25


Jondalar sloeg zijn ogen op. Zijn droom van thuis was zo levendig geweest, dat de ruwe wanden van de grot hem onbekend voorkwamen, alsof de droom werkelijkheid was en Ayla's grot een verdichtsel uit een droom. De beneveling van de slaap begon op te trekken en de wanden leken op de verkeerde plaats te staan. Toen werd hij wakker en besefte dat hij vanuit een ander perspectief had gekeken, vanaf de andere kant van de vuurplaats. Ayla was nergens te bekennen. Twee geplukte sneeuwhoenders lagen bij de vuurplaats naast de afgedekte mand waarin ze losse veren bewaarde. De kom waaruit hij gewoonlijk dronk—de kom die zo was gemaakt dat de houtnerf deed denken aan een klein dier—stond klaar. Ernaast stond het strakgevlochten mandje waarin ze zijn ochtendthee had laten trekken en een pasgeschild berketwijgje. Ze wist dat hij graag het uiteinde van een twijgje tot borstelige vezels kauwde en het gebruikte om het laagje van zijn tanden te krabben dat zich in de loop van de nacht verzamelde en ze had de gewoonte aangenomen er 's morgens een voor hem klaar te leggen.
Hij stond op en rekte zich uit. Hij voelde zich stijf van de ongebruikelijke hardheid van zijn bed. Hij had wel vaker op de harde grond geslapen, maar een strokussen kon een hoop verschil in comfort uitmaken en rook schoon en fris. Ze verschoonde het stro regelmatig, zodat zich geen onplezierige luchtjes verzamelden.
De thee in de mand-pot was heet—ze kon nog niet lang weg zijn. Hij schonk een kom in en snoof het warme muntaroma op. Hij maakte er een spel van te proberen te proeven welke kruiden ze elke dag gebruikte. Munt was een van zijn lievelingskruiden en was meestal een van de ingrediënten. Hij nam een slokje en dacht dat hij de smaak bespeurde van framboosblad en misschien luzerne. Hij nam het kommetje en twijgje mee naar buiten.Op de rand van de brede richel, met zijn gezicht naar de vallei, kauwde hij op het twijgje en keek peinzend hoe zijn plas in een grote boog omlaag viel en de rotswand nat maakte. Hij was nog steeds niet helemaal wakker. Zijn handelingen waren mechanische gewoontebewegingen. Toen hij klaar was, borstelde hij zijn tanden met het afgekloven houtje en spoelde zijn mond met de thee. Het was een ritueel waar hij altijd van opfriste en dat hem gewoonlijk aan het denken zette over zijn plannen voor die dag. Pas toen hij het laatste slokje thee nam, voelde hij zich blozen en het voldane gevoel van zich afglijden. Vandaag was niet zoals anders. Zijn gedrag de vorige dag had daar wel voor gezorgd. Hij stond op het punt het twijgje weg te gooien, merkte het toen op en hield het omhoog, terwijl hij het tussen duim en wijsvinger draaide. Hij dacht na over de implicaties ervan. Hij was gemakkelijk in de gewoonte vervallen haar voor hem te laten zorgen. Ze deed het met zo'n subtiele gratie. Hij hoefde nooit iets te vragen, ze was zijn wensen voor. Het twijgje was een goed voorbeeld. Ze was kennelijk eerder opgestaan dan hij, was naar beneden gegaan om er een te halen, had het geschild en daar voor hem neergelegd. Wanneer was ze daarmee begonnen? Hij herinnerde zich dat hij, toen hij pas in staat was naar beneden te lopen, er op een ochtend zelf een had gezocht. Toen er de volgende ochtend een twijgje naast zijn kom lag, was hij erg dankbaar geweest. Hij had toen nog moeite met het steile pad. En de hete thee. Op welk tijdstip hij ook wakker werd, er stond hete thee klaar. Hoe wist ze wanneer ze hem moest zetten? De eerste keer dat ze hem 's morgens een kommetje had gebracht, had hij zijn waardering duidelijk laten blijken. Wanneer had hij haar voor het laatst bedankt? Hoeveel andere attenties had ze hem zo bescheiden bewezen? Ze had er nooit een punt van gemaakt. Marthona is ook zo, dacht hij, zo gul met haar gaven en haar tijd, dat niemand zich ooit verplicht voelt. Als hij eens aanbood te helpen, leek Ayla altijd verbaasd, alsof ze oprecht niets verwachtte in ruil voor alles wat ze voor hem had gedaan, ik heb haar minder dan niets gegeven,' zei hij hardop. 'En zelfs na gisteren…' Hij hield het twijgje omhoog, liet het tussen zijn vingers ronddraaien en wierp het over de rand. Hij zag Whinney en het veulen in het veld. Ze renden vrolijk in een grote cirkel rond en hij voelde enige opwinding bij het zien van de hollende paarden. 'Moet je hem zien! Dat veulen kan pas rennen, zeg! Ik denk dat hij in een sprint zijn moeder het nakijken zou geven!'
in een sprint doen jonge hengsten dat vaak, maar niet op de lange afstand,' zei Ayla, die boven aan het pad verscheen. Jondalar draaide zich met een ruk om. Zijn ogen glansden en hij glimlachte vol trots over het veulen. Zijn enthousiasme was moeilijk te weerstaan en ze glimlachte, ondanks haar bange twijfels. Ze had gehoopt dat de man genegenheid voor het jonge
paard zou opvatten—niet dat het er nog toe deed.
'Ik vroeg me al af waar je was,' zei hij. Hij voelde zich opgelaten bij haar aanwezigheid en zijn glimlach stierf weg.
ik heb al vroeg een vuur gestookt in de roosterkuil, voor de sneeuwhoenders. Ik was even kijken of het al zover was.' Hij lijkt
niet erg blij me te zien, dacht ze terwijl ze zich omdraaide om de grot binnen te gaan. Ook haar glimlach smolt weg.
'Ayla,' riep hij terwijl hij haastig achter haar aanging. Toen ze zich weer omdraaide, wist hij niet wat hij moest zeggen, ik…
eh… ik vroeg me af… eh… ik zou graag wat gereedschap maken.
Dat wil zeggen, als je daar geen bezwaar tegen hebt. Ik wil niet al je vuursteen opmaken.'
ik heb er geen bezwaar tegen. Ieder jaar spoelt de overstroming wat weg en brengt weer nieuwe,' zei ze.
'De vuursteen zal wel aanspoelen uit een kalkader stroomopwaarts. Als ik wist dat het niet ver weg was, zou ik wat bij de bron halen. Hij is zoveel beter als hij pas gedolven is. Dalanar delft de zijne uit een ader in de buurt van zijn Grot en iedereen kent de kwaliteit van de Lanzadonische steen.' Het enthousiasme kwam terug in zijn ogen, zoals altijd als hij over zijn vak praatte. Droeg was ook zo, dacht Ayla. Hij was dol op gereedschapmaken en alles wat ermee te maken had. Ze glimlachte in zichzelf bij de herinnering aan de keer dat Droeg ontdekte dat Aga's jonge zoon, die was geboren nadat ze gekoppeld waren, stenen tegen elkaar liep te slaan. Droeg was zo trots dat hij hem zelfs een klopsteen gaf. Hij gaf de kunst graag door. I lij had er zelfs geen bezwaar tegen het mij voor te doen, ook al was ik een meisje.
Jondalar merkte haar naar binnen gekeerde blik op en de vluchtige glimlach. 'Waar denk je aan, Ayla?' 'Aan Droeg. Hij was de gereedschapmaker. Ik mocht altijd bij hem kijken, als ik heel stil was en zijn concentratie niet stoorde.'
Me kunt bij mij kijken als je wilt,' zei Jondalar. 'Eerlijk gezegd hoopte ik dat jij mij zou willen laten zien welke techniek jij gebruikt.'
'Ik ben geen expert. Ik kan het gereedschap maken dat ik nodig heb, maar dat van Droeg is veel beter dan het mijne.' Mouw gereedschap is heel goed bruikbaar. Het gaat me om de techniek, die zou ik graag zien.'Ayla knikte en liep de grot in.
Jondalar wachtte en toen ze niet terugkwam vroeg hij zich af of ze nu meteen had bedoeld of later. Hij wilde ook naar binnen gaan toen ze er juist uitkwam. Hij sprong zo snel achteruit dat hij bijna struikelde. Hij wou haar niet beledigen met een onopzettelijke aanraking.
Ayla zuchtte, trok haar schouders achteruit en stak haar kin omhoog. Misschien kon hij er niet tegen dicht bij haar te komen, maar ze was niet van plan hem te laten merken dat het haar pijn deed. Hij zou gauw genoeg weg zijn. Ze liep het pad af met in haar handen de twee sneeuwhoenders, het mandje met de eieren en een grote bundel verpakt in een lap leer en dichtgebonden met een koord.
'Laat mij je iets helpen dragen,' zei Jondalar terwijl hij achter haar aan snelde. Ze bleef net lang genoeg staan om hem het mandje eieren te geven.
'De sneeuwhoenders moeten eigenlijk eerst op het vuur gezet,' zei ze, terwijl ze de bundel op het strandje legde. Het was gewoon een constatering, maar Jondalar had de indruk dat ze op zijn toestemming wachtte, of op zijn minst op een teken dat hij het had gehoord.
Hij was niet ver mis. Ondanks haar jaren van onafhankelijkheid werden haar handelingen nog altijd bepaald door de regels van de Stam. Ze was niet gewend om iets anders te doen wanneer een man haar iets had opgedragen of had gevraagd iets voor hem te doen.
'Natuurlijk, ga je gang,' zei hij. ik moet mijn instrumenten halen voor ik de vuursteen kan bewerken.' Ze droeg de vette vogels om de wand naar het gat dat ze eerder had uitgegraven en met stenen had bekleed. Het vuur onder in de kuil was uit, maar de stenen sisten toen ze er water opspren- kelde. Ze had de vallei uitgekamd op zoek naar de juiste combinatie groene bladen en kruiden en ze naar de stenen oven gebracht. Ze had klein hoefblad verzameld voor zijn ietwat zoutige smaak, brandnetel, rode ganzevoet en vrolijke witte klaverzuring als groene bladen; wilde uien, naar knoflook smakende daslook, basilicum en salie dienden als kruiden. Rook zou er ook een vleugje aroma aan toevoegen en houtas een zoutsmaak. Ze vulde de vogels met hun eigen eieren ingebed in de groene bladeren, drie eieren in de ene vogel en vier in de andere. Ze had de sneeuwhoenders altijd in druivebladeren gewikkeld voor ze in de kuil werden gelegd, maar er groeiden geen druiven in de vallei. Ze herinnerde zich dat vis soms werd geroosterd in vers hooi gewikkeld en besloot dat dat met de vogels ook zou gaan. Toen ze onder in de kuil lagen, stapelde ze er extra gras bovenop, vervolgens stenen en dekte het geheel af met aarde. Jondalar had een verzameling hertshoornen, benen en stenen instrumenten om steen te kloppen, uitgestald liggen, waarvan Ayla een paar herkende. Maar een paar waren haar totaal onbekend. Ze opende haar bundel en legde haar instrumenten zo klaar dat ze er gemakkelijk bij kon, ging toen zitten en spreidde het stuk leer uit over haar schoot. Het vormde een goede bescherming, vuursteen kon in heel scherpe schilfers versplinteren. Ze keek even naar Jondalar. Hij bekeek met grote belangstelling de stukken bot en steen die ze had uitgestald. Hij schoof verschillende klompen vuursteen dichter naar haar toe. Haar oog viel op twee waar ze gemakkelijk bij kon en ze dacht aan Droeg. De kunde van een goede gereedschapmaker begon bij het selecteren, herinnerde ze zich. Ze moest een steen hebben met een fijne structuur en koos de kleinste van de twee uit, en keek naar de man. Jondalar stond onbewust goedkeurend te knikken.
Ze dacht aan het knaapje dat al blijk had gegeven van aanleg om gereedschap te maken voor hij amper zijn eerste stapjes had gezet. 'Heb jij altijd geweten dat je de steen zou bewerken?' vroeg ze.
ik heb een tijdlang gedacht dat ik snijder zou kunnen worden, misschien zelfs de Moeder zou kunnen dienen, of zou kunnen
werken voor Degenen Die de Moeder Dienden.'
Een zweem van pijn en schrijnend verlangen trok over zijn gelaat. 'Toen werd ik naar Dalanar gestuurd en leerde in plaats
daarvan steenklopper te worden. Het was een goede keus. Ik vind het prettig en ben er tamelijk goed in. Ik was nooit een groot snijder geworden.'
'Wat is een "snijder", Jondalar?'
Jondalar sprong verschrikt overeind. 'Dat is het. Dat mankeert er aan: Er zit geen versiering aan, geen beschildering, geen kralen, helemaal niets. Zelfs geen kleuren. 'Ik begrijp niet…'
'Het spijt me, Ayla. Hoe kon je nu weten waar ik het over heb?
Een snijder is iemand die dieren maakt uit steen.'Ayla fronste het voorhoofd. 'Hoe kan iemand nou een dier maken uit steen? Een dier bestaat uit vlees en bloed, het leeft en ademt.'
'Ik bedoel niet een echt dier. Ik bedoel een afbeelding, een voorstelling. Een snijder maakt de gelijkenis van een dier uit steen, laat de steen eruitzien als een dier. Sommige snijders maken ook afbeeldingen van de Grote Moeder, als ze een visioen van haar krijgen.'
'Een gelijkenis? Uit steen?'
'Ook uit andere materialen. Ivoor van mammoetslagtanden, been, hout, hertshoorn. Ik heb gehoord dat sommige mensen beeltenissen maken uit leem. Trouwens, ik heb een paar tamelijk goede gelijkenissen gezien van sneeuw.'
Ayla had het hoofd zitten schudden, worstelend om hem te begrijpen, tot hij sneeuw zei. Toen herinnerde ze zich een winterdag waarop ze kommen sneeuw tegen de wand bij haar grot had opgestapeld. Had ze zich toen niet heel even verbeeld dat ze een gelijkenis met Brun in die hoop sneeuw zag? 'Een gelijkenis van sneeuw? Ja,' knikte ze. ik geloof dat ik het begrijp.'
Hij wist niet zeker of het wel zo was, maar zonder snijwerk om haar te laten zien, kon hij geen manier bedenken om het duidelijker te maken. Wat moet haar leven kleurloos zijn geweest, dacht hij, opgroeiend bij platkoppen. Zelfs haar kleren zijn alleen maar op het gebruik gericht. Jaagden, aten en sliepen ze soms alleen maar? Ze waarderen zelfs de Gaven van de Moeder niet. Geen schoonheid, geen mysterie, geen verbeelding. Ik vraag me af of ze kan begrijpen wat ze heeft gemist? Ayla raapte het kleine brok vuursteen op en onderzocht het aandachtig. Ze probeerde te besluiten waar ze zou beginnen. Ze zou geen vuistbijl maken, zelfs Droeg beschouwde die als tamelijk simpele werktuigen, zij het zeer nuttig. Maar ze dacht niet dat dat de techniek was die Jondalar wilde zien. Ze greep naar een onderdeel dat aan de uitrusting van de man ontbrak-—het voetbeen van een mammoet, het veerkrachtige bot waar ze de vuursteen op kon laten rusten terwijl ze hem bewerkte, zodat de steen niet zou versplinteren. Ze trok het rond tot het gemakkelijk tussen haar benen rustte.
Vervolgens raapte ze haar klopsteen op. Er was geen echt verschil tussen haar klopsteen en de zijne, behalve dat de hare kleiner was, zodat hij beter in de hand paste. Terwijl ze de vuursteen stevig op het mammoetbenen aambeeld hield, gaf Ayla een flinke klap. Een stuk van de buitenste deklaag sprong weg en legde het donkergrijze materiaal binnenin bloot. De schilfer die ze er had afgeslagen, had een dikke, ronde rand waar de klopsteen was neergekomen—de slagbult—en liep aan de andere kant tot een dunne rand toe. Hij had gebruikt kunnen worden als snijin- strument, maar het gereedschap dat Ayla wilde maken, verlangde een veel meer geavanceerde en complexe techniek. Ze bekeek de diepe groef die op de buitenkant was achtergebleven. De kleur was goed, een gladde structuur; er zaten geen vreemde elementen in. Van deze steen kon goed gereedschap worden gemaakt. Ze sloeg er nog een stuk af. Terwijl ze erop los klopte, zag Jondalar dat ze onder het verwijderen van de kalkachtige buitenlaag, de steen in model bracht. Toen verwisselde ze de klopsteen voor een stevig eind bot. Terwijl ze de kern op zijn zij legde en van de rand naar het midden toe werkte, sloeg ze met de benen hamer stukken van de bovenkant. Toen ze klaar was, had het grote stenen ei een nogal platte, ovale bovenkant, alsof de punt er was afgesneden. Toen hield ze op en terwijl haar hand naar het amulet ging dat om haar hals hing, sloot ze haar ogen en zond een stille gedachte op aan de geest van de Holeleeuw. Droeg had altijd de hulp van zijn totem ingeroepen om de volgende stap te volbrengen. Naast deskundigheid was er ook geluk voor nodig en ze was zenuwachtig nu Jondalar haar zo op de vingers keek. Ze wilde het goed doen, want ze voelde aan dat het maken van dit gereedschap van meer belang was dan het gereedschap zelf. Als ze de steen bedierf zou het twijfel werpen op de kundigheid van Droeg en de hele Stam, hoe vaak ze ook kon uitleggen dat ze geen expert was.Haar amulet was Jondalar al eerder opgevallen, maar toen hij haar hem met beide handen vast zag houden, vroeg hij zich af wat voor betekenis hij had. Ze leek hem met eerbied te behandelen, haast zoals hij een donii zou behandelen. Maar een donii was een zorgvuldig uitgesneden figuurtje van een vrouw, in al haar moederlijke overvloed, een symbool voor de Grote Aardmoeder en het wonderbaarlijke mysterie van de schepping. Een bultig leren zakje kon toch niet dezelfde betekenis hebben. Ayla pakte haar benen hamer weer op. Ze haalde diep adem, hield die in en liet de hamer met een vinnige tik neerkomen. De eerste klap was altijd belangrijk. Als die goed ging, voorspelde dat geluk. Er sprong een kleine scherf weg en ze stond zichzelf toe weer te ademen toen ze de kleine inkeping zag. Terwijl ze de hoek waarin ze de kern hield, veranderde, gaf ze nog een klap, met meer kracht. De benen hamer kwam pal in de inkeping terecht en een schilfer viel van de voorbewerkte kern weg. Hij had een langgerekte ovale vorm. De ene kant bestond uit het platte oppervlak dat ze had gemaakt. De andere kant was de bolle binnenkant, glad en aan het uiteinde waar de klap was gevallen, dikker, hij versmalde zich tot een vlijmscherpe rand helemaal in het rond.
Jondalar raapte hem op. 'Dat is een moeilijke techniek om onder de knie te krijgen. Je hebt er kracht voor nodig, maar ook precisie. Moet je die rand eens zien! Dit is geen primitief werktuig.' Ayla slaakte een enorme zucht van verlichting en voelde de warme trots dat ze iets had gepresteerd—en nog iets meer. Ze had de Stam niet verraden. Eigenlijk was ze een nog betere vertegenwoordigster omdat ze oorspronkelijk niet tot de Stam had behoord. Al zou hij zijn best hebben gedaan, dan nog zou deze man, die zelf zo bedreven was in het vak, een lid van de Stam altijd hebben beoordeeld naar zijn afkomst en niet naar zijn werk.
Ayla keek hoe hij de steen omdraaide en voelde opeens een vreemde verandering in haar lichaam. Ze werd overvallen door een mysterieuze kou en het was net of ze hen beiden op een afstand zag staan, alsof ze buiten zichzelf was getreden. Ze herinnerde zich plotseling levendig dat ze eerder een soortgelijke desoriëntatie had ervaren. Toen volgde ze brandende stenen lampen, diep een grot in en ze zag dat ze zich vastgreep aan het vochtige gesteente, terwijl ze om een onverklaarbare reden naar een kleine verlichte ruimte werd getrokken die ingesloten werd door dikke stalactieten, diep in de berg.
Er zaten tien mog-urs in een kring om het vuur, maar het was de Mog-ur Creb zelf die haar aanwezigheid ontdekte. Zijn machtige geest werd nog versterkt door de drank die Ayla voor hen had gemaakt. Zij had er ook van gedronken en het gevolg was dat ze zichzelf niet meer in de hand had. De Mog-ur trok haar weg van de diepe afgrond en nam haar mee op een angstaanjagende maar boeiende reis door het bewustzijn, terug naar het oorspronkelijke begin.
Tijdens dat proces schiep de grootste heilige man van de Stam, wiens geest zelfs onder zijn soortgenoten uniek was, nieuwe denkpatronen in haar geest. Maar haar geest werkte niet helemaal gelijk aan de zijne. Ze kon met hem teruggaan, met zijn herinneringen mee tot het begin en door elk stadium van ontwikkeling, maar zij kwam verder en hij moest een stap achterblijven.
Ayla begreep niet wat Creb zo diep had gekwetst. Ze wist alleen dat hij veranderd was, evenals hun relatie. Ze begreep de verandering die hij teweeg had gebracht ook niet, maar ze voelde met grote zekerheid dat ze naar de vallei was gestuurd met een bedoeling en daar had de grote blonde man iets mee te maken. Terwijl ze zichzelf en Jondalar op het rotsstrandje in de eenzame vallei zag staan, werden ze omgeven door abnormale stromen die uit een magische luchtverdikking vielen en in de ruimte verdwenen. Ze kreeg een vaag gevoel, waarbij ze haar verleden, heden en toekomst zag in beslissende fasen. Ze werd koud, hapte naar lucht en na een hevige schok zag ze een gefronst voorhoofd en een bezorgd gezicht voor zich. Ze huiverde en schudde het mysterieuze gevoel van zich af. 'Voel je je wel goed, Ayla ' 'Ja. Ja, prima.'
Hij had kippevel gekregen door een onverklaarbare kilte. Hij voelde een sterke drang om haar te beschermen, maar zag geen bedreiging. Het duurde maar even en hij probeerde het van zich af te zetten, maar hij bleef zich niet op zijn gemak voelen, ik denk dat het weer omslaat,' zei hij. ik voelde de koude wind.' Ze keken omhoog naar de heldere blauwe lucht. 'Het is de tijd voor onweersbuien—die kunnen snel opkomen.' Hij knikte en om tot de werkelijkheid terug te keren begon hij weer over de moeilijkheden bij het maken van gereedschap. 'Wat is je volgende stap, Ayla?'
De vrouw ging weer ijverig aan het werk. Met zorgvuldige concentratie sloeg ze nog vijf scherpe gerande ovale schilfers vuursteen weg en nadat ze het stompje steen nog een laatste keer had bekeken of er nog een bruikbare schilfer vanaf te halen was, wierp ze het terzijde.
Vervolgens ging ze weer verder met de zes schilfers grijze vuursteen en pakte de dunste ervan op. Met een gladde, afgeplatte ronde steen werkte ze één lange, scherpe rand bij door de achterkant bot te maken en er aan het smalle uiteinde een punt aan te maken, tegenover de bolling gemaakt door de slag. Toen ze tevreden was, bood ze hem Jondalar aan op de palm van haar hand.
Hij pakte het mes aan en bekeek het zorgvuldig. In het midden was het nogal dik, maar het liep taps toe tot een dunne, scherpe snijrand rondom. Het was breed genoeg om het gemakkelijk in de hand te houden en de achterkant was bot gemaakt, zodat de gebruiker zich er niet aan zou snijden. In sommige opzichten leek het op een speerpunt van de Mamutiërs, vond hij, maar het was nooit bedoeld om aan schacht of handvat te worden gezet. Het mes werd in de hand gehouden en was, afgaande op hoe hij haar een soortgelijk mes had zien hanteren, verbazend efficiënt.
Hij legde het neer en knikte tegen haar dat ze verder moest gaan. Ze raapte een andere dikke schilfer op en tikte met de hoektand van een dier fijne splinters van het uiteinde van de rand. Door het proces werd hij maar iets botter gemaakt, genoeg om de rand te verstevigen, zodat het scherpe, ronde uiteinde niet zou breken als het werd gebruikt om haar en nerf van huiden te schrapen. Ze legde hem neer en raapte nog een stuk op. Ze legde een lange, gladde steen van het strandje op het mammoetbenen aambeeld. Toen maakte ze, met behulp van de druk van de scherpe tand tegen de steen, een V-vormige inkeping midden in de ene lange scherpe kant, groot genoeg om een punt te slijpen aan een speerschacht. Van een langere ovale schilfer maakte ze door middel van een soortgelijke techniek een werktuig dat te gebruiken was om gaatjes te boren in leer of hout, in hertshoorn of bot.
Ze wist niet wat voor ander gereedschap ze misschien nodig zou hebben, en besloot de laatste twee steenschilfers onbewerkt te bewaren voor later. Ze duwde het mammoetbeen opzij, pakte de punten van de lap leer bij elkaar en droeg hem naar de afvals- hoop voorbij de wand, om hem uit te schudden. Vuursteensplinters waren scherp genoeg om zelfs in de eeltigste blote voeten te snijden. Jondalar had niets over haar werktuigen gezegd, maar het viel haar op dat hij ze om en om draaide in zijn hand, alsof hij ze wilde proberen.
ik zou je schootlap graag willen gebruiken,' zei hij. Ze gaf hem de lap, blij dat haar demonstratie achter de rug was. Ze verheugde zich op de zijne. Hij legde de lap leer over zijn schoot, sloot toen zijn ogen en dacht aan de steen en wat hij ermee zou doen. Vervolgens raapte hij een van de klompen vuursteen op die hij naar het plekje had gebracht en bekeek hem zorgvuldig. Het harde kiezelachtige mineraal was losgeraakt van de kalklagen die in de Krijttijd waren afgezet. Het droeg nog sporen van de kalklaag hoewel het vervormd was in de razende stroom door de nauwe kloof en op het rotsstrandje was neergesmeten. Vuursteen was het beste natuurlijke materiaal om gereedschap te maken. Het was hard en het kon toch goed worden bewerkt, dank zij de fijne structuur; de vormen waren alleen afhankelijk van de vaardigheid van de steenklopper. Jondalar was op zoek naar de karakteristieke kenmerken van chalcedoon vuursteen, de zuiverste en helderste. Alle stenen met kloofjes of barsten keurde hij af, net als die welke een geluid maakten als hij er met een andere steen op tikte, dat volgens zijn oor op onvolkomenheden of ongerechtigheden wees. Tenslotte koos hij er een uit.
Met zijn linkerhand hield hij hem op zijn dij en met zijn rechter greep hij de klopsteen. Hij draaide hem een paar keer rond om hem goed vast te krijgen. Het was een nieuwe, nog onbekende en elke klopsteen had zijn eigen karakter. Toen hij voor zijn gevoel goed in zijn hand lag, pakte hij de vuursteen stevig vast en gaf een klap. Een groot stuk van de grijswitte buitenlaag sprong weg. Binnenin had de vuursteen een lichtere tint grijs dan de steen die Ayla had bewerkt, met een blauwige glans, fijnkorrelig. Een goede steen. Een goed teken.
Hij gaf nog een klap en nog een. Ayla was voldoende bekend met het proces om zijn deskundigheid onmiddellijk te herkennen. Hij overtrof ver iedere kundigheid waarop zij kon bogen. De enige die ze ooit had meegemaakt die de steen met zo'n zeker zelfvertrouwen in model kon brengen, was Droeg. Maar het model dat Jondalar zijn steen gaf, leek in niets op wat de gereedschapma- ker van de Stam ooit had gemaakt. Ze boog zich dichter naar hem toe om te kijken.
In plaats van eivormig, werd Jondalars kern meer cilindrisch, maar niet helemaal rond. Door aan beide kanten schilfers weg te slaan, creëerde hij een richel die over de hele lengte van de cilinder liep. De richel was nog ruw en kartelig toen de buitenlaag was verwijderd en hij legde de klopsteen neer om een stevig stuk hertshoorn te pakken dat onder de eerste vork was afgesneden, om alle vertakkingen te verwijderen.
Met de hertshoornen hamer tikte hij kleinere stukjes los om de richel recht te maken. Hij bewerkte zijn kern ook voor, maar hij was niet van plan dikke schilfers met een van tevoren bepaalde Vorm te snijden, dat was Ayla wel duidelijk. Toen hij tenslottetevreden was met de richel, pakte hij een ander instrument, een waarvan ze zich had afgevraagd waar het voor was. Het was ook gemaakt van een stuk van een groot gewei, langer dan het eerste, en in plaats van dat het onder de vork was afgesneden, staken er twee takken uit de stam. De onderkant was tot een punt geslepen.
Jondalar stond op en hield de vuurstenen kern met zijn voet op zijn plaats. Vervolgens plaatste hij de punt van het gevorkte stuk hertshoorn vlak boven de richel die hij zo zorgvuldig had aangebracht. Hij hield de bovenste uitstekende tak zo dat de onderste recht naar voren stak. Vervolgens gaf hij met een zwaar, lang stuk bot een tik op de uitstekende tak.
Het plaatje dat wegsprong, was smal en overal even dun. De richel die hij op de kern had aangebracht, was verdwenen. Ervoor in de plaats was een lange voor met aan elke kant een richel. Dat was het doel geweest van de zorgvuldige voorbewerking. Hij verplaatste de punt van de drevel zodat hij boven een van de nieuwe richels stond en gaf weer een tik met de benen hamer. Er sprong weer een lang, smal plaatje weg, dat nog twee richels achterliet.
Toen hij tenslotte al het geschikte materiaal had gebruikt, lagen er geen zes maar vijfentwintig messen op een rij, meer dan vier keer zoveel als Ayla had verwacht. Lang en dun met vlijmscherpe randen. Ze konden zo al gebruikt worden, maar hij was nog niet klaar. Ze moesten nog bewerkt worden voor de verschillende doeleinden, in de eerste plaats om er ander gereedschap mee te kunnen maken. Met zijn techniek was van dezelfde hoeveelheid steen veel meer te maken. De nieuwe methode bood de gereedschapmaker niet alleen meer mogelijkheden, maar het was ook zeer voordelig voor zijn volk.
Jondalar raapte een van de plaatjes op en gaf het aan Ayla. Ze controleerde de scherpte van de rand losjes met haar duim, oefende er wat druk op uit om te proberen hoe sterk het was, en draaide het om in haar hand. Het krulde aan het uiteinde omhoog. Dat lag in de aard van het materiaal, maar bij het lange, dunne plaatje viel het meer op. Ze hield haar handpalm uitgestrekt en keek hoe het op zijn gebogen achterkant heen en weer wiegde.
'Jondalar, dit is… ik weet het woord niet. Het is geweldig… belangrijk. Je kunt er op deze manier zo veel maken… Je bent hier nog niet mee klaar, hè?'
Hij glimlachte. 'Nee, ik ben er nog niet mee klaar.'
'Ze zijn zo dun en fijn—ze zijn prachtig. Ze zouden misschien gemakkelijker breken, maar ik denk dat het sterke schrapers
zouden zijn als de uiteinden waren bijgewerkt.' Haar praktische kant zag al gereedschap in de nog onafgewerkte schilfers.
'Ja en ik vind dat jij ook goede messen maakt, al zou ik er een doorn aan maken. Dan kun je ze beter hanteren.'
'Ik weet niet wat een doorn is.'
Hij raapte een klein segmentje hertshoorn op. 'Als ik er een doorn aan maak en die in een stukje bot of hout of hertshoorn, zoals dit, pas, heb ik een mes met een heft. Met een heft is het gemakkelijker te gebruiken. Als je hertshoorn een poosje laat koken, zwelt het op en wordt het zacht. Dan kun je de doorn in het midden drukken, waar het zachter is. Als het weer droogt, krimpt het en trekt het strak om de doorn. Vaak houdt het lange tijd zonder bindsel of lijm.'
Ayla was enthousiast over de nieuwe methode en wilde hem oefenen, zoals ze altijd had gedaan als ze bij Droeg had zitten kijken, maar ze wist niet zeker of dat Jondalars gebruiken of tradities zou schenden. Hoe meer ze over de zeden van zijn mensen aan de weet kwam, hoe minder ze ervan snapte. Hij leek er geen bezwaar tegen te hebben dat ze jaagde, maar hij zou misschien niet willen dat ze zijn soort gereedschap maakte. 'Ik zou het graag willen proberen… Is er… bezwaar tegen dat vrouwen gereedschap maken?'
Haar vraag deed hem genoegen. Er was kundigheid voor nodig om haar soort gereedschap te maken. Hij wist wel dat ook de beste gereedschapmaker soms een onbevredigend resultaat had, terwijl de slechtste geluk kon hebben en soms iets bruikbaars maakte. Ook wanneer je in het wilde weg op een stuk vuursteen sloeg, kreeg je wel eens een paar bruikbare stukken en hij zou er begrip voor hebben gehad als ze had geprobeerd haar methode te rechtvaardigen. In plaats daarvan leek ze zijn techniek te erkennen voor wat zij was—een enorme verbetering—en wilde ze haar proberen. Hij vroeg zich af hoe hij er tegenover zou staan als iemand hem een even radicale verbetering liet zien. Dan zou ik het ook willen leren, dacht hij met een laconieke grijns. 'Sommige vrouwen zijn goede steenkloppers. Joplaya, mijn nicht, is een van de besten. Maar ze is een vreselijke pestkop en ik zou haar dat nooit vertellen. Ze zou het me altijd onder de neus wrijven.' Hij glimlachte bij de herinnering.
'Bij de Stam kunnen de vrouwen gereedschap maken, maar geen wapens.'
'Vrouwen maken ook wapens. Als ze kinderen hebben. De Zelandonische vrouwen jagen zelden, maar als ze het jong hebben geleerd, weten ze hoe ze de wapens moeten gebruiken. Er worden veel wapens gebroken of ze raken verloren op de jacht. Een man met een gezellin die weet hoe ze nieuwe moet maken heeft altijd een voorraad. En vrouwen staan dichter bij de Moeder. Sommige mannen menen meer succes te hebben met wapens die door vrouwen zijn gemaakt. Maar als een man pech heeft—of niet handig genoeg is—zal hij altijd de gereedschapmaker de schuld geven, vooral wanneer het een vrouw is.' 'Zou ik het kunnen leren?'
'Iedereen die gereedschap maakt zoals jij het doet kan zeker leren om het op deze manier te maken.'
Zijn antwoord op haar vraag was enigszins anders dan zij had bedoeld. Ze wist wel dat ze in staat was om het te leren, maar ze
wou zekerheid hebben dat het mocht. Zijn antwoord zette haar aan het denken.
'Nee… ik geloof het niet.'
'Natuurlijk kun je het leren.'
'Ik weet wel dat ik het kan leren, Jondalar, maar niet iedereen die gereedschap maakt zoals de Stam het doet, kan het leren op jouw manier. Sommigen wel. Ik denk dat Droeg het zou kunnen, maar alles wat nieuw is is moeilijk voor hen. Ze leren van hun herinneringen.'
Hij dacht eerst dat ze een grapje maakte, maar ze meende het serieus. Zouden platk… gereedschapmakers van de Stam het niet kunnen leren wanneer ze de kans kregen? Toen schoot het hem te binnen dat het nog niet zo lang geleden was dat hij hen helemaal niet in staat achtte om gereedschap te maken. Maar ze maakten het, ze communiceerden en namen een vreemd kind op. Hij had de laatste dagen meer over platkoppen geleerd dan wie ook, behalve dan Ayla. Misschien had het zijn nut om meer van ze te weten. Ze schenen meer te kunnen dan werd aangenomen. Terwijl hij aan de platkoppen dacht, moest hij opeens weer aan de vorige dag denken en hij kreeg een kleur van schaamte.
Plotseling drong het tot hem door dat hij rechtstreeks tegen Ayla glimlachte. Hij had naar de vrouw zitten kijken zonder echt haar gouden vlechten te zien die in het zonlicht glansden en een sterk contrast vormden met haar bruinverbrande huid of haar ogen, blauwgrijs en helder, als de doorschijnende kleur van goede vuursteen. O Moeder, wat was ze mooi! Hij werd zich plotseling bewust van haar nabijheid en voelde de verandering in zijn lichaam. Hij kon er niets aan doen dat hij haar met meer belangstelling bekeek.
Ayla voelde de verandering in zijn stemming aan. Deze overspoelde haar, overrompelde haar. Hoe kon iemand zulke blauwe ogen hebben? Noch de hemel, noch de blauwe gentiaan die op de bergweide groeit, hebben zo'n diepe heldere tint. Ze kreeg datzelfde… gevoel weer. Haar lichaam tintelde, hunkerde ernaar dat hij haar zou aanraken. Ze leunde naar voren, naar hem toegetrokken, en wist alleen met een uiterste wilsinspanning haar ogen te sluiten en zich terug te trekken.
Waarom kijkt hij zo naar me als ik… een gruwel ben? Als hij me niet kan aanraken zonder terug te deinzen alsof hij zich had gebrand? Haar hart bonsde, ze hijgde, alsof ze hard gelopen had en ze probeerde haar ademhaling in bedwang te houden. Ze hoorde hem opstaan voor ze haar ogen opsloeg. Het leren schoot- dek was opzij gesmeten en zijn zorgvuldig gemaakte plaatjes lagen op de grond. Ze zag hem met stijve bewegingen weglopen, zijn schouders opgetrokken, tot hij voorbij de wand was. Hij leek ongelukkig, even ongelukkig als zij.
Toen hij eenmaal voorbij de wand was, zette Jondalar het op een lopen. Hij rende het veld over tot zijn pompende benen zeer deden en zijn adem in gierende snikken door zijn keel raspte. Toen ging hij langzaam over in een sukkeldrafje en bleef staan. Hij hapte naar lucht.
Stomme idioot die je bent, wat is er dan nodig om je te overtuigen? Omdat ze nu zo fatsoenlijk is je in staat te stellen een uitrusting bij elkaar te zoeken, wil dat nog niet zeggen dat ze ook iets van jou wil… en zeker dat niet! Gisteren was ze nog beledigd omdat je het niet deed… Dat was voor je het voor jezelf bedierf!Hij dacht er liever niet aan. Hij wist wat ze had gevoeld, wat ze moest hebben gezien, de afkeer, de walging. Wat is er nu dan veranderd? Ze heeft toch bij platkoppen gewoond? Jarenlang. Ze werd een van hen. Een van hun vrouwen… Hij moest denken aan alle vieze, onterende dingen die hij in zijn leven had leren kennen en daar maakte Ayla deel van uit! Toen hij nog een jongen was en samen met de anderen wegkroop in de bosjes, zeiden ze de smerigste woorden die ze kenden en daar was 'platkopvrouw' er een van. Toen hij oud genoeg was om te weten wat het betekende een meisje te ontmaagden, kropen dezelfde jongens bij elkaar in een donkere hoek van de grot om stiekem over meisjes te praten en ze spraken af dat ze op een keer een platkopvrouw zouden pakken terwijl ze elkaar bang maakten voor de gevolgen.
Ook toen was de combinatie van een platkopman en een andere vrouw ondenkbaar. Alleen toen hij nog jong was, werd er wel eens over gepraat en dan nog zo dat niemand anders het mocht horen. Wanneer jonge mannen elkaar nog eens de smerigste verhalen wilden vertellen die ze konden bedenken, gingen die over platkopmannen met andere vrouwen en wat er met een man zou gebeuren die later met zo'n vrouw het Genot deelde, ook als hij het niet wist—vooral wanneer hij het niet wist. Dat was nog leuker.
Maar ze maakten geen grappen over gruwels, of de vrouwen die ze kregen. Dat waren vervuilde mengsels van de geesten, een kwaad dat ook de Moeder, de bron van alle leven, verafschuwde. En de vrouwen die ze droegen waren onrein. Kon Ayla dat zijn? Kon zij smerig zijn? Onrein, vies en slecht? De eerlijke, oprechte Ayla? Met haar genezende Gave? Zo verstandig, onbevreesd en mooi. Kon iemand die zo mooi was onrein zijn? Ik denk dat ze het niet eens zou begrijpen! Maar wat zou iemand denken die haar niet kent? Wat zou er gebeuren als ze haar ontmoetten en ze zou gewoon vertellen wie haar hadden grootgebracht? Ze over het kind vertelde? Wat zouden de Zelandoniërs denken? Of Marthona? En ze zou het ze ook vertellen en ze trotseren. Ik denk dat Ayla alles trotseert, zelfs Zelandoni. Ze kon zelf bijna een zelandoni zijn, met haar geneeskunst en haar omgang met dieren.
Maar als Ayla niet slecht is, dan is alles niet waar wat men over de platkoppen zegt. En dat zal niemand geloven. Jondalar had niet opgelet waar hij heenging en schrok op toen hij een warme neus in zijn hand voelde. Hij had de paarden niet gezien. Hij bleef staan om het jonge veulen te krauwen en te aaien. Whinney bewoog zich al grazend in de richting van de grot. Het veulen rende naar haar vooruit toen de man hem een laatste klopje gaf. Jondalar had geen haast om Ayla weer onder ogen te komen.
Maar Ayla was niet in de grot. Ze was hem voorbij de wand gevolgd en had hem de hele vallei door zien rennen. Ze had zelf soms zin om te rennen, maar ze vroeg zich af waarom hij plotseling zo hard moest rennen. Was het om haar? Ze legde een hand op de warme aarde boven de roosterkuil en liep toen naar het grote rotsblok. Jondalar, weer helemaal in de war door zijn gedachten, zag toen hij weer opkeek, tot zijn verbazing beide dieren dicht naast haar.
'Het… het spijt me, Ayla. Ik had niet zo weg moeten rennen.' 'Ik moet soms ook rennen. Gisteren heb ik Whinney voor me laten rennen. Zij gaat verder.' 'Dat spijt me ook.'
Ze knikte. Weer beleefdheid, dacht ze, gebruik. Wat heb je er eigenlijk aan? Zwijgend leunde ze tegen Whinney aan en het paard liet haar hoofd over de schouder van de vrouw zakken. Jondalar had ze al eerder in een soortgelijke houding zien staan als Ayla overstuur was. Ze leken steun bij elkaar te vinden. Hij vond er zelf bevrediging in het veulen te aaien. Maar het jonge paard was te ongeduldig om een dergelijke werkeloosheid lang te dulden, hoe prettig hij het ook vond aandacht te krijgen. Hij schudde met zijn hoofd, tilde zijn staart op en rende weg. Toen draaide hij zich met een bokkesprong om, kwam terug en stootte de man aan, alsof hij hem vroeg te komen spelen. Ayla en Jondalar lachten allebei. De spanning was verbroken.
'Je zou hem nog een naam geven,' zei ze. Het was maar een losse opmerking. Als hij het niet deed, zou zij het waarschijnlijk wel doen.
'Ik weet niet hoe ik hem moet noemen. Ik heb nog nooit een naam
voor een paard hoeven te bedenken.'
'Dat had ik ook nog nooit gedaan, tot Whinney kwam.'
'En je… zoon? Heb je die geen naam gegeven?'
'Creb heeft hem een naam gegeven. Durc was de naam van een jonge man in een legende. Ik vond het de mooiste legende en dat wist Creb. Ik denk dat hij die naam koos om mij een plezier te doen.'
ik wist niet dat jouw Stam legendes kende. Hoe vertel je een verhaal zonder te praten?'
'Op dezelfde manier als je iets vertelt zonder woorden, maar in zeker opzicht is het soms gemakkelijker om iets uit te beelden dan het te vertellen.'
'Dat neem ik wel aan,' zei hij en hij vroeg zich af wat voor verhalen ze vertelden of uitbeelden. Hij had niet gedacht dat platkoppen verhalen konden bedenken.
Ze keken allebei naar het veulen dat met uitgestrekte staart en naar voren gestrekt hoofd eens lekker rende. Wat een hengst wordt dat, dacht Jondalar. Wat een renner. 'Renner!' zei hij. 'Wat vind je ervan om hem Renner te noemen?'
Hij had het woord zo vaak gebruikt om het veulen aan te duiden, dat het bij hem leek te passen. 'Het lijkt me wel wat. Het is een goede naam. Maar als het de zijne moet worden, moet hij naar behoren zijn naam krijgen.' 'Hoe geef je een paard naar behoren zijn naam?' ik weet niet zeker of het voor een paard zo hoort, maar Whinney heb ik haar naam gegeven op de manier waarop de kinderen van de Stam hun naam krijgen. Ik zal het je laten zien.' Terwijl de paarden hen volgden, leidde ze hem naar een greppel in de steppe, die eens een rivierbedding was geweest, maar nu al zo lang droog stond dat hij voor een deel was ingevallen. Een kant was afgebrokkeld, zodat de horizontale aardlagen te zien waren. Tot Jondalars verbazing maakte ze met een stok een laag rode oker los en groef de donkere, bruinig rode aarde met beide handen op. Terug bij de stroom mengde ze de rode aarde met water tot een modderige pasta.
'Creb mengde de rode kleur met holebeervet, maar dat heb ik niet en ik vind gewone modder beter voor een paard. Het droogt op en is weer weg te vegen. Het gaat om het naamgeven. Jij zult zijn hoofd moeten vasthouden.'
Jondalar wenkte. Het veulen was vol levendige capriolen, maar begreep het gebaar. Hij bleef stilstaan terwijl de man een arm om zijn hals sloeg en hem krauwde. Ayla maakte een paar bewegingen in de Oude Taal, om de aanwezigheid van de geesten af te smeken. Ze wilde het niet al te serieus maken. Ze wist nog steeds niet zeker of de geesten er aanstoot aan namen dat een paard een naam kreeg, hoewel het geen slechte gevolgen had gehad dat ze Whinney haar naam had gegeven. Vervolgens pakte ze een handvol rode aarde.
'De naam van dit mannelijke paard is Renner,' zei ze terwijl ze tegelijkertijd de gebaren maakte. Vervolgens smeerde ze de natte rode aarde over zijn gezicht, van het plukje wit haar op zijn voorhoofd tot het puntje van zijn tamelijk lange neus. Het gebeurde snel, voor hij zich los kon wringen uit Jondalars greep. Hij liep steigerend weg en schudde met zijn hoofd, alsof hij probeerde van de ongebruikelijke nattigheid af te komen. Daarop stootte hij Jondalar aan en liet een rode streep op diens blote borst achter.
ik geloof dat hij mij net een naam heeft gegeven,' zei de man glimlachend. Plotseling schoot Renner, zijn naam eer aandoend, het veld over. Jondalar veegde over de rossige vlek op zijn borst. 'Waarom gebruikte je dit? De rode aarde?' 'Het is speciaal… heilig… voor de geesten,' zei ze. 'Gewijd? Wij noemen het gewijd. Het bloed van de Moeder.' 'Het bloed, ja. Creb… de Mog-ur, wreef Iza's lichaam in met een zalf van rode aarde en holebeervet, nadat haar geest was vertrokken. Hij noemde hem het geboortebloed zodat Iza in de volgende wereld kon worden geboren.' De herinnering deed haar nog steeds pijn.
Jondalar zette grote ogen op. 'Platkoppen… ik bedoel, jouw Stam gebruikt de gewijde aarde om een geest naar de volgende wereld te zenden? Weetje het zeker?' 'Niemand is echt begraven zonder rode aarde.' 'Ayla, wij gebruiken de rode aarde ook. Zij is het bloed van de Moeder. Ze wordt op het lichaam en het graf aangebracht opdat Ze de geest weer terugneemt in Haar schoot om te worden herboren.' Er kwam een blik van pijn in zijn ogen. 'Thonolan had geen rode aarde.'
'Die had ik niet voor hem, Jondalar, en ik kon niet de tijd nemen haar te halen. Ik moest jou hierheen zien te krijgen, anders had ik een tweede graf moeten graven. Ik heb wel mijn totem en de geest van Ursus, de Grote Holebeer, gevraagd hem te helpen zijn weg te vinden.'
'Je hebt hem begraven? Zijn lichaam is niet voor de aaseters blijven liggen?'
ik heb hem naast de wand gelegd en een rotsblok losgemaakt zodat de kiezels en stenen hem bedekten. Maar ik had geen rode aarde.'
Jondalar vond het idee dat platkoppen begrafenissen hielden, nog het moeilijkst te bevatten. Beesten begroeven hun doden niet. Alleen mensen dachten na over waar ze vandaan kwamen en waar ze heengingen na dit leven. Konden haar Stamgeesten Thonolan de weg wijzen? 'Dat is meer dan mijn broer zou hebben gehad als jij er niet was geweest, Ayla. En ik heb zoveel meer—ik heb mijn leven.