13
Gehaast liep ze van de parkeerplaats naar de ingang van hotel Mirador. Het was kwart voor negen, wat inhield dat ze nog een kwartier over had om bij het buffet aan te schuiven. Nadat ze hun ronde hadden gedaan, stond Ingrid erop dat ze nog wat gingen drinken. Het werd een tapasbar in het centrum van Palma waar ze volgens Ingrid de beste koffie van het eiland schonken. Onder het genot van een kop koffie, die inderdaad heerlijk smaakte, evalueerden ze op lacherige wijze hun route touristique . Hierbij kwamen de merkwaardige onderbrekingen na de berichtjes niet ter sprake. Met de belofte elkaar voor haar terugkeer naar Nederland nogmaals te zien, namen ze een halfuurtje later afscheid.
Eenmaal in de hal van hotel Mirador wandelde ze met een stevige tred direct door naar de grote wenteltrap die in het midden van de lounge stond. Ze wilde zich nog snel even in haar kamer opfrissen. Vertraging vanwege een volle lift liet haar krappe schema nu niet toe.
‘Mevrouw Vredeling?’
Dagmar hield haar pas in en keek over haar linkerschouder. Joyce, de receptioniste en mede-eigenaresse van het hotel, wenkte haar. Ze draaide zich om en liep naar de balie.
‘Ik heb een pakketje voor u. Vanwege de warmte heb ik het zolang in de koeling gezet.’ Met een gebaar van haar rechterhand maakte ze duidelijk dat Dagmar moest blijven wachten. Met een voor haar leeftijd opmerkelijke soepelheid – ze moest minstens halverwege de vijftig zijn, schatte Dagmar in – verdween ze door een deur achter de receptie. Twee minuten later kwam Joyce weer terug. In haar handen droeg ze een doos van dertig centimeter lang, tien centimeter breed en even zo hoog. Het geheel was verpakt in luxepapier. Een paarse strik waaraan een zwart kaartje hing zorgde voor de extra franje.
‘Vanmiddag laat bezorgd,’ sprak ze stijfjes. Aansluitend liet ze haar masker van Engelse degelijkheid zakken en fluisterde: ‘Dat gebeurt mij nou nooit.’
Ze bedankte de vrouw voor de gedane moeite en nam het pakketje aan. Terwijl ze naar de trap liep, las ze de kleine, gouden letters op het kaartje: Chocolateria Adriano. Dat voorspelde veel goeds.
Twintig treden verder bevond ze zich op de tweede verdieping. Ze liep de hal door en dacht sterk aan Marianne. Zij was echt een vriendin uit duizenden. Alles had ze al voor haar geregeld. En nu dit. Marianne wist dat ze gek op bonbons was. Hoe kon ze dit ooit terugbetalen? Niet eens financieel gezien, maar de aandacht, de zorg, de wil om iemand uit de put te trekken en dit gewoon te doen alsof het de normaalste zaak van de wereld betrof. Eigenlijk waren er geen woorden voor.
Ze opende de deur van haar kamer, liep door naar de minibar en opende deze. Maar ineens versloeg de verleiding het verstand. Wat maakten die vijf minuutjes nou uit! Ze moest gewoon kijken wat er in de doos zat. Hoe appetijtelijk de bonbons eruitzagen. Van de inhoud zou ze afblijven, beloofde Dagmar zichzelf plechtig. Dat was pas na het diner aan de orde.
Met haar nagels pulkte ze de strik los. Het kaartje legde ze op een bijzettafeltje neer. Dat wilde ze bewaren. Leuk aandenken voor later. Het verwijderen van het inpakpapier kostte haar vijf seconden. Hierna hield ze een goudkleurig doosje in haar handen. Voorzichtig opende ze de flap. Op het filterdunne papiertje boven de bonbons lag een glanzend, zwart visitekaartje.
Orlando Pons, Office of Tourism, Mallorca.
Ze draaide het kaartje om. ‘Call me’, stond er in zwierig handschrift.