25

Orlando had geen woord te veel gezegd. De tapas waren een traktatie. Champignons in hete olijfolie, gefrituurde sardines, gegrilde garnalen en gerookte ham. Ze kon zich niet herinneren ooit zulke lekkere ham te hebben geproefd. Eigenaar annex kok Alberto sneed de plakken met een speciaal mes zó van het dijbeen dat in de keuken aan een touw bungelde.

‘Lekker gegeten?’ vroeg Orlando en voegde daaraan toe: ‘ondanks de primitieve tafelkleedjes en bedenkelijke hygiëne?’

Dagmar sloeg een hand voor haar mond om het niet uit te proesten.

‘Toen de serveerster haar vaatdoek over de placemats haalde, dacht ik dat het niet gekker meer kon.’

‘Maar jij had buiten Alberto gerekend die ons vroeg om in de keuken naar het snijden van de ham te komen kijken,’ vulde Orlando aan.

‘Waarna hij en passant een varkenskop tevoorschijn toverde en bijpassende geluidjes produceerde,’ grinnikte Dagmar.

Na het aansluitende geknor waarmee Orlando de restauranthouder imiteerde, kon ze haar lachen niet meer inhouden.

‘Missie geslaagd,’ zei Orlando droog. Hij keek haar aan met een zelfvoldane oogopslag waarin een schalkse ondertoon lag.

‘Maar nog niet ten einde, hoop ik.’ Het was eruit voordat ze er erg in had. De opgekropte spontaniteit had ineens een uitweg gevonden. Haar woorden als een verlengstuk van haar gedachten gebruikt. Van het ene op het andere moment werd de opgeworpen barrière van gepaste terughoudendheid geslecht. Vergeet niet waarvoor jij hier bent, hield Dagmar zichzelf voor. Dit is geen snoepreisje, weet je wel?

‘Ik heb nog een leuk ritje op het programma staan. Wel eens van Andratx gehoord?’

‘Dat is toch een dorpje verderop?’ reageerde ze ingetogen.

‘Een schilderachtig stadje,’ verbeterde Orlando haar speels. ‘Hier vind je het oude Mallorca terug. Het hoogste gebouw is een leerlooierij die uit twee verdiepingen bestaat. Het enige toerisme dat je in Andratx vindt zijn langslopende mensen en stapvoets rijdende huurauto’s.’

Hij grijnsde om zijn eigen grapje.

‘In de heuvels rond Andratx staan behoorlijk wat miljonairsstulpjes. Let vooral goed op als we van het stadje zelf naar de haven rijden. Een gewild plekje waar menig filmster, sportheld of bankier een luxueus buitenverblijf heeft.’

Toen ze de afslag naar Andratx namen, zag Dagmar hoe Orlando in zijn achteruitkijkspiegel keek. In plaats van een vluchtige blik, concentreerde hij zich enkele seconden op datgene wat er zich achter hen afspeelde.

‘Is er soms iets?’

Hij keek weer recht voor zich uit en antwoordde ontkennend: ‘Niets aan de hand.’

De Porsche-motor liet een ingehouden gegrom horen toen Orlando afremde en terugschakelde. Met vijftig kilometer per uur reden ze het stadje binnen. Dagmar genoot van de oude winkelpanden. Dat er voornamelijk ondernemers met ‘oude ambachten’ in zaten, was zowel opvallend als aangenaam. Naast de bakkerij bevond zich de slager die weer een groenteman als buurman kende. In geen velden of wegen was een grote supermarkt te bekennen.

‘Wat heerlijk knus,’ mompelde Dagmar. Niet Orlando, maar de Porsche gaf antwoord. Ze hoorde opeens de motor toeren maken en haar rug werd tegen de stoel aan gedrukt. De pittoreske winkeltjes vervaagden tot een lang, bakstenen lint. In een schrikreactie pakte ze met haar rechterhand de portierhendel vast. Twee hartslagen later bleek dit een zinloze actie, aangezien Orlando met aanzienlijke snelheid een bocht naar links nam waardoor ze met haar schouder tegen het portier werd aangedrukt.

‘Wat doe je nou?!’

‘Ik denk dat we gevolgd worden.’ De kalmte waarmee hij sprak kwam op Dagmar indrukwekkend over. Zelf had ze namelijk het gevoel dat elk haartje op haar lichaam recht overeind stond en haar hart in haar keel bonsde.

‘Witte bmw, zat op de snelweg al achter ons.’

Hij schakelde over naar de derde versnelling. Het oorverdovende geluid om haar heen deed Dagmar denken aan het gegier van een vliegtuigmotor. Ze draaide haar hoofd opzij.

‘Niet omkijken!’

De waarschuwing gold niet zozeer als een verbod om een blik op hun achtervolger te werpen, maar werd gegeven met het oog op de aankomende verkeerssituatie: ze naderden een zebrapad waarop twee kinderen liepen. Orlando trapte stevig op de rem. Doordat de snelheid drastisch afnam, sneed de veiligheidsgordel in haar borsten. Tijd om hierover een opmerking te maken of ‘Au!’ te roepen werd haar niet gegeven. De Porsche trok supersnel op waardoor haar bovenlichaam weer naar achteren werd gedrukt.

‘Eens kijken wat die pooierbak van je kan, ventje,’ siste Orlando venijnig tussen zijn tanden. Dat de stadskern van Andratx een gepasseerd station was lag aan deze opmerking ten grondslag. Recht voor hen bevond zich een geasfalteerde b-weg. Op wat tegenliggers in de verte na, waren de rijbanen verlaten.

Orlando schakelde over naar de vierde versnelling. Ondanks de grote snelheid lag de sportwagen als een blok op de weg. Een gegeven dat Dagmar volledig ontging. Als versteend keek ze met opengesperde ogen naar de weg voor haar. Van de omgeving kreeg ze niets mee.

‘Klote,’ gromde Orlando toen er een vrachtwagen voor hen opdoemde. Ze reden inmiddels ruim tweehonderd kilometer per uur, zodat het silhouet uit de verte in no time een serieus obstakel werd. Zonder gas te verminderen stuurde Orlando de Porsche op de linkerbaan. Met deze snelheid zou de gehele inhaalmanoeuvre een paar tellen duren.

Het werden de langste seconden van Dagmars leven. Ze zag hoe de tegenligger recht op hen afkwam. Een botsing leek onvermijdelijk. Ze sloot haar ogen, deed een schietgebedje en wachtte op de allesvermorzelende klap. In plaats van de impact van een dodelijke crash voelde zij hoe de auto bruusk naar rechts afweek. Omdat de nachtmerrie uitbleef, opende ze langzaam haar ogen. Ze waren de vrachtwagen gepasseerd. Het meest onwaarschijnlijke scenario had zich voltrokken. Ze leefden nog…

‘Ongelofelijk,’ hoorde ze Orlando mompelen. Hij keek voor de zoveelste maal in zijn achteruitkijkspiegel. ‘Die klootzak kan me aardig bijhouden.’

Aangezien ze de haven van Andratx met rasse schreden naderden, nam hij gas terug. Voor Dagmar een ideaal moment om te kijken wie hen volgde. Ze draaide haar bovenlichaam om en zag de witte bmw. De wagen reed ongeveer dertig meter achter hen. De geblindeerde voorruit verhinderde dat ze een blik op de bestuurder kon werpen.

‘In de haven raak ik hem niet kwijt.’ Hij zei het op een peinzende toon waaruit bleek dat hij de situatie in alle rust overdacht. Dagmar vond dit ongelofelijk. In haar brein was er namelijk sprake van het tegenovergestelde. Met tientallen vragen in haar hoofd zat ze tegen de paniekgrens aan. Waarom werden ze gevolgd? Wie ging er schuil achter die sinistere ramen? Hoe ging dit verder? Zou men geweld gebruiken? Had dit met Marianne en Ingrid te maken? Waarom…

‘In het dashboardkastje liggen een kladblokje en een pen,’ verbrak Orlando haar panische overpeinzingen.

‘Het kan geen kwaad om zijn kenteken te noteren.’

Het duurde even voordat het tot Dagmar doordrong wat hij bedoelde. Daarna opende zij het kastje en haalde de pen en het kladblok eruit. Toen ze zich omdraaide, minderde de Porsche vaart. Terwijl zij het kentekennummer noteerde, zag ze vanuit haar ooghoeken de eerste kenmerken van de bewoonde wereld. Huis, verkeersbord, symmetrische rijen palmbomen, trottoirband.

‘Heb je het genoteerd?’

‘Ja.’

Ze draaide zich weer om. Gevoelsmatig reden ze nu stapvoets door de hoofdstraat van de haven. Dagmar zag dat Orlando beurtelings in zijn achteruitkijkspiegel en naar de nabije omgeving keek. Wat er op de weg gebeurde leek hem nauwelijks te interesseren.

‘Dat zocht ik,’ sprak hij een halve minuut later. ‘Perfect.’

Dagmar begreep voor de verandering meteen wat hij bedoelde. Op de kade had men een parkeerplaats gecreëerd. Betaald parkeren met een heuse slagboom. Het was er druk. Een betere omgeving konden ze zich nu niet wensen.

Hij draaide de Porsche de inrit op en keek gelijktijdig in zijn achteruitkijkspiegel. Er verscheen een glimlach rond zijn mondhoeken.

‘Dat durft hij dus niet aan.’

Dagmar draaide haar hoofd direct een kwartslag en zag hoe de bmw rustig verder reed om ten slotte uit het zicht te verdwijnen. Orlando stopte ruim voor de slagboom en trok een ticket uit het kastje. Toen de slagboom omhoogging, keek hij Dagmar verwonderd aan. Ze hield haar linkerhand dwingend omhoog. Tussen haar vingers hield ze het kladblok geklemd.

‘Bel Rodriquez,’ sprak ze op een toon die geen enkele tegenspraak duldde.