16

Ze stond met haar ticket in haar hand bij de incheckbalie. Haar koffer was inmiddels op de band beland die een gedeelte van het transport naar het vliegtuig verzorgde. Over anderhalf uur moest ze instappen. Tijd zat dus. Haar blik gleed over de aanwezigen in de vertrekhal. Voor zover zij het kon zien, behoorde Marianne daar nog niet toe. Hoewel ze best wat te drinken zou lusten, bleef ze op dezelfde plek staan. Ze hadden bij de incheckbalie afgesproken, hield ze zichzelf voor. Als ze ineens ergens anders heen ging, kon dat tot verwarring leiden. En dat was zo op het einde van haar vakantie wel het laatste wat ze wilde. Daarvoor had Marianne haar een te fijne tijd bezorgd. Een gehaast en chaotisch afscheid had zij niet verdiend.

Ze keek een beetje voor zich uit om de tijd te doden. De herinneringen aan de afgelopen week gecombineerd met het zachte geroezemoes rondom haar, zorgden voor een prettig, ietwat zweverig gevoel. Met open ogen doezelde ze weg. De beelden van die heerlijke dagen kwamen ongevraagd voorbij. Zon, zee, strand. Ze zag zichzelf in een strandstoel zitten en voelde de ontspanning die bij dat moment hoorde. Ineens zat ze naast Ingrid in de knalgele Renault. Ze waren op weg naar hotel Neptunus. Piepjes van een inkomend berichtje. ‘Rojo’ had er in het scherm van Ingrids mobiele telefoon gestaan. Een Nederlandse gast die Ingrid met een Spaans mobiel nummer belde… Het bleef merkwaardig. Ze onderdrukte een glimlach toen een schunnige gedachte over de man die op de passagiersstoel had gezeten bij haar opkwam. Al met al was dat met een sisser afgelopen. Gelukkig maar, want ze had zich er op die parkeerplaats en later in café De Pannenkoek behoorlijk over opgewonden. Zorgen gemaakt, kwam trouwens dichter in de buurt. Een dik uur na het incident op de parkeerplaats had Marianne al Dagmars stille, naargeestige theorieën met een brede grijns in rook op laten gaan. Nadat ze elkaar een minuut of tien uit het oog waren verloren, stond Marianne opeens weer naast haar. Met een big smile op haar gezicht vertelde ze zojuist Ingrid te hebben gesproken. Die had de Renault inmiddels verplaatst naar een parkeerplek op de boulevard, vlak onder een lantaarnpaal. Aansluitend gaf Marianne haar een vette knipoog die verdere uitleg overbodig maakte. Wel voegde ze eraan toe: ‘Ze is weer aan het feesten met haar gasten.’ Extra informatie waarmee ze duidelijk aangaf dat Ingrids verblijf op de donkere parkeerplaats niet meer inhield dan een kort, erotisch intermezzo tijdens diensttijd. Over eventuele repercussies liet ze zich niet uit. Dat was ook niet in de geest van de avond. Het draaide op dit tijdstip voornamelijk om lachen, gieren, brullen en feesten. Exact waar Ingrid nu weer mee bezig was. Eind goed, al goed.

Een haastige man die Dagmar op enkele centimeters passeerde, bracht haar weer terug in het heden. Ze knipperde een paar keer met haar ogen, waardoor de restanten van een heerlijke vakantie van haar netvlies werden geveegd. Haar blik gleed door de vertrekhal. Geen Marianne… geen Orlando.

De dag na hun uitstapje had ze hem gebeld en bedankt voor de geweldige avond. Tevens nodigde ze hem uit voor een etentje. Zonder woorden suggereerde ze dat dit toch wel het minste was wat zij terug kon doen. De waarheid was echter dat zij Orlando wilde zien. Hem horen praten, naar hem kijken, als verliefde tieners hand in hand over het strand lopen. Een versmeltende kus met op de achtergrond het geluid van de kabbelende branding als bonus. Genieten van een moment dat nooit meer terug zou komen. Als zij eenmaal in het vliegtuig naar Nederland zat, was de vakantie namelijk in alle opzichten over. Daarom had ze Orlando graag nog eenmaal willen ontmoeten. Het zou hoogstwaarschijnlijk de laatste maal zijn. Vakantieliefdes waren leuk voor scholieren. Op haar leeftijd lag dat anders.

Er kwam echter geen vervolg op hun eerste uitstapje. Met een stem waar de teleurstelling van afdroop, meldde Orlando dat hij de komende dagen tot over zijn oren in het werk zat. Elke avond had hij afspraken met klanten van het Bureau voor Toerisme. Wel zou hij alles op alles zetten om haar op het vliegveld te zien. Met gespeeld enthousiasme gaf ze haar vertrektijd door. Toen ze daarna de verbinding verbrak, schoot er een pijnscheut door haar maag. Orlando Pons had blijkbaar behoorlijk indruk op haar gemaakt, redeneerde zij nadat de teleurstelling een beetje was weggeëbd. Heel veel, zelfs.

‘Lekker aan het wegdromen, meisje? Hoe heet hij? Pablo, Ramon of Javier?’ De cynische ondertoon van Marianne haalde haar direct uit het dromenland waar ze in korte tijd voor de tweede maal in was beland.

‘Isabella, nou goed?’

‘Ah, naast het verslinden van mannen is ons voormalige muurbloempje eveneens een expert in het maken van bijdehante opmerkingen,’ antwoordde Marianne meteen. ‘Ben je ook al aan mijn stoelpoten aan het zagen? Lekker op Mallorca werken tussen de knappe kerels. Moet ik binnenkort uit gaan kijken naar een ander baantje?’

Een brede grijns verscheen op haar gezicht. Hierna maakte ze een weids gebaar en omarmde Dagmar stevig.

‘Jeetje, Dag. Waarom blijf je niet nog een weekje?’ Dagmar schudde ontkennend haar hoofd.

‘Ik weet het. Stomme opmerking.’

Dagmar voelde hoe een brok in haar keel opzwol. Ze moest ineens tegen haar tranen vechten. Ditmaal waren het geen waterlanders van verdriet, maar van dankbaarheid. Marianne had haar bij de hand genomen toen het echt nodig was. Haar doortastendheid was ervoor verantwoordelijk dat zij fris naar Nederland terugkeerde. De korte vakantie had als doping gewerkt.

‘Bedankt,’ fluisterde ze in het oor van haar beste vriendin. ‘Bedankt voor alles. Zonder jou had ik het niet gered.’

Ze hielden elkaar zeker een minuut stevig vast. Toen Marianne haar ten slotte losliet, zag ze een traan in de rechterooghoek van haar vriendin.

‘Het is andersom, Dag. Door jou heb ik het verschil tussen goed en fout weer ingezien. Ik moet jou bedanken.’

Voordat Dagmar de kans kreeg om over deze woorden na te denken, maakte Marianne een wegwerpgebaar. Haar serieuze houding maakte weer plaats voor een air waarin speelsheid en zorgeloosheid zo’n prominente rol vervulden.

‘Moet je mij nou horen bazelen. Ik lijk wel een alcoholist met het IQ van Bonnie St. Claire.’ Ze wierp een snelle blik op haar horloge en keek Dagmar verontschuldigend aan.

‘Sorry, meid. Ik moet ervandoor. Het is een gekkenhuis op de zaak.’

Ze omarmden elkaar nogmaals. Toen Marianne naar de uitgang liep, zwaaide Dagmar en articuleerde sterk het woord ‘bedankt’.

Het daaropvolgende kwartier bleef ze op dezelfde plek staan. Als er een clubje passagiers zich in haar omgeving ophield, deed ze een stapje zijwaarts om maar niet uit het eventuele zicht te verdwijnen van een man die op het laatste moment de aankomsthal kwam binnenstormen.

Het was vergeefse moeite.

Orlando Pons kwam niet opdagen.