1
Met een glimlach rond haar mondhoeken liep Dagmar Vredeling het bruine café De Derde Oktober binnen. Zoals gewoonlijk was het op dit tijdstip afgeladen met studentikoze types en verlate toeristen die in de gezellige Havenwijk bleven hangen. Echte studenten zag je in dit specifieke deel van Leiden nauwelijks. Dit had niets met de sfeer te maken, maar alles met de prijzen die de eigenaar van dit café zijn clientèle rekende. Een biertje kostte hier het drievoudige van wat je er in de verderop gelegen studentenkroegen voor moest betalen.
Ze schuifelde tussen een kwartet blazers door en knikte vriendelijk toen het viertal haar goedenavond wenste. Gelijktijdig ontweek ze handig het opspattende bier uit het glas van een druk met zijn handen sprekende man, die direct zijn verontschuldigingen aanbood. Ze wuifde deze lachend weg. Als stewardess was je een groot gedeelte van de vlucht bezig met het vermijden van vlekken op je uniform. Na vijf jaar in dit vak was het een tweede natuur voor haar geworden.
Vanuit haar linkerooghoek ving ze een glimp op van Tessa Landgraaf, een nagelstyliste die in de aangrenzende wijk Marewijk een goedlopende beautysalon runde. Naast de donkergrenen lambrisering en koperen stormlantaarns, behoorde Tessa tot het levende meubilair van De Derde Oktober. Elke minuut die zij vrij kon maken bracht ze door in dit bruine café. Haar trouwste kroegmaten waren een glas Baileys en een pakje Marlboro. Blijkbaar voerde ze een innige conversatie, want de rookpluimen die haar felrode lippen verlieten streken over het gezicht van haar gesprekspartner. De man ondervond hiervan geen hinder, of wist dit bekwaam te maskeren.
Dagmar probeerde met een zwaaiende linkerhand Tessa’s aandacht te trekken. Een lastige opgave, aangezien het uitgaansvolk hoofdzakelijk mannen betrof die dicht op elkaar stonden. Het merendeel stak een kop boven haar uit, waardoor het toch al beperkte uitzicht tot claustrofobische afmetingen werd verkleind.
Na twee vruchteloze pogingen reageerde haar kroegkennis. Op extroverte wijze lachte Tessa haar breeduit toe om aansluitend haar mond en ogen wijd open te sperren. Het Tessiaanse gebaar waarin een scala van emoties ongecensureerd hun gang konden gaan. Het schoot Dagmar te binnen dat het een kunst op zich was om verbazing, uitgelatenheid en hartelijkheid in één gezichtsexpressie te uiten. Een gedachte die ze meteen liet varen. Je moest Tessa gewoon nemen zoals ze was. Een gezellige flapuit die het leven verre van serieus nam.
Terwijl ze Tessa’s blik vasthield, verscheen er een vragende uitdrukking op haar gezicht. Om dit te benadrukken haalde ze beide schouders op. Haar lippen articuleerden een vertrouwde naam voor de stamgasten van De Derde Oktober.
‘Ruben?’
Tessa knikte. De lange nagel van haar linkerwijsvinger wees gedecideerd naar de achterste tafel in het pand. Een theatrale knipoog volgde, waarna ze zich weer tot haar gesprekspartner richtte. Dagmar bedankte haar met een opgestoken duim en baande zich voorzichtig een weg door het opeengepakte volk.
Terwijl ze de door Tessa aangewezen plek naderde, zag ze een glimp van Ruben. Hij zat aan het uiteinde van een gelagtafel die door de eigenaar zo ver mogelijk achter in het pand was gezet. Hierdoor moest zij nu voetje voor voetje in Rubens richting schuifelen.
‘Dit is het beste nieuws van de dag,’ zei Ruben op het moment dat zij zich om het laatste obstakel, een man met een indrukwekkende bierbuik, had gewerkt. Hij stond direct op en schonk haar een stralende glimlach die werd gevolgd door een kus. Na een snelle blik op zijn horloge keek hij haar schalks aan.
‘Tien voor zeven. Dat wil zeggen dat zowel onze geliefde vliegmaatschappij als de nationale spoortrots voor de verandering geen vertragingen heeft opgelopen.’
Hij maakte een weids gebaar naar de barkeeper.
‘Twee bier en een rode wijn, John. Wij hebben wat te vieren!’
Met zijn rechterhand tikte hij de man die naast hem zat op diens linkerschouder.
‘Doe mij een lol, Eef en schuif wat op.’
Stamgast Eef deed wat hem werd gevraagd. Dagmar nam plaats. Ruben wees kort met zijn linkerwijsvinger naar de man die tegenover haar zat.
‘Dit is Mart Bogaert van mfw, hij probeert bij onze catering een voet tussen de deur te krijgen.’ Een grijns volgde. ‘En hij is aardig op weg.’
Bogaert stond op en stak zijn rechterhand uit.
‘Goedenavond, mevrouw.’ De formele begroeting strookte met zijn kleding. Donkerblauw pak, wit overhemd en een bordeauxrode stropdas. Een vertegenwoordigersoutfit die min of meer in contrast stond met Rubens beige colbert met daaronder een getailleerd lichtroze overhemd. Donkere jeans en zwartleren instappers completeerden zijn casual look.
‘Hallo,’ antwoordde Dagmar, om daar vragend ‘mfw?’ aan toe te voegen.
‘Multi Food Weert,’ verduidelijkte Bogaert direct. ‘Op dit moment is een van onze speerpunten de catering bij vliegmaatschappijen. Wij doen ons uiterste best ons product daar te introduceren.’
‘Mede daarom zit “ons” Mart nu hier,’ grapte Ruben.
‘Dat zeggen ze alleen in Brabant,’ verbeterde Dagmar met een glimlach.
‘Onder de grote rivieren valt alles onder België, lieverd.’
Mart Bogaert grinnikte geforceerd. Hierna stak hij beide handen omhoog. ‘Als ons product een kans krijgt, verklaar ik plechtig dat overal in Zuid-Nederland onvervalst Vlaams wordt gesproken.’
Het daaropvolgende kwartier spraken ze voornamelijk over hun werkzaamheden. Mart vertelde wat grappige anekdotes uit het vertegenwoordigersvak en Ruben legde een paar absurde kreten op tafel die onder managersjargon vielen. Dagmar hield het eenvoudig. Toen zij aan het woord was liet ze doorschemeren dat het leven van een stewardess weinig glamour bood. Als je het toch met iets moest vergelijken, dan hield haar werk het midden tussen dat van een serveerster en een hostess. Van een sterrenrestaurant of een keurige sociëteit, welteverstaan. Mart lachte spontaan, Ruben schudde quasi-misnoegd met zijn hoofd.
‘Mooi, intelligent en bijdehand. Een zeldzaam verbond.’ Hierna trok hij een ernstig gezicht. ‘Dit houdt in dat ik ernstig uit moet gaan kijken. Voor je het weet is zij verantwoordelijk voor de inkoop van de catering en serveer ik drankjes op tien kilometer hoogte.’
Mart lachte iets te luid, om aansluitend demonstratief zijn schouders op te halen.
‘De kans is dan wel groot dat de vertegenwoordigers jullie kantoor op Schiphol platlopen.’
Rubens lichaamstaal veranderde in een fractie van een seconde. De omslag was opmerkelijk. Zijn redelijk joviale houding had plaatsgemaakt voor een priemende blik die zich dwars door Mart heen leek te boren. Zijn uiterlijk veranderde van aantrekkelijk naar ijzig.
‘Dat gebeurt allang, Mart,’ sprak hij monotoon. ‘Daarvoor hebben wij echt geen knappe meiden nodig die als lokaas dienen.’
Mart schrok zichtbaar van deze opmerking die als een terechtwijzing klonk. Hij mat zich een schaapachtige grijns aan om hiermee te redden wat er nog te redden viel.
‘Ik maakte maar een geintje.’ Om dit te benadrukken legde hij zijn handen op de tafel. Beide handpalmen wezen naar boven.
Ruben bleef hem drie seconden strak aankijken. Daarna zei hij: ‘Ik ook.’ Zijn mondhoeken krulden in een schalkse glimlach.
‘Daar had ik je mooi te pakken, nietwaar?!’
De grijns van Mart stond bol van opluchting. Ter bevestiging schudde hij heftig met zijn hoofd.
‘Ik tuinde er vol in. Jij bent je roeping als acteur misgelopen.’ Hij trommelde met zijn vingers op de tafel en keek aansluitend opzichtig op zijn horloge.
‘Ik ga ervandoor. Met al die files kost het me nog minstens twee uur om thuis te komen.’
Ruben haalde nonchalant zijn schouders op.
‘Wie haalt het nou in zijn hoofd om in Venlo te gaan wonen?’ In zijn stem klonk geen spoortje van sarcasme door.
‘Het is wat minder gejaagd dan hier in het westen,’ antwoordde Mart en stak hem zijn rechterhand toe.
‘Voor mij een legitieme reden om er ver vandaan te blijven.’ Ruben schudde de vertegenwoordiger de hand, waarna Dagmar hetzelfde deed. Na een ‘Bedankt en tot ziens’ schuifelde Mart Bogaert door de menigte in de richting van de uitgang.
‘Ik vond dat je met Venlo wel wat ver ging,’ zei Dagmar toen de menigte de man uit het zuiden definitief had opgeslokt. Ruben maakte een kort wegwerpgebaar.
‘Daar moet je niet zo zwaar aan tillen. Trouwens, die vertegenwoordigers zijn echt wel wat gewend. Daarbij komt dat híj wat wil verkopen; ík ben de aardige jongen die in zijn vrije tijd naar die klantvriendelijke bullshit luistert.’
Dagmar knikte begrijpend. Het beste wat ze op dit moment kon doen, wist ze uit ervaring. Zo af en toe nodigde Ruben een vertegenwoordiger uit om na werktijd iets te komen drinken. Waarom hij dit deed was haar nog steeds niet duidelijk. Ooit had ze ernaar gevraagd en een nietszeggend antwoord gekregen dat haar bovendien werd toegesnauwd. Gelukkig kwamen dit soort afspraken maar sporadisch voor. Rubens prima donnagedrag stond haar tijdens die gesprekken namelijk tegen. Hij kreeg steevast een arrogante houding, een naar trekje waar hij in de dagelijkse omgang nauwelijks last van had. Ze had het leren accepteren. Tenslotte was niemand volmaakt.
Alsof het afgesproken werk betrof, liep de zaak na het vertrek van Mart Bogaert langzaam leeg. Toeristen en stamgasten die nog andere verplichtingen hadden hielden het voor gezien. Wat overbleef was de harde kern. Op zich nog een aanzienlijk aantal diehards die gezamenlijk een gezellige sfeer creëerden.
Een halfuur nadat de betrekkelijke rust was weergekeerd, maakte Ruben zich los van een gesprek dat hij met drie kennissen voerde. Vijf passen later stond hij naast Dagmar die met een clubje vrouwen een onderwerp besprak met een hoog giechelgehalte. Terwijl hij zijn arm om Dagmars schouder legde, schonk hij haar gezelschap een jongensachtige glimlach.
‘Gaat het weer over Brat Pitt, dames? Of is George Clooney ditmaal het haasje?’
‘Zeg maar gerust “de lul”,’ flapte Carla Verhoeven eruit. Haar hilarische gelach dat daarop volgde veroorzaakte een kettingreactie. Aangemoedigd door het maffe gedrag van Carla en de nodige glazen wijn lagen de vrouwen in een deuk.
Ruben zag het met rollende ogen aan. Hij boog schuin naar Dagmar toe. ‘Kom op, dan gaan we ergens een vorkje prikken.’ Hij moest zijn stem verheffen om boven het gierende kwintet uit te komen. Dagmar knikte, waarna het haar tien minuten kostte om afscheid van de aangeschoten vriendinnenclub te nemen.
Een kwartier later stonden ze pas buiten. De weg naar de uitgang was vol met vrienden en kennissen die hen aanklampten voor een korte anekdote of een lollige opmerking. Een oponthoud dat hen eraan bleef herinneren dat ze tot de hechte familie behoorden die de stamgasten van De Derde Oktober vormden.
Met het sociale leven van Ruben de la Porte en Dagmar Vredeling was niets mis.