Hoofdstuk 12

Conny Coll betrad het huis van de postmeester, maar begaf zich eerst naar het vertrek waar de Zwarte was opgeborgen. Het dier sprong van blijdschap over het weerzien met zijn blonde kameraad tegen hem op en likte hem de handen. „Ha, Zwarte, ja, alles is in orde. Je hoeft hier nou niet meer te blijven... hé, Cortinl Cortin, waar ben je?” „Hier, mr Colli”

„Heb ik je uit je slaap gehaald? Waar is miss Lamo?”

„In haar hotel. Is er iets niet in orde?”

„Zo is het inderdaad.”

„Mr Coll... slechte berichten?”

„O, voor mij is geen enkel bericht slecht. Maar er zit iets in de lucht. Ik voel het. Er sluipen een heleboel verdachte personen rond. Een paar van hen heb ik herkend. Ik heb arrestatiebevelen voor hen in mijn zadeltas.” Conny Coll ging in een gemakkelijke stoel zitten. „Ik wou je eerst een paar vragen stellen voordat ik handelend ga optreden, Cortin. Vertel me eens, zijn er hier in Wickenburg ook rijke mensen?”

„Nee... tenminste geen van de burgers heeft zoveel geld dat je ‘m rijk kunt noemen.”

„Hoe is het met de kluis? Zit er veel in?”

„Nee... op het ogenblik niet. Maar morgenvroeg komt er een heleboel geld.”

„Die Dan Raven, die doet zich voor als hoteleigenaar, maar is het niet, hè?”

„Nee,” antwoordde Cortin. „Hij heeft het hotel slechts gepacht.” „Van wie?” „Dat weet ik niet.”

„Maar Poema weet het. Hij doet uitstekend werk. Ja, hij staat eigenlijk in mijn dienst, Cortin. Ik heb hem vooruitgezonden naar Wickenburg om hier en daar eens wat rond te snuffelen. Mr Raven heeft nu plotseling het plan om het hotel te verkopen hoewel het niet van hem is. Morgenvroeg om tien uur moet een zekere mr Cunningham met het koopbedrag bij hem zijn.”

„Neel Maar dat is bedrog. Heeft die Cunningham dan de sheriff niet eerst om inlichtingen gevraagd?” „0 ja. Maar Dan Raven heeft een papier bij zich waarin staat dat hij het recht heeft om het hotel in opdracht van de eigenaar te verkopen. Maar het klopt niet. De eigenaar heet Henry Globster en woont in Phoenix. Poema is bij hem geweest. Hij weet van niets.”

„Dan moet Leslie Talbot onmiddellijk ingrijpen.”

„Dat is niet nodig, Cortin. Ik grijp wel in. Zeg, is die Howard nog steeds niet terug?”

„Nee.”

„En bevindt miss Lamo zich wel op haar kamer? Het was beter geweest als je haar een kamer in jouw huis had aangeboden, Cortin.” „Is ze dan in gevaar?”

„Zeker. Sommige mensen zien het niet graag dat ze iets aan de weet zou komen wat voor hen schadelijk kan zijn. Ik heb je dat toch al gezegd? Je doet er goed aan om beter op haar te letten. Ik heb daarvoor voorlopig geen tijd meer. Ook Rex Abel bevindt zich in gevaar.”

„Ik weet het. Men heeft op hem geschoten, maar die oude vos heeft zich voortreffelijk geweerd...” „Ik stond achter hem,” zei Conny Coll. Op dat ogenblik hoorden de beide mannen voetstappen voor het huis. De deur knarste en dan trad Archie Howard binnen. Dus hij was toch teruggekomen en niet gevlucht zoals Cortin even had gedacht. Maar waar was hij zo lang gebleven? De oude kassier keek verbaasd naar de lange blonde man, die bij Cortin zat, en naar de zwarte hond. Dus Cortin had be-zoék? Dat gebeurde niet vaak.

„Ik kon niet slapen, mr Cortin,” zei de kassier op klagende toon. „Ik dacht toen dat ik maar eens wat beweging moest nemen. Ik zit overdag te veel. Maar u hebt bezoek... ik ga maar weer. Welterusten, mr Cortin.” De oude maakte ook een buiging in de richting van Conny Coll, mompelde wat en schuifelde dan weer het vertrek uit. Conny Coll en Perry Cortin hoorden hoe hij de trap opliep en blijkbaar zijn slaapkamer opzocht. „Dus dat was Howard?”

„Ja.”

„Hoe lang is hij hier reeds werkzaam?” „Drie maanden. De Bank Company stuurde hem. Hij moest mij op de hoogte brengen van het bankwezen, maar ik geloof dat hij er zelf ook niet veel van weet.” „Ik geloof dat ik die kerel ken, Cortin,” zei Conny Coll peinzend. „Maar waar? Zeg, heeft hij ook een hobby?” „Ik zou het niet weten...”

„Werkelijk niet? Je kent ‘m nu lang genoeg. Hij moet toch wel de een of andere gewoonte hebben die je hebt opgemerkt?”

„Och... hij is een echte pennelikker. Je ziet ‘m bijna nooit zonder dat voorwerp. Wanneer hij vrij heeft, krabbelt-ie altijd op papier. Tekeningetjes en lijntjes en cijfertjes... ja, dat is misschien zijn hobby.”

Conny knikte. Hij dacht diep na. Waarvan kende hij die man?

June Lamo draaide zich om en om, maar de slaap wilde niet komen. De indrukken, die ze vandaag had gekregen, vertoonden zich telkens voor haar geestesoog. Die blonde jongeman had haar eindelijk er toe bewogen dat ze nog in de stad bleef. En Perry Cortin ook. Perry Cortin. Als ze aan hem dacht, dan was ze weer klaar wakker. Ze kon niet slapen. Ze stapte uit haar bed en begaf zich naar het raam. De nacht was stil. Maar plotseling meende ze onder de vloer van haar kamer een stem te horen. Of op de gang. Een bekende stem. De stem van haar broer. Ze boog zich nu uit het raam en luisterde ingespannen. Ha, daar was de stem weer. Nu heel duidelijk uit het open raam beneden haar. Het was alsof haar hart ophield te kloppen. Doden konden toch niet spreken? En haar broer was dood. Doodgeschoten door Perry Cortin. Of... had de blonde jongeman misschien gelijk? Hij had iets gezegd, waarvan ze in haar verwarring weinig begrepen had. Maar nu klonken zijn woorden haar weer in de oren... De stem werd zachter. June sidderde over al haar leden. O, ze moest zekerheid hebben. Ze sloeg een peignoir om en begaf zich naar de deur van haar kamer. Zacht opende ze deze en sloop op de tast de gang in en dan de trap af. Daar, rechts beneden was een deur. Een deur waarachter de man moest zijn die dezelfde stem had als haar broer. Deze kamer moest vlak onder de hare liggen.

Ze wilde reeds aankloppen toen haar pols plotseling in een ijzeren greep geklemd werd en een scherpe stem fluisterde: „Niet doenl Roep niet! Ik ben het... Rex Abel!” „Oooh! Ik wist niet...” „Niet zo luid!”

De druk van zijn hand om haar pols versterkte zich. Hij stond vlak naast haar. Talrijke gedachten flitsten haar op dit ogenblik door het hoofd. Dit was niet meer de zwakke, magere oude man, die zij gekend had toen ze met de postkoets samen met hem reisde. Nee, deze man was hard als staal. Ook zijn stem was heel anders geworden. De stem van een sterke man, die wist wat hij wilde.

Ze hoorde nu duidelijk de stemmen van vele mannen achter de deur. Abel maakte de greep om haar pols losser. „Ga naar binnen,” beval hij. „Klop aan en dan direct naar binnen!”

„Wie is daar?” brulde Raven, toen ze geklopt had. „Ga naar binnen! Niet antwoorden,” siste Abel. Ze had geen eigen wil meer. Ze deed wat Rex Abel van haar verlangde. Ze deed de deur open en deed, één, twee, drie passen naar binnen. Drie wankele passen.

„Hé!” riep Dan Raven verrast. „Hoe kom jij hier? Wat...!” „Omhoog die handen!” klonk een bevelende stem in de deuropening. Het was de harde stem van Rex Abel. „Geen beweging. Ik schiet direct en goed! Ik meen het in volle ernst, Raven!”

Daar stond de oude man, de benen iets gespreid. In zijn rechterhand hield hij een zware Colt. De oude gele huid spande zich om de uitstekende knokkels. Een oude, maar een stevige en vaste hand nog.

„Abel!” riep Raven verrast uit. „Vervloekt!”

Drie mannen bevonden zich in de kamer. Raven en twee ruwe kerels. Maar een van hen herkende het meisje onmiddellijk.

Er was geen twijfel mogelijk.

„Gil!” riep ze . „O... Gil!”

Dan Raven werd rood van woede. Hij had zich laten verrassen. Hij had die oude Abel toch nog onderschat. Hij wierp een vlugge blik op Gil Lamo en zijn zuster. Als hij met een snelle sprong tussen die twee zijn revolver kon trekken... Maar Re* Abel’s scherpe ogen hadden Raven’s bedoeling onmiddellijk gezien. Dreigend richtte hij de revolverloop op Dan Raven.

„Ik zou het niet proberen, kerel!” Raven knarste met de tanden. „Gil!” riep June Lamo nogmaals.

„Ja, ja, dat is een verrassing, nietwaar, miss Lamo?” zei de oude Rex Abel grinnikend. „Zo zie je dat een dode weer opstaat.”

Het gelaat van de donkere jongeman was krijtwit geworden. Hij leunde tegen de tafel en had even de ogen gesloten. Zijn lippen trilden, bewogen. En dan bedekte hij zijn gelaat met de rechterhand alsof hij zich voor het meisje wilde verbergen. Hij durfde haar blijkbaar niet aan te kijken. Een smartelijk gekreun kwam uit zijn keel.

„Doe nou eindelijk eens wat, Loyi” brulde Raven nu. „Waarvoor denk je dat ik je betaal? Moet ik me zoiets laten welgevallen?”

„Haal geen stomme streken uit, Raven,” waarschuwde Rex Abel weer. , Je kunt met mij geen truc uithalen. Ik heb ervaring. De Mexicaan is dood. En hij zal niet de laatste zijn. Geloof me.”

„Jij bent hier, Gil?” riep het meisje uit, dat blijkbaar nog steeds niet kon geloven dat haar broer niet dood, maar nog springlevend was. „Word ik dan gek? Zie ik dan spoken?” , June,” begon Gil Lamo, „ik... ik moet je wat... vertellen... het is allemaal niet zo eenvoudig... geloof me...” „Hou je kiezen op elkaar,” snauwde Dan Raven woedend. „Wil je dat alles uitkomt? Dan zijn we verloren!” „Of hij zijn mond opendoet of niet. Raven, wat maakt dat nou uit?” zei Rex Abel op schampere toon. „Ik weet reeds een heleboel en ik geloof dat het tijd wordt dat ik sheriff Talbot een tip geef.”

Raven snoof en vloekte. Hy had ingezien dat hij er volstrekt niet zo gunstig voorstond nu deze magere oude man de lakens uitdeelde.

„Ik... ik kwam voor jou naar Wickenburg, Gil,” zei het meisje zacht. „Ik kan het nog niet geloven... het is zo vreemd. Iedereen zei dat je dood was. Datje doodgeschoten was in deze stad. En ze stuurden me je bezittingen. O, het was ontzettend...”

„June,” zei de jonge Lamo weer, „laat me je alles verklaren...”

„Pas op, miss!” klonk nu Rex Abel’s woedende stem. „Ik heb een aardig verhaaltje voor Raven meegebracht. Probeert u eerst eens aan de weet te komen aan welke kant uw broer staat.”

„Je zult het berouwen, Abell Je zult er spijt van hebben, dat verzeker ik jet” schreeuwde Dan Raven. „Hou nou je grote mond, Raven. Nog één keer en het is je laatste woord. Gaat u een beetje opzij, miss. Ik kan me voorstellen, dat het u verbaast uw broer zo plotseling in levende lijve te zien. Nietwaar, u veronderstelde toch dat hij door Corrin was gedood? Dat werd u trouwens ook overal verteld omdat de mensen niet beter wisten. Maar de waarheid ziet er een beetje anders uit. Perry Cortin schoot in werkelijkheid niet Gil Lamo neer, maar mijn zoon. Daniël Hunter noemde hij zich hier. Ik heb zijn spoor gevolgd. Wekenlang. Tenslotte kwam ik erachter dat hij in Wickenburg voor Raven werkte. En Raven stuurde hem de dood in.”

„Hij was niet beter dan jij!” brulde Raven. „Een doodgewone bandiet precies zoals jijl Ik weet dat jij in het noorden leeft van ‘steek-je-handen-op-zaakjes’. Je zoon heeft het me zelf verteld. En daarom pas je wel op om naar de sheriff te gaan. Je wordt overal gezocht, man. Vijfhonderd dollar staan op je hoofd. Vooruit, Loy, is dat niks voor jou?” „Knap dit zaakje zelf maar op, Raven,” bromde Tweeling-Loy. „Mij te link.”

„Je hebt gelijk, Raven,” zei de oude man. „Vijfhonderd dollar is een aardig bedragje. Maar niet voor een dode man. En wie van jullie denkt dat hij dat bedrag gemakkelijk verdienen kan, die moet het maar proberen. De Mexicaan was een van de velen, die het geprobeerd heeft. Of ging hij omdat het jouw ideetje was, Raven?” „Ik heb niks met die Mexicaan te maken.” „Nee? Dus die kerel wilde slechts vleermuizen schieten? Met een geweer? Toe, vertel me geen verhaaltjes, Raven. Mijn zoon behoorde tot je mensen. En jij was het ook, die deze truc uitdacht. Om Daniël Abel op te laten treden in plaats van Gil Lamo. Maar je deed het voorkomen alsof Gil Lamo het slachtoffer van Cortin was geworden. Waarom deed je het eigenlijk? Waarom heb je het verhaal opgedist dat Daniël Abel Lamo zou zijn?” „Ik dacht dat je alles wist.”

„Wat is er met het geld gebeurd, Gil?” wilde June weten. „Zeg de waarheid alsjeblieft. Niet om het geld... dat zullen we vergeten. Daar zullen we over zwijgen als ik de waarheid weet...”

„Voor achtduizend dollar is het de moeite waard om de duivel te laten dansen, miss,” zei Rex Abel grimmig. „Hoeveel heb jij daarvan in je zakken gestoken, Raven? De helft? Of misschien nog meer?”

„Je hebt nou de kans nog, Abel. Vertrek! Jij en het meisje! Ik denk dat het niet lang meer kan duren of Talbot duikt hier op. En dan ben je er gloeiend bij, dat verzeker ik je!” „Aardig van je dat je me wilt laten vertrekken,” zei Rex Abel spottend. „Maar ik voel er toch niks voor om je raad op te volgen. Ik wil met jou afrekenen, Raven, omdat je Daniël voor de loop van de Colt van de postmeester hebt gebracht. Of ik een bandiet ben of niet, wat maakt dat uit? Ben jij misschien een haartje beter dan ik? Daniël was mijn zoon en ik wilde hem terughalen, snap je? Hij dacht dat je in het leven alles zonder hulp van anderen kon krijgen. Hij wilde geen bevelen aannemen. Toen ging hij weg naar het zuiden. Naar Wickenburg. Het heeft me heel wat moeite gekost zijn spoor te blijven volgen. Af en toe was ik het zelfs kwijt. Maar toen begon hij te schrijven. En nu ben ik hier, Raven. Nu presenteer ik de rekening.”

Hij hief de Colt op en richtte de loop op Dan Raven. Maar op dat ogenblik stootte Loy Hitchins, de Tweeling, met zijn voet tegen een stoel en een der poten daarvan trof onzacht Rex Abel’s been. De oude man wankelde even en deze kans nam Dan Raven waar. Zijn hand schoot bliksemsnel naar zijn revolver. De explosies van de beide wapens klonken bijna gelijk. Kruitdamp drong June Lamo in de neus. Een stoel viel om. Ze gilde luid.

Dan Raven hoestte en zijn handen grepen naar zijn borst. Twee, drie wankele passen deed hij nog in de richting van het raam. Hij opende de mond alsof bij iets tegen Loy wilde zeggen.

„Weg!” schreeuwde Gil Lamo. „We moeten weg, Loy! Ze komen eraan!”

De Tweeling snelde naar het venster en keek. , Ja, we moeten weg!” snauwde hij. „En Raven?” riep Gil Lamo.

„Die is dood,” snauwde Loy Hitchins na een korte blik op het slappe lichaam van de hoteleigenaar. „We moeten snel zijn.” „Gil!” klonk de zwakke stem van June smekend. „Ga niet! Alsjeblieft, blijf hier! Laat me niet weer alleen! Alsjeblieft!” „Dat gebeurt ook niet, miss,” zei Loy Hitchins grijnzend. , Jij gaat met ons mee. Het zou niet verstandig zijn om je hier achter te laten. Je hebt te veel gehoord.” Hitchins was de laatste die het vertrek verliet. Gil Lamo had zijn zuster inmiddels naar buiten gesleurd. „Laat me los!” riep het meisje. „Ik wil niet... ik wil niet.” Ze verweerde zich met al haar krachten tegen haar broer. „Laat me los, ik wil niet mee. Ik ga om hulp schreeuwen, Gil! Laat me... laat me...”

„Het spijt me, June,” mompelde de jongeman, „maar ik kan je niet hier achterlaten!”

Ze wilde nu om hulp schreeuwen, maar hij legde zijn hand op haar mond en hield haar stevig vast. Samen met Loy Hitchins sleepte hij haar door de donkere nacht. Ze was haast niet in staat adem te halen. Wat gingen ze met haar doen? Was haar broer dus werkelijk een misdadiger? O, ze had nooit naar Wickenburg moeten komen. Wat een verschrikkelijke dingen maakte ze mee. En wat zou ze nog moeten meemaken? Haar broer ontvoerde haar. Wat zou hij met haar doen?