5

Dagmar parkeerde haar auto in de parkeergarage naast de Kaasmarkt. Na de rit vanuit Utrecht wilde ze eerst een stukje lopen. De Pelikaanstraat was hiervoor uitermate geschikt. Een lange winkelstraat die aan de westkant van de Havenwijk liep. Hier kon ze even haar benen strekken en de wind door haar haren voelen strijken.

Af en toe bleef ze stilstaan voor de etalage van een boetiek. Door de tralies van de neergelaten hekwerken wierp ze een snelle blik op een leuke sweater, de nieuwste spijkerbroekenlijn en pompeuze, zwarte pumps. In vergelijking met de prijzen die de middenstand in wereldsteden rekende, viel het hier reuze mee, dacht ze. Aan de andere kant kon je Leiden geen metropool noemen.

De sfeer in de winkelstraat oogde gemoedelijk. Echtparen genoten gearmd en veelal in stilte van hun wandeling, groepjes studenten wisselden grappen en weetjes uit. Hun luidruchtigheid was gespeend van elke dreiging. Ze hadden simpelweg lol.

De oogopslag van een passerende jongen deed haar inwendig glimlachen. Zijn plotselinge, mannelijke houding werd gelogenstraft door de gretige blik in zijn ogen die zo kenmerkend was voor een knaap van hooguit achttien.

Terwijl ze de omgeving verder verkende, realiseerde Dagmar zich dat het überhaupt een wonder was dat zij nu door hartje Leiden liep. Ze zat lekker in haar vel en had het gevoel dat ze de hele wereld aankon. Vreemd, als je bedacht dat ze vijf uur geleden nog behoorlijk in zak en as had gezeten.

Na het lezen van de brief hadden verbazing, verontwaardiging en woede haar nadrukkelijk vergezeld. In eerste instantie dacht ze aan een geintje, uitgehaald door een collega die haar op een bizarre manier probeerde op te beuren of gewoon in de maling wilde nemen. Toen haar ogen nogmaals over het schrijven vlogen, maakte de verbazing plaats voor verontwaardiging. Dit was geen grap. Sterker nog, de beschuldiging en toonzetting waren uiterst serieus.

In de door Herman Aalberts persoonlijk ondertekende brief, werd melding gemaakt van een tegen haar gerichte klacht door een passagier. Om wie het ging bleef onvermeld. Dat het hier een man betrof, werd duidelijk naarmate ze verder las. Samengevat kwam het er op neer dat de klant haar beschuldigde van seksuele toespelingen. Naast de naam van de passagier, liet Aalberts haar eveneens in het ongewisse over het nummer van de vlucht waarop deze onverkwikkelijke zaak zich zou hebben afgespeeld. Over de sancties die de maatschappij haar oplegde, was hij wel duidelijk. Ze kreeg een waarschuwing. Bij herhaling kon dit omgezet worden in een schorsing, wellicht gevolgd door een gedwongen beëindiging van haar dienstverband.

Van douchen op het werk was niets meer gekomen. Op zoek naar een plek waar ze ongemerkt kon foeteren, was ze ziedend van woede weggelopen. Na een wandeling waarbij de stoom uit haar oren kwam, bereikte ze uiteindelijk het bedrijvenpark. Ondanks de constante stroom van verkeer kon ze hier ongemerkt haar hart luchten. Van de sporadische voetganger die verbaasd naar de scheldende stewardess keek, trok ze zich niets aan. Haar woede over zo veel onrecht moest worden geventileerd.

De verbale uitbarsting ging over in innerlijke rust. Het was alsof er een stop uit haar werd getrokken, waarna stress en ander psychisch gif uit haar lichaam wegstroomden. Terwijl ze naar het perron liep, voelde ze haar strijdlust en weerbaarheid groeien. Een heerlijke gewaarwording.

De voorgevel van De Derde Oktober kwam in zicht. Wat staat me na die vijftig meter te wachten, dacht Dagmar. Een warm onthaal? Scheve gezichten? Een onwennige houding van vrienden die niet weten hoe ze met de nieuwe situatie om moeten gaan? Ach, ze kon speculeren tot ze een ons woog. Eenmaal in De Derde Oktober zou alles zich vanzelf wijzen. Het leven zat tenslotte vol met nieuwe ontwikkelingen. Haar verbroken relatie was er daar gewoon één van. Na vanavond wist niemand meer beter dan dat zij vrijgezel was. Zo werkte het gewoon.

Gedurende de treinreis naar Utrecht begonnen haar zaken te dagen die in de afgelopen periode niet bij haar waren opgekomen. Koploper was het sociale contact. In de twee jaar samen met Ruben had ze haar sociale leven volledig aangepast aan het zijne. Voordat ze hem kende had ze nimmer een stap in De Derde Oktober gezet, en van haar huidige vrienden- en kennissenkring nog nooit gehoord. Geheel in de ban van haar relatie had ze zich volledig aangepast aan zijn sociale omgeving en was ze in zijn vriendenkring geïntegreerd. Haar eigen contacten verwaterden. De mensen met wie ze vroeger omging, waren in een tijdsbestek van twee jaar vreemden voor haar geworden. Daar was zijzelf volledig verantwoordelijk voor. Zij had telefoontjes niet beantwoord, uitvluchten gezocht om afspraken te ontlopen en vage beloften gedaan waarna ze nooit meer iets van zich liet horen. Haar hele vriendenkring bevond zich nu in De Derde Oktober.

Ze slaakte een diepe zucht toen ze op het punt stond om het bruine café te betreden. In de trein en thuis op de bank had deze stap een stuk eenvoudiger geleken. In het kader van haar progressie moest ze er een avondje uit. Gezellig kletsen met haar vrienden. Een betere stap in het helingsproces leek nauwelijks voorstelbaar. Haar ouders hadden instemmend geknikt toen ze over haar plan vertelde. Een jonge meid moest niet zo lang bij de pakken neerzitten, zag ze hen denken. Geniet toch van je leven, kind!

De eerste indruk die ze kreeg voelde vertrouwd aan. Het was druk, zonder dat de mensen tegen elkaar aan geplakt stonden. Drie stappen later keek zij recht in het gezicht van Eric Wevers. De architect knikte haar kort toe en draaide zich een kwartslag om. Aansluitend begon hij een gesprek met Ronald van Wateringen die naast hem stond. In de veronderstelling dat het tweetal haar meteen zou begroeten of aanspreken, vertraagde Dagmar haar pas. Het duo bleef echter in gesprek. Dit gebeurde met zo’n intensiteit dat het er de schijn van had dat ze elkaar maandenlang niet hadden gesproken. Doordat een groepje dagjesmensen recht voor haar stond, boog Dagmar naar rechts af. Ze passeerde haar twee vrienden nu rakelings.

‘Hoi.’ Omdat de muziekinstallatie op een aanvaardbaar volume stond, hoefde ze haar stem nauwelijks te verheffen.

‘Hallo,’ zei Ronald afwezig en ging verder met zijn conversatie. Eric bekeek haar verder niet. Met een air van ‘ik heb je al begroet en heb nu andere dingen te doen’ luisterde hij overdreven aandachtig naar het relaas van zijn gesprekspartner.

Dagmar dacht: barst maar, en liep verder. Ze kon niet begrijpen waarom de twee zich zo afzijdig, vijandig bijna, gedroegen. Wellicht had een van hen problemen thuis of op het werk, wat zich reflecteerde in zijn houding en die van zijn kroegmaatje. Verder wilde ze er geen woorden of gedachten aan vuil maken. Vrienden genoeg.

Tessa Landgraaf stond op haar vaste plek fanatiek te roken. De afzuiginstallatie verwerkte direct haar afval, zodat andere gasten geen last van haar verslaving ondervonden. In haar glas bevond zich nog een bodempje Baileys. Uit de macht der gewoonte tuitte Dagmar haar lippen. Voordat ze het gebruikelijke ‘Ruben’ articuleerde, drukte ze haar lippen stevig tegen elkaar. Voorgeprogrammeerde robot, dacht ze en grijnsde een beetje opgelaten. Tessa knikte in haar richting en haalde ongeïnteresseerd beide schouders op. Hierna verlegde ze haar blik naar een begin-twintiger die haar met zijn ogen verslond. De glimlach die ze tevoorschijn toverde was een invitatie waarvan haar bewonderaar gretig gebruikmaakte. Met vier grote stappen stond hij recht tegenover haar, waarna het flirten begon.

Dagmar negeerde het aanzwellende geluid van de alarmbellen in haar hoofd. Tessa was nu eenmaal een vreemde meid van wie je alles kon verwachten. Op dit ogenblik genoot haar aanbidder prioriteit boven de vriendin die ze toevallig een tijdje niet had gezien. Vanuit het oogpunt van Tessa bekeken klonk dit allerminst onlogisch, wist ze zeker.

Op weg naar de tap liep ze bijna tegen de brede rug van vastgoedhandelaar Bas Dijkstra op. Hoewel zij er bijna zeker van was dat hij haar binnen had zien komen, bleef de gebruikelijke, luidruchtige begroeting uit. Het logge lichaam van Bas vertoonde de kenmerken van een standbeeld. Ze twijfelde. Een uitbundig weerzien met de kolos zou op dit moment best leuk zijn, aan de andere kant vond zij het wel prima zo. Ze bevond zich nu in het midden van De Derde Oktober, wat inhield dat door de standaardwelkomstprocedure van Bas alle ogen automatisch op haar gericht zouden worden.

Ze zette het tweeslachtige gevoel van zich af. Door de afwezigheid van Ruben ging dit haar gemakkelijk af. Nu ze zo vlak bij de bar stond, wist ze dat zeker. Er waren geen hoeken meer over waarin of ruggen waarachter hij zich kon bevinden. Het zwaard van Damocles ging terug in het foedraal. Een serie beelden flitste aan haar voorbij. Ruben versierde een vrouw in zijn stamkroeg, nam haar mee naar huis, zwetende lichamen… Haar adem stokte, ze slikte de bittere smaak weg, knipperde met haar ogen om de visuele en imaginaire bagger te dumpen. Het is over, sprak ze zichzelf met krachtige stem in stilte toe. Ieder zijn eigen leven.

‘Hallo John, mag ik een mineraalwater van je?’ De zelfverzekerde glimlach paste prima bij haar nieuwe imago van zelfstandige vrouw die precies wist wat ze wilde. Ze leunde licht tegen de bar, de nadruk op licht en nonchalant. Met de nagels van haar rechterhand trommelde ze mee met het ritme van de achtergrondmuziek. De gracieuze houding van een onafhankelijke vrouw gaat me gemakkelijk af, dacht ze.

‘Alsjeblieft,’ zei John. Hij zette het glas en het flesje voor haar neer.

‘Hoe is het?’ wilde Dagmar weten. Omdat ze niets anders wist te bedenken, nam ze het hoge verplichtingsgehalte van de vraag voor lief.

‘Goed,’ antwoordde de barman monotoon. Hij pakte twee gebruikte glazen van de toog, spoelde deze om en begon een gesprek met een vrouw die drie meter van Dagmar vandaan stond.

Het geschuif van tafels achter haar was eveneens een uitstekende reden om de barman haar rug toe te keren. Met ongeloof over de naar onbeschoft neigende actie van John, keek ze naar de tijdelijke herinrichting van De Derde Oktober.

Dennis Mouthaan werd door zijn vaste vriendenclub aangemoedigd. Onder een regen van verbale schouderklopjes trok hij zijn colbertjasje uit. Jasper de Bree reikte hem een spierwitte slagersjas aan die met een schaar was bewerkt en zodoende bij Dennis tot zijn dijen reikte. Guido de Kroef zorgde voor een potlood, dat Dennis meteen achter zijn linkeroor stak. Aansluitend deed hij zijn armen over elkaar en keek streng voor zich uit.

‘Zullen we vanavond voor de verandering het eten eens niet verklooien, stelletje lamstralen?!’ Een wild gejuich overstemde de achtergrondmuziek. Dennis deed drie snelle stappen voorwaarts. Hij keek nu recht in het gezicht van zijn vrouw Ineke die zich door de rijen heen onopvallend naar voren had geschuifeld.

‘Kom van je luie reet af, juffie.’

‘Yes, chef.’

‘Als het hier te snel voor je gaat, kun je beter teruggaan naar Neanderthalerdorp, juffie. Lekker op je gemak bedorven uitsmijters serveren aan de plaatselijke boerenpummels, yes?’

‘Yes, chef.’

‘Kijk of de ovens op de juiste temperatuur zijn, trut.’

‘Yes, chef!’

Dennis draaide zich om en maakte een ongeduldig gebaar naar Jasper de Bree.

‘Kom hier, sufferd.’

‘Yes, chef.’

‘Twee sterrenkoks hebben vanavond om acht uur gereserveerd, tafel zeven. Als ik ook maar een halve klacht over hun lippen hoor komen, kook jij morgen soep bij de voedselbank, yes?!’

‘Yes, chef.’

‘Dring ik werkelijk tot die botte hersens van je door, sufferd?’

‘Yes, chef.’

‘Mooi. En nu opgesodemieterd.’

‘Yes chef!’

Dagmar lachte ingetogener dan de rest. Ze kende de Gordon Ramsay-imitatie van Dennis. Vanwege het hoge improvisatiegehalte bleef de act echter grappig. Vereiste was wel dat je een slok op had of in een goede stemming verkeerde. Aangezien geen van beide op haar van toepassing was, kon er slechts een dunne glimlach vanaf.

Ruim een jaar geleden was het nummertje ontstaan. In een dronken bui bewees Dennis dat hij niet alleen sprekend op de topkok leek, maar hem eveneens perfect kon imiteren. Zijn eerste stappen op het cafépodium werden begeleid met Engelse teksten, zodat de imitatie authentieker overkwam. Vanwege de taalbarrière bij sommige toehoorders én het feit dat Dennis tijdens zijn performance altijd flink aangeschoten was zodat hij vaak in een onverstaanbaar gemompel verviel, besloot men hiervan af te stappen.

‘De eerste bestelling voor vanavond,’ brulde Dennis. ‘Tafel negen. Driemaal de zwezerik en tweemaal coquilles.’

‘Yes, chef,’ antwoordden Ineke en Jasper gelijktijdig.

‘Verbaas me, zooitje nietsnutten.’

Terwijl Ineke en Jasper onder toezicht van een streng kijkende Dennis druk boven denkbeeldige ovens en fornuizen aan de slag gingen, liet Dagmar zo onopvallend mogelijk haar blik langs haar vrienden glijden. Jan Middendorp en zijn vrouw Yvonne keken met een schuin oog naar Dennis’ performance. Tussendoor babbelden ze geanimeerd met Steven Godemans en zijn echtgenote Josine. Ze stonden recht tegenover de bar, maar wisten op de één of andere manier hun houding zo aan te passen dat hun oogopslag die van haar steeds ontweek. Na twee minuten vond Dagmar het welletjes. Blijkbaar had het viertal geen behoefte aan contact buiten hun kleine kringetje om. Ze keek naar rechts.

‘Juffie!’

‘Yes, chef.’

‘Als ik rauw lamsvlees wil, ga ik wel bij de buren eten, yes? Donder dit maar weg. De zoveelste verliespost sinds jij hier werkt. Niet dat het je ene moer kan schelen, ongemotiveerd kreng!’

‘Yes, chef!’

‘… What a fucking mess .’

Claire Beemsterhaag zag het niet meer zo helder. De gescheiden redactrice van een modeblad stond naast een man die Dagmar nog nooit eerder had gezien. Claire lachte schaapachtig. Een wijze van grinniken die structureel werd naarmate haar alcoholconsumptie steeg, wist Dagmar. Zo te zien had haar vriendin al de nodige glazen witte wijn achterovergeslagen.

Zoals bij iedereen in de De Derde Oktober het geval was geweest, had Ruben haar een kleine twee jaar geleden aan Claire voorgesteld. Het klikte direct. Sindsdien hadden zij talloze avonden enorm met elkaar gelachen. Claire was een spontane vrouw met het hart op de tong. Een karaktereigenschap die enkel tijdens een bezoek aan de kroeg boven kwam drijven. Als zij de verhalen mocht geloven, was Claire gedurende werktijden een heuse bitch.

In de veronderstelling van een soortgelijke respons, glimlachte Dagmar breeduit naar haar vriendin. Claire keek haar echter met een glazige blik aan. Van enige herkenning leek geen sprake. De vrouw met wie zij veel diepgaande, en nog veel meer hilarische gespreken had gevoerd, keek langs haar heen. Mocht ze nog haar twijfels hebben over deze merkwaardige houding, dan meldde Claire’s provocerende lichaamstaal overduidelijk dat het opzettelijk gebeurde.

‘Bediening!’

‘Yes, chef.’

‘Jij bent de schakel tussen de keuken en gasten, lamlul. In sommige gevallen naar de klanten toe zelfs het gezicht van mijn restaurant.’

‘Yes, chef.’

‘Dus behandel de borden die geserveerd moeten worden in het vervolg met meer respect en tover een goddelijke glimlach op die ongure tronie van je.’

‘Yes, chef.’

‘Oplazeren, mafkees.’

‘Yes, chef!’

Tessa reageerde ongeïnteresseerd op haar binnenkomst, de reactie van Ronald en Eric was meer dan stroef te noemen, dikke Bas nam niet eens de moeite om haar gedag te zeggen, Johns begroeting was een regelrechte belediging, Jan, Yvonne, Steven en Josine ontweken haar bewust en in de blik van Claire ontbrak elke vorm van vriendschap.

Wat was hier in godsnaam aan de hand?

Ze nam een slok van haar mineraalwater. John stond nog steeds met de onbekende vrouw te praten. Het was duidelijk dat hij er niet over peinsde om haar kant op te komen, laat staan een gesprek aan te knopen. De knoop in haar maag werd verder aangetrokken door onbegrip, verontwaardiging en verdriet. Dit waren dus haar zogenaamde vrienden. Met deze mensen was ze twee jaar lang bijna dagelijks opgetrokken. Dezelfde mensen die haar nu behandelden alsof ze lucht was. Zwaar verontreinigde lucht die je verstikte als je ermee in aanraking kwam of er zelfs maar naar keek. Ze slikte om de emotionele brok in haar keel weg te krijgen.

Ruben, rotschoft die je bent. Wat heb jij ze in ’s hemelsnaam verteld?

‘Juffie.’

‘Yes, chef.’

‘Kijk me aan als ik tegen je praat, stomme koe.’

‘Yes, chef.’

‘Jij bent een belediging voor het vak, juffie.’

‘Yes, chef.’

‘Jouw maaltijden zijn een parodie op de kookkunst en je krijgt het ook nog voor mekaar om langzamer te bewegen dan een stokoude schildpad die net de oceaan is overgezwommen, yes?!’

‘Yes, chef.’

‘Lik m’n reet met je “yes, chef”. Ik zie in je ogen dat je er geen zak van meent. Jij vindt jezelf namelijk de beste kok ter wereld, juffie. En met die grote, bruine kijkers denk jij iedereen voor je te kunnen winnen. Nou, dat kun je bij mij wel vergeten, trut. Ik ben niet zo achterlijk als die kerel van je. Die sukkel geniet nog van een tongzoen als jij even daarvoor bent vreemdgegaan.’

‘Yes, chef!’

Haar hart miste drie slagen. De wereld tolde. Ze dwong zichzelf niet te opzichtig naar adem te happen. De nagels van haar rechterhand schraapten langs de houten toog. De splinters die onder haar nagels en in haar vingertoppen drongen, verwelkomde ze als ware vrienden. De pijn hield haar bij haar positieven en vervlakte het schaamtegevoel.

Tijdens de laatste zin had Dennis zijn hoofd een kwartslag gedraaid en haar recht aangekeken. De afschuwelijke woorden waren voor haar bedoeld. Daarover bestond geen enkele twijfel. Hij had nadrukkelijk haar blik gezocht en de belediging uitgesproken. Dit was geen onderdeel van de Gordon Ramsay-act, maar een rechtstreekse aanval. Gericht aan de paria van De Derde Oktober. De lachsalvo’s hadden luid geklonken. Met name uit de monden van hen die ze ooit als haar vrienden had beschouwd.

Dagmar legde een briefje van vijf euro neer. Met haar blik op oneindig liep zij rechtstreeks naar de uitgang. De kracht waarmee ze haar omgeving wist te negeren, putte ze uit een reservebron.

Geen tranen.

Geen scène.

Ik neem mee wat er nog van mijn waardigheid over is.

Ik verlaat dit hellekrocht met opgeheven hoofd.

Lach maar, beschimp maar, veroordeel maar.

Mijn haat is toch groter dan jullie lol.

Ik hoop dat jullie ooit een pijnlijke dood sterven .