14. NAAR EEN BRAVE NEW WORLD?

    Cees Dekker

 

1. Huxley’s heerlijke nieuwe wereld

Waar gaat het met onze wereld heen in de toekomst? Het blad New Scientist vroeg onlangs een aantal topwetenschappers om te schetsen wat ons de komende 50 jaar te wachten staat.1 Dit waren enkele antwoorden:2 met kunstmatige eicellen en sperma zullen vrijwel alle baby’s gezond geboren worden. We zullen medicijnen hebben waarmee we verloren ledematen weer kunnen laten aangroeien, en beschadigde organen zullen gerepareerd worden op dezelfde wijze waarop we een auto repareren. De menselijke geest zal met medicijnen worden aangezet om onze sterfelijkheid zonder angst te bezien en nieuwe medicijnen zullen het diep mystieke in ons kunnen oproepen. De menselijke geest zal verrijkt worden met een geïmplanteerd brein-machine interface. We zullen voortdurend hersenactiviteit kunnen meten vanaf grote afstand. Draagbare apparaten zullen ons vertellen wat er in het brein afspeelt als we beslissingen nemen, onderhandelen en verwachtingen en bedoelingen formuleren. We zullen volledige controle hebben om foutieve gedachten te kunnen planten in het geheugen van mensen. Kunstmatige intelligentie zal die van de mens vele malen overstijgen en wij zullen versmelten met de computers die we maken.

Wat een lijst! Dit lijken eerder fantasievolle gedachtespinsels van science fiction schrijvers dan wat het zijn: voorspellingen van wetenschappers. Aldous Huxley zag het lang geleden al aankomen. Vijfenzeventig jaar geleden publiceerde hij zijn befaamde roman Brave New World (in het Nederlands verschenen onder de titel Heerlijke nieuwe wereld)3 met een huiveringwekkend toekomstvisioen van een wereld waarin mensen genetisch geprogrammeerd worden voor verschillende klassen. Een wereld waarin het bestaan van elk mens geconditioneerd wordt van de kunstmatige conceptie tot de zachte dood. Een wereld waarin alles wat avontuurlijk en waardevol is, is verdwenen in een vlak bestaan met pretdrugs en vluchtige seks. Oppervlakkig bezien is het een heel aangename wereld, zonder oorlog, ziekte, schuld, en met de onmiddellijke bevrediging van elke menselijke behoefte, van multimedia topamusement en quasi-religieuze vieringen tot de gelukzalige gevoelens opgewekt door een ‘soma’ pilletje.

En toch mist in deze wereld het meest fundamentele: de diepte van de menselijkheid, liefdevolle relaties die toppen maar ook dalen kennen, vervulling na intens verlangen, voldoening van met moeite verrichte prestaties, worsteling met morele keuzes, zingeving, Godsgeloof, gezinsrelaties, waardigheid, moed, eer, creativiteit, kunst, wetenschap, de schoonheid van Shakespeare, dat alles was verdwenen. En juist die afwezigheid van echt menselijke mensen maakt deze geoptimaliseerde wereld afschrikwekkend. Het verraderlijke van Brave New World is dat deze wereld tot stand was gekomen via de weg van de vrijwilligheid, door de keus van de mens zelf, keuzes die wijzelf bijna vanzelfsprekend ook maken: voor een betere gezondheid, meer comfort, plezier. Dwang was onnodig. Zoals een van de wereldleiders in het boek opmerkt: ‘Ten slotte zagen de beheerders in dat geweld niet hielp’ want verleiding was effectiever. In die andere beroemde toekomstroman, George Orwells 1984, was het kwaad evident omdat de staat alle burgers controleerde en in bedwang hield met geweld en pijn. In Brave New World is het kwaad veel subtieler aanwezig maar daarom niet minder angstaanjagend.

De wereld van Brave New World – die Huxley in pakweg het jaar 2500 plaatste – was tot stand gekomen door met name biotechnologie en psychologie. Het thema van zijn boek was niet zozeer de wetenschap en technologie zelf, maar de wijze waarop deze de mens beïnvloeden.4 Al vijftien jaar na het verschijnen van Brave New World constateerde Huxley dat de wetenschap razendsnel was voortgeschreden en dat het goed denkbaar was dat de horrorwereld van zijn dystopia5 misschien zelfs wel binnen een eeuw realiteit zou kunnen worden.4

Ik zal in dit hoofdstuk betogen dat de realisering van Huxley’s visioen dichterbij is dan menigeen zich realiseert. Technisch gesproken lijken centrale elementen van Brave New World mogelijk te worden. De moderne mens lijkt behoorlijk maakbaar door de opmars van computers, genetica, en neurowetenschappen. We kunnen wellicht evolueren van een Homo sapiens naar een verbeterde ‘Techno sapiens’, een ‘supermens’ die qua capaciteiten de huidige mens ver overstijgt.

De vraag die echter ter tafel ligt is: willen wij dat? Is het wenselijk de mens te ‘verbeteren’ in een supermens? Wat zijn de consequenties van de nieuwe mogelijkheden die de nieuwe technologieën scheppen? In dit hoofdstuk probeer ik een aanzet te geven tot een antwoord op deze vragen.6 Ik schrijf dit vanuit mijn achtergrond als wetenschapper die werkzaam is op het grensgebied van nanotechnologie en biofysica, vakgebieden die aanschuren tegen de problematiek van de maakbare mens. Ik doe dit tevens vanuit mijn christelijk geloof, omdat dit mij basiswaarheden aanreikt die ook op deze problematiek een nuttig licht laten schijnen. Ik zal tot de conclusie komen dat een krachtig tegengeluid nodig is tegen het naïef optimistische denken over de verbetering van de mens, omdat dit gevaren in zich bergt voor de aantasting van de menselijke waardigheid.

Wie zich verdiept in deze materie, zal beseffen dat de mensheid op een belangrijke tweesprong staat in de geschiedenis: blijft technologie, zoals millennia lang het geval was, een werktuig ten dienste van de mens, of gaat de technologie ingrijpen op de kern van de menselijkheid zelf? Het cruciale belang hiervan kan niet genoeg benadrukt worden. Ik illustreer dit met twee citaten. Ten eerste een citaat van een van de grootste denkers van de 20ste eeuw, C.S. Lewis, uit zijn boek uit 1943 met de treffende titel De afschaffing van de mens:7

Mocht er inderdaad eens een geslacht opstaan dat door middel van eugenetica en wetenschappelijke vorming de macht verwerft om van zijn nakomelingen te maken wat het wil, dan zijn alle latere geslachten aan die macht onderworpen. … De verovering van de natuur door de mens betekent, als de dromen van sommige wetenschappelijke plannenmakers werkelijkheid worden, dat er een paar honderd mensen regeren over vele miljarden. … Het slotstuk breekt aan wanneer de mens door eugenetica, door prenatale africhting en door onderwijs en propaganda op basis van een perfecte psychotechniek, een volledige beheersing over zichzelf gekregen heeft. De menselijke natuur zal het laatste stuk natuur zijn dat voor de mens capituleert. De strijd is dan gestreden.

En een recent citaat van Leon Kass, de voorzitter van de belangrijkste adviesraad voor bio-ethiek in de Verenigde Staten, die stelde:8

Alle natuurlijke grenzen staan ter discussie. Alle grenzen die ons als menselijke wezens hebben gedefinieerd. De grens tussen mens en dier aan de ene kant, de grens tussen mens en een supermens – of een god – aan de andere kant. De grenzen van het leven, de grenzen van de dood. De normale menselijke relaties die gebaseerd zijn op een diepe verbondenheid die voortkomt uit seksuele reproductie waardoor elk nieuwgeboren kind voortkomt uit twee lijnen die sinds mensenheugenis teruggaan tot vroeger tijden. Dit zijn de vragen van de eenentwintigste eeuw – en niets zou belangrijker kunnen zijn.

2. De stand van zaken

Laten we starten met een nuchtere blik op de huidige stand van zaken: wat is er nu anno 2007 science, en wat is science fiction? Wat kan er wel, wat niet? Is Brave New World technisch mogelijk?

Veel wordt verwacht van de zogenaamde ‘convergerende technologieën’: de nanotechnologie, robotica, neurowetenschappen, genetica en biotechnologie, heel verschillende richtingen die meer en meer bij elkaar komen en overlappen. Ik ben zelf werkzaam in de bionanotechnologie en dit zal mijn uitgangspunt zijn.9 Het nieuwe van nanotechnologie is dat het technieken biedt waarmee zelfs afzonderlijke atomen en moleculen kunnen worden gemanipuleerd. Toen ik acht jaar terug hoogleraar werd, gaven mijn studenten mij een bijzonder cadeau, een chip waar ze met enkele nanobuis-moleculen mijn initialen ‘CD’ hadden gespeld. Dit illustreert de buitengewone controle in de nanotechnologie. Nanotechnieken worden gebruikt voor basisonderzoek naar de bouwstenen van zowel de levenloze als levende materie. De verwachtingen voor de impact op lange termijn zijn hoog gespannen. Medische apparatuur, dataopslag in computers, zelfreinigend textiel, dit alles biedt prachtige mogelijkheden en is weinig controversieel. Gedachten aan Brave New World lijken hier niet relevant. Ondanks het prille stadium van het onderzoek werd er in de afgelopen jaren toch al een discussie gevoerd rond mogelijke gevaren van nanotechnologie:10 nieuwe nanodeeltjes bieden immers kansen voor duurzame productie maar zouden ook het asbest van de toekomst kunnen worden. Snellere nanocomputers zijn nuttig maar kunnen we de privacy van gebruikers wel beschermen?

De droombeelden en schrikbeelden worden het meest prangend als we nadenken over het grensvlak van leven en levenloos, de grens tussen mens en apparaat. Kunnen we met nanoelectrodes computers koppelen aan onze hersenen? Zo ja, wat gaat dat betekenen voor ons menszijn, leidt het niet tot vervreemding? Met nieuwe technologie kunnen wij medische problemen en handicaps vermijden. Dat is werkelijk prachtig, maar zal deze maakbaarheid van de mens dan niet leiden tot nieuwe vormen van eugenetica (rassenselectie) en een tweedeling in de maatschappij? Kunnen we kunstmatig leven creëren uit levenloos materiaal? Zo ja, kunnen we dat dan in de hand houden? Ook hier geldt de startvraag: wat is de realiteitszin van dit soort gedachten? Is nano (of breder de convergerende technologie) werkelijk zo’n toverwoord dat dit soort fantastische bespiegelingen ooit realiteit zouden kunnen worden?

Mijn antwoord is een voorzichtig: ‘Misschien wel.’ Er zijn in de afgelopen jaren tot de verbeelding sprekende resultaten behaald. Ik noem er enkele. Technische hulpmiddelen kunnen steeds meer betekenen voor het menselijke lichaam. Bij een medisch gebrek kan het soms zeer nuttig zijn een implantaat te plaatsen in het lichaam. Een pacemaker is een bekend voorbeeld en wordt al ruim een halve eeuw toegepast. Brillen en gehoorapparaten zien we bij een groot deel van de bevolking. Nu zijn dit nog losse hulpmiddelen aan de buitenkant van het lichaam maar dat kan gaan veranderen. Zo kan men chirurgisch een binnenoorprothese aanbrengen, een elektronische implantaat dat een klein microfoontje bij het oor verbindt met een spraakchip binnenin het oor die via tientallen elektrodes een signaal afgeeft aan de centrale gehoorzenuw. Mensen die volstrekt doof waren geworden hebben zo tot op zekere hoogte hun gehoor weer terug kunnen krijgen. Momenteel gebruiken al 75000 mensen zo’n hulpmiddel. Op soortgelijke wijze probeert men ook optische chips (het lichtgevoelige CCD element van een videocamera) in te bouwen in het oog, en deze te koppelen aan de oogzenuw. De eerste resultaten zijn zeer bemoedigend want mensen die hun gezichtsvermogen volledig kwijt waren, kunnen weer wat licht ontwaren.11 Een prachtige ontwikkeling!

Wellicht nog spectaculairder is dat het mogelijk lijkt om computers te koppelen aan zenuwcentra in het brein van de mens, waardoor je een actie van een machine kunt besturen, louter en alleen op basis van je gedachten! Bekend is het feit dat je de hersenactiviteit bij bepaalde mentale processen kunt afbeelden met bijvoorbeeld een MRI-scan. Nieuw is dat je via geïmplanteerde elektroden de hersenactiviteit zo nauwkeurig kunt waarnemen dat je de opgenomen signalen kunt gebruiken om een cursor op een scherm te verplaatsen en een muisklik uit te voeren. Matthew Nagle, een 25-jarige man uit Massachusetts die door een rugletsel verlamd was geraakt aan armen en benen, kan zo, louter op denkkracht, e-mail openen, eenvoudige computerspelletjes spelen en de afstandbediening van de televisie bedienen.12 Na enige oefening kon hij zelfs snoepjes grijpen met een robothand. De omgekeerde weg is ook (en al veel langer) mogelijk. Experimenten met ratten bijvoorbeeld hebben laten zien dat bewegingen kunnen worden gestuurd door een commando in te typen op een toetsenbord dat via elektrische signalen op elektroden in de hersenen leidt tot een voorspelbare reactie van de rat (een actie als opspringen bijvoorbeeld).13 Door middel van nieuwe technologie kunnen hersensignalen dus worden opgenomen èn worden aangestuurd.

Minder zichtbaar is dat ook op moleculair niveau het onderscheid tussen levend en levenloos kleiner lijkt te worden. Weliswaar is zelfs de allereenvoudigste levende bacteriecel ontzaglijk complex met vele honderden componenten.14 Toch leidt de voortgang van biochemie, nanotechnologie en genetica tot een groeiend scala aan moleculaire celcomponenten, en daarmee tot de steeds luider klinkende gedachte dat we misschien zelf biologische complexiteit kunnen samenstellen, dat we kunstmatige celstructuren kunnen maken, dat we mogelijk zelfs een kunstmatige cel zouden kunnen ontwerpen. Met andere woorden, dat we wellicht kunstmatig leven kunnen scheppen.

Recent is er zelfs een nieuwe naam voor dit het vakgebied, te weten synthetische biologie.15 Hier gaat het om het ontwerp en de synthese van nieuwe biologische onderdelen, en het herontwerp van natuurlijke biologische systemen voor nuttig gebruik. De gedachte van synthetische biologie is dat je, analoog aan de opbouw van een computerchip uit losse onderdelen als transistoren, ook biologische systemen kunt bouwen uit losse onderdelen zoals de genen en eiwitten. Dit fascinerende onderzoek biedt een nieuwe invalshoek op de levende natuur, een bottom-up ingenieursbenadering die in contrast staat tot het traditionele perspectief van de bioloog. De huidige status van dit onderzoek is dat men bezig is met de aanleg van een catalogus van biologische bouwstenen16 en met eerste pogingen om daarmee iets zinnigs te bouwen. Zo heeft men een genetisch netwerk ontworpen en gebouwd dat een dag-nacht ritme maakt in bacteriën die dat van nature niet hebben. Ook heeft men darmbacteriën een grondstof voor malariamedicijnen laten maken door er genen van een schimmel, plant en andere bacterie in te bouwen.

Het onderzoek naar synthetische biologie staat nog in de kinderschoenen. Zelf leven scheppen is nog ver weg. Wel is al zeer veel mogelijk in het sleutelen aan bestaand leven.17 Met genetische recombinanttechnieken is het al tientallen jaren mogelijk om een stukje uit het DNA van een organisme te knippen en dat over te plaatsen in het DNA van een ander organisme. Zo kun je extra genen toevoegen aan het erfelijk materiaal van een micro-organisme, plant of dier waardoor nieuwe eigenschappen worden toegevoegd. In genetisch gemodificeerde maïs bijvoorbeeld, is het DNA veranderd door toevoeging van het gen uit een bacterie dat een voor insecten dodelijke stof maakt, waardoor maïs resistent wordt tegen insectenplagen. In de biotechnologie worden reeds op grote schaal genetisch gemodificeerde micro-organismen ingezet voor de productie van chemicaliën en medicijnen. In principe zijn soortgelijke technieken ook bruikbaar voor het repareren van genetische defecten in het DNA van de mens.18 Tot nu toe waren de pogingen van zulke gentherapie nog maar beperkt succesvol, maar het onderzoek loopt nog volop.

3. Hemel of hel op aarde?

Bovenstaande laat iets zien van de geweldige, ja zelfs spectaculair te noemen mogelijkheden die de wetenschap tracht te ontwikkelen om controle uit te oefenen op de natuur. De vraag dringt zich op hoe we dit moeten duiden. Is dit alles positief of bedreigend? Zal al deze technologie tot zegen uitwerken of tot vloek? Welke consequenties zullen verdere ontwikkelingen hebben?

Sommige enthousiastelingen zijn ongeremd positief. In 2002 organiseerde de gezaghebbende Amerikaanse wetenschapsorganisatie NSF een workshop getiteld ‘Convergerende technologieën voor het verbeteren van de menselijke prestaties’.19 De organisatoren Michael Roco en William Bainbridge voorspelden dat er binnen twintig jaar een revolutie zal plaatsvinden en ze gaven een lijst concrete voorspellingen: breedband connecties tussen het menselijk brein en machines zullen zorgen voor een andere wijze van werk, autobesturing, sport en menselijke wisselwerking. Sensoren en computers zullen het bewustzijnsniveau van elk persoon verhogen. Robots zullen veel nuttiger zijn dan mensen omdat ze zullen werken op basis van menselijke principes als doelgerichtheid, bewustzijn en persoonlijkheid. Let wel, dit alles wordt voorspeld te gebeuren voor het jaar 2022! Op de langere termijn, voor het einde van de 21ste eeuw, voorspellen Roco en Bainbridge ‘wereldvrede, universele welvaart, en evolutie naar een hoger niveau van verworvenheden en medeleven’.20

Wel wel, dat is niet niks. Staat dit inderdaad allemaal te gebeuren? Komt deze ‘heerlijke nieuwe wereld’ er door al die heerlijke nieuwe technologie? Het is een wel erg eenzijdig optimistische blik op de toekomst. Recent organiseerde ook de Europese Gemeenschap een workshop over de nieuwe convergerende technologieën onder de titel ‘Hemel, hel, of nuchter aards?’21 Die titel22 was aardig gekozen omdat er in deze discussies luide stemmen klinken van toekomstvoorspellers die hemel of hel beloven, terwijl de gulden middenweg van de nuchterheid betrekkelijk weinig aandacht krijgt.

Het is duidelijk dat bovengenoemde Roco en Bainbridge in de categorie van hemelse profeten behoren. Maar zij staan hierin zeker niet alleen. Wetenschappers als filosoof Nick Bostrom23 uit Oxford en futuroloog Ray Kurzweil24 propageren een filosofie genaamd transhumanisme. Deze beweging eist het morele recht op om door het gebruik van genetische manipulatie en andere technieken de mens fundamenteel te verbeteren. Door de intellectuele, fysieke en psychologische capaciteiten van de mens te vergroten willen zij persoonlijke groei mogelijk maken die onze huidige biologische beperkingen doorbreekt. Zij zien de mens in zijn huidige vorm als een tussenstap in de evolutie (vandaar de naam transhumanisme), met als volgende stappen de verbetering (enhancement) van de mens door nano- en gentechnologie en een integratie van mens en computer. Ik ben zeer kritisch over het gedachtegoed van het transhumanisme, wat ik later in dit hoofdstuk uitgebreid zal motiveren.

Recht tegenover de utopisten staan de hellepredikers, met als meest zichtbare exponenten de computerdeskundige Bill Joy en de gerenommeerde astronoom Martin Rees, president van de Royal Society in Engeland, die er op gewezen hebben dat de combinatie van nanotechnologie, robotica en genetica grote gevaren in zich bergen. Joy, medeoprichter van het computerbedrijf Sun, schreef dat deze nieuwe technologieën het risico in zich dragen dat de mensheid een bedreigde soort wordt omdat intelligente robots de mensheid zullen verdringen.25 Rees wees erop dat er een behoorlijke kans is dat de 21ste eeuw de allerlaatste zal zijn voor de mens, omdat wapens op basis van de convergerende technologieën grote risico’s kennen, met name als uitvindingen in verkeerde handen komen.26

Het lijkt me dat er ook een middenweg mogelijk moet zijn. Met name in Europa groeit een meer genuanceerde visie die zich minder richt op de transhumanistische verbetering van de individuele mens, maar die nieuwe technologie wil inzetten voor sociale cohesie, levenskwaliteit en duurzaamheid. Nanoen gentechnologie zijn mijns inziens wondermooie technologieën. Maar ze zijn niet autonoom en de keuzes over het gebruik ervan liggen bij de mens. Vaak klinkt een fatalistisch geluid, zo van: ‘Het idee van een keuze is een fictie. Is het niet zo dat de ontwikkelingen toch wel door zullen gaan, of je er nu tegen bent of niet, omdat er altijd wel ergens mensen te vinden zijn die vóór zijn? Heeft het wel zin om je ertegen te verzetten?’ Ik keer mij krachtig tegen zo’n houding.27 De ontwikkeling en het gebruik van de technologie is niet iets dat ons zomaar vanzelf overkomt, het is iets waar wij als verantwoordelijke mensen in onze maatschappij, individueel en gemeenschappelijk, keuzen in zullen moeten maken. De technologie heeft de mens immense macht gegeven, maar helaas levert de techniek zelf geen handleiding hoe deze in wijsheid te gebruiken. Toch zullen keuzes gemaakt móeten worden. Wèlke keuzes we maken, hangt af van de idealen die we nastreven, de toekomst die ons voor ogen staat.

4. Een christelijke kijk op Homo sapiens en Techno sapiens

Ik zal een visie op de transhumanistische verbetering van de mens proberen te schetsen vanuit de optiek van mijn christelijke geloof. Wellicht verbaast dat laatste. Maar een discussie over toekomstidealen valt niet neutraal te voeren, onafhankelijk van de wereldbeschouwing van waaruit men vertrekt. Dat valt overigens gemakkelijk te illustreren: vaak redeneren mensen rond de toepassing van technologie louter vanuit efficiëntie en nuttigheidsdenken. Dit is terug te voeren tot het utilitarisme, de maatschappijvisie die streeft naar maximale persoonlijke behoeftebevrediging van zoveel mogelijk mensen. Hoe sympathiek dit ook klinkt, de profetische waarschuwing van Huxley’s Brave New World laat zien dat de optimale wereld niet simpelweg gevormd wordt door de maximale vervulling van alle menselijke behoeftes. Een verenging van de discussie naar efficiëntiedenken is dus niet levensbeschouwelijk neutraal en objectief.

Wereldbeschouwing heeft gevolgen voor de keuzes die men maakt in debatten over zaken waar mens- of maatschappijvisie aan de orde is. C.S. Lewis schreef eens:28

Ik geloof in het christendom zoals ik geloof dat de zon is opgegaan. Niet alleen zie ik de zon, maar door haar licht begin ik alle dingen te zien.

Ik stem van harte in met deze kernachtige bewering. Het christelijk geloof kent een hoofdboodschap (in één zin samengevat: er is een persoonlijke God van liefde die wij door Jezus Christus kunnen leren kennen en mogen dienen), maar zijn licht strekt zich ook ver daarbuiten uit. Concreet voor dit hoofdstuk: het christelijk geloof omvat ook een toekomstverwachting, ethiek, overtuigingen over het wezen en de waarde van de mens, enzovoorts. Dit heeft vanzelfsprekend gevolgen voor een christelijke opinie op de toepassing van nieuwe technologieën.29 Ik zal hieronder mijn visie op de technologie voor de maakbare mens uitwerken met behulp van twee begrippen uit de christelijke traditie die beide te maken hebben met het mensbeeld, namelijk de zondigheid van de mens en de waardigheid van de mens.

Laten we daartoe eerst eens kritisch kijken naar het beoogde doel van het transhumanisme: persoonlijke groei mogelijk te maken die de huidige biologische beperkingen van de mens overstijgt door intellectuele, fysieke en psychologische capaciteiten te vergroten. Willen we dat werkelijk, de mens verbeteren? Zo ja, hoe ziet die ideale posthumane ‘Techno sapiens30 er dan uit? Volgens de transhumanisten is het ideaal een ‘supermens’ met capaciteiten die die van de huidige mens verre te boven gaan.

Merk op dat we hier te maken hebben met een trendbreuk: tot nu toe was het doel in de geneeskunde het herstel van gebreken in de fysieke en mentale gezondheid van de mens. Verbeteren is echter fundamenteel iets anders dan herstellen. Deze begrippen onderscheiden zich door het beoogde doel dat anders gericht is: therapie beoogt herstel naar een normale functionaliteit, transhumanistische verbetering stelt expliciet het doel om uit te stijgen boven het normale. We kunnen tamelijk goed omschrijven hoe het menselijk lichaam normaliter in elkaar zit. Een stel goed functionerende nieren – om maar iets te noemen – hoort daar bij. Vandaar dat we er ook iets aan proberen te doen als die nieren door een ziekte hun functie niet naar behoren uitvoeren. Zo’n ziekte bestrijden we. Deze medische gerichtheid op herstel is iets anders dan het transhumanistische verbeteringsideaal dat er expliciet naar streeft om het normale menselijke patroon te passeren.

Vanuit een christelijke visie ondersteun ik de inzet van technologie voor herstel voluit, maar verwerp ik het streven naar ‘het verbeteren van de mens’ als hoogmoed die gevaarlijke bijeffecten kan hebben. Het transhumanisme hoopt een betere wereld te verkrijgen door een extreme makeover, door ons IQ te vergroten via genetische manipulatie, door computerkracht aan ons brein toe te voegen, door onze spierkracht te vergroten met superprotheses, et cetera.

De vraag is echter of dit het wezenlijke probleem van de mens aanpakt, terwijl het transhumanisme dat wel suggereert. Ik meen van niet. Utopieën zoals het transhumanisme zijn mijns inziens onrealistisch en gevaarlijk, niet omdat ze de technische mogelijkheden overschatten, maar omdat zij naïef optimistisch denken dat de mens al zijn nieuw verworven talenten en krachten wel zal aanwenden ten goede. Of anders gezegd, omdat zij ontkennen of onderschatten dat de mens van nature geneigd is tot eigenbelang en misbruik. Het wezenlijke probleem van de mens is niet zijn beperkte fysieke of mentale capaciteit. Het probleem van de mens is geestelijk van aard. Het is wat in het christendom benoemd wordt als ‘zonde’.31

Elk mens is een zelfstandig wezen dat verantwoordelijkheid draagt en keuzes maakt. Helaas maakt onze ‘ik-gerichtheid’ dat wij niet altijd de juiste keuzes maken, wat ten grondslag ligt aan de gebrokenheid van ons bestaan. Het bijbelse paradijsverhaal32 is het oertype van de geschiedenis van de mens, en de ervaring van elk mens. Adam en Eva hebben in de tuin van Eden alles wat er maar te wensen valt en ze kunnen kiezen om naar hun aard en bestemming in dat paradijs te leven, om te wandelen met hun Schepper. Maar ze maken een andere keuze. Ze kiezen ervoor om het enige gebod van God te overtreden, vruchten te eten van de boom van kennis van goed en kwaad, hiertoe gemotiveerd door de woorden die de slang hen influisterde: ‘Jullie ogen zullen opengaan, jullie zullen zijn als goden.’ Deze oerzonde, ‘te willen zijn als God’ wordt heel direct geïllustreerd in het transhumanisme dat streeft naar ongelimiteerde capaciteiten, naar eeuwig leven, naar goddelijke macht, naar het ultieme zelfbeschikkingsrecht, naar de ideale mens die volledig naar eigen inzicht zijn eigen bestaan en omgeving beheerst.

Dat ideaal wordt echter hard verstoord door de realiteit van de zonde in het wezen van ieder mens. De scheidingslijn tussen goed en slecht loopt door elk menselijk hart, schreef Aleksandr Solzhenitsyn.33 Niet alleen christenen erkennen de realiteit van zonde. Ook atheïstisch filosoof John Gray34 onderkent het bestaan van iets als erfzonde voor de mens en is kritisch over een optimistisch vooruitgangsdenken. En filosoof Martin Heidegger zei mijns inziens geheel terecht:35

De bedreiging van de mens komt in eerste instantie niet van dodelijke machines en technologische apparaten. De werkelijke bedreiging heeft altijd gelegen in de essentie van de mens zelf.

De bijbel karakteriseert het ambivalente karakter van de mens krachtig. Enerzijds is de mens de kroon van de schepping, geschapen naar het beeld van God, ‘bijna goddelijk gemaakt’ in de woorden van Psalm 8. Elk mens heeft daarom een bijzondere waarde – waarover later meer. Anderzijds is de mens in zonde gevallen door zijn zelfbeschikkingszucht. De zondige aard van de mens noopt tot voorzichtigheid en nuchtere bescheidenheid over al te optimistische toekomstdromen.36

Menszijn kent vele dimensies: lichamelijk37, psychisch, sociaal, cultureel. In de antropologie bestaan er zeer verschillende visies op de mens. In extremo is er sprake van twee mensbeelden die elkaars tegenpolen zijn en die samenhangen met twee tegengestelde wereldbeelden.38 Aan de ene kant is er het ultieme reductionisme, het atheïstisch materialisme, het niets-anders-dan-isme te typeren met uitspraken als: ‘De mens is niets anders dan een pakketje zelfzuchtige genen,’ ‘De geest is niets anders dan het product van honderd miljard hersencellen,’39 ‘God is een misvatting.’40 Dit is een visie volgens welke de mens geheel te reduceren valt tot de materie waaruit hij bestaat en waar de gewaarwording van de menselijke geest en gevoelens van schoonheid en doelmatigheid ten diepste illusies zijn. Hiertegenover staat een theïstisch wereldbeeld waarin de mens meer is dan materie alleen, waarin waarden als rechtvaardigheid en medeleven absoluut zijn, waarin relaties eeuwigheidswaarde hebben, waarin de mens zijn bestemming vindt in de relatie met zijn Schepper. Het moge duidelijk zijn waar mijn sympathie ligt in de keuze tussen deze wereldbeelden. Het is overigens zo dat het aantal mensen dat de extreme atheïstische visie aanhangt erg beperkt is. Veel mensen zweven in een onbepaalde middengroep: ze erkennen voluit de vele normen en waarden van de mens en staan pal voor de menselijke waardigheid, maar relateren dit niet aan een Godsgeloof.41

Bovenstaande overwegingen over de aard van de mens betekenen volstrekt niet dat christenen automatisch tegen nieuwe technologie zijn. Integendeel, christenen kennen een rijke traditie waarin zij zich hebben ingezet voor de ontwikkeling van wetenschap en techniek. We moeten een onderscheid maken tussen de technologie sec – de gentechnologie, nanotechnologie, synthetische biologie, et cetera – en het sciëntistische wereldbeeld dat hier achter kan liggen. Doemdenken over de techniek zelf is niet op zijn plaats. Ter illustratie kan ik vermelden dat ikzelf met groot enthousiasme werkzaam ben op het grensvlak van nanotechnologie en biologie met onderzoek naar enkele DNA moleculen en eiwitten in nanostructuren. Ook ben ik gefascineerd door de mogelijkheden van synthetische biologie en denk ik erover onderzoek te starten op dit onderwerp: wat kunnen we leren over de basis van een levend systeem? Wat is er minimaal nodig om een levende cel te maken en hoe kunnen we die benutten? Fascinerende vragen. Naar mijn opinie is er vrije ruimte voor de exploratie van de wetenschappelijke grenzen en technische mogelijkheden.

De werkelijke discussie gaat echter niet over de kennis en techniek zelf, maar over de toepassing ervan. En daarmee gaat het over de visie op de mens en zijn plaats in deze wereld. Wat is een juiste houding ten aanzien van de toepassing van nieuwe technologieën? Voor mij vertaalt deze vraag zich als: waartoe willen we die inzetten? Het antwoord is simpel: ten dienste van de naaste. Christenen werken vanuit hun cultuuropdracht om de aarde verantwoord te beheren en te bewerken, voor het aangezicht van God en ten dienste van de mensen om hen heen, mensen die allen beelddragers van God zijn en om die reden van grote waarde. Dàt is de basis voor een oordeel over nieuwe technologieën. De toetssteen is hoe die technologie het heil dient van de naaste en de natuur waarover wij als rentmeesters zijn aangesteld.

5. Hoe werkt het in de praktijk?

Dat klinkt mooi, maar hoe werkt het in de praktijk? Ik wil dit illustreren met voorbeelden uit de genetica, maar vergelijkbare dilemma’s zullen zich voordoen in andere vakgebieden.42 De voortschrijdende technologie leidt tot lastige afwegingen.43 Wel of niet genetische manipulatie van voedsel, dier of zelfs de mens? Wel of niet een kind aborteren omdat je uit een prenatale test weet dat het een hazenlip heeft? Wel of niet de hersenen koppelen aan een computer? Wel of niet klonen?44 Welke criteria leggen we aan bij dit soort keuzes?

Een kernbegrip in deze afwegingen is naar mijn mening de menselijke waardigheid. Dit is een waarde die voor mij uitstijgt boven concurrerende waarden zoals bijvoorbeeld de efficiëntie in de economie of de vrije voortgang van wetenschappelijk onderzoek. De waardigheid van de mens zit diep verankerd in het christelijk geloof. Christenen geloven dat Homo sapiens, ondanks de evidente biologische verwantschap, fundamenteel anders is dan het dier omdat de mens geschapen is naar het beeld van God. Nog sterker, God achtte elk mens zó veel waard dat Hij zichzelf daarvoor weggaf in Jezus, de lijdende knecht waardoor herstel van de relatie van de mens met zijn Schepper weer mogelijk werd.45 De mens beschikt over een aantal geestelijke capaciteiten die hem onderscheiden van het dier, denk aan het menselijk bewustzijn, zijn zelfbeschouwing, abstracte denken, moraal, en wellicht het meest zijn religieuze geaardheid. Alle leven en de hele natuur verdienen ons volledige respect, maar de mens in het bijzonder.

Christenen hebben vanaf het allereerste begin geijverd voor de waardigheid van elk mens, wat revolutionaire veranderingen ten goede heeft voortgebracht. Historisch onderzoek laat zien46 dat christenen al in de eerste eeuwen na Christus bezig waren met zorg aan armen, weduwen, wezen en gehandicapten, de bestrijding van zuigelingenmoord, een positievere waardering voor de vrouw,47 ziekenhuizen, onderwijs. Een positieve keuze voor de waardigheid van de mens houdt ook een negatieve keus in tegen al datgene wat daar tegenin gaat: tegen rassendiscriminatie, tegen onrechtvaardige economische structuren, tegen abortus, enzovoort. Een christelijke ethiek rond de menselijke waardigheid wordt door buitenstaanders soms als hinderlijk en irritant ervaren. Zoals Rikkert Zuiderveld eens gevat opmerkte: ‘Van veel mensen mag God wel bestaan, zolang Hij zich maar niet met ethische kwesties bemoeit.’48

Overigens moet ook gezegd worden dat een concept als de waardigheid van de mens zeker niet uitsluitend door christenen wordt onderschreven. Ook anderen pleiten voor die waardigheid, gebaseerd op uniciteit van de mens met zijn evident bijzondere geestelijke vermogens die een speciale waarde vertegenwoordigen.49 Interessant is bijvoorbeeld dat artikel 1 van het Handvest voor Fundamentele Rechten van de Europese Gemeenschap luidt: ‘De menselijke waardigheid is onschendbaar. Zij moet worden gerespecteerd en beschermd.’50

Menselijke waardigheid is niet louter een hoogverheven ivoren toren begrip, maar heeft betrekking op wat Tolstoj benoemde als het ‘echte leven’, het leven van alle dag in al zijn broosheid en concreetheid. Dat is een leven dat juist door ons besef van noden, grenzen en sterfelijkheid een weg baant die leidt tot betrokkenheid, diepte, schoonheid, deugd en betekenis; niet ondanks onze fragiele lichamelijkheid maar juist daardoor.51 In het christelijke wereldbeeld heeft elk mens een intrinsieke waarde waar niet aan valt te tornen. Elke persoon verdient moreel respect, ook de zieke, oudere, gehandicapte.

Ik vrees dat ‘sleutelen aan de mens’ zoals dat voorgesteld wordt door transhumanisten aan die waardigheid afbreuk zal doen. Als dat ingevoerd zou worden zal het mijns inziens leiden tot eugenetica en uiteindelijk tot het dystopia van Brave New World. Ik geloof niet dat het ‘verbeteren’ van zeg de fysieke capaciteiten van een mens die mens zal verbeteren, in de zin dat het die persoon menselijker of waardevoller maakt. De waarde van een persoon is niet afhankelijk van zijn competenties, van zijn economisch nut, en zelfs niet van zijn lichamelijke of mentale gezondheid. Elk individueel mens kent een waardigheid in zichzelf, simpelweg omdat hij of zij mens is.

Laat me het gebruik van deze grote woorden als eugenetica en het dystopia van Brave New World nader rechtvaardigen. Eugenetica is een beladen term vanwege het verleden waar de nazi’s52 hun ideaalbeeld van de Übermensch nastreefden door rassenselectie, door ‘mindere’ mensen als joden, gehandicapten, zigeuners en homoseksuelen te vermoorden. In deze vorm is dit nu niet aan de orde. Maar de moderne discussie betreft wel degelijk een ideaalbeeld van de ‘betere mens’ die perfect gezond, intelligent en atletisch is. Selectie gebeurt nu al wel degelijk, zij het subtiel. Als bijvoorbeeld bij prenatale screening wordt ontdekt dat een ongeboren kind een verhoogde kans heeft op het syndroom van Down heeft, kiezen de ouders vaak voor abortus. In de nabije toekomst zal het aantal ziekten waarop onderzocht wordt sterk toenemen (de mogelijkheden voor grootschalige genetische testen staan voor de deur) en zullen soortgelijke situaties steeds vaker optreden. Het zal een bewuste keuze en grote discipline vragen om deze testen niet uit te breiden naar onderzoek van IQ, geslacht, uiterlijke lichaamskenmerken, aanleg voor bepaalde karaktereigenschappen, en allerlei andere zaken waar ouders een bepaalde voorkeur voor kunnen hebben.

Wellicht het grootste bezwaar dat de praktijk van deze ‘keuze eugenetica’ met zich meebrengt, is dat het nageslacht niet meer wordt gezien als een kind dat in liefde wordt ontvangen, maar dat het verwordt tot een product. Schrijver en Nature-redacteur Oliver Morton gaf een treffende schets van een mogelijk toekomstbeeld:

Een jong stel gaat naar de kliniek en levert sperma en wat eicellen af. De kliniek verwerkt dit tot embryo’s en analyseert de verschillende mengsels van de genen die de verschillende embryo’s dragen. De ouders krijgen de genetische profielen van die embryo’s en advies over hoe de genen verband houden met verschillende eigenschappen, fysiek en mentaal. … De ouders kiezen het profiel dat ze aanspreekt, op basis van de criteria die hen aanspreken. Het gekozen embryo wordt verder gekweekt in de reageerbuis, enkele cellen worden er aan onttrokken voor reparatiewerk later in het leven, en dan gaat de zwangerschap van start.53

Technisch denk ik dat dit inderdaad een realistisch scenario zou kunnen worden.54 De vraag is echter, willen we dit echt, een kind als product? En wat te doen als het product tegenvalt, als er onverhoopt toch een foutje in zit, of als het misschien verveelt? Producten blijken slechts een geringe waarde te hebben in onze consumptiemaatschappij.

Vanuit de huidige medische praktijk lijkt genetische screening in eerste instantie onschuldig of zelfs lovenswaardig. Ouders hebben toch terecht een voorkeur voor een kind dat geen ernstige erfelijke ziekte zal krijgen? Vanzelfsprekend. Maar de grens van het medische herstel van een genetisch defect naar genetische ‘verbetering’, zeg naar een hoger IQ of een atletischer bouw, is dun. Het toepassen van genetische selectie op de mens heeft buitengewoon vergaande consequenties. Het zal effecten hebben op de persoon die het toepast maar ook op al zijn of haar nageslacht. Een besluit om zulke ‘verbetering’ toe te staan is een fundamentele stap, omdat het mijns inziens zal leiden tot een tweedeling in de maatschappij. Het zal binnen korte tijd kunnen leiden tot een kloof tussen hen die deze verbetering niet hebben, de ‘natuurlijken’, en hen die het wel hebben, de ‘genrijken’.55 Dat zal leiden tot ‘genetische discriminatie’ want de genrijken zullen het winnen van de natuurlijken die moeite zullen hebben in de concurrentie om banen, het verkrijgen van verzekeringen, en uiteindelijk vanuit het gezichtspunt van de genrijken zullen verworden tot sociale outcasts. Ook zal het leiden tot een ‘genetische wapenwedloop’ want als de huidige generatie door genetische selectie zeg 10 IQ-punten erbij kan krijgen, dan is het vast zo dat zij over een paar jaar weer achterlopen bij de generatie die er dan 20 IQ-punten bij kan krijgen door weer betere technieken. De competitieve sfeer zal nog sterker dan nu bepalend worden voor de waardering van personen in de maatschappij.

Bovenstaande lijkt me afdoende om duidelijk stelling te nemen tegen transhumanistische verbeteringsprojecten. Daarnaast vind ik de wijsheid van de mens te kort schieten om rond genetische selectie de juiste keuzen te maken. ‘Voor God spelen’ mag dan door opponenten snel worden weggewuifd als een irrelevant religieus bezwaar, het lijkt me ondraaglijk moeilijk om om te gaan met de macht om capaciteiten en karaktereigenschappen van een mens in wording vast te stellen.56 Anderen zitten hier blijkbaar minder mee en bevelen de weg naar transhumanistische verbetering sterk aan. James Watson bijvoorbeeld, Nobelprijswinnaar vanwege de ontdekking van de DNA-structuur, is zeer stellig:

Ik denk dat het onverantwoordelijk is om niet te proberen de evolutie te sturen om een mens te produceren die een aanwinst zou zijn voor de wereld.57

Omdat niemand het lef heeft om het te zeggen: als we betere mensen zouden kunnen maken doordat we weten hoe we genen kunnen toevoegen, waarom zouden we dat niet doen? Wat is daar fout aan? Wie vertelt ons dat dat niet mag?58

Hij zou graag genetische therapieën ontwikkelen om bijvoorbeeld ‘stomheid’ aan te pakken bij de ‘domste 10% van de bevolking die moeite hebben met leren op de basisschool’, en hij ziet er ook geen probleem om genselectie te gebruiken om uiterlijke schoonheid te bevorderen.59 Als de stap naar verbetering echter eenmaal is gezet, is die onomkeerbaar. Morele keuzes worden dan vervangen door strategische keuzes.

Wellicht lijken bovenstaande ideeën extreem en verwachten we dat ze in een verstandige maatschappij als de onze toch geen voedingsbodem zullen vinden. Dat valt nog te bezien. Illustratief voor mijn zorg hierover is het kunstproject van Tran Kim-Trang and Karl Mihail in Los Angeles.60 Zij openden een nepwinkel voor genetische manipulatie genaamd ‘Gengenieën wereldwijd’. Ze kleedden het geheel aan met petri-schaaltjes, modellen van DNA, en brochures over genetische behandelingsmogelijkheden voor creativiteit, avonturiersgeest, extravertie, criminaliteit. Het liep storm. Toen ze de deuren openden, hadden ze direct klanten die hun genoom wilden laten aanpassen. Mensen weigerden simpelweg te geloven dat het een kunstproject was en geen serieuze winkel. En waarom ook niet? De winkel ernaast kon tenslotte een tattoo-shop zijn of een kliniek voor plastische chirurgie.

Er is dus reden voor zorg. Let wel, genetische modificatie is in zichzelf niet slecht. Het kan waarschijnlijk een zinvolle rol spelen in de behandeling van ziektes. Maar zoals eerder gezegd, verbetering gaat fundamenteel verder dan genezing, en het leidt onomkeerbaar naar eugenetica. En eugenetica is moreel verwerpelijk omdat het strijdt met de gelijkwaardigheid van mensen, want het stelt dat mensen met bepaalde kenmerken waardevoller zijn dan anderen. Het devalueert mensen met een handicap, mensen met een lage intelligentie, de ouderen, de zwakkeren. Zij allen verworden tot tweederangs mensen. Mijn ervaring met mensen met een verstandelijke handicap leert mij echter anders. Niet alleen zijn bijvoorbeeld mensen met het syndroom van Down vaak vrolijke, spontane, cooperatieve mensen, maar daarenboven verrijkt het contact met hen mijn leven doordat zij mij leren hoe ik hen hulp kan geven.61

6. Op naar de toekomst

Gezondheid is topprioriteit nummer één voor de Nederlander, zo blijkt uit alle polls. We verlangen naar een goed, liever nog een beter leven, idealiter een eeuwig leven met een jeugdig lichaam. Vanwaar die wensen? Blijkbaar zijn we ontevreden met de huidige status van de mens. Daar kan ik mee instemmen. Maar ik betwijfel of de verlangde verlossing zal komen door genetische ‘verbetering’. In feite is dat de omgekeerde wereld: niet een erkenning dat de mens is gemaakt naar het beeld van God, maar een poging een goddelijke supermens te maken naar het ideaalbeeld van de mens. Transhumanistische ‘verbetering’ is een stap die mijns inziens onherroepelijk zal leiden tot een Brave New World-achtige maatschappij. Vriend en vijand zijn het er over eens dat dat toch niet zo’n heerlijke nieuwe wereld is.

Ik meen dat zulke ‘verbetering’ een verkeerde keus is die gebaseerd is op een foutieve analyse van het probleem van de mens. Want het basisprobleem van de mens is niet de beperking van zijn lichamelijke capaciteiten, maar is geestelijk van aard. Een moreel waardenkader zal bepalend moeten zijn voor de moeilijke keuzen die voor ons liggen. Omdat de technische mogelijkheden voor genetische screening sterk zullen toenemen, zal de discussie over genetische ‘verbetering’ de komende jaren een hoge vlucht nemen.

Wat is de rol van christenen in dit debat? In toenemende mate zal dit er waarschijnlijk een zijn van een tegencultuur. Christenen in de westerse wereld drijven te vanzelfsprekend mee met de culturele stroom (en hier steek ik zeker ook de hand in eigen boezem). Ik meen dat christenen mogen pleiten voor de bescherming van de zwakkeren en een pleidooi mogen houden voor de waardigheid van elk mens. Een krachtig protest mag klinken tegen het ongebreideld optimistische transhumanisme, om de wereld te behoeden voor een Brave New World samenleving waarin de menselijkheid verloren zal raken. En dit protest mag vergezeld gaan met een getuigenis over de vrede, gerechtigheid, waardigheid en heiligheid van het leven die elk mens kan kennen door te leven met Jezus.

Ik sluit af met twee teksten die nog eens de twee verschillende toekomstperspectieven onder ogen brengen. Het eerste is een fragment uit Brave New World. Het betreft een gesprek tussen Mustapha Mond, een van de beheerders van de heerlijke nieuwe wereld en ‘de wilde’, de buitenstaander uit een reservaat die bij uitzondering niet was afgericht volgens het strakke regime van psychologische africhting en soma drugs:

De wilde sprak ‘Maar God is de reden van alles wat edel en mooi en heldhaftig is. Als u een God had…’

‘Beste jonge vriend,’ zei Mustapha Mond, ‘de civilisatie heeft volstrekt geen behoefte aan edelaardigheid of heldhaftigheid. Die dingen zijn symptomen van politieke ondoelmatigheid. In een behoorlijk georganiseerde maatschappij als de onze krijgt niemand de gelegenheid om edel of heldhaftig te zijn. … De mensen worden zo afgericht dat ze alleen maar kunnen doen wat ze behoren te doen. En mocht er door een ongelukkig toeval toch eens iets onplezierigs gebeuren, dan is er altijd nog soma, dat je een vakantie van de feiten kan bezorgen. En er is altijd soma om je woede te kalmeren, om je met je vijanden te verzoenen, om je geduldig en lijdzaam te maken. In het verleden kon je die dingen alleen door grote inspanning en na jaren van strenge morele oefening bereiken. Nu slik je twee of drie halvegramstabletten en klaar ben je. Iedereen kan tegenwoordig deugdzaam zijn. Je kunt immers de helft van je moraliteit in een flesje bij je dragen. Christendom zonder tranen – dat is soma.’

De wilde gaat hier tegenin: ‘Maar de tranen zijn noodzakelijk. … Het is al te gemakkelijk.’…

Wij doen de dingen liever op ons gemak,’ antwoordde de beheerder. ‘Maar ik wil geen gemak. Ik wil God, ik wil poëzie, ik wil echt gevaar, ik wil vrijheid, ik wil goedheid. Ik wil zonde.’

‘Feitelijk,’ zei Mustapha Mond, ‘eist u het recht op om ongelukkig te zijn. Om maar niet te spreken van het recht om oud en lelijk en impotent te worden; het recht om syfilis en kanker te hebben; het recht om te weinig te eten te hebben; het recht om vuil te zijn; het recht om voortdurend in angst te leven voor wat er morgen kan gebeuren; het recht om te worden gekweld door allerlei onuitsprekelijke pijnen.’

Er viel een lange stilte. ‘Dat eis ik allemaal,’ zei de wilde tenslotte.

Mustapha Mond haalde de schouders op. ‘U doet maar,’ zei hij.62

Ik vind dit een interessant fragment omdat het de tegenstelling schetst tussen enerzijds het ideaalbeeld van de beheerder van Brave New World die kiest voor een volledige gecontroleerde maatschappij met volmaakt afgestemde mensen, inclusief de daarbijbehorende hoge prijs van het verdwijnen van de menselijkheid, en anderzijds het gepassioneerde verlangen naar echtheid van de wilde. De meeste van ons zullen zich herkennen in zijn intuïtief verlangen naar God, poëzie, gevaar, vrijheid, goedheid. Maar we zien ook de andere kant die Mustapha Mond noemt: ouderdom, ziekte, honger, angst, pijn. In de huidige wereld die gebroken is door de menselijke zonde zullen beide nooit onafhankelijk verkrijgbaar zijn.

Maar christenen kennen een hoop voor een toekomstige wereld waar de gijzelende macht van de zonde eindelijk volledig verbroken zal zijn, een hemel63 waar door Christus de menselijkheid van de mens tot zijn volle wasdom zal komen, waar plaats zal zijn voor avontuur, schoonheid, vrijheid, poëzie, het licht van God, maar niet voor ziekte, honger, pijn. Een wereld die geschetst wordt in de magistrale profetische woorden uit de laatste hoofdstukken van de bijbel:

Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. … Ik hoorde een luide stem vanaf de troon die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen jammerklacht, geen rouw, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’64

 

1.  ‘Brilliant Minds Forecast the Next 50 Years’, New Scientist 2578 (18/11/2006), http://www.newscientist.com/channel/opinion/science-forecasts.

2.  De geciteerde uitspraken zijn van achtereenvolgens R. Gosden, E. Heber-Katz, J. Halpern, C. Koch, F. Gage, P. Zimbardo, E. Loftus, R. Kurzweil.

3.  Aldous Huxley, Brave New World (New York: HarperCollins, 1932); in het Nederlands verschenen onder de titel Heerlijke nieuwe wereld.

4.  Aldus het voorwoord dat Huxley in 1947 toevoegde aan Brave New World. Zie ook Aldous Huxley, Brave New World Revisited (New York: HarperCollins, 1958).

5.  Dystopia: een negatief toekomstbeeld, het tegenovergestelde van utopia.

6.  Voor een scala van joods-christelijke visies op deze problematiek, zie: Leon R. Kass, Life, Liberty, and the Defense of Dignity. The Challenge for Bioethics (San Francisco: Encounter Books, 2002); C.W. Colson & N.M. de Cameron, Human Dignity in the Biotech Century (Downers Grove: InterVarsity Press, 2004); N. Postman, Technopoly (New York: Vintage Books, 1993); W.J. Smith, A Consumers Guide to Brave New World (San Francisco: Encounter Books, 2004); R. Seldenrijk, H. Jochemsen en A.C. van Beest, Liefde voor embryo’s en stamcellen (Veenendaal: Platform voor zorg en leven, 2006); H. Jochemsen, J.H. van Bemmel, E. Schuurman, J.W. Oosterhuis, ‘Niet-therapeutisch embryo onderzoek is moreel onverantwoord’, Medisch Contact 45 (1990), 573-576; F.S. Collins, De taal van God (Kampen: Ten Have, 2006), 196-226; J.J. Walter & T.A. Shannon, Contemporary Issues in Bioethics, a Catholic Perspective (Lanham: Rowman & Littlefield, 2005)

7.  C.S. Lewis, De afschaffing van de mens (Baarn: Ten Have, 2002 (19431)); oorspronkelijk The Abolition of Man. Voor een recentere invalshoek op dezelfde thematiek zie ook P. Kreeft, C.S. Lewis for the Third Millennium (San Francisco: Ignatius Press, 1994).

8.  Leon Kass geciteerd in W.J. Smith, A Consumers Guide to Brave New World (San Francisco: Encounter Books, 2004), xi.

9.  Anderen in dit boek schrijven over kunstmatige intelligentie (het hoofdstuk van Jan van Bemmel in deze bundel) en de medische ethiek rond stamcellen en klonen (het hoofdstuk van Henk Jochemsen). Deze gebieden zal ik daarom slechts zijdelings aanroeren.

10.   Zie het rapport van de KNAW-werkgroep ‘Gevolgen nanotechnologie’ (waarvan ik een van de leden was), Hoe groot kan klein zijn, enkele kanttekeningen bij onderzoek op nanometerschaal en gevolgen van nanotechnologie (Amsterdam: KNAW, 2004) en het rapport van het Rathenau Instituut, Om het kleine te waarderen. Een schets van nanotechnologie: publiek debat, toepassingsgebieden en maatschappelijke aandachtspunten (2004).

11.   M.S. Humayun et al., ‘Pattern Electrical Stimulation of the Human Retina’, Vision Research 39 (1999) 2569-2576; M. Javaheri et al., ‘Retinal Prostheses for the Blind’, Annals Acadamy of Medicine Singapore 35 (2006), 137-144.

12.   R.H. Hochberg et al., ‘Neuronal Ensemble Control of Prosthetic Devices by a Human with Tetraplegia’, Nature 442 (2006), 164-171.

13.   S.K. Talwar et al., ‘Behavioural Neuroscience. Rat Navigation Guided by Remote Control’, Nature 417 (2002), 27-38.

14.   Zie mijn hoofdstuk ‘De moleculaire nanotechnologie van het leven’, in: Cees Dekker, Ronald Meester en René van Woudenberg (red.), Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp? (Kampen: Ten Have, 2005).

15.   Zie bijvoorbeeld Huub de Vriend, Constructing Life. Early Social Reflections on the Emerging Field of Synthetic Biology, Rathenau Instituut Werkdocument 97 (Den Haag: Rathenau Instituut, 2006).

16.   D. Endy, ‘Foundations for Engineering Biology’, Nature 438 (2005), 449-453; D. Endy & R. Brent, ‘Modelling Cellular Behavior’, Nature 409 (2001), 391-395. Zie ook http://parts.mit.edu.

17.   M. Fumento, Bioevolution. How Biotechnology Is Changing Our World (San Francisco: Encounter Books, 2003); Beyond Therapy. Biotechnology and the Pursuit of Happiness, Report by the President’s Council on Bioethics (New York: HarperCollins, 2003).

18.   Technisch is er weinig verschil tussen het repareren van een defect gen en het toevoegen van een lichaamsvreemd gen. Dezelfde technieken die gebruikt worden in gentherapie zijn daarom in principe ook bruikbaar om genen uit planten of dieren toe te voegen aan het DNA van de mens.

19.   M.C. Roco & W.S. Bainbridge (eds.), Converging Technologies for Improving Human Performance. Nanotechnology, Biotechnology, Information Science and Cognitive Science (Arlington: NSF/DOC, 2002).

20.   M.C. Roco & W.S. Bainbridge, Converging Technologies for Improving Human Performance.

21.   STOA workshop, Converging Technologies in the 21st Century. Heaven, Hell, or Down to Earth?, 27/6/2006, European Parliament, Brussel.

22.   Deze titel was geïnspireerd door een soortgelijke trits in het boek van J. Garreau, Radical Evolution (New York: Broadway books, 2005).

23.   N. Bostrom, ‘A History of Transhumanist Thought’, Journal of Evolution and Technology 14 (2005).

24.   R. Kurzweil, The Age of Intelligent Machines (Cambridge, Mass.: MIT Press, 1990); idem, The Singularity Is Near: When Humans Transcend Biology (New York: Viking, 2005).

25.   W.N. Joy, ‘Why the future does not need us’, Wired 8.04 (2000).

26.   M. Rees, Onze laatste eeuw, overleeft de mens de 21ste eeuw? (Utrecht: Spectrum, 2003).

27.   Fukuyama verwoordt een soortgelijk geluid, zie F. Fukuyama, Our Posthuman Future. Consequences of the Biotechnology Revolution (New York: Farrar, Straus and Giroux, 2002).

28.   C.S. Lewis, ‘Is Theology Poetry?’, in: The Weight of Glory and Other Addresses (New York: HarperCollins, 1980 (19441)), 140.

29.   Dit is overigens zeker niet alleen relevant voor christenen. De werkelijkheid is zoals zij is, identiek voor gelovigen en niet-gelovigen. In Christus ontmoeten wij de waarheid, die een verhelderend perspectief biedt op allerlei aspecten van die werkelijkheid.

30.   Misschien is ‘Homo technicus’ een betere benaming maar als mens en apparaat versmelten, wordt het verschil arbitrair.

31.   Een uitstekende inleiding op het begrip zonde, goed leesbaar voor zowel gelovigen als ook ongelovigen, is: C. Plantinga, Not the Way it is Supposed to Be. A Breviaria of Sin (Grand Rapids: Eerdmans, 1995).

32.   Gen. 2-3.

33.   A. Solzhenitsyn, The Gulag Archipelago (New York: Harper Row, 1973), 168.

34.   John Gray, Heresies, Against Progress and Other Illusions (Londen: Granta Publications, 2004).

35.   Martin Heidegger, Basic Writings (New York: Harper Row, 1957), 308.

36.   Voor mij is de overal zichtbare realiteit van de zonde en de daaruit volgende scepsis voor al te optimistische toekomstscenario’s erg voor zichzelf sprekend. Maar in discussies heb ik tot mijn verbazing bemerkt dat anderen hier toch anders over denken. Zo belandde ik bij de Universiteit van Tilburg in een debat met een groep filosofiestudenten die met verbazende ernst en verontrustende passie een ‘re-creationisme’ verdedigden, wat een transhumanistisch getinte filosofie bleek te zijn die zich baseert op een naïef optimistisch mensbeeld. Zonde is echter een harde realiteit, waarop dit soort utopieën stuk loopt. De onvolkomenheden van ons bestaan zijn geen defecten die een goede ingenieur wel even kan wegwerken door het ontwerp van de mens te verbeteren.

37.   In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, staat het christelijk geloof in algemene zin positief tegenover het fysieke, het lichamelijke. Een afkeer van het lichamelijke is meer Grieks dan joods-christelijk denken (zie ook het hoofdstuk van Guus Labooy in deze bundel). Ons lichaam is een tempel van de Heilige Geest van God (1 Kor. 6:19-20, 7:23; Rom. 12:1), en zelfs in de eeuwigheid zullen wij een lichaam hebben (1 Kor. 15). Ook Jezus was voluit mens, het ‘Woord in het vlees’. Hij was een mens zoals wij, niet een supermens naar het transhumanistische ideaal.

38.   Zie mijn hoofdstuk ‘Schiep God de mens of schiep de mens god?’, in: Cees Dekker, Ronald Meester en René van Woudenberg (red.), En God beschikte een worm (Kampen: Ten Have, 2006).

39.   Hersenonderzoeker Dick Swaab in het RVU programma ‘God bestaat niet’.

40.   Richard Dawkins, God als misvatting (Amsterdam: Nieuw Amsterdam, 2006). Zie ook http://ceesdekker.net/files/illusies.pdf.

41.   Bij het schetsen van de genoemde tegenpolen heb ik meermalen het verwijt gekregen dat ik hiermee een alleenrecht opeis voor een ethiek die christenen wel en atheïsten niet zouden hebben. Dit is geenszins mijn bewering! Alle mensen kennen normen en waarden; in mijn christelijke visie is die moraal God-gegeven aan alle mensen, onafhankelijk van hun levensovertuiging. Dat laat onverlet dat er een verschil ligt in hun duiding van de oorsprong van die moraal: voor christenen zijn er absolute waarden die gegrond zijn in het goede en heilige karakter van God, voor de meeste atheïsten is ethiek niet absoluut maar relatief, in essentie een culturele afspraak.

42.   Een bespreking van de genetica is het meest relevant omdat deze technologie het dichtst voor de deur staat. Neurowetenschappen zullen weer andere problemen oproepen maar hier is de praktijk nog verder weg, zoals bijvoorbeeld ook blijkt uit het hierna volgende hoofdstuk van Jan van Bemmel.

43.   Dit is in principe niet nieuw. Nu reeds stelt de techniek ons vaak voor duivelse dilemma’s: een langer leven maar met verminderde capaciteiten, pillen tegen depressiviteit maar een vlakkere geest en verminderde creativiteit. De intensiteit van dit type vragen zal echter nog sterk toenemen.

44.   Zie hiervoor het hoofdstuk van Henk Jochemsen in deze bundel.

45.   Filip. 2:6-8 laat zien dat Jezus afstand deed van zijn Goddelijke gestalte en gelijk werd aan een mens.

46.   Voor een overzicht van de positieve rol van het christendom in de cultuur, zie Alvin J. Schmidt, Under the Influence (Grand Rapids: Zondervan, 2001) en Rodney Stark, The Victory of Reason (New York: Random House, 2005).

47.   Het, helaas deels gerechtvaardigde, stereotype is dat het christendom de emancipatie van de vrouw sterk in de weg heeft gestaan. Voor velen is echter onbekend dat het christendom in de eerste eeuwen een buitengewoon positieve rol heeft gespeeld voor de maatschappelijke waardering van de vrouw. Zie noot 46.

48.   R. Zuiderveld, Een mens is nooit te fout om te leren. Oneliners over God en mens (Zoetermeer: Boekencentrum, 2005).

49.   Zie bijvoorbeeld Fukuyama, Our Posthuman Future.

50.   Charter on Fundamental Rights of the European Union, op 7/12/2000 getekend door de lidstaten, en onderschreven door het Europees Parlement, de Unieraad, en de Europese Commissie. Zie http://www.europarl.europa.eu/comparl/libe/elsj/charter/art01/default_en.htm

51.   Kass, Life, Liberty, and the Defense of Dignity, 18

52.   Overigens was de praktijk van de eugenetica niet beperkt tot de Nazi’s. Voor de oorlog was eugenetica in feite populairder in de Verenigde Staten dan in Duitsland. Zie bijvoorbeeld Ian Dowbiggin, A Merciful End. The Euthanasia Movement in Modern America (New York: Oxford University Press, 2007).

53.   Oliver Morton, ‘Overcoming Yuk’, Wired 6.01 (1998).

54.   Er zijn vanzelfsprekend technische hindernissen. Zo is het nog helemaal niet zo eenvoudig om een directe link te leggen tussen bepaalde kenmerken (zeg intelligentie) en het genetische profiel. Maar dat laat onverlet dat er wel degelijk verbanden worden gevonden en dat die hun toepassing zullen vinden in situaties zoals geschetst in het voorbeeld van Morton.

55.   De naamgeving is van bioloog Lee Silver, zie Lee M. Silver, Remaking Eden. Cloning and Beyond in a Brave New World (New York: Avon Books, 1997), 129.

56.   Leon Kass vroeg zich af ‘Wat moeten we met de goddelijke macht om te beslissen welke genetische zonden de doodszonden zijn tegen de heilige geest van de Gezondheid?’ Zie Kass, Life, Liberty, and the Defense of Dignity, 12.

57.   J. Watson in de PBS documentaire DNA, 2004

58.   R. Brave, ‘James Watson Wants to Build a Better Human’ AlterNet 29/5/2003

59.   S. Bhattacharya, ‘Stupidity Should Be Cured, Says DNA Discoverer’, Newsweek 28/2/2003.

60.   Verhaald in Bill McKibben, Enough. Staying Human in an Engineered Age (New York: Henry Holt and Company, 2003), 33.

61.   Zie ook J.H. van Bemmel, ‘De maatschappelijke aanvaarding van mensen met een verstandelijke handicap’, Medisch Contact 47 (1992), 252-254 en 281-282. Bovenstaande woorden over de vrolijkheid en spontaniteit van mensen met een syndroom van Down betekenen overigens volstrekt niet dat ik op enigerlei wijze wil bagatelliseren dat er soms ook uiterst moeilijke en verdrietige situaties zijn rond mensen die met een handicap moeten leven.

62.   Zie noot 3 boven.

63.   Voor een uitstekende behandeling van vele zowel eenvoudige als complex-filosofische vragen, zie P. Kreeft, Everything You Ever Wanted to Know about Heaven… But Never Dreamed of Asking (San Francisco: Ignatius Press, 1990).

64.   Openb. 21:1a, 3, 4.