Hoofdstuk 4

„Drieduizend in tien dollarbiljetten wanneer het gaat,” zei Dickins en hij streek met de hand over zijn voorhoofd. „Ik heb een tas bij me. Daar gaat de boel wel in.” „Ik moet eerst eens nazien of ik wel zoveel tien dollarbiljetten heb,” zei de kassier. „Waarom zou u eigenlijk zo’n grote som geld met u meeslepen? Dat is toch heel gevaarlijk?” Dickins haalde de schouders op. Naast hem lag een zware leren tas die voorzien was van sterke messingsloten. „Het is niet de eerste maal dat ik met een tas vol geld door de prairie trek,” antwoordde Mac Dickins. „Het is nu eenmaal zo dat de ranchers contanten willen zien.” „Goed, zoals u wilt. Tenslotte neemt u het risico,” zei Archie Howard. „Hebt u een ogenblik geduld?” „Natuurlijk.”

Howard nam de getekende cheque en liet het stalen raam voor het loket dichtvallen. Dan liep hij schuifelend door het vertrek en klopte op een loket van melkglas. „Er is iemand, die drieduizend dollar komt halen, mr Cor-tin,” zei Archie. „Alles in tien dollarbiljetten. Maar zoveel is er niet in kas.”

„Drieduizend? Dat is een behoorlijk bedrag,” zei Perry Cor-tin en hij fronste de wenkbrauwen. Laat die cheque eens zien, Howard.”

„Die is in orde. Van de Armour Company. Getekend.” „Maar niet op naam?” , Ja... hier staat het. Mac Dickins.”

„Hm, ik zal zelf eens met die kerel praten,” bromde Perry Cortin.

„Kom mee.”

„Maar het geld?” wilde de kassier weten. Perry gaf geen antwoord, haalde een bundeltje bankbiljetten uit zijn safe, sloot deze af en bromde dan: „Altijd die opkopers van vee. De een wil het geld in honderd dollar en een ander in tien dollarbiljetten. Maar zoveel geld heeft Dickins nog nooit bij ons opgenomen.” „Nee, nooit meer dan duizend,” bevestigde Archie Howard.

Perry Cortin legde zijn sigaret op de rand van een asbakje en trok zijn das recht. Dan ging hij Howard voor naar het loket. Hij wilde de man zien, die met een dode in een postkoets naar Wickenburg was gereisd. Misschien kon die man een aanwijzing geven, waar sheriff Talbot wat aan had. Tegenover een man van de wet waren de mensen gewoonlijk niet zo mededeelzaam.

„Hello!” zei Dickins grijnzend, toen hij Perry zag. „Het is toch in orde met die cheque? Ik krijg altijd de zenuwen wanneer ik ‘n kassier met het ding naar binnen zie lopen, naar zijn chef. Drieduizend in tientjes, wanneer het gaat.” „De cheque is in orde,” zei Perry. „De Armour Company zal geen ongedekte cheque afgeven. En zeker niet voor zo’n luttel bedrag.”

„Ha, ha,” lachte Mac Dickins. „Een goeie bak. Dat moet ik Les Halburn vertellen. Die lacht zich het apezuur. Die heeft gevoel voor humor. Dat zou je anders niet verwachten van een president van zo’n grote maatschappij. Zolang ik voor de Armour Company werk, heb ik nog nooit moeilijkheden ondervonden, mr Cortin.”

„Dat geloof ik,” antwoordde Perry Cortin, terwijl hij de biljetten één voor één aftelde. Mac Dickin’s lippen bewogen zich toen hij meetelde. Tenslotte greep hij de biljetten en stopte ze achteloos in zijn leren tas. Vervolgens drukte hij de sloten dicht.

„Nog wat nieuws over die moord gehoord?” vroeg hij dan aan Cortin.

„Nee, niets. Ik had gehoopt dat u me wat kon vertellen, mr Dickins. Tenslotte heeft u toch met de dode in dezelfde postkoets gereisd? Wat zei Talbot tegen u?” „O, de sheriff? Tot nog toe heb ik niet met ‘m gesproken. Nee, ik weet niks en ik begrijp er nog minder van. In Rowood stapte de kerel in en dan is-ie stom in z’n hoekje blijven zitten. En in Wickenburg bleek dat-ie ‘n mes tussen z’n ribben had. Ja, er moet in die tussentijd wat met ‘m gebeurd zijn.” Cortin bood hem een sigaret aan.

„Bedankt,” zei Dickins, en boog zich over het vlammetje dat Cortin hem aanbood. „Weet je, volgens mij deed de sheriff er het verstandigst aan wanneer hij de districtssheriff dit zaakje liet opknappen.”

„Misschien doet Talbot dat wel.”

„Ik zou op dat ogenblik niet graag in zijn schoenen staan. Weet-ie al wie de vermoorde is?”

„Ik geloof van niet. Ik denk dat-ie nou bij dat jonge meisje in de ‘Golden Gate’ is en haar een verhoor afneemt.” „Een knap ding,” stelde Mac Dickins grijnzend vast. „Maar zo koud als ijs. Ik probeerde een gesprekje met ‘r aan te knopen, maar geen kans. Och, misschien ben ik haar type niet. Bij vrouwen weet men nooit waar men aan toe is. Vandaag groen, morgen rood, overmorgen lila. Ik vraag me af wat dat meisje eigenlijk in Wickenburg zoekt. Het moet voor haar een stomvervelend nest zijn. Wat denkt u?” „Zo denk ik er ook over,” zei Perry Cortin. „Tja, ‘t is me een geschiedenis. Drie mensen zitten in die koets en niemand ziet dat een vierde een mes tussen de ribben krijgt. Wel, Talbot krijgt er een hele kluif aan, dat is zeker. Hoe wil hij de dader vinden?”

„Ik weet het niet,” zei Perry Cortin. „Maar voor u ziet het er ook niet zo rooskleurig uit. U bent een van de drie die in aanmerking komt om de moord te hebben gepleegd. Zo zal Talbot tenminste redeneren.”

Het gelaat van Mac Dickins verstrakte. Dan bromde hij: „Ben je getikt, Cortin! Ik heb die kerel niet vermoord. Net zo min als dat meisje of die ouwe kerel met het witte haar.” „Toch moet een van jullie de dader zijn. Talbot zal u zeker ook een verhoor afnemen, Dickins.”

„O, daar heb ik geen bezwaar tegen. Ik heb die dooie voordien nog nooit gezien. En het kan me ook niet schelen, wie hij was of wat-ie wilde. Ik bemoei me alleen met mezelf en m’n zaken en Talbot moet zich om de zijne bekommeren. Kan ik een paard van je huren, Cortin? Voor drie dagen?” „Hij krijgt geen paard,” klonk de stem van Leslie Talbot in de deuropening.

Dickins draaide zich langzaam om en keek de sheriff onderzoekend in het gelaat. Dan kneep hij zijn linkeroog dicht en snauwde: „Wat heeft dat te betekenen, sheriff?” „Dat u onder arrest staat, Dickins. U, miss Hasting en mr Abel. Maak alstublieft geen moeilijkheden. Ik heb gehoord wat u zojuist hebt gezegd. U hebt gezegd, dat u niet met de dolk hebt gespeeld. Wel, desondanks moet u in de stad blijven. Dat kunt u toch begrijpen, nierwaar. Tenslotte was het zo dat u ook in de postkoets zat waarin de moord is gepleegd.” Mac Dickins haalde de schouders op.

„Natuurlijk, ik begrijp het,” zei Mac Dickins kalm, te kalm volgens het oordeel van sheriff Talbot. „Maar u doet me wel wat aan, sheriff. Wie betaalt het verlies dat ik heb? U misschien? Het is op het ogenblik de beste tijd van het jaar om zaken te doen. Ik ben ervan overtuigd dat Armour me ontslaat wanneer ik in Wickenburg blijf hangen. De Armour Company laat het koud of er een dode in die koets was of niet. De Armour Company interesseert er zich alleen maar voor hoeveel vlees in blik ze kan maken. Daar is vee voor nodig. Vee dat ik koop en dat ik hen lever. Ik heb een afspraak gemaakt met rancher Hoover. Voor hem zijn ook die drieduizend dollar. Voor het drijven van het vee naar Gollings hebben zijn mannen zeker zes dagen nodig. Ze moeten dus vannacht over de bergen, anders halen ze het niet. En de spoorwegwagons wachten niet, sheriff. Stel je voor, man, dat het vee in Colling aankomt, en dat de wagons vertrokken zijn. Wat moet ik dan beginnen? Dat wordt een reuze strop. Nee, ik moet naar Hoover. Moord of geen moord. Ik kan die strop niet hebben, sheriff. M’n hele toekomst gaat naar de maan.” Talbot krabde zich op het hoofd en trok een bedenkelijk gezicht. Hij wierp een vragende blik op Perry, maar deze reageerde slechts met een schouderophalen. De kassier zei helemaal niets. Zijn gelaat vertoonde geen enkele expressie. „Wanneer ik voor u een uitzondering maak, Dickins, dan krijg ik het met de anderen aan de stok. Dan komt het meisje protesteren en dan neemt Abel onmiddellijk een advocaat in de arm. Ik weet precies hoe het dan gaat. Ik kan geen van jullie drieën laten gaan. Als ik dat doe, dan kan ik net zo goed mijn onderzoek staken. Dan heeft het geen zin meer. Zolang ik niet weet wie de dode is en ook niet wanneer en door wie hij vermoord werd, kan ik geen enkel risico nemen. Dat moet u toch duidelijk zijn.”

„Ik denk dat je moeilijkheden met de Armour Company krijgt, sheriff. De Armour Company is machtig. Bovendien, president Halburn is de schoonzoon van de gouverneur van de staat, Clark. Dat moet je toch te denken geven.” Talbot zei hardop: „Duivels!”

„Het spijt me,” zo ging Mac Dickins voort, „maar ik zal Halburn moeten laten weten waarom ik in Wickenburg word vastgehouden. Het is duidelijk wat Halburn dan gaat doen. Die gaat bij gouverneur Clark spektakel maken. Wel, ten opzichte van Halburn en Clark zijn wij maar heel kleine mannetjes, sheriff. Die doen precies wat ze juist vinden en ze trekken zich niks aan van een sheriff van Wickenburg, geloof me. Halburn wil zijn vee en Clark laat z’n schoonzoon niet in de steek. Die heeft zijn schoonzoon nodig om weer tot president gekozen te kunnen worden. Ja, ik heb werkelijk niets tegen je, sheriff, maar denk eens over mijn woorden na. Tegenover Halburn en Clark trek jij aan het kortste eind.” „Duivels!” zei Talbot weer. Hier stond hij voor een hindernis, die hij bezwaarlijk kon nemen. Dat werd een zeer moeilijke kwestie. Hoe moest hij nu handelen? Dickins zou het hem zeer moeilijk kunnen maken. Hij hoefde in feite niets anders te zeggen dan dat Talbot hem wegens verdenking van moord in arrest hield.

„Kunnen we er niet wat op vinden?” stelde Perry Cortin voor. „Dickins krijgt een paard van mij en rijdt naar Hoover. Eén van ons kan met hem meegaan. Dat kun jij toch wel doen, Leslie?”

„Ik niet. Daar heb ik geen tijd voor.”

„Ik kan vanavond terug zijn,” zei Dickins. „Ik zou het doen als ik jou was, sheriff. Je weet net zo goed als ik dat Halburn zeer lastig kan worden. Niet alleen voor mij, maar ook voor jou. Maar dat zaakj; met Hoover moet, voordat het donker wordt, afgedaan zijn. De rest van m’n zaken, wel... die kunnen wachten.”

„Vooruit dan maar,” zei Talbot. „Weet jij nog niet een oplossing, Perry? Kun jij niet met Dickins meegaan?” Perry Cortin schudde het hoofd.

„Je weet hoe de vlag er voor staat, Leslie. Het spijt me heel erg, maar ik moet er voor zorgen dat de post normaal zijn plaats van bestemming bereikt. Ik kan Howard niet alleen voor alles laten opdraaien. De bank kan ik niet sluiten. Poema moet de opengevallen plaats van Floyd Patterson innemen. En ik kan Patterson toch niet op kantoor laten werken? Dat kan de goeie man niet. Hij is voerman.” „Misschien mag ik een opmerking maken?” zei Archie Howard nu bedeesd.

„Waarom zou ik niet met mr Dickins naar mr Hoover kunnen rijden?”

Hij richtte zijn blik vragend op de veekoopman. „Natuurlijk, wanneer u het daarmee eens bent, mr Dickins. Sheriff Talbot kan hier zeer moeilijk gemist worden. En mr Cortin kan mijn werk overnemen.”

„U?” zei Mac Dickins verbaasd. „U wilt... rijden?” Hij bekeek de magere kassier van het hoofd tot de voeten. „Ik vind het een goede oplossing,” zei Talbot nu. „De hoofdzaak is dat Dickins terugkomt in Wickenburg. Maar het moet onder ons blijven, dat ik u toestemming heb gegeven om naar Hoover te gaan, mr Dickins.” Perry Cortin knikte ook.

„Ja, we kunnen er niets op tegen hebben wanneer mr Dickins alleen maar een zaak met Hoover wil regelen, Talbot. Hij kan een paard gaan zadelen in de stal. Archie Howard gaat dan met ‘m mee.”

Dickins haalde de schouders op. Die dorre kassier beviel hem wel niet als begeleider, maar in ieder geval zou hij zijn zaakje met Hoover kunnen afsluiten. En de Armour Company zou tevreden zijn. Wat er verder nog zou gebeuren, kon hem weinig schelen. De hoofdzaak was dat hij zijn baantje bij de Armour Company behield.

Talbot keek de veeopkoper en de kassier na, die zich beiden naar de achterzijde van Perry’s huis begaven, waar de stallen waren. Dan keek hij Cortin peinzend aan. „Nou?”

„Ik weet wat je denkt,” zei Perry Cortin glimlachend. „Maar heus, Leslie, ik geloof niet dat Dickins iets met die moord heeft uit te staan. Dickins heeft tijd genoeg gehad om zich uit de voeten te maken wanneer hij die moord werkelijk had gepleegd. Hoe lang is hij nu reeds hier?” Cortin wierp een blik op zijn horloge.

„Best mogelijk,” bromde sheriff Talbot. „Maar ik vertrouw niemand. Een van die drie moet het gedaan hebben. Daar ben ik van overtuigd.”

„Die Abel, heb je die al verhoord, Leslie?”

„Nee, nog niet. Dat ga ik nu doen. Hoewel, ik heb weinig hoop. Denk jij werkelijk dat zo’n oude kerel als die Abel in staat is om een medemens te vermoorden? Nee, dat kan ik me niet van ‘m voorstellen. Een ouwe kerel met een hazehart. Die is niet in staat om onzichtbaar voor de anderen iemand een dolk tussen de ribben te steken. Wanneer ik morgenvroeg nog geen enkel spoor of geen enkele aanwijzing heb gevonden, Perry, zal ik me wel tot de districtssheriff moeten wenden. Nee, dat bevalt me niks. Iedereen zal denken dat ik een sufferd ben. Dat ik niet geschikt ben voor het baantje van sheriff. Dat zal ik zelf ook denken.” „Ik wou maar dat ik je helpen kon, Leslie.” Talbot krabde zich achter het oor. Langzaam liep hij naar de deur.

„Dank je, Perry. Je bent een goede kameraad. Misschien heb ik je nog nodig. Ik moet zien dat ik op de een of andere manier deze kwestie tot een oplossing breng. Anders verlies ik m’n zelfrespect.”

De sheriff was nauwelijks vijf minuten weg toen Archie Ho-ward het kantoor van Perry Cortin kwam binnenstormen. Hij zag doodsbleek en was buiten adem. Zijn ogen rolden angstig door de kassen.

„Is... is hij... hier misschien... nog... mr Cortin?” „Wie? Man, spreek toch! Wat is er gebeurd?” „Dickins!” hijgde de kassier. „Ik had tegen ‘m gezegd dat-ie even moest wachten. Ik moest me toch eerst verkleden. En nu... nu is-ie weg. Helemaal weg! Verdwenenl En er ontbreekt een paard uit de stal, mr Cortin! Hij zal toch niet alleen weggegaan zijn? Sheriff Talbot heeft ‘m dat toch uitdrukkelijk verboden? Wat moet ik nou toch doen, mr Cortin? Het is verschrikkelijk. Ik dacht dat hij bij u zolang op mij zou wachten.”

„Wel verdraaid!” barstte Perry los. Hij wierp een blik op de tafel, waarop Mac Dickins zijn tas met geld had neergelegd. Maar de tas was verdwenen. Dickins had die dus meegenomen.

„Kom mee!” snauwde hij tegen de ongelukkige kassier. „Ik... ik heb werkelijk geen schuld, mr Cortin,” jammerde de man. „Ik heb ‘m gezegd dat het maar een paar minuten zou duren voordat ik me had verkleed. Hij mocht in geen geval vooruitrijden heb ik gezegd. Sheriff Talbot verbood het hem ook... ik begrijp er niets van. Zou mr Dickins me verkeerd begrepen hebben?”

Archie Howard’s vingers gleden vertwijfeld door zijn lange, witte haar. Snel volgde hij Perry Cortin, die met grote stappen naar de achterkant van zijn huis rende en de paarden in de corral begon te tellen. Ja, het was waar. Eén paard ontbrak. Een jonge, sterke vos, die Perry ook wel eens bereed. En ook een zadel ontbrak. Er was geen twijfel mogelijk. Mac Dickins was weggereden. „Verdraaid! Wat zal Talbot te keer gaan!” „Ik heb gedaan, wat ik kon,” jammerde Archie Howard. Zijn magere gelaat was vertrokken van angst. Hij hield zelfs zijn rechterarm beschermend voor zijn gelaat, alsof hij bang was dat Perry Cortin hem zou slaan, hetgeen echter nog nooit in het hoofd van Perry was opgekomen. Maar Archie Howard had nu eenmaal een hazehartje. De blauwe aderen waren aan de smalle slapen van de man opgezwollen. Koud zweet bedekte zijn voorhoofd.

„Ja, ja, dat snap ik wel,” bromde Perry Cortin. „Niemand maakt je verwijten, Howard. Mij kon hetzelfde overkomen zijn. Of sheriff Talbot zelf. Wanneer Dickins van plan was om de plaat te poetsen dan had hij ook ons misleid.” Perry wierp een blik op de gebogen gestalte van de kassier. Howard had een veel te lange rok aan, zodat hij wel op een pinguin leek. Verder droeg hij een broek waarvan de pijpen op nauwe kachelpijpjes leken.

„Hoe lang heb je hem alleen gelaten?” vroeg Perry Cortin aan Howard.

„Misschien tien minuten. Beslist niet langer,” jammerde de kassier.

„Ja, misschien nog geen tien. Ik heb me werkelijk gehaast.” „Tien minuten?” riep Perry Cortin uit. „Maar man, om een geklede jas aan te trekken en een hoed op te zetten heb je toch geen tien minuten nodig?”

„Maar... ik heb me eerst ook een beetje gewassen en zo, mr Cortin. En m’n handschoenen moest ik ook aantrekken...” „Hm, hou maar op,” snauwde Perry Cortin. Wanneer Howard begon te klagen, dan kwam er geen einde aan zijn klaaglied.

„Ik zal het Talbot moeten vertellen,” vervolgde Perry. , Jij blijft hier, Howard. Verlaat het huis onder geen voorwaar - de.”

„Dank u... ja... maar ik kan u verzekeren, dat ik alles gedaan heb om mr Dickins...”

Perry liet de man staan en begaf zich met grote passen naar buiten. Howard staarde zijn chef met een nietszeggende blik na. Dan keerde hij terug naar het loket, na eerst zijn hoed en jas aan een kapstok te hebben gehangen. Met een tevreden glimlachje om de lippen ging hij weer op zijn vertrouwde plaatsje zitten en begon ijverig aan de rekeningen te werken. Hij scheen de vlucht van Dickins reeds volkomen vergeten te zijn.