Hoofdstuk 19

„De postkoets is er,” zei Perry Cortin tegen de sheriff. „Nu moet Howard direct buiten komen.”

„Daar gaat-ie al,” stelde sheriff Talbot vast, die ook in de richting van het posthuis keek. „Duivels, wat een opwinding! En mr Coll heeft jou naar mijn kantoor gestuurd?” , Ja, voor versterking, Leslie. De Sinclairman weet meer dan wij. Hij denkt dat er een poging zal worden ondernomen om de gevangenen te bevrijden. Kijk maar eens naar Poema.” De Indiaan stond naast het raam en hield zijn geweer gereed. „Ik geloof dat zijn voorzorgen wat overdreven zijn, Perry,” merkte de sheriff op. „Hoeveel mensen zijn er in huis?”

„Vier. En mr Coll wilde hebben dat jij je binnen in de buurt van de cellen opstelt.”

„En buiten? Is er niemand buiten?”

„Nee. Ook dat moest gebeuren volgens mr Coll. Ik weet het niet, Perry... en waar wacht mr Coll op?” „Op bandieten, die van plan zijn de postzak met geld te roven.”

„Was het niet beter geweest als je het meisje meegenomen had?”

„Ze blijft op haar kamer. Dat heeft ze me plechtig beloofd.” „Maar mr Coll staat helemaal alleen.” „Mr Coll staat zijn mannetje, Leslie,” zei Cortin glimlachend. „Van de kassier heeft-ie natuurlijk niets te verwachten en dat weet hij. Howard steekt direct zijn handen omhoog als er gevaar dreigt. Kijk eens, hij draagt de zakken op zijn schouders naar binnen.”

„Ja, ik zie het. Maar hoe zou het verder gaan? Zou er spoedig een overval op de bank komen?”

Perry haalde de schouders op. Plotseling stootte Poema een waarschuwingskreet uit.

„Ik zie twee verdachte kerels.”

„Twee maar?”

„Ze naderen het huis. Hun handen rusten op de kolven van hun Colts.”

„Laat ze maar dichterbij komen,” zei de sheriff. Hij keek ook door het raam naar buiten en fronste dan de wenkbrauwen. „Er komen er nog twee. Aan de overkant.” , Ja, nog twee mannen!” riep Poema. „Een van hen blijft bij de paarden. Het is oude Pit.”

„Rustig dichterbij laten komen,” siste de sheriff weer. En dat was goed gezien. Twee mannen stootten plotseling de deur van het sheriffkantoor open en stormden met getrokken Colts naar binnen.

„Handen omhoog!” schreeuwde Joe Hutter, de voorste van de beide aanvallers. „En vlug de sleutels!”

„Idioten!” gilde rode Pat vanachter de tralies van zijn cel.

„Idioten! Het hele gebouw zit vol mensen.”

Woedend rukte hij aan de tralies. En daar klonk reeds het bevel van sheriff Talbot: „Geef je over, kerels, of we schieten!

Wij zijn verre in de meerderheid!”

Joe Hunter wierp een vlugge blik om zich heen. Hij knarste met de tanden en stootte een afschuwelijke vloek uit. Hij zag de revolvers in de handen van Talbot en Cortin en Poema. En hij hoorde de dreigende woorden van de mannen van de pos-se, die zich achter in het gebouw hadden verscholen. „Het is uit!” stamelde hij en liet zijn wapens vallen. Zijn maat volgde zijn voorbeeld. Met de derde man, die nu het sheriffgebouw binnendrong, maakte Poema korte metten door de man eenvoudig met de kolf van zijn geweer neer te slaan. Een paar mannen van de posse stormden op een wenk van Talbot naar buiten en ontfermden zich over de oude Pit. Bevend en sidderend over al zijn leden en steeds maar zijn onschuld betuigend werd de oude kerel binnengesleept. „Ha, dan hebben we je eindelijk, hè, smerig oud stinkdier,” snauwde sheriff Talbot. , Jij behoorde dus ook tot die schur-kenbende.”

„Wel, wel, en mr Joe Hutter ook,” zei Perry Cortin. En terwijl de mannen van de posse de ontwapende mannen naar hun cellen brachten, klonken plotseling schoten aan het einde van de straat. Sheriff Talbot en Perry Cortin renden naar buiten. Die schoten waren zeker in de buurt van het posthuis gevallen.

Archie Howard was opgestaan, het bovenlichaam was iets voorovergebogen. Hij dacht koortsachtig snel na. Zijn gelaat was wasbleek geworden. Ja, de machine liep nu en kon niet meer worden stopgezet. Hij keek door het raam naar buiten. De overval op de sheriff was nu ongetwijfeld in volle gang. Elk ogenblik konden ook... daar kwamen ze reeds. Reg Stilham voorop. De paarden waren gezadeld en gepakt. „Komen ze?” vroeg een stem achter hem. „Wie... bedoel je!” „De rest van de bende.”

Howard draaide zich om en plotseling flitste er een afschuwelijke gedachte door zijn brein. Plotseling meende hij te weten wie die kerel was. Hij had hem nog nooit gezien... nee, het kon niet waar zijn. De Kreeft had gezegd dat hij vertrokken was naar Prescott... De blonde duivel? Werkelijk de beruchte Sinclairman?

„Ik denk dat die aanvallers bij Talbot een warme ontvangst ten deel is gevallen,” merkte Conny Coll spottend op. „Het is al weer rustig geworden. Geen schot gevallen.” „Warme... ontvangst?”

„Ja, de vogeltjes zullen intussen wel in een kooitje zijn gestopt. Wat kunnen de sterren zich toch vergissen, hè?” Nu had Archie Howard zekerheid. Deze man was er achtergekomen wie hij in werkelijkheid was. De man, voor wie hij altijd had gewaarschuwd, zat als een giftige spin op hem te loeren. Hij had het geweten. Hij had willen wachten. Maar zijn jongens hadden dat niet gewild. De sterren hadden wel gelijk gehad, maar de jongens hadden niet willen luisteren en hij had hen niet in de steek kunnen laten. Om een breuk tussen hem en zijn jongens te voorkomen, had hij toegegeven. Stom, verschrikkelijk stom was het geweest. Hij gluurde zijwaarts en zag dat de Sinclairman aandachtig luisterde. De gelegenheid was gunstig. De Sinclairman lette nu niet op hem. In de geopende lade van zijn schrijftafel bevond zich een revolver. Als hij die te pakken kon krijgen, ja dan... Heel voorzichtig liet Archie Howard zijn hand in de lade verdwijnen. Elk ogenblik konden Reg Stilham en Sid binnenkomen met getrokken revolvers. Maar het zou hen niet baten, want deze gevreesde Sinclairman verwachtte hen. Hij zou hen allebei doden. Tenzij... tenzij hij op tijd die revolver uit de lade zou kunnen halen en schieten.

Nu omklemden zijn handen de greep. Nu moest hij het wagen. Hij hoorde buiten reeds vlugge voetstappen. De aandacht van de Sinclairman was op de deur gericht... Nu! Nu snel de revolver uit de lade trekken en... schieten... Een oranjevlam en een hevige explosie van een Colt... maar niet van zijn Colt. Howard gilde en staarde naar zijn hand. In zijn hand bevond zich geen wapen meer. Hij was leeg en leek eigenlijk niet meer op een mensenhand. O, wat een pijn, wat een verschrikkelijke pijn. De deur vloog open en twee gemaskerde mannen stortten naar binnen. Als stieren, die alles onder de voet wilden lopen.

En opnieuw spraken de Colts. Weer die van de blonde Sinclairman. Reg Stilham werd door het geweld van de kogels in zijn borst teruggeworpen en zonk op de knieën. Sid gleed als een vormloze hoop ineen alsof hij plotseling geen beenderen meer had. Geen gekreun, geen geluid. Alleen in hun brekende ogen was nog verwondering te lezen toen ze voorover tegen de grond sloegen. Conny Coll wachtte. Maar er kwamen geen bandieten meer. Seconden verliepen. Archie Howard staarde naar zijn stukgeschoten hand alsof hij niet wilde geloven dat het waar was. Buiten op straat klonken stemmen. Boven klonk een luide gil. En dan stonden Perry Cortin en sheriff Talbot in de deuropening, terwijl June Lamo de trap afkwam.

„Howard!” stootte Cortin uit. „Wat is er gebeurd?” Maar Archie Howard gaf geen antwoord. Hij verroerde zich ook niet toen Conny Coll zwijgend naar hem toeging en zijn hand in diens zak stak. Hij haalde er enige papieren uit. Daarop stonden horoscopische berekeningen, figuren van sterrenbeelden en namen.

„De sterren hebben je weinig geluk gebracht,” zei Conny Coll spottend. „De sterren faalden. Je bende is vernietigd of bevindt zich achter de tralies. Het is uit met de sterrenkijkerij ‘Grote’. Hé, sheriff, doe je plicht. Archie Howard wil graag naar zijn mensen. Hij voelt zich zo alleen.” „Howard!” riep Cortin uit.

„Zo heet-ie zeker niet,” zei Conny Coll spottend. „In Amarillo heette hij George Baxter. In de buurt van Dallas in Texas werd-ie Tex Blain genoemd. Ik heb hem direct herkend. Wel, ga met de sheriff mee naar je kooi, ‘Grote’. De beul zal je wel een kopje kleiner maken.”

‘De Grote’ wierp Conny Coll een blik van gloeiende haat toe.

Als blikken konden doden...

Poema kwam nu binnen en nu trof de van haat vervulde blik de Indiaan. Hij balde de vuist van zijn gezonde hand. Maar het was hopeloos. Het spel was uit, dat moest nu ook ‘De Grote’ erkennen, toen sheriff Talbot hem de loop van een Colt in de rug duwde en hem uit het kantoor van de postmeester de straat op dreef. Het was een van vreugde stralende sheriff Talbot. De rust was hersteld in Wickenburg. Perry Cortin schudde nog steeds het hoofd. Het was alsof hij nog niet kon begrijpen wat er allemaal was gebeurd. Poema riep hem tot de werkelijkheid terug. „Ik kom afscheid van u nemen, mr Cortin,” zei hij. „Wat?”

„U hebt me niet meer nodig,” verklaarde de Ogallala. Hij knikte in de richting van June. „Met haar kunt u beter spreken dan met mij. Ik ben een zwijgzaam mens. En mijn taak is vervuld.” , Je taak?”

„‘De Grote’ is ontmaskerd. Zijn bende is vernietigd. Was Bliksemhand over mij tevreden?”

„Zeer tevreden,” antwoordde Conny Coll. „Marjou kan trots zijn op zijn dappere krijger Atah Tinka, Het Sterke Brein.” „Mag ik aan de zijde van Bliksemhand rijden wanneer hij huiswaarts gaat. Zijn trotse hengst staat reeds gezadeld en hinnikt overmoedig alsof hij zijn kameraad wil vertellen dat hij zo graag de jachtgronden van de Ogallala’s wil zien. En ook de wolf wil weg naar de wouden om te jagen.” „Zeker, vriend. We zullen de dieren niet teleurstellen. Laten we gaan.”

En terwijl twee uiterlijk zo verschillende mensen de stad verlieten, stonden de burgers van Wickenburg hen na te wuiven en wierpen de hoeden in de lucht. Ze wisten wat ze aan deze twee mannen te danken hadden. De blanke en de rode man hadden samen voor hun vrede en welzijn gevochten. Ze hadden samen een sterke bende bandieten onschadelijk gemaakt. Ze hadden de orde en de rust in het stadje hersteld. Maar nog dagenlang, nee, nog maanden en jaren zou in Wickenburg over deze grote vernietigingsslag tegen ‘De Grote’ en zijn Sterrenbende worden gesproken. En dan zouden telkens twee namen op de voorgrond treden. De naam van de grote blonde Sinclairman en die van de eenvoudige rode man der Ogallala’s.

EINDE

Lees ook het volgende avontuur in "Conny Coll nr. 65 - Harde Leerschool".