bedenken, en toen ze daarmee klaar waren, herhaalde ze ieder woord, elk in de juiste associatie. Maar ze had moeite met de uitspraak. Sommige woorden kon ze maar niet goed zeggen, hoe hard ze ook haar best deed, en ze deed erg hard haar best. Maar haar manier van spreken beviel hem wel. Haar stem was laag en haar vreemde accent gaf er een exotisch tintje aan. Hij besloot haar nog niet lastig te vallen over de manier waarop ze de woorden samenvoegde. Echte spraak kon tot later wachten. Haar werkelijke probleem werd duidelijker toen ze verder kwamen dan woorden die specifieke dingen en handelingen aanduidden. Zelfs de eenvoudigste abstracte begrippen vormden een probleem— ze wilde een apart woord weten voor iedere kleurnuance, en ze vond het moeilijk te begrijpen dat het donkergroen van dennen en het lichtgroen van wilgen allebei werden aangeduid door het algemene woord 'groen'. Maar als ze een abstractie doorhad, leek deze als een openbaring te komen, of een lang vergeten herinnering.
Hij liet zich één keer goedkeurend uit over haar fenomenale geheugen, maar dat kon ze maar moeilijk begrijpen—of geloven.
'Nee, Jon-daa-lagh, Ayla niet goed herinneren. Ayla proberen, klein meisje, Ayla willen goed… herinneren. Niet goed. Proberen, proberen, altijd proberen.'
Jondalar schudde het hoofd. Hij wilde dat zijn geheugen zo goed was als het hare, of zijn verlangen om te leren even sterk en niets ontziend. Hij zag haar met de dag vooruitgaan, hoewel ze nooit tevreden was. Maar naarmate hun vermogen om met elkaar te communiceren zich uitbreidde, werd het raadsel omtrent haar duisterder. Hoe meer hij over haar aan de weet kwam, hoe meer brandende vragen zich bij hem opwierpen. Sommige van haar vaardigheden waren geavanceerder dan alles wat hij ooit had gezien—vuur maken, bijvoorbeeld—en sommige waren ongelooflijk primitief.
Aan een ding twijfelde hij echter niet, of er nu mensen van haar Grot in de buurt waren of niet, ze was volkomen in staat om voor zichzelf te zorgen. En voor hem ook, dacht hij toen ze het dek terugsloeg om naar zijn gewonde been te kijken. Ayla had een antiseptische oplossing klaarstaan, maar ze was zenuwachtig toen ze aanstalten maakte om de knopen die zijn vlees bij elkaar hielden, los te trekken. Ze dacht niet dat de wond open zou gaan, hij leek goed te genezen, maar ze had die techniek nog nooit eerder toegepast en ze voelde zich onzeker. Ze had al een paar dagen overwogen om de knopen te verwijderen, maar Jondalars klachten gaven de doorslag.
De jonge vrouw boog zich over het been en bekeek de knopen aandachtig. Voorzichtig trok ze een van de dichtgeknoopte stukjes hertepees omhoog. Er was huid aan vastgegroeid en die werd mee omhooggetrokken. Ze vroeg zich af of ze wel zo lang had moeten wachten, maar het was nu te laat om erover in te zitten. Ze hield de knoop met haar vingers vast en sneed met haar scherpste mes, een dat nog niet eerder was gebruikt, een kant door, zo dicht mogelijk bij de knoop. Wat experimenteel geruk bewees dat de pees zich er niet gemakkelijk uit zou laten trekken. Tenslotte nam ze de pees tussen haar tanden en trok hem met een korte ruk uit het been.
Jondalar vertrok zijn gezicht. Het speet haar dat ze hem ongemak veroorzaakte, maar de wond was niet opengegaan. Een klein straaltje bloed gaf aan waar de huid een beetje was ingescheurd, maar de spieren en het vlees waren netjes aan elkaar gegroeid. Een beetje ongemak was niet zo'n hoge prijs. Ze haalde zo snel mogelijk de resterende hechtingen eruit, terwijl Jondalar op zijn tanden beet en zijn vuisten balde om niet iedere keer een kik te geven als ze er een uittrok. Ze bogen zich allebei dichter naar het been toe om het resultaat te bekijken. Ayla besloot dat ze hem, als er geen verslechtering intrad, zou toestaan het been te belasten en hem buiten de grot zou laten. Ze pakte het mes op en de kom met de oplossing en maakte aanstalten om overeind te komen. Jondalar hield haar tegen. 'Laat me het mes eens zien,' zei hij terwijl hij er naar wees. Ze gaf het hem en keek toe terwijl hij het onderzocht. 'Dit is van een schilfer gemaakt! Het is met een zekere kundigheid bewerkt, maar de techniek is zo primitief. Het heeft zelfs geen heft. Het is alleen aan de achterkant wat bijgewerkt zodat je je er niet aan kunt snijden. Waar heb je dit vandaan, Ayla? Wie heeft het gemaakt?' 'Ayla maken.'
Ze wist dat hij commentaar leverde op de kwaliteit en het vakmanschap en ze wilde uitleggen dat ze niet zo goed was als Droeg, maar dat ze het had geleerd van de beste gereedschapmaker van de Stam. Jondalar bestudeerde het mes uitgebreid en naar het leek met enige verbazing. Ze wilde de verdiensten van het mes bespreken, de kwaliteit van de vuursteen, maar dat kon ze niet. Ze beschikte niet over de juiste woordenschat, noch had ze enige notie hoe ze de begrippen moest uitdrukken. Het gaf een machteloos gevoel.
Ze hunkerde ernaar met hem te praten, over alles. Het was zo lang geleden dat ze iemand had gehad om mee van gedachten te wisselen, dat ze pas wist hoe erg ze dat had gemist toen Jondalar arriveerde. Ze had het gevoel of er een feestmaal voor haar was klaargezet en ze was half verhongerd, wilde het verslinden, maar ze mocht alleen maar proeven.Jondalar gaf haar het mes terug. Hij schudde verwonderd het hoofd. Het was scherp, zeker toereikend, maar het verhoogde zijn nieuwsgierigheid. Ze was even goed opgeleid als iedere willekeurige zelandoni, gebruikte geavanceerde technieken—-zoals de hechtingen — maar zo'n primitief mes. Kon hij het haar maar vragen en laten begrijpen, kon ze het hem maar vertellen. En waarom kon ze eerst niet praten? Ze leerde het nu razendsnel. Waarom had ze het niet eerder geleerd? Voor hen allebei was het een doelbewust streven geworden dat Ayla zou kunnen spreken.

Jondalar werd vroeg wakker. Het was nog donker in de grot, maar door de ingang en het gat erboven, was het diepe blauw te zien van vlak voor zonsopgang. Terwijl hij lag te kijken, werd het merkbaar lichter en de vorm van iedere bobbel en holte in de rotswanden werd zichtbaar. Als hij zijn ogen dichtdeed, zag hij ze even duidelijk voor zich, ze stonden in zijn hersens gegrift. Hij moest naar buiten om eens iets anders te zien. Hij voelde een toenemende opwinding, ervan overtuigd dat vandaag de grote dag zou zijn. Hij kon nauwelijks wachten en wilde de vrouw, die naast hem lag te slapen, wakker schudden. Hij wachtte even en bedacht zich toen.
Ze sliep op haar zij, in elkaar gekropen, met haar vachten om haar heen gestapeld. Hij wist dat hij op haar gebruikelijke slaapplaats lag. Haar vachten lagen op een mat die naast hem was uitgespreid, niet op een ondiepe kuil gevuld met een met hooi gestopt kussen. Ze sliep in haar omslag, klaar om in een oogwenk op te springen. Ze rolde zich op haar rug en hij nam haar zorgvuldig op. Hij keek of hij ook duidelijke kenmerken kon zien, die op iets van haar afkomst duidden.
Haar borststructuur, de vorm van haar gezicht en haar jukbeenderen hadden iets onbekends vergeleken bij Zelandonische vrouwen, maar verder had ze niets bijzonders, behalve dat ze buitengewoon knap was. Toen hij haar goed bekeek kwam hij tot de conclusie dat ze meer dan knap was. Haar trekken gaven haar een zekere schoonheid. De manier waarop ze haar haar droeg, in een regelmatig patroon van vlechten gebonden, die van achter en opzij loshingen en van voren waren opgerold en weggestoken, was geen bekende haardracht, maar hij had mensen hun haar wel op een veel ongebruikelijker manier zien dragen. Een paar lange slierten haar hadden zich losgewerkt en zaten achter haar oren weggeduwd, of hingen slordig los. Ze had een veeg houtskool op haar ene wang. Het viel hem plotseling in dat ze sinds hij
bij kennis was gekomen, amper een ogenblik van zijn zijde was geweken en daarvoor waarschijnlijk helemaal niet. Niemand kon iets aan te merken hebben op haar goede zorgen… Zijn gedachtengang werd onderbroken toen Ayla haar ogen opsloeg en een kreetje slaakte van verbazing. Ze was niet gewend een gezicht te zien als ze haar ogen opsloeg, vooral niet een met helblauwe ogen en een onverzorgde blonde baard. Ze kwam zo vlug overeind dat ze heel even duizelig was, maar ze herstelde zich al gauw en stond op om het vuur op te poken. Het was uit. Ze had weer eens vergeten het af te dekken. Ik begin onvoorzichtig te worden, dacht ze, terwijl ze het materiaal bij elkaar zocht om een nieuw aan te leggen. 'Zou je me willen laten zien hoe je een vuur begint, Ayla?' vroeg Jondalar toen ze de stenen oppakte. Deze keer begreep ze hem. 'Niet moeilijk,' zei ze en bracht de vuurstenen en het brandbare materiaal dichter naar het bed toe. 'Ayla laten zien'. Ze demonstreerde hoe ze de stenen tegen elkaar sloeg, zocht toen een hoopje ruige schorsvezel en pluizen van het wilgeroosje bij elkaar en gaf hem de vuursteen en het pyriet. De vuursteen herkende hij onmiddellijk en hij dacht dat hij wel eens stenen zoals de andere had gezien, hoewel hij nooit zou hebben geprobeerd ze ergens voor te gebruiken, vooral niet om vuur te maken. Hij sloeg ze tegen elkaar zoals zij dat had gedaan. Ze schampten af, maar hij dacht dat hij een heel klein vonkje zag. Hij sloeg nog een keer, want hij kon nog steeds niet echt geloven dat hij vuur kon halen uit stenen, ook al had hij het Ayla zien doen. Een grote vonk sprong van de koude stenen. Hij was verbluft en toen opgewonden. Na enkele pogingen en wat assistentie van Ayla had hij een klein vuurtje aan de gang naast het bed. Hij bekeek de twee stenen weer. 'Wie heeft je geleerd op deze manier vuur te maken?' Ze wist wat hij vroeg, maar ze wist niet hoe ze het hem moest vertellen. 'Ayla maken,' zei ze. 'Ja, dat weet ik, maar wie heeft het je laten zien?' 'Ayla… laten zien.' Hoe kon ze hem vertellen over die dag toen haar vuur uitging en haar vuistbijl brak, en over haar ontdekking van de vuursteen? Ze legde haar hoofd een ogenblik in haar handen om te proberen een manier te bedenken om het uit te leggen. Tenslotte keek ze hem aan en schudde het hoofd. 'Ayla niet praten goed.'
Hij kon zien dat ze het als een nederlaag beschouwde. 'Dat komtnog wel, Ayla. Dan kun je het me vertellen. Dat zal niet lang meer duren, je bent een verbijsterende vrouw.' Daarop glimlachte hij. 'Vandaag mag ik naar buiten, hè?' 'Ayla… kijken.' Ze trok het dek weg en onderzocht het been. Op de plekken waar de knopen hadden gezeten, zaten kleine korstjes, het been was goeddeels genezen. Het werd tijd dat hij op het been ging staan en probeerde te schatten hoe erg het verzwakt was. 'Ja, Jon-daa-lagh naar buiten.'
Zijn gezicht werd opengespleten door de grootste grijns die ze ooit had gezien. Hij voelde zich net een jongen die na een lange winter naar de Zomerbijeenkomst vertrekt. 'Vooruit, laten we dan gaan!' Hij sloeg de vachten terug, verlangend op te staan en naar buiten te gaan.
Zijn jongensachtige enthousiasme was aanstekelijk. Ze glimlachte terug, maar probeerde hem ook een beetje in te tomen. 'Jon-daa-lagh eten.'
Het duurde niet lang om een ochtendmaal te bereiden van voedsel dat ze de avond tevoren had gekookt plus een ochtendthee. Ze bracht Whinney graan en roskamde haar even met een kaarde- bol. Het hengstveulen krauwde ze er ook even mee. Jondalar sloeg haar gade. Hij had haar al eerder gadegeslagen, maar het viel hem nu voor het eerst op dat ze een geluid maakte dat opmerkelijk veel leek op het gehinnik van een paard en een paar afgebeten, kelige lettergrepen. Haar handgebaren en tekens zeiden hem niets, hij zag ze niet, wist niet dat ze een integraal onderdeel vormden van de taal die ze tegen het paard sprak, maar hij wist dat ze op de een of andere onbegrijpelijke manier tegen het paard praatte. En hij had al even sterk de indruk dat het dier haar begreep.
Terwijl ze de merrie en haar veulen liefkoosde, vroeg hij zich weer af wat voor magie ze had gebruikt om de dieren in te palmen. Hij voelde zichzelf een beetje ingepalmd, maar hij was verrast en verrukt toen ze het paard en haar hengstveulen naar hem toeleidde. Hij had nog nooit eerder een levend paard geaaid, noch was hij ooit zo dicht bij een donzig nieuw veulen geweest en hij was een beetje overstelpt door hun totale gebrek aan angst. Vooral het veulen leek zich tot hem aangetrokken te voelen nadat zijn eerste behoedzame klopjes tot geaai en gekrauw hadden geleid dat feilloos de juiste plekjes vond. Hij herinnerde zich dat hij haar nog niet het woord voor het dier had gegeven en wees naar de merrie: 'Paard,' zei hij.
Maar Whinney had een naam, een naam gemaakt met klanken, net als de hare en de zijne. Ayla schudde het hoofd. 'Nee,' zei ze. 'Whinney.'
In zijn oren klonk het geluid dat ze maakte niet als een naam, het was een volmaakte nabootsing van het gehinnik van een paard. Hij was verbijsterd. Ze kon geen enkele menselijke taal spreken, maar ze kon wel spreken, als een paard? Spreken met een paard? Hij was vol ontzag, dat was pas sterke magie. Ze vatte zijn verblufte blik op als een gebrek aan begrip. Ze sloeg zich op de borst en zei haar naam, in een poging om het uit te leggen. Vervolgens wees ze op hem en zei zijn naam. Daarna wees ze op het paard en maakte weer het zachte hinnikgeluid- je.
is dat de naam van de merrie? Ayla, ik kan zulke geluiden niet maken. Ik weet niet hoe ik met paarden moet praten.' Na een tweede, geduldige uitleg, deed hij een poging, maar het klonk meer als een woord dat er een beetje op leek. Dat leek haar tevreden te stellen. Ze leidde de twee paarden naar het plekje van de merrie in de grot. 'Hij leert me woorden, Whinney. Ik ga al zijn woorden leren, maar jouw naam moest ik hem vertellen. We zullen een naam moeten bedenken voor je kleintje… Ik vraag me af, denk je dat hij het leuk zou vinden om jouw kleintje een naam te geven?'
Jondalar had van bepaalde zelandoni's gehoord van wie werd gezegd dat ze dieren naar jagers konden toelokken. Sommige jagers konden zelfs de geluiden van bepaalde dieren goed nabootsen, waardoor ze dichter bij hen konden komen. Maar hij had nog nooit van iemand gehoord die met een dier kon praten, of een ertoe over had gehaald bij haar te wonen. Dank zij haar had hij voor zijn ogen een wilde merrie een veulen zien werpen en ze had hem zelfs toegestaan haar jong aan te raken. Het drong opeens tot hem door en hij was verbaasd. Hij vroeg zich met enige vrees af wat de vrouw had gedaan. Wie was ze? En wat voor toverkracht bezat ze? Maar toen ze met een gelukkige glimlach op haar gezicht naar hem toeliep, leek ze slechts een gewone vrouw. Domweg een gewone vrouw die tegen paarden kon praten, maar niet tegen mensen. 'Jon-daa-lagh buiten gaan?'
Hij was het bijna vergeten. Zijn gezicht lichtte gretig op en voor ze bij hem kon komen, probeerde hij al op te staan. Zijn enthousiasme verbleekte. Hij was zwak en elke beweging deed hempijn. Duizeligheid en misselijkheid dreigden en gingen toen weer over. Ayla zag zijn gretige glimlach veranderen in een grimas van pijn en zag hem toen plotseling wit wegtrekken, ik heb misschien wat hulp nodig,' zei hij. Zijn glimlach was geforceerd maar gemeend.
'Ayla helpen,' zei ze en bood haar schouder aan om op te steunen en haar hand om te helpen. Eerst wilde hij niet te zwaar op haar leunen, maar toen hij zag dat ze het hield, sterk genoeg was en wist hoe ze hem omhoog moest trekken, nam hij haar hulp aan.
Toen hij eindelijk op zijn goede been stond, steunend tegen een paal van het droogrek en Ayla naar hem opkeek, zakte haar mond open en sperde ze haar ogen wijdopen. De bovenkant van haar hoofd reikte amper tot zijn kin. Ze wist dat zijn lichaam langer was dan dat van mannen van de Stam, maar ze had die lengte niet in de hoogte geprojecteerd, had niet in de gaten gehad hoe hij zou lijken als hij rechtop stond. Ze had nog nooit iemand gezien die zo lang was.
Ze kon zich niet herinneren sinds haar jeugd ooit tegen iemand te hebben opgekeken. Nog voor ze vrouw was geworden, was ze al langer dan alle mensen van de Stam, de mannen inbegrepen. Ze was altijd groot en lelijk geweest, te lang, te bleek, met een te plat gezicht. Geen enkele man wilde haar hebben, ook niet toen de macht van haar totem was verslagen en ze allemaal graag geloofden dat hun totem de Holeleeuw had overwonnen en haar zwanger had gemaakt; zelfs niet toen ze wisten dat haar kind ongelukkig zou zijn als ze voor de bevalling geen verbintenis kreeg. En Dure was ongelukkig. Ze wilden hem niet laten leven. Ze zeiden dat hij misvormd was, maar toen accepteerde Brun hem, ondanks dat. Haar zoon had geluk gehad. Hij zou er ook overheen komen dat hij zijn moeder kwijt was. En hij zou groot worden—dat wist ze al voor ze wegging—maar niet zo groot als deze man.
Maar naast deze man voelde ze zich bepaald klein. Haar eerste indruk was geweest dat hij jong was, en jong betekende klein. Hij leek ook jonger. Ze keek nu naar hem op en zag dat zijn baard begon te groeien. Ze wist niet waarom hij er niet een had toen ze hem voor het eerst zag, maar nu ze het stoppelige blonde haar op zijn kin zag, besefte ze dat hij geen jongen meer was. Hij was een man—een grote, sterke, volwassen man. Hij moest glimlachen om haar verbaasde blik, hoewel hij de oorzaak ervan niet kende. Zij was ook langer dan hij had gedacht. De manier waarop ze zich voortbewoog en haar houding wekten de indruk van iemand met een veel korter postuur. Eigenlijk was ze heel lang en hij hield van lange vrouwen. Dat waren degenen die meestal zijn blik trokken, hoewel deze vrouw ieders blik zou trekken, dacht hij. 'Dat was de eerste stap. Laten we naar buiten gaan,' zei hij.
Ayla was zich bewust van zijn nabijheid en van zijn naaktheid. 'Jon-daa-lagh nodig hebben… kleding,' zei ze en ze gebruikte zijn woord voor haar omslag, hoewel ze er een bedoelde voor een man. 'Moet bedekken…' Ze wees op zijn geslachtsdeel. Dat woord had hij haar nog niet geleerd. Om de een of andere onverklaarbare reden bloosde ze.
Het was geen bescheidenheid. Ze had veel ongeklede mannen gezien en ook vrouwen — het was niet iets om moeilijk over te doen. Ze vond dat hij bescherming nodig had, niet tegen de elementen, maar tegen boze geesten. Hoewel de vrouwen niet onder hun ritueel vielen, wist ze dat de mannen van de Stam het niet prettig vonden om hun geslachtsdelen onbedekt te laten als ze naar buiten gingen. Ze wist niet waarom die gedachte haar opwond of waarom haar gezicht warm aanvoelde en ze dat vreemde gevoel weer kreeg.
Jondalar bekeek zich. Hij was ook wel bijgelovig wat zijn geslachtsdeel betrof, maar dat betekende niet dat hij het moest bedekken om het te beschermen tegen boze geesten. Als kwaadwillende vijanden een zelandoni hadden bewogen om kwaad over hem af te roepen, of als een vrouw een vloek op hem had gelegd, was er veel meer nodig dan een kledingstuk om hem te beschermen. Hoewel sociale blunders van vreemden als regel werden vergeven, had hij wel geleerd dat het verstandig was aandacht te schenken aan een zachte wenk wanneer je op reis was, zodat je zo weinig mogelijk ergernis opriep. Hij had gezien waar ze op wees en ze bloosde. Hij nam aan dat ze bedoelde dat hij zo niet naar buiten moest gaan. Trouwens het kon wel eens onaangenaam zijn om met de blote huid op een kale rots te zitten en hij zou zich nog niet veel kunnen bewegen. Hij bedacht hoe hij daar stond, op één been, hangend tegen een paal. Hij wou zó graag de grot uit dat hij er niet eens op had gelet dat hij helemaal naakt was. Opeens zag hij de humor van de situatie en hij barstte in lachen uit.
Jondalar had geen idee van de uitwerking van zijn gelach op
Ayla. Voor hem was het net zo gewoon als ademhalen. Ayla was bij mensen opgegroeid die niet lachten en die zo argwanend keken wanneer zij lachte, dat ze geleerd had het te beperken om gemakkelijker te worden geaccepteerd. Het was een deel van de prijs die ze betaalde om te overleven. Pas toen haar zoon was geboren, ontdekte ze de vreugde weer die ze aan het lachen beleefde. Het was een van de eigenschappen die hij van haar had overgenomen. Ze wist dat het afgekeurd werd wanneer ze hem aanmoedigde, maar als ze alleen waren, kon ze het niet laten hem te kietelen waarop hij met uitgelaten gegiechel reageerde. Voor haar had het lachen meer betekenis dan alleen een simpele spontane reactie. Het toonde de unieke band die ze met haar zoon had, het deel van haar dat ze in hem zag en het was een uiting van haar persoonlijkheid. Het lachen dat was opgewekt door de jonge holeleeuw, waar ze dol op was geweest, had dat versterkt en ze wilde het zo houden. Anders zou ze niet alleen de herinnering aan haar zoon verliezen, maar ook haar groeiend zelfbewustzijn.
Ze had er nooit aan gedacht dat een ander ook kon lachen. Ze kon zich niet herinneren dat ze ooit een ander dan Dure had horen lachen. Het bijzondere van Jondalars lach was dat die vrolijke uitbundigheid om een reactie vroeg. Zijn lach klonk zo blij en ongeremd dat ze ervan hield vanaf het moment dat ze het hoorde. Er klonk iets van goedkeuring in de lach van Jondalar, heel anders dan de verwijtende blikken van de volwassen mannen van de Stam. Het was niet alleen goed om te lachen, het was een uitnodiging waaraan je onmogelijk weerstand kon bieden. En dat deed Ayla ook niet. Haar aanvankelijke verbazing werd gevolgd door een glimlach en toen begon ze te lachen. Ze wist niet wat er zo grappig was, maar ze lachte omdat Jondalar lachte.
'Jon-daa-lagh,' zei Ayla even later, 'wat is woord… ha-ha-ha?' 'Lachen? Lach?' 'Wat is goede woord?'
'Ze zijn beide goed. Als we het doen zegje "we lachen" en als je erover praat zegje "de lach",' legde hij uit. Ayla dacht even na. Er zat meer in wat hij zei dan het gebruik van dat woord; spreken was meer dan woorden. Ze kende al veel woorden, maar ze voelde telkens een teleurstelling wanneer ze haar gedachten probeerde uit te drukken. Ze werden op een bepaalde manier verbonden en dat kon ze nog niet goed onder de knie krijgen. Hoewel ze Jondalar goed kon volgen, gaven de woorden haar niet meer dan aanknopingspunten. Ze begreep ook veel dank zij haar vermogen om signalen op te vangen van zijn houding en gelaatsuitdrukking. Maar ze voelde het gemis aan diepte en nauwkeurigheid in hun gesprekken. Nog erger was het gevoel dat ze kende en de ondraaglijke spanning die als een harde pijnlijke knoop probeerde los te springen, telkens als ze er weer aan dacht. 'Jon-daa-lagh lachen?' 'Ja, dat is goed.'
'Ayla lachen. Ayla graag lachen.'
'Goed zo. Jondalar wil graag naar buiten,' zei hij. 'Waar zijn mijn kleren?'
Ayla haalde het hoopje kleren te voorschijn dat ze van hem had losgesneden. Ze lagen aan flarden van de leeuweklauwen en zaten onder de bruine vlekken. Kralen en andere onderdelen lieten van het geborduurde hemd los.
Het was voor Jondalar een ontnuchtering om te zien. ik moet er wel erg aan toe zijn geweest,' zei hij terwijl hij de broek omhooghield, die stijf stond van zijn eigen, opgedroogde bloed. 'Dit is niet meer te dragen.'
Dat vond Ayla ook. Ze liep naar de opslagruimte en haalde een ongebruikte huid en lange repen veter en begon die om zijn middel te wikkelen, op de manier van de mannen van de Stam. ik doe het zelf wel, Ayla,' zei hij en hield het zachte leer tussen zijn benen, trok het aan de voor- en achterkant als een lendedoek omhoog. 'Maar hierbij zou ik wel wat hulp kunnen gebruiken,' voegde hij eraan toe, worstelend om een veter om zijn middel te binden om hem op te houden.Ze hielp hem om hem dicht te binden. Daarop hield ze hem haar schouder voor om op te steunen en gebaarde dat hij het been moest belasten. Hij zette zijn voet stevig neer en leunde voorzichtig naar voren. Het deed meer pijn dan hij had verwacht en hij begon te twijfelen of hij het zou halen. Toen beet hij door. Zwaar leunend op Ayla nam hij een hinkstapje en nog een. Toen hij bij de ingang van de kleine grot was, wierp hij haar een stralende blik toe en keek naar buiten naar de brede stenen richel en de hoge dennen die bij de wand aan de overkant groeiden. Ze liet hem daar staan, zich vasthoudend aan de stevige rotsen van de grot, terwijl ze terugging om een mat van gevlochten gras en een vacht op te halen. Deze legde ze op het uiterste randje neer, waar hij het beste uitzicht zou hebben over de vallei. Toen kwam ze terug om hem weer te helpen. Toen hij zich eindelijk op de vacht installeerde en voor het eerst om zich heen keek, was hij moe, had pijn en was hij innig tevreden over zichzelf. Whinney en haar veulen stonden in het veld, ze waren kort nadat Ayla ze naar Jondalar had gebracht om kennis te maken, vertrokken. De vallei zelf was een groen en weelderig paradijs, verscholen in de dorre steppen. Hij zou nooit hebben geraden dat een dergelijke plek bestond. Hij draaide zich om naar de smalle kloof stroomopwaarts en het deel van het met stenen bezaaide strandje dat niet aan het gezicht was onttrokken. Maar zijn aandacht werd teruggetrokken naar de groene vallei die zich helemaal tot de bocht in de verte stroomafwaarts uitstrekte. Hij kwam tot de conclusie dat Ayla hier alleen woonde. Er duidde verder niets op menselijke bewoning.
Ayla bleef een poosje bij hem zitten, ging toen de grot in en kwam terug met een handje graan. Ze tuitte haar lippen, liet een zangerige, melodische triller klinken en strooide het zaad met een brede worp om haar heen over de richel. Jondalar begreep er niets van, tot er een vogel neerstreek die aan de zaden begon te pikken. Al gauw snorde een hele zwerm vogels van uiteenlopende maten en kleuren met fladderende vleugels om haar heen en pikte met vlugge, schokkerige bewegingen aan de korrels. De lucht weerklonk van hun liederen—slagen, trillers en gekrijs—terwijl ze met een vertoon van opgezette veren om een plekje ruzieden. Jondalar keek wel op toen hij ontdekte dat veel van de vogelgeluiden die hij hoorde, door de vrouw werden gemaakt! Ze kon een heel scala van klanken maken en als ze een bepaalde stem uitkoos, klommen bepaalde soorten vogels op haar vinger en bleven daar zitten als ze hen optilde en een duet zong. Een paar keer bracht ze er een zo dicht bij Jondalar dat hij hem kon aanraken voor hij wegfladderde. Toen de zaden op waren, vertrokken de meeste vogels, maar één merel bleef een liedje met Ayla wisselen. Ze bootste het kostelijke muzikale geluid van de zanger perfect na. Jondalar haalde diep adem toen hij wegvloog. Hij had hem ingehouden in een poging de vertoning van vogels die Ayla hem voorschotelde, niet te verstoren. 'Waar heb je dat geleerd? Het was opwindend, Ayla, ik ben nog nooit eerder zo dicht bij levende vogels in de buurt geweest.'
Ze glimlachte naar hem, ze wist niet zeker wat hij precies zei, maar ze had wel door dat hij onder de indruk was, Ze liet nog een trillende vogelslag horen, in de hoop dat hij haar de naam van de vogel zou vertellen, maar hij glimlachte alleen uit waardering voor haar kunnen. Ze probeerde er nog een, en nog een, voor ze het opgaf. Hij begreep niet wat ze wilde, maar een andere gedachte maakte dat er een rimpel in zijn voorhoofd kwam. Ze kon vogelgeluiden beter nadoen dan de Shamud met een fluit! Trad ze soms met geesten van de Moeder in contact, in de gedaante van vogels? Een vogel dook omlaag en streek aan haar voeten naar. Hij nam hem waakzaam op. De vluchtige angst ging snel over in de vreugde dat hij buiten zat, zich in de zon baadde, de wind voelde en naar de vallei keek. Ook Ayla was vol vreugde, over zijn gezelschap. Het was zo moeilijk te geloven dat hij op haar richel zat, dat ze nog niet met haar ogen wilde knipperen, zo bang was ze dat hij misschien weg zou zijn als ze ze weer opende. Toen ze zich eindelijk had overtuigd van zijn stoffelijke aanwezigheid, deed ze haar ogen een ogenblik dicht om te zien hoe lang ze zich zijn aanblik kon ontzeggen, alleen om het genot te zien dat hij er nog was, als ze ze weer opendeed. Het lage, rommelende geluid van zijn stem, als hij toevallig iets zei terwijl haar ogen dicht waren, betekende voor haar wel een bijzondere verrukking.
Toen de zon hoger klom en zijn warme aanwezigheid voelbaar maakte, trok de glinsterende stroom beneden Ayla's aandacht. Omdat ze uit angst dat zich een onverwacht noodgeval zou voordoen, Jondalar niet had kunnen verlaten, had ze afgezien van haar gebruikelijke ochtendbad. Maar het ging nu veel beter met hem en hij kon haar roepen als hij haar nodig had. 'Ayla gaan water,' zei ze en maakte zwemgebaren. 'Zwemmen,' zei hij, terwijl hij soortgelijke bewegingen maakte.
'Het woord is 'zwemmen" en ik wilde dat ik met je mee kon.' 'Svemmen,' zei ze langzaam. 'Zwemmen,' verbeterde hij.'Zoe-emmen,' probeerde ze nog een keer en toen hij knikte, ging ze op weg naar beneden. Het zal nog wel een tijdje duren voor hij over dit pad kan lopen. Ik zal wat water voor hem mee naar boven nemen, maar het been geneest goed. Ik denk dat hij het zal kunnen gebruiken. Misschien zal hij een beetje kreupel lopen, maar niet genoeg om zijn vaart te vertragen, hoop ik. Toen ze bij het strandje kwam en de veter van haar omslag losmaakte, besloot ze ook haar haar te wassen, en ging stroomafwaarts om zeepwortel te halen. Ze keek omhoog, zag Jondalar en zwaaide naar hem. Vervolgens liep ze naar het strandje en verdween uit zijn gezicht. Ze ging op de rand van een groot brok steen zitten, dat tot de lente daarvoor deel had uitgemaakt van de wand, en begon haar vlechten los te maken. Een nieuwe poel, die er voor de nieuwe groepering van de rotsen niet was geweest, was haar lievelingsbadplekje geworden. Hij was dieper en in de rots vlakbij zat een komvormig putje dat ze gebruikte om het saponien uit de zeepwortel te stampen.
Jondalar zag haar weer toen ze zich had afgespoeld en tegen de stroom in zwom. Hij bewonderde haar regelmatige, sterke slag. Ze peddelde lui terug naar de rots, ging erop zitten en liet zich in de zon drogen terwijl ze met een takje de klitten uit haar haar trok en het vervolgens borstelde met een kaardebol. Tegen de tijd dat haar dikke haar droog was, had ze het warm en hoewel Jondalar niet naar haar had geroepen, begon ze zich zorgen over hem te maken. Hij begint vast moe te worden, dacht ze. Een blik op haar omslag was voldoende om te besluiten dat ze een schone moest nemen. Ze raapte hem op en nam hem mee naar boven. Jondalar voelde de zon veel erger dan Ayla. Het was lente geweest toen de broers op weg waren gegaan en het kleine beetje beschermende bruin dat hij had opgedaan nadat ze uit het kamp van de Mamutiërs waren vertrokken, was verloren gegaan in de tijd in Ayla's grot. Hij had nog steeds een bleke winterhuid, althans, die had hij toen hij buiten in de zon kwam zitten. Ayla was al weg toen hij zich er voor het eerst onaangenaam van bewust begon te worden dat hij verbrand was. Hij probeerde er geen acht op te slaan, want hij wilde de vrouw niet storen nu ze na al haar attente zorg een paar ogenblikken voor zichzelf had. Hij begon zich af te vragen waar ze toch bleef en wilde maar dat ze opschoot. Hij keek naar de bovenkant van het pad, toen de stroom op en af, in de veronderstelling dat ze misschien had besloten nog een keer het water in te gaan. Hij keek net de andere kant op toen Ayla boven bij de richel arriveerde en één blik op zijn vurige, rode rug was genoeg om haar van schaamte te vervullen. Moet je die verbrande rug eens zien! Wat ben ik voor medicijnvrouw dat ik hem hier zo lang buiten laat zitten. Ze haastte zich naar hem toe. Hij hoorde haar en draaide zich naar haar om, dankbaar dat ze er eindelijk was en een beetje nijdig dat ze niet eerder was teruggekomen. Maar toen hij haar zag, voelde hij zijn verbrande rug niet meer. Zijn mond viel open en hij hapte naar adem bij het zien van de naakte vrouw die in het felle zonlicht naar hem toekwam.
Haar huid was goud gebronsd en rimpelde vloeiend onder de beweging van haar platte, pezige, door het gebruik gestaalde spieren. Haar benen waren perfect van model, alleen ontsierd door vier evenwijdige littekens op haar linkerdij. Vanuit de hoek waaruit hij keek, zag hij geronde, stevige billen en boven het donkerblonde, donzige schaamhaar de kromming van een buik met lichte rimpels die erop wezen dat hij was uitgerekt door een zwangerschap. Zwangerschap? Ze had zware borsten, maar ze waren zo goed gevormd en zo hoog als die van een meisje, met donkerroze, uitstekende tepels. Haar armen waren lang en sierlijk en getuigden ongedwongen van hun kracht. Ayla was opgegroeid bij mensen—mannen en vrouwen—die van nature sterk waren. Haar lichaam moest wel de nodige spierkracht ontwikkelen om de taken te volbrengen die van de vrouwen van de Stam werden verwacht, zoals tillen, dragen, huiden bewerken en hout hakken. Door het jagen had ze een taaie veerkracht gekregen en het alleen wonen eiste krachtsinspanning om te overleven.
Ze was waarschijnlijk de sterkste vrouw die hij ooit had gezien, dacht Jondalar. Geen wonder dat ze hem omhoog kon trekken en zijn gewicht kon ondersteunen. Hij wist zonder enige twijfel, dat hij nog nooit een vrouw had gezien met zo'n prachtig, gebeeldhouwd lichaam, maar het was niet alleen haar lichaam. Vanaf het begin had hij haar tamelijk knap gevonden, maar hij had haar nog nooit bij het volle daglicht gezien. Ze had een lange hals met een littekentje in het kuiltje van haar keel, een sierlijke kaaklijn, volle lippen, een smalle, rechte neus, hoge jukbeenderen en grijsblauwe ogen die wijd uit elkaar stonden. Haar lange wimpers en boogvormige wenkbrauwen waren lichtbruin, een nuance donkerder dan haar losvallende, golvende, goudkleurige haar dat in de zon glansde. 'Grote, Milde Moeder!' hijgde hij.Hij spande zich in om woorden te vinden om haar te beschrijven, het totale effect was verblindend. Ze was prachtig, om stil van te worden, schitterend. Hij had nog nooit zo'n adembenemend mooie vrouw gezien. Waarom verborg ze dat opzienbarende lichaam onder een vormeloze omslag? Hield ze zulk schitterend haar in vlechten gebonden? En hij had nog wel gedacht dat ze alleen maar knap was. Waarom had hij haar niet gezien? Pas toen ze over de stenen richel stapte en dichterbij kwam voelde hij zijn opwinding toenemen tot een hevig verlangen. Hij wilde haar hebben en dat verlangen was groter dan ooit tevoren. Zijn handen jeukten om dat volmaakte lichaam te strelen, haar geheime plekjes te ontdekken; hij hunkerde ernaar en naar het geven van genot. Toen ze zich over hem heen boog en hij haar warme huid rook, was hij in staat haar te nemen, zonder vragen, als hij het had gekund. Maar hij vermoedde dat ze niet iemand was die zich zo gemakkelijk liet pakken.
'Jon-daa-lagh. Rug is… vuur…' zei Ayla, zoekend naar woorden voor zijn gloeiend verbrande rug. Toen aarzelde ze, tot zwijgen gebracht door de dierlijke aantrekkingskracht van zijn blik. Ze keek in zijn verlangende ogen en voelde zich nog dieper aangezogen. Haar hart bonsde, haar knieën knikten, haar gezicht werd warm. Ze huiverde en voelde opeens dat ze vochtig werd tussen haar benen.
Ze wist niet wat er met haar aan de hand was en ze wrong haar hoofd opzij en sloeg haar ogen neer. Ze zag aan de lendendoek dat zijn lid zich oprichtte en voelde een hevig verlangen om het aan te raken. Ze haalde diep adem en probeerde haar beven te onderdrukken. Toen ze haar ogen weer opende, vermeed ze zijn blik.
'Ayla helpen Jon-daa-lagh gaan grot,' zei ze. Zijn verbrande rug deed pijn en hij was moe geworden van het verblijf buiten, maar toen hij gedurende het korte, moeilijke stukje lopen op haar steunde, wakkerde haar naakte lichaam, zo dicht bij hem, zijn felle begeerte aan. Ze installeerde hem op het bed, inspecteerde haastig haar medicijnvoorraad en rende toen plotseling naar buiten.
Hij vroeg zich af waar ze naar toe was en begreep het toen ze terugkwam met haar handen vol grote, grijsgroene, donzige klis- bladeren. Hij herinnerde zich dat de Shamud klis had gebruikt toen Tholie en Shamio zich hadden gebrand. Ze stroopte de bladeren van de zware middennerf, scheurde ze aan reepjes in een kom, deed er koel water bij en stampte ze met een steen tot moes.
Hij was het ongemak en de hitte van de verbrande huid nu meer beginnen te voelen en toen hij de verzachtende koele brij op zijn rug voelde, was hij dankbaar dat ze geneesvrouw was.
'Ahh, dat is een stuk beter,' zei hij.
Terwijl haar handen zachtjes over de koele bladeren streken, drong het plotseling tot hem door, dat ze niet de tijd had genomen om een omslag om te doen. Terwijl ze op haar knieën naast hem zat, voelde hij haar nabijheid als een tastbare uitstraling. De lucht van warme huid en andere geheimzinnige vrouwengeuren moedigden hem aan zijn hand naar haar uit te strekken. Hij streek met zijn hand langs haar dij, van haar knie tot haar billen.
Ayla verstijfde onder zijn aanraking, stopte de beweging van haar hand, zich plotseling bewust van zijn hand die haar streelde. Ze bleef star zitten, niet zeker wetend wat hij deed, of wat zij werd verondersteld te doen. Ze wist alleen zeker dat ze niet wilde dat hij ermee ophield. Maar toen hij zijn hand uitstrekte om een tepel aan te raken, hapte ze naar adem van de onverwachte schok die door haar heenvoer.
Jondalar was verbaasd over haar geschokte blik. Was het niet volkomen normaal dat een man een mooie vrouw wilde aanraken? Vooral als ze zo dichtbij was dat ze elkaar toch al bijna raakten? Hij trok zijn hand weg, niet wetend wat hij moest denken. Ze doet alsof ze nog nooit eerder is aangeraakt, dacht hij. Maar ze was een vrouw, geen jong meisje. En afgaande op de littekens op haar buik, moest ze Eerste Riten hebben gevierd om haar gereed te maken om de zegen van de Moeder te ontvangen, hoewel hij geen kinderen had gezien. Ze zou niet de eerste vrouw zijn die een miskraam had gehad. Ayla voelde de nawerking van zijn streling nog. Ze wist niet waarom hij was opgehouden en ze stond verward op en liep weg.
Misschien mag ze me niet, dacht Jondalar. Maar waarom was ze dan zo dicht bij hem gekomen? Zij kon niets aan zijn verlangen doen, ze had zijn verbrande rug behandeld. En haar houding had niets uitdagends gehad. Om de waarheid te zeggen leek ze zich helemaal niet bewust te zijn van de uitwerking die ze op hem had. Was ze zo gewend aan die reactie op haar schoonheid? Ze gedroeg zich niet met de ongevoelige geringschatting van een ervaren vrouw, maar kon een vrouw die er zo uitzag, niet weten welke uitwerking ze op mannen had?Jondalar raapte een fijngestampt stukje nat blad op dat van zijn rug was gevallen. De genezer van de Sharamudiërs had ook klis gebruikt voor verbrandingen. Ze is heel kundig. Natuurlijk! Jondalar, je kunt ook zo stom zijn, zei hij tegen zichzelf. De Shamud heeft je verteld over de beproevingen van Degenen Die de Moeder Dienen. Daarom is ze natuurlijk hier in haar eentje, het is een soort inwijdingsrite. Van Genot ziet ze vast ook af. Geen wonder dat ze die vormeloze omslag draagt om haar schoonheid te verbergen. Als je niet door de zon was verbrand, was ze nooit zo dicht bij je gekomen. En dan grijp jij haar beet, als een of andere halfvolwassen knaap. Hij sloot zijn ogen. Hij had dorst, maar hij wilde zich niet omdraaien om de waterzak te pakken nu hij net in een draaglijke houding lag. Kennelijk had hij een grove blunder begaan, en hij voelde zich opgelaten. Hij had de vernedering van sociale blunders al heel lang niet meer gevoeld, niet meer sinds zijn jongensjaren. Hij had zich in gladde zelfbeheersing geoefend tot het een kunst was geworden. Hij was weer te ver gegaan en was afgewezen. Deze prachtige vrouw, die hij meer begeerde dan welke vrouw dan ook, had hem afgewezen. Hij wist hoe het zou gaan. Ze zou doen alsof er niets was gebeurd, maar ze zou hem ontwijken wanneer ze maar kon. Als ze niet uit de buurt kon blijven, zou ze evengoed afstand houden tussen hen. Ze zou koel doen, gereserveerd. Haar mond zou misschien glimlachen, maar haar ogen zouden de waarheid spreken. Er zou geen warmte uit spreken, of erger nog, er zou medelijden uit spreken. Hij wilde dat hij zich er op de een of andere manier toe kon brengen haar te vertellen dat het hem speet, dat hij wist dat er een reden voor haar gedrag moest zijn, hoewel hij die niet helemaal begreep en dat hij, hoe moeilijk het ook zou zijn, die reden zou respecteren en haar niet meer zou lastig vallen.
Ayla had een schone omslag omgedaan en zat haar haar te vlechten. Ze schaamde zich dat ze Jondalar zich zo had laten verbranden. Het was haar schuld; hij kon zelf niet uit de zon gaan en naar binnen gaan. Zij had zich wel vermaakt, gezwommen en haar haar gewassen, in plaats van beter op te letten. En ik zou dan een medicijnvrouw zijn, een van Iza's lijn, de meest geëerde lijn van de Stam. Wat zou Iza wel denken van een dergelijke onachtzaamheid, een dergelijk gebrek aan gevoel voor haar patiënt'? Ayla voelde zich vernederd. Hij was er zo slecht aan toe geweest, had nog steeds veel pijn en nu had ze hem nog meer pijn bezorgd.
Maar er zat meer achter haar schaamte. Hij had haar aangeraakt. Ze voelde nog steeds zijn warme hand op haar dij. Ze wist precies waar hij haar had aangeraakt en welke plaatsen hij had gemist, alsof hij haar met zijn zachte streling had verbrand. Waarom had hij haar tepel aangeraakt? Hij tintelde nog steeds. Zijn lid was helemaal opgezwollen geweest en ze wist wat dat betekende. Hoe vaak had ze mannen een vrouw het teken niet zien geven als ze hun behoeften wilden verlichten. Broud had het bij haar gedaan—ze rilde—toen vond ze het vreselijk hem met een stijf lid te zien. Ze zou het zelfs prettig vinden wanneer Jondalar haar het teken zou geven…
Maar dat is belachelijk. Hij zou het niet kunnen, met zijn been. Het was nauwelijks sterk genoeg om het te belasten. Maar toen ze terugkwam van het zwemmen was zijn lid stijf, en zijn ogen… Ze huiverde toen ze aan zijn ogen dacht. Ze zijn zo blauw en vol verlangen en zo…
Ze wist niet hoe ze het moest zeggen, maar ze hield op met het vlechten van haar haar, sloot haar ogen en voelde zijn aantrekkingskracht. Hij had haar aangeraakt.
Maar toen was hij ermee opgehouden. Ze ging rechtop zitten. Had hij haar een teken gegeven? Was hij opgehouden omdat ze niet had toegestemd? Van een vrouw werd altijd verwacht dat ze voor een man beschikbaar was. Dat was iedere vrouw van de Stam geleerd vanaf het moment dat haar totem voor de eerste keer streed en ze bloedde. Net zo goed als haar de subtiele gebaren en houdingen werden geleerd die een man konden aanmoedigen om zich bij haar te verlichten. Ze had vroeger nooit begrepen waarom een vrouw die middelen zou willen gebruiken. Ze besefte opeens dat ze het nu wel begreep.
Met deze man wilde ze wel gemeenschap hebben, maar ze kende zijn teken niet! Als ik zijn teken niet ken, kent hij mijn manieren ook niet. En als ik hem heb afgewezen, zonder dat ik het wist, probeert hij het misschien nooit weer. Maar wou hij me echt hebben'? Ik ben zo groot en zo lelijk.
Ayla maakte haar laatste vlecht af en ging het vuur oppoken om wat pijnstillende middelen voor Jondalar klaar te maken. Toen ze het bij hem bracht, lag hij op zijn zij te rusten. Ze wilde hem niet storen als hij al een gemakkelijke houding had gevonden. Ze ging met gekruiste benen naast hem zitten wachten tot hij zijn ogen zou openen. Hij bewoog zich niet, maar ze wist dat hij niet sliep. Zijn ademhaling was onregelmatig en ze zag het aan de rimpels in zijn voorhoofd.
Jondalar had haar horen komen en hij had zijn ogen gesloten om het te doen voorkomen dat hij sliep. Hij wachtte gespannen en probeerde niet toe te geven aan het verlangen om haar te zien. Waarom bleef ze zo stil zitten? Waarom ging ze niet weg? De arm waar hij op lag begon te prikken omdat het bloed niet kon doorstromen. Als hij hem niet gauw wegtrok zou hij verstijven. Zijn been klopte. Hij wou zich omdraaien, want het kostte te veel inspanning om zo lang in dezelfde houding te liggen. Zijn gezicht kriebelde omdat zijn baard begon te groeien en zijn rug gloeide. Misschien zat ze er niet eens. Misschien was ze wel weggegaan en had hij het gewoon niet gehoord. Zat ze hem alleen maar aan te staren?
Ze had hem aandachtig bekeken. Ze had deze man beter bekeken dan welke andere man ook. Het was niet fatsoenlijk voor vrouwen van de Stam om naar mannen te kijken, maar ze had al zo vaak tegen de normen gezondigd. Had ze al de manieren vergeten die Iza haar had geleerd, waaronder ook de goede zorg voor een patiënt? Ze keek naar haar handen die in haar schoot rustten om de kom doornappelthee. Dit was de juiste manier om een man te naderen, met gebogen hoofd op de grond zittend en wachten tot hij haar met een tikje op de schouder begroette. Misschien werd het wel tijd dat ze weer ging toepassen wat ze vroeger had geleerd, dacht ze.
Jondalar keek door zijn wimpers en probeerde te zien of ze er nog was, zonder te laten merken dat hij wakker was. Hij zag een voet en sloot vlug zijn ogen. Ze zat er. Waarom zat ze daar? Waar wachtte ze op? Waarom ging ze niet weg en liet ze hem niet alleen met zijn ellende en zijn vernedering? Hij gluurde weer door zijn oogharen. Ze had haar voet niet bewogen. Ze zat met gekruiste benen. En ze had een kom drinken bij zich. O, Doni! Wat had hij een dorst! Was dat voor hem? Had ze zitten wachten tot hij wakker werd om hem wat medicijnen te geven? Ze had hem toch wakker kunnen schudden; ze had niet hoeven te wachten.
Hij opende zijn ogen. Ayla zat met gebogen hoofd en neergeslagen ogen. Ze had een van die vormloze omslagen aan en ze had het haar opgebonden in vlechten. Ze zag er fris uit. De veeg op haar wang was weg; de omslag was van een nieuwe, schone huid. Zoals ze daar met gebogen hoofd zat, was het een en al argeloze deugd. Ongekunsteld, zonder kokette maniertjes of veelbetekenende schuinse blikken.
Haar strakke vlechten versterkten die indruk, evenals haar omslag die achter de plooien en bobbels haar vormen goed verborg. Dat was het, dat kunstig verbergen van haar rijpe lichaam en het rijke, glanzende haar. Ze kon haar gezicht niet verbergen, maar de manier waarop ze de ogen neersloeg of afwendde was bedoeld om de aandacht af te leiden. Waarom verborg ze zich zo? Het moest wel komen van de proef die ze aflegde. De meeste vrouwen die hij kende zouden pronken met dat prachtige lichaam, die gouden pracht zo voordelig mogelijk doen uitkomen, alles geven voor zo'n knap gezicht. Hij keek naar haar zonder zich te verroeren en dacht niet meer aan zijn ongemakken. Waarom bleef ze zo stil zitten? Misschien wou ze hem niet aankijken, dacht hij. Dat bracht hem weer in verwarring. Hij hield het niet langer uit, hij moest zich bewegen.
Ayla keek op toen hij zijn arm verplaatste. Hij kon niet op haar schouder tikken om haar te begroeten, hoe netjes ze zich ook gedroeg. Hij kende het teken niet. Jondalar was verbaasd toen hij haar verlegenheid zag en de eerlijke, open smeekbede in haar ogen. Ze toonde geen veroordeling, geen afwijzing. Ze leek eerder verlegen. Waar moest ze verlegen om zijn? Ze gaf hem de kom. Hij nam een slok en trok een vies gezicht, door de bittere smaak. Hij dronk het toch op en stak zijn hand uit naar de waterzak om zijn mond te spoelen. Toen ging hij weer liggen, maar hij kon geen gemakkelijke houding vinden. Ze beduidde hem dat hij moest gaan zitten en ze trok de vachten en huiden strak. Hij ging niet meteen weer liggen. 'Ayla, er zijn zoveel dingen die ik graag van je zou willen weten. Ik weet niet waar je je geneeskunst hebt geleerd—ik weet zelfs niet hoe ik hier ben gekomen. Ik weet alleen dat ik je dankbaar ben. Je hebt mijn leven gered en, wat nog belangrijker is, je hebt mijn been gered. Ik was nooit meer thuisgekomen zonder mijn been, ook al was ik blijven leven.
Het spijt me dat ik me zo aanstelde, maar je bent zo mooi, Ayla. Dat wist ik niet—je weet het zo goed te verbergen. Ik weet niet waarom je dat doet, maar je moet er een reden voor hebben. Je leert snel. Misschien wil je het me vertellen als je beter kunt praten, als het tenminste mag. Zo niet, dan zal ik dat accepteren. Ik weet dat je niet alles begrijpt wat ik zeg, maar ik moest het zeggen. Ik zal je niet meer lastig vallen, Ayla. Dat beloof ik je.