Hoofdstuk 9

Het was donker geworden. De sterren stonden reeds te fonkelen aan het uitspansel toen Archie Howard plotseling zei: „Het is tijd om te sluiten, mr Cortin. Is Poema nog steeds niet terug uit Mayhill? En wat heeft de sheriff gezegd van Mac Dickins’ eigenmachtig optreden?”

„O... niks bijzonders,” bromde Perry Cortin, die in een hoek van het vertrek zat, het hoofd in de handen gesteund. „O... wel, goedenavond, mr Cortin,” zei de kassier en vertrok. Hoe lang Perry Cortin in zijn donker hoekje had gezeten, wist hij niet, maar plotseling werd er op zijn schouder getikt. Het was de Indiaan.

„Mac Dickins is dood,” zei de Indiaan toonloos. „Reg Stilham heeft hem op de helling van de Riley Peak gevonden. We kwamen samen terug in de stad.”

„Dickins?” riep Perry Cortin uit. Hij sprong op en staarde de Indiaan met ongelovige ogen aan.

„Dood,” herhaalde Poema. „Een kogel.”

„En... en de drieduizend dollar die hij bij zich had?”

„Geen geld,” zei Poema kalm. „Alleen een paar zilveren dollars in zijn zakken. Hij werd beroofd.”

„Nee! Maar... maar wie kon weten dat Dickins met zoveel geld naar Hoover was gegaan?”

„Stilham misschien?” opperde de Indiaan.

„Ben je gek geworden, Poema?”

„Stilham heeft Mac Dickins gevonden. Het geld is weg. Ik trof hem op de weg van Mayhill naar Wickenburg. Niet de gewone weg. Het pad dat door de Silver-Pas naar de vlakte voert. Hij kan niet op de helling van de Riley Peak zijn geweest.”

„Duivels! Weet Talbot dat, Poema?”

„Nee. Hij weet het niet. En er is nog wat,” zei de Indiaan. „Ik trof vier vreemde blanke mannen. Een van hen is een poos in de stad geweest. Een jongeman, nog geen dertig jaar. Hij was veel bij Dan Raven. Op een dag verliet hij de stad. Hij kwam niet terug. Ik dacht dat hij ver van hier was. Zij hebben m’n posttas genomen en de brieven bekeken. Ze wilden geld.”

„Een overval?”

„Ja. Ze wilden me eerst doodschieten, maar dat deden ze toch niet. Ze zeiden dat een Indiaan dom is. Ze hadden een geldtas bij zich. Een geldtas... heel dik.” „De drieduizend dollar?”

Poema knikte. Nu was alles duidelijk. Er hoefde niet meer aan getwijfeld te worden wat er was gebeurd. De Indiaan bleef nog even bij Perry Cortin, maar draaide zich dan om en verdween geruisloos uit het vertrek.

Perry stond ook op. Hij stak een lamp aan, nam een patroongordel die in een kast hing en gespte het ding om. In een schuurtje hing een met zilveren nopjes beslagen zadel. Perry haalde het zadel van de haak en verliet het huis. Hij wist nu wat hem te doen stond. Hij had ten overstaan van sheriff Talbot de verantwoording voor Mac Dickins op zich genomen. En Mac Dickins was nu dood. De tas met geld was weg. Hij moest de bandieten achtervolgen.

„Hé, wacht eens eventjes!” klonk een bevelende stem. „Leg het zadel neer, Cortin, en ga dan terug naar huis. Het spijt me, maar ik zal tot maatregelen moeten overgaan, die voor jou niet aangenaam zijn.”

Het was sheriff Talbot die deze harde woorden sprak. Hij had een Colt in de vuist, waarvan de loop op Perry Cortin was gericht. Met een snelle beweging van zijn linkerhand rukte de sheriff Perry de Colt uit de holster.

„Ben je gek geworden, Leslie?” riep Perry Cortin verbaasd. „Misschien word ik dat nog wel,” bromde Leslie Talbot. „Laten we naar binnen gaan, Perry. Naar jouw huiskamer. Het is een ernstige zaak. Het «tuit me tegen de borst jou zo te moeten behandelen, maar ik kan niet anders. Ik moet de wet nakomen.”

„Je hebt je verstand verloren!” riep Perry Cortin uit. Maar hij voldeed toch aan het bevel van de sheriff. Hij begreep er niets van. In de kamer aangekornen, wees Talbot met de loop van zijn revolver een stoel aan waarop Perry moest gaan zitten. „Ga zitten, Cortin. Ik heb je een paar vragen te stellen. En denk goed na alvorens je me antwoord geeft. Het gaat om je kop. Denk daar goed aan!”

„Oké,” zei Perry Cortin scherp. Hij begreep niets meer van Talbot’s zonderlinge houding. Waarom deed de sheriff alsof hij de grootste misdadiger was? Maar hij zou het spoedig weten.

„Wel, begin maar,” vervolgde Perry Cortin. „Wat heb je plotseling tegen mij, Talbot?”

„Moord.”

„Moord? Op wie?”

„Op een zekere Gil Lamo.”

„Aha, nu begin ik er wat van te begrijpen. Het meisje, nietwaar? Ze heeft mij verteld dat ze Gil’s zuster is. En nu denkt ze dat die broer van haar tep onrechte in Wickenburg is neergeschoten. Dat ik ‘m vermoord heb. Zo is het toch, hè?” De sheriff staarde naar de Colt in zijn vuist en schoof het wapen dan terug in de holster. Zijn mondhoeken trokken nerveus. Hij ging zitten en sprak dan: „Ik hoop dat je geen verzet gaat plegen, Cortin. Je zit in een moeilijke positie. Trouwens... ik ook. Maar wat kan ik anders doen? Er is een officiële aanklacht tegen je ingediend. Van June Lamo tegen Perry Cortin. Een aanklacht wegens moord op haar broer Gil. Zo staan de zaken er voor.”

„Ik had eigenlijk wel gedacht dat het meisje dat zou doen, Talbot. Ze is er van overtuigd dat ik haar broer vermoord heb. Het is natuurlijk haar goed recht om een aanklacht tegen mij in te dienen. Maar toch sta ik verbaasd dat jij geloof hecht aan die onzin van haar. Heb je dan geen andere zorgen? Dickins is dood. Er is een dode met de postkoets aangekomen en nu richt je al je aandacht op een zinloze aanklacht van een fantasierijk meisje tegen mij. Mag ik roken?” „Natuurlijk,” zei de sheriff. „Geloof me, Cortin, de aanklacht is niet zo zinloos als je wel denkt.” „Niet zinloos? Laat me niet lachen, Talbot. Denk je nou heus dat ik Gil Lamo heb neergeschoten omdat ik er voordeel bij had? Dat ik een koelbloedige bandiet ben?” „Nee... ik niet...”

„Hij kwam met getrokken revolvers het vertrek binnen en ging naar het loket. Hij was er op uit om de bank te beroven. En was het toen niet mijn goed recht om me te verdedigen? Ik kan toch niet toelaten dat iemand onder mijn ogen het geld van de Montana Bank steelt? Ik ben geen held, Talbot, geen man die zijn problemen tot een oplossing brengt door zijn Colt te trekken. Ik ben verantwoordelijk voor de aan mij toe-vertrouwde gelden van de bank. Lamo was een bandiet. En ik heb uit noodweer geschoten. Dat is zo waar als ik hier zit. Kan het meisje misschien het tegendeel bewijzen van wat ik nu heb gezegd?”

„Ja,” zei Talbot nu, „dat is het ‘m juist. Dat kan ze. Volgens haar ziet dit zaakje er een weinig anders uit. En niet zeer gunstig voor jou, Cortin. Ik heb er lang over nagedacht alvorens ik naar je toeging. Ja, ja, ik wilde je eerst een wenk geven om stilletjes te verdwijnen. Omdat we zulke goede vrienden zijn. Maar dan zou ik tegen de wet en tegen m’n geweten in handelen, begrijp je. Wanneer ik nu faal, dan kan ik net zo goed mijn sheriffster aan de wand hangen en uit Wickenburg vertrekken. Ik heb het gevoel alsof ik over een moeras loop zonder dat ik weet of ik hier of daar er in weg kan zakken. Overal waar ik meen te kunnen toeslaan, sla ik mis. Maar jij en dat meisje, er is een kwestie tussen jullie die ik moet en die ik kan aanpakken. June Lamo heeft een aanklacht tegen je ingediend en ze heeft haar verhaal verteld. En nu wil ik jou verhoren, Cortin. Hoe ik persoonlijk over deze geschiedenis denk, doet niks ter zake. Maar de wet moet zijn loop hebben. Jij beweert dus dat je Gil Lamo hebt neergeschoten bij een poging om de bank te beroven. Dat wordt ook bevestigd door Archie Howard, die als enige getuige aanwezig was.” „Zo is het precies, Talbot.”

„Maar nu is het zo dat June Lamo aan haar broer Gil een bedrag van achtduizend dollar heeft overgemaakt. Dat geld moest via de Montana Trading Bank in Wickenburg worden uitbetaald. Ik heb het adviesje van June Lamo op mijn kantoor. Het bewijs dat het inderdaad zo is als ze heeft gezegd.” „Nee,” zei Perry Cortin, en hij schudde zijn hoofd. „Dat kan onmogelijk kloppen.”

„Toch wel, Cortin. De bewijzen die het meisje voor me meegebracht heeft, zijn voor mij voldoende. Achtduizend dollar... dat is een behoorlijk bedrag, hè? En waar is dat geld gebleven, Cortin? Dat is de vraag. We hebben dat geld niet in Gil Lamo’s zakken gevonden. En niemand in de stad wist iets van dat geldbedrag af. Alleen jij...”

Perry schudde zijn hoofd. Hij antwoordde niet onmiddellijk en dacht diep na. Wanneer het waar was wat Talbot zei, dan stonden de zaken er slecht voor. Achtduizend dollar, dat was de moeite waard. Voor zo’n bedrag was er altijd wel iemand te vinden om een moord te plegen.

Hij sloot de ogen. Hij moest zich nu niet in de war laten brengen, maar koel en zakelijk blijven. Niet in paniek geraken. „Een vraag, Talbot,” zei hij eindelijk. „Bezat het meisje wel zoveel geld? Ja? Het kan natuurlijk waar zijn... ja, ze zal er niet om liegen. Waarom maakte ze die achtduizend dollar aan Gil over?”

„Ik heb de brief gelezen, die hij haar geschreven heeft,” bromde Talbot. „Eigenlijk is alles een en al bedrog. Lamo heeft haar geschreven dat hij onder zeer gunstige voorwaarden deel kon nemen in de exploitatie van een goudmijn. Daarvoor had hij die achtduizend dollar nodig.” „Maar alle mijnen in de omgeving zijn toch stilgelegd?” riep Perry Cortin uit.

„Maar hoe moest zij dat weten? Gil noemt in die brief zelfs de naam van de mijn. De McRoy-Mijn.” „Dat was de kleinste van allemaal. Behoorde die niet aan de ‘Golden Gate’ saloon destijds?”

„Ja, Henry Globster was de eigenaar. Maar die is er ook niet rijk van geworden.”

„Dus je denkt dat die Lamo zijn zuster bedroog?” „Dat denk ik. Maar het is een feit dat ze hem achtduizend dollar stuurde. June en Gil Lamo hebben van hun ouders geld geërfd. Een aardig vermogen. Gil was echter heel gauw door zijn aandeel heen. Zijn zuster heeft ‘m toen enige malen geholpen om een nieuw bestaan op te bouwen. En tenslotte kwam er een brief van hem uit Wickenburg, waarin hy om achtduizend dollar vroeg. Ze heeft hem dat geld zonder aarzelen gestuurd omdat hij beweerde er een goed onderpand voor te hebben en dat ze het geld er dubbel en dwars weer uit kregen als die mijn geëxploiteerd werd.” „Laat ik je venellen, Talbot, dat ik niets, maar dan ook niets weet van een cheque van achtduizend dollar ten name van Gil Lamo en dat die hier kon worden uitbetaald.” „Zo? Voor zover ik weet, heeft Lamo het bedrag gehaald, Cortin. Hier in dit huis. Je moest dat eigenlijk weten.” „Kijk de boeken maar na,” zei Perry Cortin, en hij haalde de schouders op. „Ik word van moord beschuldigd op Gil Lamo, maar dan moeten er ook bewijzen zijn.”

„Het is op de zesde mei geweest,” zei de sheriff. „Op de zesde mei is het geld gehaald. Waar zijn je boeken, Perry?” „Daar achter je. In die kast. Ja, het bovenste vak. Het vierde boek van links.”

De sheriff greep het aangeduide boek en gaf het aan Cortin. „Kijk het zelf maar eens na, Perry. Jij bent beter in je boeken thuis dan ik. De bedragen die op de zesde mei zijn uitbetaald, moeten we hebben. Dat was vijf dagen voordat hij doodgeschoten werd.”

„Hier,” zei Perry Cortin. „Hier staan de bedragen die er op de zesde zijn uitgegaan. Het kan niet... alle duivels...” „Daar!” wees nu ook Talbot. „Zie je dat het er in staat? Achtduizend dollar!”

„Het... is inderdaad waar,” stamelde Perry Cortin, en hij werd bleek. „Het klopt...” „Wiens handschrift is dit?” „VanHoward.”

„Kan hij zulke grote bedragen uitbetalen zonder jou daarvoor toestemming te vragen?”

„Ja, vooral in het begin van de maand worden er meestal heel wat betalingen gedaan. Dan hebben we altijd zo’n veertigduizend dollar in kas. Dan komen de ranchers veel geld halen voor het uitbetalen van de lonen.”

„Wel, dan zie je dat de zaak er wel wat anders uitziet dan je had gedacht, nietwaar Cortin? Wat June Lamo gezegd heeft, klopt precies. Gil Lamo heeft die achtduizend dollar gehaald en Howard en jij konden dat weten. Meer, jullie wisten het. Ik denk niet dat Gil Lamo zo onvoorzichtig was om overal rond te strooien dat hij acht mille aan dollars op zak had. Je zou wel stapelgek moeten zijn als je dat deed.” „Ik wist er niets van, Talbot, je kunt me geloven.” „Persoonlijk geloof ik je. Maar als sheriff van Wickenburg, moet ik je arresteren. Jou en Archie Howard.” „Goed. Wanneer je denkt dat dat je plicht is dan moet je die niet verzuimen, Talbot. Maar nogmaals, ik wist niets van dat bedrag af. En het zal moeilijk zijn om het tegendeel te bewijzen.”

„Is Howard thuis?”

„Zeker. Die gaat nooit uit als het donker is. Ik heb ‘m tenminste ‘s avonds nog nooit in de stad getroffen. Hij heeft twee kamers op de eerste verdieping.” Sheriff Talbot keek Perry onderzoekend aan. , .Wanneer ik jou alleen laat, zul je dan geen stomme streek uithalen, Perry? Ik wil Howard even halen. Beloof je me dat je hier blijft?”

„Natuurlijk. Waarom zou ik weggaan? Ik heb niets op m’n geweten en dat zal spoedig genoeg bewezen worden.” Perry zonk terug in zijn stoel toen de sheriff verdwenen was. Hij hoorde hoe deze de trap beklom. Hij hoorde de zware laarzen van de sheriff boven zich bonken op de houten vloer van de gang die naar Howard’s kamers leidde. Dan was het even stil. Maar niet lang. Veel sneller dan voorheen stampten de laarzen van de sheriff op de vloer. Veel sneller dan voorheen klonken zijn voetstappen op de trap. Met een zwaai ging de deur open en Talbot’s ogen rolden wild door de kassen toen hij brulde: „Hij is wegl De kamer is leegl De slaapkamer en ook de zitkamer. Er staat een kast open. Ik denk dat Howard gevlucht isl Kom mee!”

„Wat?” riep Perry Córtin verbaasd uit. „Howard is niet thuis?”

„Nee! Maar ik zal ‘m vinden!”

Leslie Talbot snelde, gevolgd door Perry Cortin opnieuw de trap op. Ja er was geen twijfel mogelijk. Archie Howard was niet op zijn kamers. Zijn pantoffels stonden onder een stoel. De kastdeur was wijd open. Ook de laden van een commode. „Hij kan toch niet gevlucht zijn?” „Waarom niet?”

„Maar Howard, die stille, bedeesde man.” „Ik zal eens in de stad kijken,” snauwde de sheriff. „Misschien is-ie ergens op bezoek of misschien vind ik ‘m in een kroeg.”

Perry Cortin begreep er niets van. Wat betekende dit nu weer?

„Howard gaat ‘s avonds nooit de deur uit,” mompelde hij. „Ik begrijp er niets van.”

Ze gingen langzaam weer naar beneden. Toen ze de huiskamer binnenkwamen deden ze onwillekeurig een stap terug. Midden in de huiskamer stond een lange man. Een man, aan wie ze veel gedacht hadden. „Nieuws?” vroeg Conny Coll vriendelijk lachend.

„Nieuws?” herhaalde sheriff Talbot. ,Ja... ik moet Cortin arresteren!”

„Dat is dan niet mis!” zei Conny Coll lachend. „Een goeie bak! Hé, sheriff, je kunt alleen vijanden van de wet arresteren. Geen vrienden.”

„Nee, nee, mr Coll... ik moet Cortin arresteren. Er is een aanklacht tegen hem ingediend.”

En dan vertelde sheriff Talbot hortend en stotend wat er ondertussen was gebeurd en waarom June Lamo een aanklacht tegen Perry Cortin had ingediend.”

„Wat moet ik doen... wat moet ik doen?” riep Leslie Talbot tenslotte wanhopig uit.

„Cortin wordt vanzelfsprekend niet gearresteerd. Hij is onschuldig.”

„Daar ben ik ook van overtuigd. Maar de aanklacht... de achtduizend dollar...”

„Dat zoeken we wel uit. Cortin weet niks van dat geld. Ik geloof hem en dat is voldoende.” „Maar Howard...”

„Howard is geen moordenaar. Misschien trad hij op als verbindingsman. Misschien stond hij onder druk van een bende. Misschien behoort hij er toe of verleent handlangersdiensten. We komen er wel achter. Dus hier is een bandiet, die Gil Lamo heet, opgedoken en die heeft z’n zuster achtduizend dollar afgetroggeld. Waarom niet meer?” „Omdat ze niet meer bezat.”

„Dan bevindt Gil Lamo zich in slecht gezelschap.” „Heeft u niet gezegd, mr Coll,” zei de sheriff nu, „dat Lamo reeds een heleboel overvallen op z’n geweten heeft?” „We weten niet zeker of het Gil Lamo was. Maar deze naam dook steeds weer op, wanneer er zo’n overval was gepleegd. We nemen dus aan dat de bandiet Gil Lamo is. Hij moet zich bij een bende bevinden, die in deze streken opereert. Hm... we zullen zien. Het wordt een vreemde geschiedenis. Het geld heeft hij.”

„Ja. Kijk, hier heeft hij er voor getekend.” „Maar waarom wou je nou Cortin arresteren, sheriff?” „Ik... ik weet het niet meer. Mijn kop loopt om. Ik weet niet meer wat ik doe. Ik kan deze zaak niet aan. Ik ben niet geschikt voor’het baantje van sheriff. Ik zal m’n ster teruggeven.”

„0 nee, dat doe je niet, Talbot. Ga naar huis en kruip onder de wol. Het zou wel goed zijn als het meisje werd gearresteerd.”

„Wat!” riep Cortin uit. „Het meisje... June...” „Nee!” riep Talbot verbaasd. „Waarom?” , June Lamo’s leven loopt gevaar. Hebben jullie dat niet gemerkt?”

Conny Coll zag twee paar stomverwonderde ogen op zich gericht.

„Wel, denk er maar eens over na. Ik moet nu weg. Mr Rex Abel moet ik dringend spreken. Het zal wel een onrustige nacht worden. Maar stoppen jullie allebei je oren dicht. Vannacht vervang ik de sheriff van Wickenburg. Duidelijk?” „Heel duidelijk,” zei Cortin. „En ik?” vroeg de sheriff. „Wat doe ik?” „Wat ik reeds gezegd heb. Laat je door de dokter een slaappoeder geven en dan ziet de wereld er morgen, als je weer wakker wordt, heel anders uit, Talbot.” De sheriff slikte een paar maal.

Morgen, dacht hij. Aan de dag van morgen wilde hij volstrekt niet denken.