3
Er zijn van die dagen dat alles meezit, dacht Dagmar. En wat is het heerlijk als het jou af en toe ook eens overkomt. In gedachten lachte ze spontaan en heel erg luid. Een geestelijke ontlading die overigens niet van haar gezicht viel af te lezen. Dat zou de taxichauffeur naast haar zomaar kunnen afleiden. De man concentreerde zich op de weg en leek niet om een praatje verlegen te zitten. Zij had het druk genoeg met de gesprekken die zij met zichzelf voerde.
Vandaag was een werkdag uit duizenden. Eentje waarover je tussen de werkzaamheden aan boord wel eens nadacht. Speculeerde, kwam dichter in de buurt. Je hoopte dat het je ooit overkwam, maar gelijktijdig groeide het besef dat die kans miniem was. Tot vandaag dan.
Vanmorgen om vijf uur waren ze opgestegen met bestemming New York. Afhankelijk van de weersomstandigheden nam deze vlucht rond de acht uur in beslag. Ze hadden wind mee, turbulentie bleef uit en onder de passagiers viel geen wanklank te bespeuren. De ideale vlucht, dus. Twintig minuten eerder dan gepland landden ze op jfk International Airport.
Eenmaal uitgecheckt kwamen ze in het bemanningscentrum terecht. Het was de procedure om hier nog wat na te praten en gezamenlijk de bus te nemen naar hun hotel dat op een steenworp afstand van Times Square lag. De komende anderhalve dag zouden ze in downtown New York verblijven.
Aan de lichaamstaal van gezagvoerder Joost van de Velde was af te lezen dat er iets aan de hand was. Toen ze het bemanningscentrum binnen waren gekomen, had een andere piloot van hun maatschappij hem direct apart genomen. Uit diens snelle manier van spreken bleek dat hij met een acuut probleem kampte. Van de Velde hoorde het aan, knikte een paar maal en riep een paar minuten later zijn eigen bemanning bij zich.
In korte bewoordingen vertelde hij dat een vlucht van hun maatschappij over anderhalf uur naar Amsterdam diende te vertrekken. Omdat een purser en een stewardess zich op het allerlaatste moment ziek hadden gemeld, werd het twijfelachtig of ze wel het luchtruim konden kiezen. Aangezien de bezettingsgraad van het personeel al aan de krappe kant was, ontstond er door het wegvallen van het tweetal een onderbezetting die amper verantwoordelijk was. Als ze op zeer korte termijn geen vervanging konden regelen, overwoog de dienstdoende gezagvoerder sterk om de vlucht te cancelen.
Van de Velde benadrukte snel niemand iets kwalijk te nemen als ze voor hun eigen dienstrooster kozen. Tenslotte stond er voor een intercontinentale vlucht plus retour een tijdschema van drie dagen. Tevens gaf hij aan dat gezagvoerder De Haan er persoonlijk voor garant stond dat degene die hen uit de brand hielp de retourvlucht als overuren betaald kreeg en een extra vrije dag kon opnemen. Hij stelde nogmaals dat het hier om een uitzonderlijke situatie ging, maar nood soms wetten brak. In dit geval die van de arbeidstijden.
Zij had meteen haar hand opgestoken. Anderhalf uur later was het vliegtuig opgestegen met bestemming Schiphol. De cockpitbemanning raffelde de vlucht in zes uur en twintig minuten af.
Op haar verzoek stopte de taxichauffeur bij de kruising Langegracht en Pelikaanstraat. Ze betaalde hem en stapte uit. De uitbundige groet die ongetwijfeld betrekking had op de ruime fooi, ging volledig langs haar heen. In gedachten was ze reeds in hun stamkroeg, zag ze het verbouwereerde gezicht van Ruben op het moment dat ze binnenkwam.
Hoewel haar voeten ieder moment een eigen leven konden beginnen, liep ze toch in een stevig tempo door. Zonder haar pas in te houden opende ze haar handtas, pakte een flesje Chanel en spoot een vleugje van het parfum in haar nek. Hiermee verdrijf ik in elk geval de ergste geursporen van een retourtje New York, dacht ze gekscherend. Tot haar genoegen zag ze in haar reisspiegeltje dat de betrekkelijk dure mascara waar voor zijn geld gaf.
Het gevoel van thuiskomen omarmde haar toen ze De Derde Oktober binnenkwam. Het was er gezellig druk. Een enkele oogopslag vertelde haar dat het overgrote deel van de klanten uit stamgasten bestond. Het overbekende geroezemoes dat zo nu en dan door een lachuitbarsting werd overstemd, voelde aan als een warme, vertrouwde deken.
Eric Wevers en Ronald van Wateringen stonden recht in haar blikveld. Zo op het eerste gezicht voerden de architect en de bankmanager een verhit gesprek. Eric maakte drukke gebaren met zijn rechterhand, terwijl Ronald heftig met zijn hoofd schudde. Blijkbaar hadden zij haar vanuit hun ooghoek in de deuropening zien verschijnen, want ze onderbraken abrupt hun conversatie. Aansluitend maakten ze met gebarentaal duidelijk dat ze verheugd waren haar weer te zien. Terwijl haar ogen heen en weer flitsten, lachte Dagmar hen toe.
Het was lastig om tussen de haag van bekenden Ruben eruit te pikken. Daarvoor stonden de groepjes te dicht op elkaar geplakt. Ze deed drie stappen voorwaarts en liet nogmaals haar blik door het bruine café glijden. Het was onvermijdelijk dat Tessa Landgraaf in beeld kwam. De nagelstyliste hing nonchalant tegen de muur. Tussen de vingers van haar linkerhand stond de Marlboro als een huis. In het glas in de palm van haar rechterhand draaide haar lievelingsdrank slome rondjes. De pose die ze zich hierdoor aanmat leek zo lachwekkend geforceerd dat het niets anders kon zijn dan natuurlijk gedrag. Een idiote stelling die enkel bij Tessa opgeld deed.
Dagmar trok haar aandacht door met haar rechterhand te zwaaien. De doorgewinterde kroegtijger in Tessa pikte het signaal op. Ze draaide haar hoofd weg van de jongeman die haar opzichtig probeerde te versieren. Gelijktijdig trok ze beide wenkbrauwen op, wat zoveel betekende als ‘zeg het maar’.
‘Ruben?’ Omdat de muziek nogal hard stond, articuleerde ze sterk. Een gebaar dat ze bij binnenkomst min of meer tot handelsmerk had verheven. In tegenstelling tot veel van de andere stamgasten had Ruben namelijk de gewoonte, of was het een gave, om zich geruisloos tussen de aanwezigen te mengen. Op het door hem gekozen moment trad hij voor het spreekwoordelijke voetlicht.
Tessa schudde ontkennend met haar hoofd. Hieruit concludeerde Dagmar dat Ruben niet binnen was. De kans dat Tessa hem over het hoofd had gezien was verwaarloosbaar. Tegen haar jarenlange ervaring was zelfs de tactiek van Ruben niet opgewassen. Tessa zag namelijk alles wat er zich afspeelde in De Derde Oktober.
‘Hallo Dagmar!’ Terwijl zij geluidloos met Tessa stond te communiceren waren Eric en Ronald naar haar toe gelopen. Eric wees op haar kostuum.
‘Ben je klaar, of heb je straks een nachtvlucht?’
‘De eerstkomende dagen kan ik geen vliegtuig meer zien,’ antwoordde Dagmar afwezig. Ze keek precies tussen het tweetal door. Omdat enkele stamgasten heen en weer liepen ontstond er een opening waardoor ze heel even zicht op de achterste tafel van het café kreeg. Veel bekende gezichten, geen Ruben.
‘… dan terminal?’
Dagmar keek Ronald van Wateringen niet-begrijpend aan. Omdat ze zo gefocust was om haar vriend te vinden, ging de opmerking van de bankmanager volledig langs haar heen.
‘Als vliegen zo veilig is, waarom heten de wachtruimtes dan terminal?’ herhaalde Ronald van Wateringen de grap die zij al honderden keren had gehoord. Om de sfeer niet te verpesten lachte ze uit beleefdheid mee. Terwijl ze zogenaamd nog wat nagrinnikte, speurden haar ogen voor de laatste maal naar een glimp van Ruben.
‘Ik ben doodop,’ sprak ze op vermoeide toon. Om het wat aan te dikken zuchtte ze diep.
‘Daar bestaat een prima medicijn tegen,’ antwoordde Eric Wevers meteen. ‘Een goed glas rode wijn doet wonderen.’
Met een los handgebaar wimpelde ze het aanbod af. Ze wilde best een glas rode wijn drinken, maar dan wel samen met Ruben. Thuis, op de bank. Schoenen uit, werkkleding in de kast en de romantisch klanken van een zwijmel-cd op de achtergrond.
‘Doe niet zo flauw, joh,’ zei Ronald. ‘Het is net elf uur, de avond moet nog beginnen.’ De toon waarop hij sprak neeg naar dwingend. Een manier van converseren die niet bij de altijd zo keurige bankmanager paste.
‘Hartstikke bedankt, maar ik ga ervandoor.’ Zonder op een antwoord te wachten draaide ze zich om. Verder dan de eerste, automatische pas kwam ze echter niet. Bas Dijkstra stond pal achter haar. De uit de kluiten gewassen vastgoedmakelaar grijnsde breeduit.
‘Wat heb ik nou weer gedaan dat het mooiste meisje van Leiden doet besluiten om halsoverkop deze hut te verlaten? Ben ik soms onbeschoft geweest? Gooi het er maar uit, dan bied ik direct mijn verontschuldigingen aan. Het maakt me geen ene flikker uit aan wie. Als jij blijft, dan luister ik zelfs naar de lulverhalen van die twee losers.’
Om zijn woorden kracht bij te zetten knikte hij met zijn enorme hoofd in de richting van Eric en Ronald die schaapachtig stonden te lachen.
‘Jij weet als geen ander hoe je een vrouw moet inpalmen, Bas,’ zei Dagmar. Ze knipperde opzichtig met haar wimpers. Een actie die averechts voor haar uitpakte. In plaats van dat de makelaar zich hiermee liet afpoeieren, legde hij zijn grote knuist op haar schouder en begon onbedaarlijk te lachen.
‘Pittig dingetje,’ brulde hij tussen twee uithalen door. ‘Daar heeft die knul geen makkie aan.’ ‘Die knul’ was Dijkstra’s favoriete benaming om een vriend aan te duiden. De gradaties van vriendschappen liet hij hiermee in het midden. De twee woorden konden betrekking hebben op zowel een stamgast die hij pas enkele weken kende als een echte vriend waarmee hij al jarenlang optrok.
‘Waarom heeft het meisje van “die knul” nog niets te drinken?’ vroeg Dijkstra aan niemand in het bijzonder. Aansluitend begon hij met zijn linkerarm te zwaaien in de veronderstelling hiermee de aandacht van de barkeeper te trekken.
‘Omdat ik nu naar huis ga, Bas,’ antwoordde Dagmar. Met moeite kon ze voorkomen om de klemtoon op het woordje ‘nu’ te leggen. Terwijl Bas haar verbaasd aankeek, voelde ze hoe Eric langs haar heen glipte. Hij murmelde iets in de trant van ‘sanitaire stop’ en verdween uit het zicht. Voordat het tot haar doordrong dat Eric naar buiten was gelopen, trok Bas wederom de aandacht naar zich toe. Omdat zijn kolossale lichaam haar de weg naar de uitgang versperde, was ze gedwongen om zijn gezwets aan te horen.
‘Jij bent toch zo gek op lezen?’ wilde de makelaar weten.
Terwijl ze een list bedacht om de kroeg snel te kunnen verlaten, knikte ze met vermeende interesse.
‘Ik heb sinds lange tijd weer een boek gelezen,’ ging Dijkstra verder. ‘ Komt een vrouw bij de dokter , zegt die titel je iets?’
Dagmar knikte nogmaals. In haar gedachten ontvouwden zich de eerste stappen van een plan voor een snelle aftocht uit De Derde Oktober.
Bas Dijkstra hield zijn hoofd enigszins schuin en keek haar met zijn donkere kraaloogjes doordringend aan.
‘Wat een kankerboek,’ zei hij zonder een spier te vertrekken. Deze pose hield hij welgeteld drie seconden vol. Daarna gierde hij het uit. Ronald van Wateringen lachte uitbundig met hem mee.
Doordat Dijkstra zo’n lol had om zijn eigen, misselijkmakende grap, verslapte zijn bijzondere aandacht voor Dagmar heel even. Zij maakte perfect gebruik van dit moment van onachtzaamheid. Twee stappen opzij, gevolgd door drie voorwaarts, brachten haar langs de menselijke vleesberg. In het voorbijgaan riep ze snel ‘Ik ga’ en ‘Tot ziens’.
Eenmaal buiten zoog ze de frisse lucht in haar longen. De vragen die opeens ergens in haar achterhoofd speelden, wuifde ze gemakshalve weg. Onwelkome oprispingen die het gevolg waren van een aantal factoren waarvan vermoeidheid als onbetwiste aanjager gold. Ze kalmeerde zichzelf door te stellen dat je na een werkdag van zeventien uur de dingen buiten hun proporties zag. Onbeduidende opmerkingen werden belangrijke statements en een gemoedelijk samenzijn al snel een complot.
Terwijl ze zich concentreerde op datgene wat nu echt van belang was – een taxi vinden die haar naar huis bracht waar Ruben wachtte – zag ze vanuit haar linkerooghoek Eric Wevers staan. Blijkbaar verbrak hij net een gesprek, want zijn mobiele telefoon was nog onderweg van zijn rechteroor naar de binnenzak van zijn colbert. Ze zwaaide en liep door. Hij riep nog wat waar zij geen notie van nam. In Dagmars optiek kon niets belangrijk genoeg zijn om haar weer oponthoud te bezorgen.
Het kostte haar twee minuten om een taxi te vinden. De chauffeur knikte slechts toen zij haar huisadres noemde. Welgeteld zeven minuten later parkeerde hij de taxi recht voor haar deur. Voordat de auto tot stilstand kwam had ze het licht achter de lamellen van de woonkamer opgemerkt. Ruben was dus thuis. Inwendig slaakte ze een zucht van verlichting.
‘Mijn god, ik zie een geest,’ zei Ruben. Hij stond midden in de woonkamer en grijnsde van oor tot oor.
‘Zo voel ik me ook,’ antwoordde Dagmar. ‘In één dag op en neer naar New York gaat je niet in je koude kleren zitten.’
Drie grote stappen later stond hij recht voor haar. Een omarming volgde.
‘Ik weet niet hoe je het voor elkaar hebt gekregen, maar ik vind het geweldig,’ fluisterde Ruben in haar oor. Hierna tastten zijn lippen teder elke centimeter van haar linkerwang af. Dagmar liet hem begaan. Terwijl haar lichaam gewillig reageerde op zijn liefkozingen, protesteerde haar geest tegen zijn aanraking. De vragen die ze zo-even nog tot fantasierijke speldenknoppen had gebagatelliseerd, ontpopten zich nu tot in haar ziel wroetende mespunten.
De ramen stonden open.
Hij had te veel aftershave op.
Ze kuste hem snel op zijn rechterwang en deed direct een stap achteruit.
‘Ik ga me even omkleden. Heb het gevoel dat alles plakt.’
In het midden van de laatste zin draaide ze zich om, waardoor Rubens poging om haar nogmaals te omhelzen mislukte.
‘Wat is dat nou voor een begroeting? Laten we eerst een paar minuten op de bank gaan zitten.’
Ze stond al bij de trap toen ze zich realiseerde dat in zijn woorden de natuurlijke balans ontbrak. Er was iets ingeslopen wat indruiste tegen zijn persoonlijkheid. Vertwijfeling kwam niet in zijn woordenboek voor. En toch had zij de klank van onzekerheid in zijn woorden gehoord. Met knikkende knieën liep ze naar boven.
De slaapkamerdeur stond half open, de ramen helemaal. Het dekbed lag er keurig bij. Netjes verdeeld over het hele bed. Ze ging zitten, haalde diep adem en sloeg beide handen voor haar gezicht. Niet janken, hield ze zichzelf voor. Haar schouders schokten, tranen als rivieren. De wereld draaide sneller dan normaal. Totale ontgoocheling greep haar bij de keel. Het heden was een zwart gat dat gold als voorbode van een afgrond waarin zij in de toekomst zou belanden. De doelen in haar leven waren gedegradeerd tot een klucht. In één allesvernietigende klap waren al haar dromen uiteengespat.
‘Wat is er aan de hand, schat?’
Ze legde beide handen op haar bovenbenen en keek apathisch voor zich uit. De vreselijke storm die door haar lichaam woedde had in eerste instantie een verdovende werking. Een schijnbaar zalvende rust daalde over haar neer. Een deken van zuivere schaapswol, waarvan de voering echter uit vlijmscherpe scheermesjes bestond.
‘Waarom?’ fluisterde ze. Haar blik bleef gericht op de kledingkast recht voor haar.
‘Waarom wat? Waar heb je het over?’ Zijn stem klonk weer als vanouds. Geen spoortje van twijfel te bekennen. Hij leek oprecht verbaasd over haar gedrag.
‘Waarom heb je me belazerd, Ruben? Ben ik te klein, te groot, te lelijk of te dom?’
Langzaam draaide ze haar gezicht naar hem toe.
‘Of ben ik niet goed genoeg in bed? Draait het daar soms om? Doet die hoer alles wat je van haar verlangt?’
Ruben maakte een ontkennend gebaar en fronste zijn wenkbrauwen.
‘Waar heb jij het in godsnaam over? Ben je gek geworden, of zo? Ik stond op het punt om naar bed te gaan toen jij…’
Door de radicale omslag in haar houding viel hij stil. De gedaantewisseling was indrukwekkend. In enkele seconden was de timide Dagmar getransformeerd in een op wraak beluste tijgerin. Met vuurspuwende ogen keek ze hem aan.
‘Je kunt de ramen openzetten, jezelf onderspuiten met aftershave, het dekbed netjes leggen en de vermoorde onschuld spelen.’
Hij opende zijn mond om alles te ontkennen. Een tweede blik op zijn vriendin weerhield hem ervan. Hij was er zich ineens heel erg van bewust dat zij op het punt stond om hem naar de keel te vliegen.
‘Je kunt zelfs je vriendje uit de kroeg een waarschuwingsbelletje laten geven… en dan nog kom ik erachter.’
Haar neusvleugels trilden, in haar nek zwol een ader op. Een traan van woede ontsnapte aan haar rechterooghoek.
‘Ik ruik haar, Ruben. Ik ruik haar, ellendeling. Geen aftershave of windvlaag verdrijft de geur van een andere vrouw. Ik ruik de flarden van haar parfum.’
Ze haalde diep adem en blies langzaam uit. De daaropvolgende zinnen fluisterde ze. De impact ervan was echter kolossaal.
‘Ik ruik haar zweet. Ik ruik haar aanwezigheid. Terwijl je haar lag te neuken is haar geur in het beddengoed getrokken. Een lucht die blijft hangen.’
Terwijl ze gevoelsmatig op het punt stond om over te geven, keek ze hem vernietigend aan. ‘Dat zou jij als iemand die regelmatig vreemdgaat toch moeten weten, nietwaar?’
Als door een wesp gestoken sprong ze op.
‘De hoeveelste keer is dit eigenlijk? De vijfde, tiende of twintigste keer? Hoe vaak heb je me bedrogen, vuile schoft die je er bent?’
Ruben stapte achteruit en maakte gelijktijdig een afwerend gebaar met zijn handen.
‘Doe jij eens effe normaal, mens. Ik heb je nog nooit bedrogen. Vanavond was… was gewoon een misstap. Een stomme fout die iedereen wel eens maakt. Het had geen enkele betekenis. Die griet betekent helemaal niets voor me.’
Hij gebruikte de luwte waarin Dagmar zijn woorden tot zich door liet dringen om iets op touw te zetten wat voor een charmeoffensief door moest gaan. Oprecht berouw droop opeens van zijn gezicht.
‘Pop, ik hou alleen van jou. Het was een vergissing die ik nooit meer zal maken, dat zweer ik je. Alsjeblieft, vergeef het me.’
Op een gemaakt klungelige manier stapte hij naar voren. Uit zijn lichaamstaal sprak boetedoening. Ergens in haar achterhoofd werkte een betuttelend stemmetje verwoed aan een lijmpoging. Haar furieuze verontwaardiging wenste echter geen enkele concessie te doen.
‘Een vergissing?’ sprak ze op denigrerende toon. ‘Met een andere vrouw in ons bed liggen neuken noem jij een vergissing?!’
De korte lach die volgde was een snauw zonder tekst.
‘Geldt dat ook voor die dikke enveloppe met smeergeld? Was dat soms ook een vergissing?’
Het was een opmerking die je in het vuur van de strijd maakte. Een kort statement waarmee je iemand wilde treffen zonder dat er sprake was van een diepe, achterliggende betekenis. Een momentopname waarop haar eigenwaarde steeg en de zijne een knauw kreeg. Ze wilde hem kwetsen en het eerste wat haar te binnen schoot was de geldbundel. Een stoot onder de gordel, meer niet.
Haar laatste opmerking zorgde echter voor een totale ommekeer in zijn houding. De verontschuldigende manier van doen viel als een tweede huid van hem af. Zijn gelaatstrekken verstrakten en zijn bruine ogen begonnen koortsachtig te gloeien. Zijn trillende bovenlip kwam een paar centimeter omhoog.
De stap voorwaarts en de klap werden in één vloeiende beweging uitgevoerd. Met de palm van zijn rechterhand raakte hij haar vol op haar linkerwang. Ze draaide een kwartslag en kwam op haar rechterzij terecht. Het matras brak haar val. Voordat zij besefte wat haar overkwam, boog Ruben zich over haar heen. Zijn gezicht was een paar centimeter van haar gevoelloze wang verwijderd.
‘Pak je spullen, verdwijn uit mijn huis en kom nooit meer terug.’
Langzaam rechtte hij zijn rug en draaide zich van haar weg. Hij liep naar de deuropening en bleef daar staan. In zijn ogen lag nu een emotieloze blik.
‘Als jij ooit tegen iemand over die enveloppe spreekt, vermoord ik je.’ Omdat er geen sprankje gevoel in zijn stem lag, klonken zijn woorden angstaanjagend. Er sprak onverzoenlijkheid uit elke letter.
Terwijl Ruben de slaapkamer verliep, voegde hij er ‘En dat is geen dreigement, maar een belofte’ aan toe.