27


Ayla zat laag op haar hurken en keek door een scherm van hoog, goudkleurig gras, dat zich boog onder het gewicht van rijpe zaadhalmen en concentreerde zich op de omtrekken van het dier. Ze hield in haar rechterhand een speer klaar om te werpen en een andere alvast in haar linker. Een sliert lang, blond haar, die uit een strak gevlochten vlecht was ontsnapt, waaide in haar gezicht. Ze verschoof de lange schacht een beetje, op zoek naar het evenwichtspunt, kneep vervolgens haar ogen samen, greep hem stevig beet en mikte. Terwijl ze de speer wegslingerde, sprong ze naar voren.
'Oh, Jondalar! Ik zal nooit zuiver kunnen werpen met deze speer!' zei Ayla ten einde raad. Ze stevende op een boom af waar een kussen van een met gras gevulde huid voor hing, en haalde de nog trillende speer uit de romp van een bizon die Jondalar er met een stuk houtskool op had getekend.
'Je oordeelt te streng over jezelf, Ayla,' zei Jondalar stralend van trots. 'Je bent beter dan je zelf denkt. Je leert het heel snel, maar ik heb ook zelden zo'n vastberadenheid gezien. Je oefent ieder vrij ogenblikje. Ik denk dat dat nu misschien je probleem is. Je probeert het te hard. Je moetje wat ontspannen.'
'De manier waarop ik de slinger heb leren gebruiken, was door te  oefenen.'
' Maar je hebt je vaardigheid met dat wapen toch niet van de ene dag op de andere ontwikkeld?'
'Nee, dat heeft verschillende jaren gekost. Maar ik wil geen jaren wachten voor ik met deze speer kan jagen.' 'Dat hoef je ook niet. Je zou er waarschijnlijk nu al mee kunnen jagen en iets kunnen vellen. Je hebt niet de stootkracht en snelheid van vroeger, Ayla, maar die zul je nooit krijgen. Je zult je nieuwe bereik moeten zoeken. Als je wilt blijven oefenen, waarom schakel je dan niet een poosje op je slinger over?' 'Met de slinger hoef ik niet te oefenen.'
'Maar je moet je ontspannen, en ik denk dat het je zou helpen wat los te komen. Probeer het eens.'Ze voelde de spanning uit haar wegstromen met het vertrouwde gevoel van de reep leer in haar handen en het ritme en de beweging van het hanteren van de slinger. Ze putte een warme bevrediging uit haar geoefende vaardigheid, hoewel het een worsteling was geweest om het te leren. Ze kon alles raken waar ze maar op mikte, vooral oefendoelen, die niet bewogen. De openlijke bewondering van de man moedigde haar aan om een demonstratie van haar kunnen ten beste te geven. Ze raapte een paar handen kiezels op bij de rand van de stroom en liep toen helemaal naar de andere kant van het veld om haar ware bereik te laten zien. Ze demonstreerde haar snelvuurtechniek met twee stenen en liet toen zien hoe snel ze het af kon maken met nog twee stenen.
Jondalar deed mee en zette doelen op die haar nauwkeurigheid op de proef stelden. Hij zette vier stenen op een rij op het grote rotsblok. Ze sloeg ze er met vier snelle worpen vanaf. Hij wierp twee stenen op, de een na de ander, ze haalde ze zo uit de lucht. Toen deed hij iets dat haar verbaasde. Hij ging in het midden van het veld staan, liet op elke schouder een steen balanceren en keek haar met een grijns op zijn gezicht aan. Ze smeet met zo'n kracht een steen uit haar slinger weg dat het op zijn minst pijn kon doen—dodelijk kon zijn als ze per ongeluk een kwetsbare plek raakte. Dit toonde zijn vertrouwen in haar, maar het stelde haar zelfvertrouwen ook op de proef.
Hij hoorde wind fluiten en de doffe tik van steen die tegen steen klapte toen eerst de ene en een ogenblik later de andere steen werd weggeslagen. Maar hij kwam niet helemaal zonder kleerscheuren van zijn gevaarlijke spelletje af. Van een van de stenen sprong een klein scherfje af en dat drong in zijn hals. Hij vertrok geen spier van zijn gezicht, maar een klein straaltje bloed, dat te voorschijn kwam toen hij de steensplinter lostrok, verried hem. 'Jondalar, je bent gewond!' riep Ayla uit toen ze hem zag. 'Het is maar een scherfje, het heeft niets te betekenen. Maar je bent goed met die slinger, Ayla. Ik heb nog nooit iemand zo een wapen zien hanteren.'
Ayla had nog nooit iemand zo naar haar zien kijken als hij. Zijn ogen fonkelden van respect en bewondering, zijn stem was hees van enthousiaste lof. Ze bloosde, vervuld met zo'n vloed van warme emoties dat hij tranen ontlokte bij gebrek aan een andere uitweg.
'Als je zo een speer kon werpen…' Hij maakte zijn zin niet af. Hij sloot zijn ogen en zijn voorhoofd trok vol rimpels van de inspanning waar mee hij probeerde iets met zijn geestesoog te zien. 'Ayla, mag ik je slinger even gebruiken?' 'Wil je een slinger leren gebruiken?' vroeg ze terwijl ze hem
aangaf. 'Dat niet.'
Hij raapte een van de speren die op de grond lagen, op en probeerde het uiteinde in de uitstulping van de slinger te passen, die helemaal was gaan staan naar de vorm van de ronde stenen die er gewoonlijk ingelegd werden. Maar hij was niet voldoende vertrouwd met de techniek om een slinger te hanteren en na een paar onhandige pogingen gaf hij hem samen met de speer terug.
'Denk je dat jij deze speer met je slinger zou kunnen werpen?' Ze zag wat hij probeerde en kreeg het op een onhandige manier gedaan, waarbij het uiteinde van de speer in de uitgerekte slinger rustte terwijl ze tegelijkertijd de uiteinden en de speerschacht vasthield. Ze kreeg geen goede balans te pakken en ze had weinig kracht en nog minder controle over het lange projectiel, toen het uit haar hand vloog, maar het lukte haar wel het weg te slingeren.
'Hij zou langer moeten zijn, of de speer korter,' zei hij terwijl hij zijn ogen dichtkneep om zich iets voor te stellen dat hij nog nooit had gezien. 'En de slinger is te buigzaam. Een speer heeft meer steun nodig. Iets waar hij op kan rusten… Hout, misschien, of been… met iets om hem aan de achterkant tegen te houden, zodat hij er niet vanaf glijdt. Ayla! Ik weet het niet zeker, maar ik denk dat het misschien zou gaan. Ik denk dat ik een… speerwerper zou kunnen maken!'

Ayla keek toe hoe Jondalar knutselde en experimenteerde, al evenzeer gefascineerd door het denkbeeld iets op basis van een idee te maken, als door het proces van het maken zelf. De cultuur waarin zij was opgegroeid, was niet tot dergelijke vernieuwingen geneigd en ze besefte dat ze jachtmethoden en een slede had geput uit een soortgelijke bron van creativiteit. Hij gebruikte materialen die hem te pas kwamen en paste gereedschap aan nieuwe eisen aan. Hij vroeg haar advies, puttend uit haar jaren ervaring met haar slingerwapen, maar het werd al gauw duidelijk dat de uitvinding waaraan hij werkte, weliswaar de drijfkracht had van haar slinger, maar verder een nieuw en uniek instrument was.Toen hij de basisprincipes eenmaal had uitgedokterd, wijdde hij zijn tijd aan het bijstellen, om de prestatie van de speer te verbeteren en zij was al net zo weinig bedreven in de fijnere kneepjes van het speerslingeren als hij was met de werking van een slinger. Met een verrukte glans in zijn ogen waarschuwde Jondalar haar dat ze, als hij eenmaal goede proefmodellen had, allebei zouden moeten oefenen.
Ayla besloot hem het gereedschap te laten gebruiken dat hij het beste kende, om de twee proefmodellen af te maken. Zelf wilde ze met een van zijn andere werktuigen experimenteren. Ze was nog niet erg ver gevorderd met zijn kleren. Ze waren zo vaak bij elkaar dat ze er alleen 's morgens vroeg of midden in de nacht, als hij sliep, tijd voor kon vinden.
Terwijl hij aan het afwerken en verfijnen was, ging zij met zijn oude kleren en haar nieuwe materiaal buiten op de richel zitten. Bij daglicht kon ze zien hoe de oorspronkelijke stukken in elkaar gezet waren. Ze vond het proces zo interessant en de kledingstukken zo intrigerend, dat ze erover dacht voor zichzelf ook iets dergelijks te maken. Ze probeerde niet het ingewikkelde kralen- en verenborduursel van het hemd na te maken, maar bestudeerde het zorgvuldig. Ze dacht dat het een goede uitdaging zou kunnen zijn om het de aanstaande lange, stille winter eens te proberen.
Vanaf haar uitkijkpunt kon ze Jondalar op het strand en in het veld in de gaten houden en haar werk wegstoppen voor hij bij de grot terug was. Maar op de dag dat hij het pad oprende om trots twee kant en klare speerwerpers te laten zien, had Ayla amper de tijd om het kledingstuk waaraan ze werkte, tot een onopvallend hoopje leer te verfrommelen. Hij was te vol van zijn prestatie om iets anders te zien. 'Wat denk je ervan, Ayla? Zal het gaan?' Ze pakte er een van hem aan. Het was een eenvoudig, maar ingenieus instrument: een plat, smal houten plankje, ongeveer half zolang als de speer, met een groef in het midden, waar de speer in rustte en aan de achterkant een haak om hem tegen te houden. Vooraan de speerwerper was aan weerskanten een leren lus bevestigd voor de vingers.
De werper werd eerst in horizontale positie gehouden, met twee vingers door de lussen, waarbij de speer in de werper werd gehouden, in de lange groef met de achterkant tegen de haak. Bij het werpen werd het achterste uiteinde van het plankje, omdat men de lussen vasthield, omhooggewipt, zodat als het ware de lengte van de werparm werd vergroot. Deze extra hefboomwerking vergrootte de snelheid en kracht waarmee de speer de hand verliet.
ik denk, Jondalar, dat het tijd is om te gaan oefenen.'

Dagenlang deden ze niets dan oefenen. Het leren kussen om de boom, dat als doelwit fungeerde, viel uit elkaar, zo vaak werd het getroffen en er werd een tweede opgehangen. Deze keer tekende Jondalar er het silhouet van een hert op. Kleine verbeteringen kwamen als vanzelf naar boven naarmate ze beiden meer bedreven werden met het wapen. Elk leerde van de techniek van het wapen waarmee ze het meest vertrouwd waren. Zijn sterke, overhandse worp neigde naar een grotere opwaartse stuwing, die van haar, die meer opzij afboog, had een vlakkere baan. En elk maakte een paar aanpassingen om de werper aan hun persoonlijke stijl tegemoet te laten komen.
Er ontstond een vriendschappelijke wedijver tussen hen. Ayla probeerde vergeefs Jondalars machtige stoten, die hem een groter bereik gaven, te evenaren, Jondalar haalde Ayla's dodelijke trefzekerheid niet. Ze stonden beiden versteld van het geweldige voordeel van het nieuwe wapen. Toen hij eenmaal een zekere mate van nauwkeurigheid had bereikt, kon Jondalar er een speer twee keer zo ver mee werpen en met grotere kracht en beheersing. Maar één aspect van het oefenen met Jondalar had op Ayla een grotere uitwerking dan het wapen zelf. Ze had altijd alleen geoefend en gejaagd. Eerst in het geheim, als spel, bang dat ze zou worden betrapt, later serieus, maar niet minder in het geheim. Toen men haar toestond te jagen, was dat alleen tegen wil en dank. Niemand ging ooit met haar mee op jacht. Niemand moedigde haar ooit aan als ze miste, of deelde een triomf als haar worp doel trof. Niemand besprak met haar de beste manier om een wapen te gebruiken, adviseerde haar alternatieve benaderingen, of luisterde met respect en belangstelling naar een suggestie van haar. En niemand had haar ooit geplaagd, of grapjes met haar gemaakt, of gelachen. Ayla had nog nooit de kameraadschap, de vriendschap, de pret van een metgezel meegemaakt.
En toch bleef er, ondanks alle verlichting van spanningen, die het oefenen teweegbracht, een afstand tussen hen, die ze niet leken te kunnen overbruggen. Als ze het over zulke veilige onderwerpen hadden als het jagen, of wapens, waren hun gesprekken levendig, maar zodra er een persoonlijk element werd ingebracht, leidde dit tot onbehaaglijke stiltes en hakkelende, beleefde uitvluchten. Een toevallige aanraking was als een schok waarvoor ze beiden van elkaar wegsprongen, altijd gevolgd door stijf formeel gedrag en eindeloos napeinzen.

'Morgen!' zei Jondalar, terwijl hij een snorrende speer lostrok. Door een inmiddels veel groter geworden, rafelig gat kwam een deel van de vulling mee naar buiten. 'Wat morgen?' zei Ayla.
'Morgen gaan we op jacht. We hebben genoeg gespeeld. Van punten bot maken op een kussen hebben we niets meer te leren. Het wordt tijd dat het menens wordt.' 'Morgen,' stemde Ayla in.
Ze raapten verscheidene speren op en wandelden terug. 'Jij kent hier de omgeving, Ayla. Waar gaan we heen?' ik ken de steppen in het oosten het best, maar misschien moet ik ze eerst verkennen. Ik zou er met Whinney heen kunnen gaan.' Ze keek omhoog naar de stand van de zon. 'Het is nog vroeg.' 'Een goed idee. Jij en dat paard samen zijn beter dan een groepje spoorzoekers te voet.'
'Wil jij Renner dan bij je houden? Ik voel me prettiger als ik weet dat hij niet achter ons aankomt.' 'En morgen dan, als we gaan jagen?'
'Dan zullen we hem mee moeten nemen. We hebben Whinney nodig om het vlees thuis te brengen. Whinney is altijd een beetje schichtig, maar ze went eraan. Zij blijft staan waar ik wil, maar als haar veulen druk wordt en begint te rennen, misschien onder de voet wordt gelopen door een vluchtende kudde… ik weet het niet.'
'Zit er nog maar niet over in. Ik bedenk wel iets.' De merrie en het veulen kwamen op Ayla's doordringend fluiten af. Terwijl Jondalar een arm om Renners hals sloeg, hem krabde en tegen hem praatte, besteeg Ayla Whinney en zette haar aan tot een galop. Het veulen voelde zich thuis bij de man. Toen Ayla en de merrie ver genoeg weg waren, pakte Jondalar een armvol speren en de twee speerwerpers.
'Kom Renner, ga je mee naar de grot om op ze te wachten?' Hij legde de speren bij de ingang neer en ging naar binnen. Hij was onrustig en wist niet goed wat hij zou doen. Hij pookte in het vuur, schoof de kolen bij elkaar en deed er een paar takken bij. Toen liep hij naar de richel en keek uit over de vallei. Het veulen duwde zijn zachte lippen tegen zijn hand en in gedachten verzonken streelde hij het ruige, jonge dier. Toen hij met zijn vingers door het dikke haar van het dier streek, moest hij aan de winter denken.
Hij probeerde aan iets anders te denken. De warme zomerdagen leken tijdloos, alsof de tijd stilstond. Beslissingen werden gemakkelijk uitgesteld. Morgen was het nog vroeg genoeg om aan de naderende kou… of aan het vertrek te denken. Hij keek naar de simpele lendendoek die hij droeg.
ik krijg niet zo'n winterjas als jij, kereltje. Ik zal binnenkort zelf iets warms moeten maken. Ik heb die els aan Ayla gegeven en ik heb er niet een meer bijgemaakt. Dat zou ik misschien kunnen doen — nog wat gereedschap maken. En ik moet nog iets bedenken om te voorkomen dat jij gewond raakt.' Hij ging de grot weer in, stapte over zijn slaapvachten heen en wierp een verlangende blik op Ayla's hoekje. Hij rommelde wat in de voorraadruimte om te zoeken naar een riem of een dik koord toen hij een paar huiden vond die waren opgerold en weggestopt. Die vrouw weet heel goed hoe ze huiden moet bewerken, dacht hij, toen hij de fluweelzachte stof voelde. Misschien mag ik er wel een paar gebruiken. Maar ik heb er een hekel aan om het haar te vragen.
Als die speerwerpers het goed doen, krijg ik voldoende huiden om kleding te maken. Misschien kan ik er een amulet insnijden, dat brengt geluk. Het hindert nooit iets. Hier ligt een opgerolde riem. Mogelijk kan ik hiervan iets voor Renner maken. Hij loopt zo hard—wacht maar eens tot hij een hengst is. Zou je een hengst kunnen berijden? Zou ik hem kunnen leiden? Dat zul je nooit weten. Als hij volwassen is ben je hier niet meer. Je gaat immers weg.
Jondalar pakte de opgerolde riem, nam zijn klopsteen mee en liep het pad af naar het strandje. De rivier zag er aanlokkelijk uit en hij was warm en bezweet. Hij legde zijn lendendoek af en liep het water in. Hij ging stroomopwaarts en keerde meestal bij de nauwe doorgang. Deze keer besloot hij eens wat verder te kijken. Het lukte hem in een keer door de stroomversnelling te komen en om de laatste bocht zag hij een bulderende muur van wit water. Toen ging hij terug.Het zwemmen gaf hem nieuwe energie en het gevoel dat hij iets nieuws had ontdekt. Hij streek zijn haar achterover en kneep het water uit zijn baard. Die heb je de hele zomer al gedragen, Jondalar. Voel je niets voor een verandering en vind je het geen tijd worden om je te scheren? Daarna ga ik iets voor Renner maken. Ik wil niet zomaar een touw om zijn hals knopen. Dan ga ik nog een els maken en een paar stiften om amuletten op de speerwerpers uit te snijden. En ik denk dat ik vanavond het eten eens klaarmaak. Bij Ayla zou een man vergeten hoe het moet. Misschien kan ik het niet zo goed als zij, maar ik denk dat ik toch wel een maaltijd kan klaarmaken. De Moeder weet dat ik het tijdens de Tocht vaak genoeg heb gedaan.
Wat voor figuren zal ik op de speerwerpers aanbrengen? Een donii brengt het meest geluk, maar ik heb de mijne aan Noria gegeven. Ik vraag me af of ze ooit een baby met blauwe ogen heeft gekregen.
Ayla houdt er ook vreemde ideeën op na over het verwekken van een kind. Ze heeft nooit Eerste Riten gehad. Ze heeft zoveel meegemaakt en het is een wonder zoals ze met die slinger omgaat. Ze doet het ook niet slecht met die speerwerper. Ik denk dat ik op de hare een bizon maak. Zou het echt werken? Ik wou dat ik een donii had. Misschien kan ik er een maken… Toen de avondhemel donker werd, begon Jondalar naar Ayla uit te kijken. De vallei werd een zwarte, bodemloze kuil en hij legde een vuur aan op de richel opdat ze de weg zou kunnen vinden. Hij dacht steeds dat hij haar het pad op hoorde komen. Tenslotte maakte hij een fakkel en liep naar beneden. Hij volgde de rivieroever om de uitspringende wand heen en hij zou nog verder zijn gegaan als hij het naderende hoefgetrappel niet had gehoord. 'Ayla! Waar ben je zo lang geweest?'
Ze was overdonderd door zijn bazige toon. ik heb gezocht naar kudden. Dat weetje toch?' 'Maar het is al donker!'
'Dat weet ik. Het was al bijna donker toen ik op de terugweg ging. Ik denk dat ik de plaats heb gevonden. Er is een kudde bizons in het zuidoosten…'
'Het was bijna donker en jij zat nog steeds achter bizons aan! In het donker kun je geen bizons zien!'
Ayla begreep niet waarom hij zich zo opwond en zo'n toon aansloeg. ik heb in het donker niet naar de bizons gekeken en waarom blijf je hier staan praten?'
Het veulen kwam luid hinnikend de lichtcirkel van de fakkel in en stootte met zijn hoofd de moeder aan. Whinney reageerde erop en voor Ayla kon afstijgen snuffelde het jonge paard al tussen de achterbenen van de merrie. Toen drong het tot Jonda- lar door dat hij net deed alsof hij het recht had Ayla zulke vragen te stellen en hij wendde zijn gezicht af, buiten het licht van de fakkel en hij was blij dat het donker was zodat hij de blos op zijn gezicht kon verbergen. Hij volgde haar terwijl ze met moeite het pad opliep en hij schaamde zich zo dat het hem niet eens opviel hoe uitgeput ze was.
Ze pakte een slaapvacht en sloeg die om zich heen. Ze hurkte bij het vuur. ik had er niet aan gedacht hoe koud het 's avonds wordt,' zei ze. ik had een warme omslag mee moeten nemen, maar ik verwachtte niet dat ik zo lang weg zou blijven.' Jondalar zag haar huiveren en dat deed hem verdriet. 'Je bent koud. Ik zal je wat warms geven.' Hij schonk een kom hete soep in.
Ayla had niet zo goed op hem gelet. Ze wou zo graag naar het vuur, maar toen ze opkeek om de kom aan te pakken, liet ze die bijna vallen.
'Wat is er met je gezicht gebeurd?' vroeg ze half geschrokken en half bezorgd.
'Wat bedoel je?' vroeg hij ongerust. 'Je baard… hij is weg!'
Hij moest glimlachen om haar reactie, ik heb hem afgeschoren.'
'Afgeschoren?'
'Afgesneden. Heel kort. Dat doe ik meestal in de zomer. Het kriebelt zo als ik het warm krijg en begin te zweten.' Ayla kon het niet laten. Ze stak haar hand uit om te voelen hoe glad zijn wang was en toen ze over de stoppels streek, voelde ze dat zijn huid nog ruw was als de tong van een leeuw. Ze herinnerde zich dat hij geen baard had toen ze hem vond, maar toen die later begon te groeien was ze dat weer vergeten. Hij leek zo jong zonder baard, aantrekkelijk als een kind, niet als man. Ze was niet gewend aan volwassen mannen zonder baarden. Ze wreef met haar vinger over zijn brede kaak en het ondiepe kuiltje in zijn kin.Hij bewoog zich niet onder haar aanraking. Hij kon zich niet afwenden. Hij voelde met iedere zenuw de groefjes in haar vingertoppen. Hoewel zij geen sensuele bedoelingen had, het was alleen nieuwsgierigheid, ging zijn reactie dieper. Hij werd verrast door de krachtige, snelle prikkel die hij voelde. In zijn blik lag het dwingende verlangen hem als man te zien, ondanks zijn bijna te jeugdige uiterlijk. Hij probeerde haar hand te pakken om die tegen zijn gezicht te drukken, maar ze trok hem terug, pakte de kom en dronk haar soep zonder te proeven hoe het smaakte. Het was meer dan verlegenheid dat haar weerhield hem aan te raken. Ze herinnerde zich plotseling levendig die laatste keer dat ze tegenover elkaar bij het vuur zaten, toen die blik in zijn ogen kwam. En nu had ze hem aangeraakt. Ze durfde hem niet aan te kijken, bang dat ze die vreselijk vernederende blik weer zou zien. Maar haar vingertoppen tintelden bij de gedachte aan zijn stoppelige gezicht.
Jondalar had spijt van die bijna heftige reactie op haar zachte aanraking. Hij kon zijn ogen niet van haar afhouden hoewel zij zijn blik ontweek. Zoals ze daar zat, met neergeslagen ogen, leek ze zo kwetsbaar, zo verlegen, maar hij wist hoe sterk haar karakter was.
O Moeder, wat is ze mooi, dacht hij. O Doni, Grote Aardmoeder, ik wil die vrouw hebben. Ik wil haar zo graag hebben… Opeens sprong hij overeind. Hij kon niet naar haar blijven kijken. Hij dacht aan de maaltijd die hij had klaargemaakt. Ze zit daar, koud en moe en ik blijf maar zitten. Hij haalde het blad van mammoetbeen dat zij gebruikte.
Ayla hoorde hem overeind komen. Hij was zo plotseling opgesprongen dat ze ervan overtuigd was dat hij zich weer vol afkeer van haar had afgewend. Ze begon te beven en beet op haar tanden om het te onderdrukken. Ze kon het niet langer verdragen. Ze zou hem zeggen dat hij maar moest vertrekken zodat ze zijn ogen niet meer hoefde te zien die in haar… een gruwel zagen. Hoewel ze haar ogen dicht had voelde ze dat hij weer voor haar stond en ze hield haar adem in.
'Ayla?' Hij zag haar huiveren, ondanks het vuur en de bontomslag. ik dacht dat het wel eens laat kon worden voor je terugkwam dus heb ik wat eten voor ons klaargemaakt. Wil je wat hebben? Als je niet te moe bent?'
Had ze het goed gehoord? Ze opende langzaam de ogen. Hij had een blad in zijn handen, zette het voor haar neer, trok een mat naar zich toe en kwam naast haar zitten. Er was een geroosterde haas, verder wat gekookte wortels in een soep van gedroogd vlees, waar hij haar al wat van had gegeven, en zelfs wat bosbessen.
'Heb je… dat… voor mij klaargemaakt?' vroeg Ayla ongelovig, ik weet dat het niet zo goed is als jij het kunt, maar ik hoop dat het smaakt. Ik dacht dat het ongeluk zou brengen als ik de speerwerper al zou gebruiken, dus heb ik de gewone speer gepakt. Er is een andere werptechniek voor nodig en ik wist niet of al die oefening met de speerwerper me parten zou spelen, maar ik geloof dat je het nooit verleert. Eet maar gauw.' De mannen van de Stam kookten niet. Ze konden het niet—ze hadden het nooit geleerd. Ze wist dat Jondalar veelzijdig was, maar het was nooit bij haar opgekomen dat hij nog eens zou koken; niet als er een vrouw om hem heen was. Niet alleen dat hij het kon en het had gedaan, maar dat hij eraan had gedacht was zo merkwaardig. In de Stam werd er nog altijd van haar verwacht dat ze haar gewone werk deed, ook nadat men haar had toegestaan op jacht te gaan. Het was zó onverwacht, zó zorgzaam. Haar vrees was volkomen ongegrond geweest en ze wist niet wat ze moest zeggen. Ze pakte een poot die hij had losgesneden en nam een hap.
is het goed zo?' vroeg hij een beetje ongerust. 'Het is heerlijk,' zei ze met een volle mond. Het was lekker maar het had niets gehinderd wanneer het zwartgebrand was geweest—ze had het verrukkelijk gevonden. Ze had het gevoel dat ze zou gaan huilen. Hij schepte een soeplepel vol lange dunne wortels op haar bord. Ze pakte er een en nam een hap. is dit klaverwortel? Het smaakt goed.' 'Ja,' zei hij, een beetje trots. 'Ze zijn lekkerder als je ze in de olie doopt. De vrouwen maken het soms voor de mannen klaar bij speciale gelegenheden, omdat het een lekkernij is. Ik zag de klaver stroomopwaarts staan en dacht dat je het misschien lekker zou vinden.' Het was een goed idee om een maaltijd klaar te maken, dacht hij toen hij haar verbazing zag. 'Het is een heel werk om ze op te graven. Er zit niet veel aan, maar ik wist niet dat ze zo lekker waren. Ik gebruik ze alleen voor medicijnen, als versterkend middel in het voorjaar. Het is een van de eerste verse groenten.'
Ze hoorden hoefgeklepper op de stenen richel en draaiden zich om toen Whinney en Renner binnenkwamen. Even later stond Ayla op om hun plaatsje klaar te maken. Dat deed ze iedere avond, met een begroeting, wat wederzijdse genegenheid, vers hooi, graan en water. Na een lange rit wreef ze ze droog en roste ze met een kaardebol. Ayla zag dat het verse hooi, het graan en het water al klaarstond.
'Je hebt ook aan de paarden gedacht,' zei ze toen ze weer ging zitten om haar bosbessen op te eten. Ze had ze opgegeten, ookwanneer ze geen trek meer had gehad. Hij glimlachte, ik had niet zoveel te doen. Ik heb iets dat ik je wil laten zien. Ik hoop dat je het niet erg vindt. Het moet geluk brengen.' Hij kwam terug met de twee speerwerpers en stak haar de hare toe. Op elk had hij een dier uitgesneden. Ayla keek met verbaasde verrukking naar de beeltenis van een bizon. 'Jondalar!' Ze durfde haar wapen haast niet aan te raken. 'Heb jij dit gemaakt?' Haar stem klonk vol ontzag. Ze was al verbaasd geweest toen hij het silhouet van een dier op het doelwit tekende, maar dit was zoveel meer. 'Het lijkt haast wel of je de totem, de geest van de bizon hebt gepakt en hem daar hebt neergezet.'
De man grijnsde. Het was zo leuk om haar te verrassen. Op zijn wapen zat een reuzenhert met een enorm, handvormig gewei en ook daar sprak ze haar bewondering over uit. 'Het idee is dat het de geest van het dier vangt, zodat het naar het wapen toe wordt getrokken. Ik ben geen echt goede snijder, je zou het werk van sommigen moeten zien en van de beeldhouwers, en schilders, die de Gewijde Muren beschilderen.'
ik weet dat je er sterke magische krachten in hebt gelegd. Ik heb geen herten gezien, er is in het zuidoosten wel een kudde bizons. Ik denk dat ze gaan trekken. Zal een bizon worden aangetrokken door een wapen met een hert erop? Ik kan er morgen weer op uit gaan en naar herten zoeken.'
'Dit zal ook wel werken voor bizons. Maar jij kunt meer geluk hebben. Ik ben blij dat ik op de jouwe een bizon heb aangebracht.'
Ayla wist niet wat ze moest zeggen. Hij was een man en hij wenste haar meer geluk toe dan zichzelf. En hij was nog blij ook.
ik wilde ook een donii maken, als talisman, maar daar had ik geen tijd meer voor.'
'Jondalar, ik begrijp het niet goed. Wat is een donii? Is dat je Grote Aardmoeder?'
'De Grote Aardmoeder is Doni, maar Zij neemt andere vormen aan en dat zijn allemaal donii. Een donii is gewoonlijk Haar geestesvorm, als Ze op de wind vliegt of zich in dromen openbaart. Een donii is ook een gesneden beeldje van een vrouw—meestal een milde moeder omdat vrouwen Haargeze- genden zijn. Ze heeft hem in Haar evenbeeld gemaakt, om leven te scheppen zoals Zij ook alle leven geschapen heeft. Ze rust het gemakkelijkst in de gelijkenis van een moeder. Meestal wordt er een donii gestuurd om een man naar Haar wereld van de geesten
te begeleiden—sommigen zeggen dat vrouwen geen gids nodig hebben, ze weten de weg. En sommige vrouwen beweren dat ze
zich in een donii kunnen veranderen als ze dat willen—niet altijd tot voordeel van de man. De Sharamudiërs, die ten westen van hier wonen, zeggen dat de Moeder de vorm kan aannemen van een vogel.'
Ayla knikte. 'Bij de Stam zijn alleen de Alleroudsten vrouwelijke geesten.'
'En jullie totems dan?'
'Alle beschermende totemgeesten zijn mannelijk, zowel voor mannen als voor vrouwen, maar vrouwentotems zijn meestal de kleinere dieren. Ursus, de grote Holebeer, is de grote beschermer van de hele Stam, ieders totem. Ursus was Crebs persoonlijke totem. Hij was uitverkoren, net als de Holeleeuw mij heeft uitverkoren. Je kunt mijn teken zien.' Ze liet hem de vier evenwijdige littekens op haar linkerdij zien, waar een holeleeuw haar met zijn klauw had geraakt toen ze vijf jaar was. ik had geen idee dat pl. .. jouw stam verstand had van de wereld van de geesten, Ayla. Ik vind het nog steeds moeilijk te geloven —ik geloof het wel maar het valt me moeilijk te bevatten dat de mensen over wie jij spreekt, dezelfden zijn als de mensen die ik altijd als platkoppen heb beschouwd.' Ayla liet haar hoofd zakken en keek toen weer op. Haar ogen stonden ernstig en bezorgd, ik geloof dat de Holeleeuw jou heeft uitverkoren, Jondalar. Ik denk dat hij nu ook jouw totem is. Creb heeft me verteld dat een machtige totem niet gemakkelijk is om mee te leven. Hij heeft een oog opgegeven toen hij op de proef werd gesteld, maar hij verwierf grote macht. Naast Ursus is de Holeleeuw de machtigste totem en het is niet gemakkelijk geweest. Hij heeft me zwaar op de proef gesteld, maar toen ik de reden eenmaal begreep, heb ik er nooit spijt van gehad. Ik vind dat je dat moet weten, voor het geval hij nu ook jouw totem is.'
Ze sloeg haar ogen neer. Ze hoopte dat ze niet te veel had gezegd.
'Ze betekenden zeker veel voor je, jouw Stam?' ik wou een vrouw van de Stam zijn, maar ik kon het niet. Ik kon me niet één met hen voelen. Ik ben anders, ik ben een van de Anderen. Creb wist het en Iza zei dat ik weg moest gaan en mijn soortgenoten moest zoeken. Ik wilde niet weg, maar ik moest en ik kan nooit meer terug. Ik ben vervloekt, ik ben dood.' Jondalar begreep niet goed wat ze bedoelde, maar hij kreeg een koude rilling toen ze het zei. Ze haalde diep adem voor ze doorging ik herinnerde me de vrouw niet die me ter wereld bracht en evenmin iets van de tijd voor ik bij de Stam kwam. Ik probeerde het wel, maar ik kon me niemand van de Anderen voorstellen, mensen zoals ik. Als ik het nu probeer, zie ik alleen jou. Jij bent de eerste van mijn soort die ik zie, Jondalar. Wat er ook gebeurt, ik zal je nooit vergeten.' Ayla zweeg en voelde dat ze te veel had gezegd. Ze stond op. 'Als we morgenochtend willen jagen, moesten we nu maar gaan slapen.'
Jondalar wist dat ze door platkoppen was grootgebracht en alleen in de vallei had gewoond sinds ze ze had verlaten, maar het was niet helemaal tot hem doorgedrongen dat hij voor haar de eerste van de Anderen was. Hij had er moeite mee vertegenwoordiger van zijn volk te zijn en was niet trots op de wijze waarop hij dat had gedaan. Maar hij wist hoe iedereen over platkoppen dacht. Als hij het haar gewoon had verteld, zou dat dan dezelfde indruk hebben gemaakt? Zou ze dan echt hebben geweten wat haar te wachten stond?
Hij ging met onrustige, tegenstrijdige gevoelens naar bed. Hij lag peinzend in het vuur te staren. Opeens kreeg hij een vertekende gewaarwording en een soort duizeling zonder dat hij licht in het hoofd werd. Het was alsof hij in een vijver het spiegelbeeld van een vrouw zag nadat er een steen in was gegooid; een golvend beeld met kringen die steeds groter werden. Hij wilde niet dat de vrouw hem vergat—het was belangrijk dat ze aan hem bleef denken.
Hij voelde een uiteenwijken, een splitsing, hij moest kiezen en hij had niemand die hem leidde. Er trok een warme luchtstroom doorzijn haar. Hij wist dat Zij hem verliet. Hij had Haar aanwezigheid nooit bewust gevoeld, maar hij wist dat Ze weg was en het was een pijnlijke leegte die achterbleef. Het was het begin van een eind: het einde van een periode, van de tijd dat Zij voor hem zorgde. De Aardmoeder verliet Haar kinderen. Ze moesten zelf hun weg zoeken, hun eigen leven bepalen, zelf de gevolgen van hun daden dragen—volwassen worden. De eerste onverbiddelijke stap was gezet, Ze had Haar afscheidscadeau doorgegeven, de Gave van de Kennis.
Jondalar meende een angstaanjagende jammerklacht te horen
en hij wist dat hij de Moeder hoorde huilen. Toen keerde de werkelijkheid terug, als bij een snoer dat zich weer ontspant nadat het strak gespannen is geweest. Maar de spanning was te groot geweest en de oorspronkelijke situatie kwam niet terug. Hij voelde dat er iets veranderd was. Hij keek over het vuur naar Ayla en zag dat de tranen haar over de wangen liepen.
'Wat scheelt eraan, Ayla?' ik weet het niet.'

'Weet je zeker dat ze ons allebei kan houden?' 'Nee, dat weet ik niet zeker,' zei Ayla. Ze voerde Whinney mee, beladen met haar draagmanden. Renner drentelde achter haar aan. Hij droeg een soort halster, gemaakt van leren riemen en zat vast aan een touw. Hij had ruimte om te grazen en het veulen begon er al aan te wennen.
'Maar als we allebei kunnen rijden, schieten we vlugger op. Als het haar niet bevalt, laat ze het me wel weten. Dan kunnen we om de beurt rijden, of allebei lopen.'
Toen ze bij het rotsblok in de wei kwamen, klom Ayla op het paard, schoof een eindje naar voren en hield de merrie rustig terwijl Jondalar achter haar opsteeg. Whinney legde haar oren plat. Ze voelde het extra gewicht en was daar niet aan gewend, maar ze was een stevig, sterk paard en op Ayla's aandringen begon ze te lopen. De vrouw liet haar in een gestaag tempo lopen en gaf gehoor aan de verandering in tempo van het paard, die erop duidde dat het tijd was om stil te houden en te rusten. Toen ze weer verder gingen, was Jondalar minder gespannen, maar hij wou wel dat hij nog zo nerveus was. Zonder die bezorgdheid werd hij zich volledig bewust van de vrouw die voor hem zat. Hij voelde haar rug tegen zich aan en haar dijen tegen de zijne. Het was niet alleen het paard dat op haar reageerde. Er drukte iets heets en hards tegen haar aan waar Jondalar geen macht over had en elke beweging van het paard duwde hen tegen elkaar. Ze wilde wel dat het ophield—maar toch ook weer niet.
Jondalar begon een pijn te voelen die hij niet eerder had ervaren. Hij had zichzelf nog nooit zo ingespannen om zijn opgewekte verlangens te onderdrukken. Vanaf het moment dat hij man werd was er altijd wel een gelegenheid geweest je af te reageren, maar hier was Ayla de enige vrouw. Hij weigerde zichzelf weerte helpen en probeerde gewoon het vol te houden.
'Ayla.' Zijn stem klonk gespannen, ik geloof… ik geloof dat het tijd is om te rusten.'
Ze hield het paard in en steeg zo snel mogelijk af. 'Het is niet ver meer,' zei ze. 'We kunnen het laatste stuk wel lopen. 'Ja, dan kan Whinney ook wat rusten.'
Ayla ging er niet tegenin, hoewel ze wist dat ze daarom niet gingen lopen. Ze liepen met hun drieën naast elkaar, het paard in het midden. Ze praatten tegen elkaar over Whinney's rug. Ayla kon haar aandacht nóg niet goed bij de herkenningspunten en de richting houden en Jondalar voelde de spanning nog terwijl hij dankbaar was dat Whinney hem aan Ayla's blikken onttrok. Nadat ze zo enige tijd over de steppen hadden gelopen, zagen ze een enorme kudde bizons, die bij een klein stroompje in kringen door elkaar liep. Verschillende kleinere groepen hadden zich hier samengevoegd en er zouden er nog meer volgen. Uiteindelijk zouden tienduizenden, dicht op elkaar gepakte, ruige, bruinzwarte dieren zich samenpersen over kilometers golvende heuvels en rivierdalen als een levend, loeiend en bulderend tapijt. In dit stadium was hun overleving gebaseerd op het feit dat ze zich in grote aantallen verplaatsten. Het individu had weinig betekenis. Later zou deze ervan afhangen dat ze zich weer opsplitsten in kleinere kudden ter grootte van een familie, die zich gedurende de magere seizoenen op zoek naar voedsel verspreidden. Ayla nam Whinney mee naar de rand van de stroom, in de buurt van een taaie, door de wind gebogen den. In de gebarentaal van de Stam zei ze tegen het paard dat ze daar in de buurt moest blijven en toen ze zag hoe dicht de merrie haar jong bij zich hield, wist ze dat ze zich geen zorgen hoefde te maken over Renner. Whinney was het volkomen toevertrouwd haar veulen uit het gevaar te loodsen. Maar Jondalar probeerde een probleem op te lossen dat zij had voorzien en ze was benieuwd of het zou werken.
De man en de vrouw namen elk een speerwerper en een houder met lange speren en liepen op de kudde af. Harde hoeven hadden de steppe kaalgetrapt en een stofnevel doen opwaaien, die als een fijn laagje op de donkere, ruige vachten neerdaalde. De beweging van de kudde werd aangegeven door het verstikkende stof, net als de rook van een smeulende steppebrand het spoor van de vlammen liet zien.
Jondalar en Ayla maakten een wijde cirkel om benedenwinds te
komen van de zich langzaam verplaatsende kudde en knepen hun ogen samen om er afzonderlijke dieren uit te pikken, terwijl de wind, bezwangerd van hete, ranzige bizonlucht, hen fijn gruis in het gezicht blies. Loeiende kalveren strompelden achter koeien aan, en kopstotende pinken stelden het geduld van de zwaar gebochelde stieren op de proef.
Een oude stier, die zich in een stofpoel lag te rollen, hees zich weer overeind. Zijn massieve kop hing laag, als onder het gewicht van de enorme, zwarte horens. Het dier was bijna even groot als Jondalar. Het reusachtige beest, waarschijnlijk net voorbij de bloei van zijn leven, was te taai en pezig voor hun behoeften, maar ze wisten dat hij een geduchte tegenstander kon zijn, toen hij bleef staan om hen achterdochtig op te nemen. Ze wachtten tot hij doorliep.
Toen ze dichterbij kwamen, zwol het veeltonige gebrul en geloei aan en zakte dan weer. Jondalar wees op een jonge koe. De vaars was bijna volgroeid, klaar om jongen voort te brengen, en vet van het grazen in de zomer. Ayla knikte instemmend. Ze deden speren in hun speerwerpers en Jondalar gaf door middel van gebaren zijn bedoeling te kennen om een omtrekkende beweging te maken achter de jonge koe om.
Door een of ander onbekend instinct—of misschien had ze de man zien bewegen—voelde het dier dat ze gebrandmerkt was als prooi. Zenuwachtig drong ze zich dichter naar de hoofdmoot van de kudde toe. Verschillende andere dieren liepen dicht om haar heen en Jondalars aandacht werd door hen afgeleid. Ayla was ervan overtuigd dat ze haar zouden missen. Jondalar stond met zijn rug naar haar toe, ze kon hem geen seintje geven en de vaars raakte langzaam buiten hun bereik. Ze kon niet roepen, zelfs als hij haar kon horen zou het de bizons kunnen waarschuwen.Ze nam een besluit en legde aan. Hij keek even achterom, net toen ze klaarstond om te werpen, taxeerde de situatie en hield zijn werper klaar. De snel doorlopende vaars bracht de andere dieren in beroering, net als zij. De man en de vrouw hadden gedacht dat de stofwolk voldoende dekking zou bieden, maar de bizons waren eraan gewend. De jonge koe had bijna de veiligheid van de grote kudde bereikt en andere voegden zich bij haar. Jondalar rende op haar af en wierp zijn speer. Die van Ayla volgde een ogenblik later en trof de ruige hals van de bizon nadat de zijne zich in haar weke onderbuik had geboord. Door haar vaart werd ze nog voortgedreven, toen vertraagde haar tempo. Ze zakte op haar knieën en versplinterde Jondalars speer toen ze erop neerviel. De kudde rook bloed. Een paar dieren snuffelden aan de gevelde vaars, angstig loeiend. Andere namen hun klaagzang over, elkaar verdringend en krioelend, op het randje van paniek.
Ayla en Jondalar renden vanuit tegenovergestelde richtingen op de prooi af. Plotseling begon hij naar haar te schreeuwen en met zijn armen te zwaaien. Ze schudde het hoofd, want ze begreep zijn tekens niet.
Een jonge stier die speels kopstoten had lopen geven, botste in een duik opzij tegen een zenuwachtige koe op. Hij was van zijn stuk gebracht en geagiteerd en wist niet welke kant hij op moest, tot zijn aandacht werd getrokken door een bewegend figuurtje dat zich op twee benen voortbewoog. Hij liet zijn kop zakken en rende erop af.
'Ayla! Pas op!' riep Jondalar terwijl hij naar haar toe kwam rennen. Hij had een speer in de hand en richtte hem. Ayla draaide zich om en zag de jonge stier op zich afkomen. Haar eerste gedachte ging naar haar slinger, haast een instinctieve reactie. Die was altijd haar onmiddellijke verdedigingsmiddel geweest. Maar ze zette hem snel uit haar hoofd en ramde een speer in haar werper.
Jondalar slingerde zijn speer een ogenblik voor haar uit de hand, maar de speerwerper gaf een grotere snelheid. Jondalars wapen trof een flank, waardoor de bizon zich heel even omdraaide. Toen hij keek, stond Ayla's speer nog trillend in zijn oog. Nog voor hij neerviel, was de jonge stier al dood. Het geren, geschreeuw en de nieuwe bron van bloedlucht, joegen de doelloos rondcirkelende dieren in een gezamenlijke richting, weg van de verontrustende drukte. De laatste treuzelaars passeerden hun neergevallen kuddegenoten om zich bij de op hol geslagen rest te voegen. De grond dreunde. Toen het stof weer was neergedaald was het gerommel nog steeds te horen. De man en de vrouw waren een ogenblik met stomheid geslagen toen ze naar de twee dode bizons op de lege vlakte stonden te kijken. 'Het is voorbij,' zei Ayla verbijsterd. 'Gewoon, zo ineens.' 'Waarom rende je niet weg?' schreeuwde Jondalar. Nu het achter de rug was, kon hij aan zijn angst om haar toevoegen. 'Je had wel gedood kunnen worden!' Hij liep op haar af. ik kon een aanvallende stier mijn rug niet toekeren,' wierp Ayla
tegen. 'Hij had me gegarandeerd op de horens genomen.' Ze keek weer naar de bizon. 'Nee, ik denk dat jouw speer hem zou hebben tegengehouden… Maar dat wist ik niet. Ik heb nog nooit eerder met iemand samen gejaagd. Ik heb altijd op mezelf moeten passen. Als ik dat niet deed, had niemand het gedaan.' Haar woorden schoven een laatste stukje op zijn plaats en plotseling zag hij hoe haar leven moest zijn geweest. Hij zag haar met andere ogen. Ze had meer overleefd dan iemand zou geloven. Nee, ze had zich niet om kunnen draaien en weg kunnen rennen, net zomin als ze ooit ergens voor was weggelopen. Zelfs toen ze met zijn ergste gedrag werd geconfronteerd, was ze geen duimbreed geweken.
'Ayla, prachtige, wilde, geweldige vrouw die je bent, kijk eens wat een jager je bent!' Hij glimlachte. 'Kijk eens wat we hebben gedaan! Twee maar liefst! Hoe krijgen we ze allebei thuis?' Toen de volle betekenis van hun prestatie tot haar doordrong, glimlachte ze van tevredenheid, triomf en vreugde. Het deed Jondalar beseffen dat hij die glimlach niet vaak genoeg had gezien. Ze was heel mooi, maar als ze zo glimlachte, straalde ze, alsof er binnenin een vuur was ontstoken. Onverwacht welde er een lach in hem op—ongeremd en aanstekelijk. Ze lachte met hem mee, ze kon het niet helpen. Het was hun overwinnings- schreeuw.
'Kijk eens wat een jager jij bent, Jondalar!' zei ze. 'Het komt door de speerwerpers, die maken een heel verschil. Wc zijn tegen de kudde aangelopen en voor ze wisten wat hun overkwam, twee maar liefst! Denk je eens in wat dat kan betekenen!'
Ze wist wat het voor haar zou betekenen. Hiermee zou ze altijd voor zichzelf kunnen jagen, 's Zomers, 's Winters. Geen valkuilen te graven. Ze kon trekken en jagen. De speerwerper had alle voordelen van haar slinger, en zoveel meer. ik weet wat het betekent. Je zei dat je me een betere manier zou laten zien om te jagen, een gemakkelijker manier. En dat heb je ook gedaan. Beter dan ik me kon voorstellen. Ik weet niet hoe ik het je moet zeggen… Ik ben zo…'
Ze kende maar één manier om haar dankbaarheid te uiten, de manier die ze bij de Stam had geleerd. Ze knielde aan zijn voeten neer en boog het hoofd. Misschien zou hij haar geen tikje op haar schouder geven om haar toestemming te geven om het hem te vertellen, zoals het hoorde, maar ze moest het proberen.'Wat doe je nu?' zei hij en bukte zich om haar met zachte hand overeind te trekken. 'Zit daar toch niet zo, Ayla.' 'Als een vrouw van de Stam een man iets belangrijks wil vertellen, vraagt ze zo zijn aandacht,' zei ze terwijl ze opkeek. 'Het is voor mij belangrijk je te vertellen hoeveel dit betekent, hoe dankbaar ik ben voor het wapen. En dat jij me jouw woorden hebt geleerd, voor alles.'
'Alsjeblieft, Ayla, sta op,' zei hij terwijl hij haar overeind trok. ik heb jou dit wapen niet gegeven, jij hebt het mij gegeven. Als ik je niet met je slinger in de weer had gezien, was ik nooit op het idee gekomen. Ik ben jou dankbaar, niet alleen voor de slinger.' Hij hield haar in zijn armen en voelde haar lichaam dicht tegen zich aan. Ze keek hem in de ogen, niet in staat haar blik af te wenden. Hij boog zich dichter naar haar toe en drukte zijn mond op de hare.
Haar ogen gingen wijd open van verbazing. Het was zo onverwacht. Niet alleen wat hij deed, maar haar reactie, de schok die door haar heenvoer toen ze zijn mond op de hare voelde. Ze wist niet hoe ze moest reageren.
En eindelijk begreep hij het. Hij dreef haar niet verder dan die zachte kus—nog niet. 'Wat is dat mond op mond?'
'Dat is een kus, Ayla. Het is je eerste kus, hè? Dat vergeet ik steeds, maar het is moeilijk naar je te kijken en… Ayla, soms ben ik een domme man.'
'Waarom zegje dat? Je bent niet dom.'
ik ben wel dom. Ik kan niet geloven dat ik zo dom ben geweest.'
Hij liet haar los. 'Maar ik denk dat we nu eerst maar een manier moesten bedenken om die bizons terug te krijgen naar de grot, want als ik hier zo naast je blijf staan, kan ik het nooit goed voor je doen. Zoals het je eerste keer hoort te worden gedaan.' 'Zoals wat hoort te worden gedaan?' zei ze. Ze wilde eigenlijk niet dat hij haar los zou laten. 'Eerste Riten, Ayla. Als je me dat wilt toestaan.'