22

De knalgele lak van Sannes Renault was handig. Vanwege de opvallende kleur hoefde ze zich niet al te zeer op de auto te concentreren die ze nu moest volgen. Zelfs als de onderlinge afstand honderd meter bedroeg, viel de felle kleur op tussen de andere weggebruikers.

Het korte gesprek met Sanne had haar aan het denken gezet. Het meest lastige van de huidige situatie was dat ze niet precies wist waar te beginnen. Doordat ze zoveel vragen op zichzelf afvuurde, werd het in haar brein met de minuut chaotischer.

‘Probeer eerst eens de chronologische volgorde,’ sprak ze zichzelf toe. Opeens moest ze op de rem trappen omdat een jongen op een brommer het nodig vond om vlak voor haar bumper van richting te veranderen. Blijkbaar was zij de enige die zich over deze actie opwond, aangezien vanuit haar directe omgeving de loeiende protestgeluiden uitbleven. Zich aanpassend aan de verkeerssituatie trok zij snel op en passeerde een langzaam rijdende vrachtwagen.

‘Sanne komt thuis en vindt Marianne en Ingrid. Ze belt direct het alarmnummer, waarna eerst een ambulance en daarna de politie zich meldt. Marianne en Ingrid worden afgevoerd, Sanne legt een verklaring af tegenover een politieagent. Tot zover is het overzichtelijk.’

Terwijl ze langzaam op de gele Renault inliep, beet ze zachtjes op haar onderlip. Een gewoonte die ze had als ze diep nadacht.

‘Hier begint het wat onduidelijker te worden. Sanne is een collega én degene die de twee vindt. Het onderhoud met de politie duurt daarentegen maar even. Tenminste, die indruk kreeg ik. Sanne heeft niets te vertellen, waarop de politiemensen haar laten vertrekken en nog een goedenacht toewensen.’

In gedachten stak ze een vermanende vinger op.

‘Oké, ik chargeer. Toch wekt het wel een beetje die indruk, nietwaar? De versie van Sanne, bedoel ik.’

Tussen haar gehuurde Fiat Panda en de Renault bevonden zich nog maar twee auto’s. Dagmar minderde snelheid. De raderen in haar hoofd draaiden juist op volle toeren. Ze probeerde met voor- en tegenargumenten duidelijkheid voor zichzelf te scheppen over de situatie.

‘Natuurlijk weet Sanne niet wie het heeft, of hebben gedaan. Maar helemaal niets te melden? Kom nou toch! Zij heeft toch ook die magere vent op dat feestje naar Ingrid zien kijken? Daar word je verre van vrolijk van. Die vent had echt de kop van een moordenaar. En dan die rare berichtjes op de mobiel van Ingrid. Of was dit het mobieltje van Sanne? Omdat zij plotseling ziek was geworden had Ingrid toch haar dienst overgenomen?’

Hoewel haar woorden logisch, zelfs overtuigend klonken, protesteerde haar geest hevig. Er moest meer aan de hand zijn! Ze schrok hier zelf van. De beweging die ze daardoor met haar armen maakte, leverde haar een claxonconcert van drie automobilisten op.

‘Stomme muts,’ siste ze. ‘Hou je kop erbij, straks lig jij zo nog in het ziekenhuis!’

‘Dus jij denkt in enkele minuten conclusies te kunnen trekken?’ verweet ze zichzelf. ‘Er klopt iets niet? Is er een heleboel mis? Zo, jij durft!’ Ze begon zichzelf nog meer verwijten te maken.

‘Tijdens het misdrijf lag jij vijftienhonderd kilometer verderop in bed, wijsneus.’ Naast verwijt klonk er nu ook spot in haar eigen stem door. ‘Terwijl de politie sporenonderzoek deed, draaide jij je nog eens lekker om.’

Dagmar zuchtte. Hier viel weinig tegen in te brengen, moest ze tot haar ongenoegen erkennen.

‘Jij trekt je conclusies op basis van een eng mannetje en een paar sms-berichtjes. Dat is overtuigend bewijsmateriaal, Dagmar! Aan eventuele andere getuigen, politierapporten, en wat er nog meer bij zo’n zaak komt kijken ga jij volledig voorbij. Klasse! En dat voor een vrouw die bij de eerste de beste tegenslag een privédetective inschakelt… Zou het wellicht verstandiger zijn als jij stopt met die wilde theorieën en gewoon gaat doen waarvoor je hier in de eerste plaats bent gekomen? Dit is een reis die jij hebt gemaakt uit respect voor Marianne en Ingrid. Gedraag je verdomme dan ook zo en ram die waanideeën uit je hoofd!’ Meteen voelde ze ook frustratie.

‘Dit is niet eerlijk! Dat staat volledig los van elkaar. Doordat mijn leven langzaam maar zeker ineenstortte, had ik geen overzicht meer. Deze zaak kan ik enigszins objectief bekijken, van een afstand, zeg maar.’

Haar commentaar op zichzelf had veel weg van een scheldkanonnade. Door de emotie was in haar laatste antwoord weinig logica te ontdekken. Tijdens de gehele verdere rit naar het ziekenhuis hield ze haar kaken stijf op elkaar.

‘Blijf jij hier maar even wachten,’ zei Sanne. Ze liep naar een balie waaraan een verpleegster zat. Terwijl Sanne een kort gesprek met de vrouw voerde, keek Dagmar om zich heen. Tot haar opluchting behoorde de irritante, interne discussie tot het verleden. Op het moment dat ze op de parkeerplaats van het ziekenhuis arriveerden, nam de woordenstorm in haar hoofd af tot een licht briesje waaruit soms een opmerking of zin dwarrelde.

Het ziekenhuis voldeed aan alle clichés; eindeloze gangen, witte muren, beige tegels en dat typische ontsmettingsluchtje dat nog uren na een bezoek in je neus bleef hangen. Mallorca, Berlijn of Almere; wat ziekenhuizen betrof maakte het weinig verschil.

‘Kom,’ zei Sanne en ging haar voor. ‘We mogen naar haar gaan kijken.’ Terwijl ze haar vriendin volgde, voelde Dagmar de spanning vanuit haar maag opstijgen. Ze slikte enkele malen om het ongemakkelijke gevoel te onderdrukken.

Aan het einde van de gang bevond zich een raam van vijf meter lang en anderhalve meter breed. Het liep van heuphoogte tot aan het plafond. In de kamer waarop ze nu zicht hadden, stonden drie bedden. Twee ervan waren bezet. Ondanks het verband om haar hoofd en de dunne slangen die op vier verschillende plekken uit haar lichaam staken, herkende ze Ingrid meteen.

‘O, mijn god,’ fluisterde ze.

‘De kans dat ze het haalt is klein,’ zei Sanne afwezig. Haar blik was strak op de slapende Ingrid gericht. ‘Ik was erbij toen de arts het aan de ouders van Ingrid vertelde.’

Dagmar zag dat Sanne het moeilijk had. Voorzichtig legde ze een arm om haar schouder. Sanne snikte.

‘Die arme mensen zijn er helemaal kapot van. Nadat ze het bericht over Ingrid hadden gekregen, zijn ze ’s morgens direct op het vliegtuig gestapt. De hele dag staan ze hier voor het raam te huilen.’

Omdat een verklaring voor hun afwezigheid uitbleef, ging Dagmar ervan uit dat ze even een stukje waren lopen om wat frisse lucht in te ademen.

‘Is er nog familie van Marianne aangekomen?’

Sanne schudde van nee.

‘Haar vader is vorig jaar overleden en haar moeder is slecht ter been. Morgen komt haar broer over om de formaliteiten te regelen. Vrijdag wordt ze in Nederland begraven.’

Dagmar sloot haar ogen en dacht: o, nee. Niet op vrijdag. Niet op de dag dat ik voor de directie moet verschijnen. Ze slikte een vloek in en trok Sanne dichter naar zich toe.

‘Wat een ellende,’ zuchtte ze. De daaropvolgende minuten keken ze in stilte toe hoe Ingrid voor haar leven vocht. Hoop en onmacht wisselden elkaar af in hun gedachten.

Sanne doorbrak de stilte. ‘Laten we maar gaan.’ Dagmar kon alleen maar knikken. Door de emotie leek er een mengsel van zand en prikkeldraad in haar keel te zitten.

‘Als ik hier sta voel ik me zo machteloos,’ fluisterde Sanne tegen het glas. Hierna draaide ze haar hoofd een kwartslag, waardoor hun blikken elkaar heel even kruisten. Een momentopname met verstrekkende gevolgen. In die luttele seconden zag Dagmar de weerspiegeling van een emotie die niet in dit plaatje thuishoorde. Naast verdriet en onmacht was er evenveel angst in de oogopslag van Sanne de Jong.

Ze was doodsbang.