21

Sanne zag er slecht uit. De donkere wallen leken een verlengstuk van haar trieste oogopslag. In plaats van de glans te accentueren, legden de zonnestralen meedogenloos de doffe laag vast die rond haar kastanjebruine lokken hing. Bij de begroeting was het volume van haar stem gereduceerd tot een schor geluid dat met veel pijn en moeite uit haar keel kwam. Tijdens de dagen dat ze de vrolijke reisleidster niet had gezien, was Sanne de Jong minstens vijf jaar ouder geworden.

‘Gaat het een beetje?’ vroeg Dagmar op bezorgde toon. Ze was geschrokken van Sannes uiterlijk waar de vermoeidheid van afstraalde en wilde haar niet direct met gerichte vragen bombarderen.

‘Niet echt,’ antwoordde Sanne. ‘Na eergisteren heb ik geen minuut meer geslapen.’ Ze schudde een paar maal vertwijfeld haar hoofd. Een gebaar dat bij haar desolate uitstraling paste.

‘Ik tril de godganse dag en heb het idee dat ik elk moment over moet geven.’ Ze sloeg een hand voor haar ogen en liet deze langzaam naar beneden glijden. Aansluitend masseerden haar vingers haar nek. Ze deed dit op een nogal ruige wijze; alsof er plooien gladgestreken dienden te worden.

‘Het allergrootste probleem is het werk. We moeten gewoon doorgaan. En dat met een onderbezetting. Het komt er dus op neer dat ik extra uren draai en aardig sta te doen tegen klanten terwijl ik steeds op het punt sta om in janken uit te barsten.’

Dagmar pakte haar hand en kneep er zachtjes in. Het eerste geruststellende gebaartje dat in haar gedachten opkwam. Of het zinvol was deed er weinig toe. Ze moest iets doen.

‘Jezus, Dagmar. Dat beeld… dat beeld van Marianne en Ingrid.’ Ze vocht tegen haar tranen. ‘Dat laat me niet los. Zelfs als ik even mijn ogen sluit staat het op mijn netvlies. Hun houding… het bloed… overal bloed… zo veel.’

Dagmar knikte. Ze had medelijden met Sanne en begreep hoe zwaar zij het nu had. Al was dit natuurlijk lastig voor te stellen als je het niet zelf had meegemaakt. Gelukkig maar, ging het door haar heen. Thuiskomen en twee vriendinnen aantreffen die baden in het bloed. Een koude rilling racete over haar ruggengraat.

‘Dus jij was de eerste die hen zo aantrof?’

Sanne bewoog haar hoofd langzaam op en neer. Het had er alle schijn van dat zij het vreselijke moment opnieuw beleefde.

‘Ik had een late transfer. Gasten naar het vliegveld brengen en anderhalf uur daarna een nieuwe groep oppikken. Die vlucht had vertraging, waardoor ik pas om halftwee ’s morgens thuiskwam.’

‘En Tineke?’ vroeg Dagmar. De drie meiden die in de hoofdstad Palma de Mallorca waren gestationeerd, woonden in hetzelfde flatgebouw in aangrenzende appartementen met een verbindingsdeur, wist ze van Marianne die als hoofd reisleiding in een ander, groter appartement woonde.

‘Die had een georganiseerde kroegentocht. Zij kwam pas heel laat thuis. Vijf uur ’s morgens, of zo.’

Ze streek met haar rechterhand een weerbarstige lok uit haar gezicht. Dagmar zag dat haar hand trilde.

‘Toen jij ze vond, heb je meteen het alarmnummer gebeld?’

‘Meteen, de ambulance was er binnen vijf minuten. De politie een paar minuten later.’

Ze nam een slokje van het mineraalwater dat voor haar op het tafeltje stond. Dagmar liet haar blik over het terras glijden en bemerkte dat niemand een langdurige blik op hen wierp. Op Mallorca was een huilende reisleidster blijkbaar geen bezienswaardigheid.

‘Ik neem aan dat jij lang met de politie hebt gesproken.’

Sanne schudde ontkennend haar hoofd.

‘Hooguit tien minuten. Wat moest ik ze in godsnaam vertellen? Ik handelde die nacht gewoon uit routine. Degene die binnenkomt checkt altijd het appartement van de ander. Dat is een onderlinge afspraak die hier al jarenlang geldt. Je wenst elkaar goedenacht en kijkt vluchtig of er niet is ingebroken. Een kwestie van een paar seconden.’

‘Maar wat als iemand een vriendje mee naar huis heeft genomen?’

Onder andere omstandigheden zou het trekje van Sannes mondhoek voor een voorzichtige glimlach kunnen doorgaan.

‘Daarvoor hebben we een code, een magneet met daarop de afbeelding van Cupido. Als die op de slaapkamerdeur is geplakt, ga je stilletjes terug naar je eigen appartement.’

Dagmar wist haar neutrale gezichtsuitdrukking te behouden. Ze nam een slokje van haar water en keek in gedachten naar de talloze plezierjachten die in de haven van Palma de Mallorca lagen.

‘Weet je, Dagmar. Ik vind het tof dat je bent gekomen. Ik bedoel, je had net zo goed thuis kunnen blijven, want je kunt hier helemaal niets meer doen.’

Ze stak direct haar linkerhand op.

‘Begrijp me alsjeblieft niet verkeerd. Het is geweldig dat je er bent. Het is fijn om even uit te kunnen huilen.’

Dagmar knikte. ‘Graag gedaan.’ Hierna dronk ze haar glas leeg.

‘Zullen we nu bij Ingrid gaan kijken?’