26

De wesp cirkelde rond haar hoofd. Het insect produceerde irritant hoge geluidjes die dwars door haar dromen heen sneden. Omdat ze het beestje niet boos wilde maken, liet ze haar handen langs haar lichaam hangen. Daarna liep ze langzaam achteruit. Toen dit niet het gewenste resultaat opleverde, deed ze enkele stappen opzij. Ook dit had geen effect; het doordringende gezoem bleef maar aanhouden.

Dagmar opende haar ogen. Het duurde drie volle seconden voordat ze zich realiseerde dat er geen wesp rond haar hoofd vloog. Het was de ringtoon van haar mobiele telefoon die voor de herrie in de kamer zorgde. Haar hand ging naar het nachtkastje waarop de herrieschopper lag.

‘Ja?’ zei ze op slaperige toon.

‘Met Orlando. Er is vannacht iets belangrijks voorgevallen. Zorg dat je over tien minuten voor de hotelingang staat.’

Ze drukte op het lichtknopje boven haar bed, knipperde met haar ogen en zei: ‘Wat… wat bedoel je precies?’

‘Over tien minuten pik ik je op,’ antwoordde Orlando kortaf. Een ingesprektoon volgde.

Dagmar ging rechtop in bed zitten. Ze keek met een verbouwereerde blik naar de mobiele telefoon die nog steeds in haar rechterhand lag. Haar blik dwaalde af naar de reiswekker op het nachtkastje. De digitale wijzers meldden dat het 04.10 was. Tien minuten over vier in de morgen, dacht ze. Wat moet er in ’s hemelsnaam zijn gebeurd als Orlando mij op zo’n tijdstip opbelt met de mededeling dat hij me over tien minuten oppikt?!

Voordat allerlei vragen opkwamen, haalde ze diep adem. ‘Niet doen, Dagmar,’ fluisterde ze. ‘Dat is onnodig tijdverlies. Jij kent Orlando goed genoeg om te weten dat er op dit moment iets aan de hand is. Ga je snel aankleden en maak jezelf daarna in recordtempo enigszins toonbaar.’

Ze deed precies wat ze zichzelf had opgedragen. Twaalf minuten na het telefoontje stapte ze naar buiten. Orlando wachtte haar achter het stuur van zijn Porsche op. De motor draaide. Toen hij haar zag boog hij zijn bovenlijf naar rechts en opende met een duw van binnenuit de passagiersdeur. Precies op het moment dat zij de deur weer sloot gaf hij gas. De sportwagen spoot weg.

‘Wat is er aan de hand?’ wilde Dagmar als eerste weten.

‘Foute boel,’ antwoordde Orlando. De norse intonatie in zijn stem verried dat hij er verder weinig over kwijt wilde. Een manier van doen die nieuw voor Dagmar was. Het brandde daarom ook op haar lippen om hier een opmerking over te maken. Voordat zij nog een vraag wilde stellen, draaide ze haar hoofd naar links. Wat ze zag beviel haar niet. Orlando keek strak voor zich uit. De blik in zijn ogen was die van een man die zojuist een zorgwekkend bericht had ontvangen en daar diep over nadacht. Ze realiseerde zich dat het zinloos was om verder te vragen.

Negen minuten later reden ze op de boulevard van Palma de Mallorca. Het gebral en gefeest van groepjes jongeren stonden in schril contrast met de beklemmende sfeer die in de Porsche hing.

‘Julio Rodriquez belde me een halfuur geleden,’ zei Orlando. Dat gebeurde zo onverwacht dat Dagmar er een beetje van schrok. Ze had zich min of meer al verzoend met een autorit waarin ze vooral zouden zwijgen.

‘Sorry dat ik zo bot doe,’ ging hij verder. Dagmar zag dat de harde lijnen in zijn gezicht zich ontspanden. ‘Het is gewoon beter dat Julio jou vertelt wat er is gebeurd. Als ik nu wat zeg, kan dat straks alleen maar voor verwarring zorgen.’

Met de vingertoppen van zijn rechterhand raakte hij heel even haar linkerbovenarm aan. Een geruststellend gebaar, waarmee hij echter het beoogde effect niet bereikte. Doordat hij de indruk wekte haar op iets vreselijks voor te bereiden, nam het malen in Dagmars hoofd almaar toe.

Julio Rodriquez stond hen bij de ingang van het politiebureau op te wachten. Onder zijn arm droeg hij een dunne map. Hij knikte kort en vroeg hun om hem te volgen. Twee minuten later zaten ze in een kale ruimte die oogde als een achterafkantoortje; een ruimte waar rechercheurs in alle rust hun verdachten murw konden maken. Rodriquez nam plaats achter een gammele tafel en maakte met een knik duidelijk dat zij tegenover hem moesten gaan zitten. Hij legde de map op tafel, recht in het midden. Hierna keek hij Dagmar doordringend aan. Van zijn vriendelijke uitstraling was weinig meer over. Ondanks haar droge keel lukte het Dagmar om te slikken. Jij zit diep in de problemen, dame, meldde haar intuïtie op een onevenredig harde toon.

‘Formeel gezien ga ik buiten mijn boekje,’ begon Rodriquez. ‘Aan de andere kant; wij blijven mensen, en uw betrokkenheid bij deze zaak is groot. Tevens hebt u vanaf het begin meegewerkt aan het onderzoek. Ik heb daarom besloten om u direct op de hoogte te brengen van datgene wat er vannacht is gebeurd.’

In de verte fluisterde een stemmetje dat dit geruststellende woorden waren. Toch overheerste de paniek. Ze ademde veel te snel en had moeite om haar houding van een jonge, sterke vrouw te handhaven. Het liefst wilde ze ergens in een hoekje wegkruipen totdat het onweer was overgedreven.

‘Rustig maar, Dagmar,’ zei Orlando. Hij legde teder zijn arm over haar schouder en kneep zachtjes met de vingers van zijn rechterhand in haar bovenarm. Ditmaal werkte het wel. Het voelde vertrouwd aan. Hij was er voor haar. Een rots in de branding die zich door geen enkele orkaan liet afschrikken. Haar angst ebde weg. De lichte zucht die volgde, was de voorganger van een regelmatige ademhaling.

‘Het kenteken dat Orlando mij vanmiddag, ik bedoel gistermiddag, doorgaf, staat op naam van Emilio Lopez-Garcia, een 32-jarige receptionist van hotel Oasis. Aangezien dit heerschap zich ziek had gemeld en door de dienstdoende rechercheurs ook op zijn huisadres niet werd aangetroffen, besloot ik het na mijn dienst nogmaals te proberen.’

Hij hief beide handen. Een gebaar dat het midden hield tussen een verontschuldiging en overmacht.

‘Technisch gezien had ik met een partner naar het huis van Lopez-Garcia moeten gaan. Dit soort klussen is veiliger als je met een back-up werkt. Maar ja, het was twee uur ’s nachts en het is ook inherent aan politiewerk om soms impulsief te handelen. Vaak behaal je op zo’n manier onverwachte resultaten.’

Dagmar knikte. Ze voelde zich een stuk rustiger. Ook werd het haar langzamerhand duidelijk dat er hoogstwaarschijnlijk geen directe connectie tussen haar persoon en het verhaal van Rodriquez was. Op dat tijdstip lag ze namelijk te slapen. Als je het dus simpel bekeek, deed hij verslag en was zij uitgenodigd om te luisteren.

‘Lopez-Garcia was thuis. Onder invloed van genotsmiddelen. Drank of drugs, dat zal de autopsie uit moeten wijzen. In elk geval was hij verre van nuchter en bijzonder agressief. Nadat hij de deur opende, trok hij meteen een mes. Ik kon zijn aanval pareren en zag kans mijn dienstpistool te trekken. Hij trok zich niets aan van mijn waarschuwing en viel wederom aan. Hierna schoot ik hem volgens de regels in zijn bovenbeen. Blijkbaar voelde hij niets, want hij kwam wederom met getrokken mes op mij af. Toen kon ik niets anders doen dan hem neerschieten. Op weg naar het ziekenhuis is hij in de ambulance overleden.’

Dagmar twijfelde hoe ze moest reageren. Er was iemand doodgeschoten. Een man die hen gistermiddag had achtervolgd. Niet echt een reden om te sterven. Ze keek Rodriquez aan en hoopte dat de onzekerheid niet met dikke letters op haar gezicht stond geschreven.

‘Na een schietincident volgt de standaardprocedure,’ ging de rechercheur verder. ‘De dienstdoende ambtenaar levert zijn wapen in en krijgt bureaudienst. Interne Zaken, dit is de politie binnen de politie, neemt de leiding voor dit specifieke geval over. Tot aan het moment dat zij met een rapport komen, mag de ambtenaar, ik dus, zich op geen enkele wijze met het onderzoek bemoeien en krijgt geen inzage meer in dossiers die met het slachtoffer te maken hebben. Deze maatregelen zijn genomen om tot een zo objectief mogelijk eindrapport te komen.’

Hij opende de map, haalde er een foto uit en legde die recht voor Dagmar neer.

‘Deze foto is drie jaar geleden van Lopez-Garcia genomen nadat hij was opgepakt voor rijden onder invloed van alcohol. Hebt u deze man eerder gezien?’

Dagmar keek in de wrede ogen die haar vanaf het papier aanstaarden. Onmiddellijk was er de herkenning. Ze verstrakte en sloeg een hand voor haar mond.

‘Mijn god,’ mompelde ze. ‘Dat is de man die op het feestje dat dreigende gebaar naar Ingrid maakte!’