27 Interventie
De paarden hijgden.
De ruiters joegen hen voort en hoopten maar dat hun rijdieren het nog één dag uit zouden houden. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat hield Jimmy er een moordend tempo in, met de kortst mogelijke rustpauzes. Alle paarden vertoonden reeds de gevolgen van de geforceerde mars en waar ze nog maar een paar dagen geleden blakend en voldaan waren geweest, werden nu reeds ribben zichtbaar. Zes paarden waren kreupel geworden en hun berijders hadden af moeten haken om met hun dieren terug naar Vykorhaven te wandelen of achterop te komen in de hoop dat hun een Koninkrijks leger wachtte wanneer ze uiteindelijk zouden aankomen. Twee dieren waren er zo slecht aan toe geweest dat ze moesten worden afgemaakt.
Over slechts luttele momenten zouden ze Krondor in zicht krijgen en Jimmy hoopte vurig dat zijn vermoedens onjuist bleken en de stad er vredig bij zou liggen. Met genoegen zou hij zich jarenlang met zijn vergissing laten pesten mocht dat het geval zijn, maar diep van binnen wist hij zeker dat het spoedig op vechten aan zou komen.
Over een heuveltop rijdend zag hij voor zich een bagage-karavaan. De meeste voorraadrijders waren jonge jongens, maar een paar bewakers stonden paraat om de Keshische voorraden te verdedigen. 'Voorzichtig met de kinderen!' schreeuwde Jimmy en trok zijn zwaard. De jongens stoven uiteen, maar de Keshische hondsoldaten die de karavaan bewaakten, hielden stand en de strijd brandde los.
Dash rende over de muren toen de Keshiërs de aanval openden. De Keshische heraut was zowaar beleefd gebleven, een kwaliteit waarvoor Dash meer bewondering zou hebben opgebracht wanneer hij niet in moorddadige razernij had verkeerd vanwege Trina's dood. Het had hem al zijn zelfbeheersing gekost om niet naar een boog te grijpen en de heraut uit het zadel te lichten toen hij voor de derde maal kwam om de overgave van de stad te eisen. Patrick zat in zijn kasteel, onder bewaking voor het geval er nog een aanval van Keshische spionnen volgde. Als ze deze aanval op de stad op een of andere manier toch overleefden, zou er een zeldzaam langdradige speurtocht volgen om alle spionnen te ontmaskeren, maar voorlopig zette Dash deze ontmoedigende gedachte van zich af.
Er klonk trompetgeschal en er werd op krijgshoornen geblazen, en de Keshische infanterie rukte op. In rijen van tien man kwamen ze aan met ladders. Dash kon maar amper geloven dat ze als eerste aanvielen met stormladders, zonder zware machinerieën of een dekschild om de mannen te beschermen. Toen reden er honderd boogschutters in zicht en Dash riep: 'Klaar om te bukken!'
Op hoorngeschal begonnen de mannen met de ladders te rennen terwijl de bereden schutters hun paarden de sporen gaven en tussen hen door reden. De ruiters legden een spervuur aan van pijlen en Dash hoopte dat al zijn mannen de waarschuwing om te bukken hadden gehoord. Gekletter van pijlen op stenen en schilden en het ontbreken van meer dan slechts een enkele kreet of vloek zei hem dat de meesten het hadden begrepen. Toen kwamen zijn eigen schutters omhoog om een vernietigend salvo los te laten op de schutters onder aan de muur. Hurkend achter een kanteel zei Dash: 'Doorgeven: mikken op de lui met de ladders. De boogschutters zijn van latere zorg.'
Aan beide kanten gaven de soldaten zijn bericht door, waarop de Krondoriaanse boogschutters opsprongen om te schieten op de ladderdragers en weer wegdoken voor het volgende salvo op de muren. In gebukte houding rende Dash naar de rand van de trans en riep naar een van zijn stadswachters beneden: 'Blijf patrouilleren. Misschien proberen ze binnen te komen via het riool.'
De stadswachter rende weg en Dash keerde terug naar zijn plaats op de muur. Kort daarop kwam een paleiswachter aangerend. We hebben de spion gevonden, heer.'
'Wie was het?'
'Ook een klerk. Ene Ammes. Hij wandelde gewoon het wachtkantoor binnen en zei dat u het bevel had gegeven om iedereen naar de poort te sturen.'
Waar is hij?'
'Dood,' antwoordde de wachter. 'Hij was bij de lui die de zuidelijke paleispoort open wilden maken en is tijdens het gevecht gesneuveld.' Dash knikte en prentte zich in ervoor te zorgen dat er geen enkele paleisbediende of -functionaris op zijn post bleef zonder een grondig verhoor. De periode waarin de prins in Zwartheide was geweest en Dash de overdracht van Duko's bestuur naar dat van Patrick had geregeld, was te laks geweest. Zonder enige moeite hadden Malar en de andere spionnen zich in het paleis kunnen werken.
En dat betekende bovendien dat Kesh dit offensief reeds lang voor de wapenstilstand te Zwartheide van vorig jaar had beraamd.
Dash kropte zijn razernij op, gefrustreerd en woedend als hij was om Trina's dood en de aanval op de stad. Als er Keshiërs over de muur kwamen, zou hij er persoonlijk meer van de vijand doden dan welke andere verdediger van de stad dan ook.
En mocht de stad dit overleven, dan zou hij ervoor zorgen dat hij zijn belofte aan Trina gestand deed.
Ze landden op een open plek, een paar mijl buiten de stad. Wankel stapte Puc van Ryana's rug en ging zitten in het gras.
Miranda kwam naast hem zitten. 'Gaat het?'
'Mijn hoofd tolt nog steeds,' zei Puc.
'Waarheen nu?' vroeg Tomas.
'Diverse plaatsen,' antwoordde Nakur. 'En niet allemaal samen.' Hij keek Tomas aan. Waarom laat jij je niet door je vriendin naar huis en naar je vrouw vliegen? Er is nog steeds een hoop te doen, maar jij kunt terug naar huis in de wetenschap dat je Elvandar en haar inwoners voor toekomstige problemen hebt gered.'
'Voor ik dat doe zou ik eerst een paar dingen van je willen horen,' zei Tomas.
'Ja,' viel Miranda hem bij. 'Wat was dat voor een schepsel?'
'Ik weet helemaal niets van dat soort wezens,' bekende Tomas, 'en de herinneringen die ik van Asschen-Sukar heb geërfd reiken ver.'
'Dat komt omdat geen enkele Valheru ooit een wezen als Zaltais heeft ontmoet,' verklaarde Nakur, naast Puc op het gras plaatsnemend. 'Voornamelijk omdat hij helemaal geen wezen was.'
'Geen wezen?' vroeg Miranda. 'Zou je dat alsjeblieft uit willen leggen zonder de gebruikelijke uitweidingen?'
Nakur glimlachte. 'Zo doe je me denken aan je moeder, aan haar goede eigenschappen.'
'Had ze die dan?' merkte Miranda op, met amper verholen minachting.
'Ja,' zei Nakur op de meest melancholische toon die de anderen ooit van hem hadden gehoord, 'die had ze, eens, heel erg lang geleden.'
'Maar je had het over Zaltais,' bracht Puc hem in herinnering.
'Fadawah werd door zijn raadsman Kahil overgehaald tot het bedrijven van onzalige magie,' legde Nakur uit. 'Volgens mij is Kahil degene achter alles wat er vanaf het begin in Novindus is gebeurd. Hij was een werktuig van de Pantathiërs die op een of andere manier een mate van vrijheid wist te bereiken en die vrijheid gebruikte om een positie voor zichzelf te creëren waarin hij anderen kon manipuleren...' Hij aarzelde even. 'Net zoals Joma destijds als vrouwe Anaïs de opperheer en Dahakon manipuleerde. Vanaf het begin heeft Kahil aan Fadawahs zijde gestaan. Hij wist hun ondergang te voorkomen en bleef hem bijstaan met zijn raad en... wel, ik denk dat hij Fadawah ervan heeft overtuigd dezelfde krachten aan te spreken die de Smaragden Koningin en de demonenkoning fataal zijn geworden. Hij diende de macht waarvan we niet spreken, en zoals de meeste getrouwen van de Naamloze wist hij niet eens wie hij diende. Hij voelde gewoon een drang.'
'Zaltais?' spoorde Miranda hem aan. 'Wat bedoelde je precies toen je zei dat hij helemaal geen wezen was?'
'Hij behoorde niet tot deze realiteit, minder nog dan de demonen en zelfs de drochten. Hij was afkomstig uit de Zevende Cirkel van de Hel.'
'Maar wat was hij dan?' drong Puc aan.
'Een gedachte, waarschijnlijk een droom.'
'Een gedachte?' vroeg Tomas.
'En toen ik in de scheuring keek?' wilde Puc weten.
'Toen zag je het denkwezen van een god.'
'Daar snap ik niets van,' verzuchtte Puc.
Nakur klopte hem op de schouder. 'Dat komt over een paar honderd jaartjes vanzelf wel. Ga er voorlopig maar van uit dat er een god was die sliep en in zijn slaap droomde, en dat hij in die droom het idee had dat er een klein wezentje was dat zijn naam sprak en zodoende zijn werktuig werd. In die droom richtte dat werktuig grote schade aan en toen het hem aanriep, stuurde hij zijn Engel der Wanhoop om die roep te beantwoorden. En die Engel diende het werktuig.'
'Waarom kon Zaltais niet worden gedood?' vroeg Miranda.
Nakur glimlachte. 'Een droom kun je niet doden, Miranda. Zelfs een nachtmerrie niet. Die kun je alleen maar terugsturen naar waar hij vandaan kwam.'
Tomas betastte zijn lip. 'Die droom kwam mij anders toch zeer substantieel voor.'
'Ja,' zei Nakur, 'maar de droom van een god is realiteit.'
'We moeten gaan,' onderbrak Puc.
'Waarheen?' vroeg Miranda. 'Terug naar het eiland?'
'Nee,' antwoordde Nakur. 'We moeten de prins vertellen dat de leider van de vijand dood is.'
'Krondor, dus,' zei Puc.
Miranda hield hen tegen. 'Eén ding nog.'
'Wat dan?' vroeg Nakur.
'Enige tijd geleden heb je gezegd dat Jakan de demon mijn moeder aan het hoofd van dat leger heeft vervangen, maar je hebt nooit verteld wat er met haar is gebeurd.'
Nakur keek haar aan. 'Je moeder is dood.'
'Weet je dat zeker?' vroeg Miranda. Nakur knikte.
'Heel zeker.'
Nog steeds een beetje bibberig stond Puc op.
'Ryana brengt me terug naar Elvandar,' zei Tomas.
Puc omhelsde zijn oude vriend. 'Opnieuw nemen we afscheid.'
'Tot we elkaar weerzien,' reageerde Tomas.
'Het ga je goed, oude vriend,' wenste Puc hem toe.
'En jullie eveneens,' zei Tomas. Hij klom op de rug van de draak en ze sprong de lucht in. Met twee vleugelslagen zwenkte ze af naar het westen en begon aan de terugreis richting Elvandar.
'Ben je al zover dat je ons drieën naar Krondor kunt brengen?' vroeg Puc.
'Dat lukt wel,' antwoordde Miranda. Haar ogen sluitend pakte ze hen beiden bij de hand en de wereld om hen heen begon te wentelen. Ze verschenen in de ridderzaal van het prinselijk paleis te Krondor, waar de krijgshooms de reservetroepen naar de hoofdpoort riepen.
'Als je de poort van binnenuit niet open krijgt -' begon Gustaf.
'Dan ram je hem in,' maakte Dash de zin af.
Ze hoorden het gerommel waarmee de stormram over de weg naar de hoofdpoort werd gerold. De weg vanuit het oosten de stad in was een lange helling die naar beneden glooide vanaf een heuvel en de ram was enorm, gemaakt van vijf bomen, met dikke touwen aan elkaar gesjord. Aan weerskanten reden ruiters met sleepkabels. Op het laatste stuk van de weg voor de poort maakten ze de touwen los en zwenkten af.
De stormram won aan snelheid en het rommelen werd steeds luider toen de ram aan de laatste vijftig el naar de stadspoort begon. Automatisch zette Dash zich schrap tegen de stenen in afwachting van de klap.
Plots drong zich iemand tussen Dash en Gustaf door, een hand buiten de muur stekend. Uit die hand golfde een gordijn van licht en opkijkend zag Dash zijn overgrootvader naast hem staan. 'Genoeg!' schreeuwde Puc, zijn woede duidelijk zichtbaar op zijn gezicht, en de ram ontplofte in duizenden vlammende splinters.
Wat de Keshiërs ook hadden verwacht, dit vertoon van magie beslist niet. Hun aanval, ingezet om samen te vallen met het bezwijken van de poort, werd gestaakt toen de mannen te paard plotseling werden begroet door de aanblik van boogschutters op een bijzonder hoge muur in plaats van een open poort om doorheen te stormen. In verwarring reden ze rond en de verdedigers op de muur losten een spervuur van pijlen.
'Nee!' schreeuwde Puc en met een zwaai van zijn hand zond hij een waas van hitte, waarin de pijlen opvlamden en zwartgeblakerd neervielen zonder hun doel te bereiken.
'Ik zie verder geen officieren,' zei hij tegen Dash. 'Heb jij de leiding hier?'
'Voorlopig,' antwoordde Dash.
'Beveel dan je mannen te stoppen met schieten.'
Dat deed Dash en ongedeerd trokken de Keshiërs zich terug naar hun gelederen.
'Stuur een heraut naar de Keshische commandant,' droeg Puc hem op. 'Zeg hem dat ik de bevelhebber van dat leger over een uur wil spreken in het paleis van de prins.'
'In het paleis?' riep Dash uit.
'Ja. Als hij komt, maak je de poort voor hem open.'
'En als hij niet komt?'
Zich omdraaiend gebaarde Puc naar Nakur en Miranda die aan de achterkant van het poortgebouw stonden. 'Hij komt wel, want anders verwoest ik zijn leger.'
'Maar wat moet ik tegen hem zeggen?' vroeg Dash.
'Zeg hem maar dat de oorlog is afgelopen.'
Een bleke, zwakke Patrick stond voor zijn troon toen generaal Asham ibin Al-tuk de troonzaal binnenmarcheerde, geflankeerd door een lijfwacht en een bediende. Na een plichtmatige buiging zei hij: 'Hier ben ik, Hoogheid.'
'Ik heb u niet ontboden,' zei Patrick.
Puc deed een stap naar voren. 'Dat heb ik gedaan.'
'En u bent?' vroeg de generaal.
'Mijn naam is Puc.'
De generaal trok een wenkbrauw op als blijk van herkenning. 'De magiër van Sterrewerf.'
'Dezelfde.'
'Waarom hebt u mij ontboden?'
'Om u te zeggen uw leger mee terug naar huis te nemen.'
'Als u soms denkt dat die vertoning buiten de poort mijn aandacht kan afleiden, dan -'
De generaal werd echter onderbroken door een wachter die naar binnen rende. 'Hoogheid, er zijn gevechten uitgebroken!'
'Ik ben gekomen onder een witte vlag!' wierp de generaal tegen.
'Waar wordt er gevochten?' vroeg Patrick de wachter.
'Buiten de muren!' zei de wachter hijgend. 'Het lijkt erop dat de Keshiërs zijn aangevallen door cavalerie, zowel vanuit het noorden als het zuiden.'
'Generaal, dat zijn eenheden die momenteel niet onder mijn bevel staan,' verduidelijkte Patrick. 'Ze trachten Krondor natuurlijk te ontzetten en weten niet van de wapenstilstand. U bent vrij om zich bij uw mannen te voegen.'
De generaal maakte al een buiging om te vertrekken, maar Puc zei: 'Nee!'
'Wat?' vroegen de prins en de generaal tegelijk.
'En nu is het afgelopen!' zei Puc.
Hij verdween uit het zicht.
Nakur, die bij Miranda in de hoek had gestaan, merkte op: 'Voor iemand die zo moe is weet hij zich toch aardig te roeren, nietwaar?'
'Ja, inderdaad,' beaamde Miranda met een flauw glimlachje.
Puc verscheen boven het slagveld en zag dat in de achterhoede van het Keshische leger de voorraadkaravaan in brand stond en dat er vanaf de kustweg vanuit het noorden ruiterij aanstormde, de Keshiërs tussen twee aanvallende colonnes klemmend.
Een honderd voet boven het strijdgewoel zwevend, klapte Puc in zijn handen en beneden galmde een donderslag die zo luid was dat recht onder hem een paar ruiters uit het zadel werd geworpen.
De manschappen keken op en zagen een man in de lucht hangen, en vanuit die man barstte een helder licht los, een gouden gloed, fel als de zon. Zijn stem was voor eenieder hoorbaar alsof hij vlak naast hem stond. 'Nu is het afgelopen!'
Zwaaiend met een hand stuurde hij kracht door de hemel, een rimpeling die zichtbaar door de lucht trok. De golf trof de paarden en wierp hen omver, waardoor er nog meer mannen op de grond belandden.
De soldaten draaiden zich om en vluchtten.
Jimmy zat stevig op een bokkend, paniekerig paard en deed zijn best het dier in de hand te houden. Na tweemaal schoppen sprong het paard in galop en Jimmy liet het even begaan, wendde het toen en bracht het tot staan. Hij zag nog meer dieren alle kanten op stuiven terwijl de Keshiërs terugrenden naar hun brandende wagens.
Toen keek hij op, zag Puc in de lucht zweven en hoorde nogmaals zijn stem: 'Het is afgelopen!'
Puc verdween.
'Nou, in ieder geval heb je hen voorlopig van het vechten af weten te houden,' zei Nakur. Ze zaten met zijn drieën in een verlaten zaal van het paleis, nadat de prins zich had teruggetrokken en de Keshische generaal was vertrokken naar zijn leger.
'En voorgoed ook,' zei Puc.
'Want anders?' vroeg Miranda.
'Ik ben al dat doden zat. Ik ben al dat vernielen zat. Maar bovenal ben ik die zinloze stompzinnigheid spuugzat die ik overal om me heen zie.' Puc dacht aan de verliezen die hij in de oorlogen had geleden, van zijn jeugdvriend Roland en heer Borric tot aan Owen Grijslok, een man die hij niet goed had gekend, maar die hij tijdens de winter in Zwartheide zeer was gaan waarderen. 'Al die goede mannen. En al die onschuldigen. Dat kan zo niet doorgaan. Desnoods... ik weet het niet, maar al moet ik een muur tussen de beide legers bouwen, ik zal hen tegenhouden.'
'Je verzint vast wel iets,' zei Nakur. 'Als de prins en de generaal de tijd hebben gehad om te kalmeren, kan je hun vertellen wat je wilt.'
'Wanneer komen jullie weer bijeen?' vroeg Miranda.
'Morgen op het middaguur.'
'Mooi,' zei Nakur. 'Dan heb ik tijd om te gaan kijken of er is gebeurd wat ik denk dat er is gebeurd.'
'Je bent weer aardig cryptisch,' mopperde Miranda.
Nakur glimlachte. 'Kom maar mee, dan zie je het zelf en nemen we meteen wat te eten.'
Hij ging hun voor de zaal uit, het paleis uit, langs soldaten die ongemakkelijk op wacht stonden in de overtuiging dat ze ieder moment terug naar de muren konden worden geroepen om een verschrikkelijk
gevecht te leveren. Buiten het paleis zagen ze ruiters door de zuidpoort de verzamelplaats op rijden. Aan het hoofd ontwaarde Puc zijn andere achterkleinzoon en zwaaide.
Jimmy reed naar hem toe. 'Wat een vertoning was dat, zeg!' Grijnzend keek hij Puc aan en Pucs hart sloeg een slag over toen hij er Gamina's glimlach in herkende. 'Je hebt een hoop van mijn mannen het leven gered. Bedankt.'
'Het doet me deugd dat het jou ook ten goede is gekomen,' zei Puc.
'Is Dash...'
'Hij zit binnen, levend en wel, en totdat Patrick weer op krachten is, heeft hij het bevel over de stad.'
Jimmy begon te lachen. 'Volgens mij is hij daar helemaal niet blij mee.'
'Ga hem maar opzoeken,' zei Puc. 'Wij gaan naar Nakurs tempel en zijn morgenochtend terug. Op het middaguur houden we vergadering om een einde aan deze onzin te maken.'
'Dat zal me meer dan deugd doen,' liet Jimmy hem weten. 'Duko is een wonder en ondanks dit Keshische avontuur heeft hij het zuiden in de hand weten te houden, maar we zijn langs beide grenzen danig op de proef gesteld en ik heb geen idee hoe het er in het noorden aan toe gaat.'
'Die oorlog is ook afgelopen.'
'Dat is een hele opluchting, overgrootvader. Ik zie je morgenochtend.'
'Laten we gaan,' zei Nakur. 'Ik wil graag zien wat er is gebeurd.'
Ze haastten zich door een stad waar het leven behoedzaam weer op gang kwam en mensen zich weer uit hun huizen waagden. Met zo weinig volk op straat konden ze de Tempelwijk van de stad vlug bereiken. Buiten de tent was niemand te zien, maar zodra ze binnen stapten, zagen ze de drommen zitten op de vloer. In het midden van de tent zat Aleta, niet langer zwevend, en het licht om haar heen was verdwenen - evenals de kwalijk ogende duisternis die onder haar in de lucht had gehangen.
Dominicus kwam aangerend. 'Nakur! Blij je te zien.'
'Wanneer is dit gebeurd?' vroeg Nakur.
'Een paar uur geleden. Het ene moment zweefde ze nog in de lucht en het volgende was dat zwarte onder haar verdwenen, alsof het was weggezogen door een gat, en toen zakte ze langzaam naar de grond, deed haar ogen open en begon te spreken.'
Puc en de anderen richtten hun aandacht op de woorden van de vrouw; Nakur zei: 'Haar stem, die is anders.'
Puc wist niet hoe de vrouw gewoonlijk klonk, maar begreep dat het anders moest zijn dan wat hij nu hoorde, want haar stem klonk magisch - zacht, doch makkelijk te horen als je de moeite nam te luisteren, een muzikaal geluid.
'Wat zegt ze?' vroeg Miranda.
'Sinds ze wakker werd, heeft ze gesproken over de aard van het goede,' legde Dominicus uit. Hij keek Nakur aan. 'Toen je deze tempel begon en je ons vertelde wat je ermee wilde doen, was ik sceptisch, maar ik wist dat we het moesten proberen. Maar wat we nu hier voor ons zien, is het absolute bewijs dat Ishaps macht moest worden gedeeld met de Orde van Arch-Indar, want daar, voor onze ogen, zit een levende avatar van de godin.'
Nakur schoot in de lach. 'Lang niet zo groots als dat. Kom mee.' Hij ging hun voor door de menigte zittenden en bleef voor de jonge vouw staan. Zonder acht op hem te slaan, sprak ze verder. Nakur knielde neer, haar in de ogen kijkend. 'Herhaalt ze zichzelf?' vroeg hij.
'Eh, ja,' antwoordde Dominicus, 'ik geloof van wel.'
'Heeft iemand opgeschreven wat ze heeft gezegd?'
Vlakbij zat Sho Pi. 'Ik heb twee acolieten haar woorden laten noteren, meester Nakur. Dit is het begin van haar derde herhaling van dezelfde les.'
'Mooi zo, want ik wed dat ze moe is en honger heeft.' Hij legde zijn hand op haar schouder en ze aarzelde met haar toespraak.
Knipperend met de ogen scheen ze haar blik te richten en keek Nakur aan. 'Watte?' Haar stem was anders, nu precies wat kon worden verwacht van een sterfelijke vrouw van haar leeftijd, zonder de magie die haar even tevoren nog zo wonderlijk en kalmerend had doen klinken.
'Je hebt geslapen,' zei Nakur. 'Waarom ga je niet wat eten? Dan praten we later wel verder.'
Het meisje stond op. 'O, wat ben ik stijf. Ik zal wel een tijdje zo gezeten hebben.'
'Een paar weken maar,' zei Nakur langs zijn neus weg.
'Een paar weken?' riep Aleta uit. 'Dat meent u niet!'
'Ik leg je later alles wel uit. Ga eerst maar wat eten en slaap dan maar eens flink uit.'
Nadat ze was vertrokken, vroeg Dominicus: 'Maar als ze geen avatar is, wat is ze dan wel?'
Nakur grijnsde. 'Een droom.' Hij keek Puc en Miranda aan. 'Een heerlijke droom.'
'Maar Nakur,' wierp Miranda tegen, 'zij is er nog. Zaltais is weg.'
Nakur knikte. 'Die was ook iets uit die andere wereld, geprojecteerd in deze. Aleta is een gewone vrouw, maar dan van over werelden aangeraakt door iets om dat zwarte ding tegen te houden.'
'Wat was dat zwarte ding eigenlijk?' vroeg Dominicus.
'Een hele nare droom. Dat leg ik tijdens de maaltijd wel uit. Laten we wat te eten gaan halen.'
'Goed,' stemde Dominicus in. 'We hebben eten in de keuken.'
'Overigens,' zei Nakur terwijl ze op weg gingen, 'we moeten hier een paar dingen veranderen.'
'Wat dan?' vroeg Dominicus.
'Om te beginnen moet je de Ishapiërs ervan op de hoogte stellen dat je niet langer lid van hun orde bent.'
'Wat?'
Nakur legde een arm om Dominicus' schouders. 'Je ziet er nog erg jong uit, maar ik weet dat jij net als ik een oude man bent, Dominicus. Puc heeft me verteld van de keer dat jij met hem naar de Tsuranese thuiswereld bent gegaan. Ik weet dat je veel hebt meegemaakt. Sho Pi daar is een uitstekende keus om de jonge monniken te leren hoe ze monnik moeten zijn, maar jij bent degene die Aleta moet onderwijzen.'
'Wat moet ik haar dan leren?'
'De hogepriesteres van de Orde van Arch-Indar te worden, natuurlijk.'
'Hogepriesteres? Dat kind?'
'Dat kind?' herhaalde Nakur. 'Net was ze nog een avatar van de godin, of niet soms?'
Miranda begon te lachen en Puc sloeg een arm rond haar schouders.
Het was voor het eerst sinds lange tijd dat er weer iets te lachen viel.
'We kunnen er alleen van uitgaan dat Subai de magiër heeft weten te bereiken,' zei Erik. 'Volgens alle berichten hielden ze zomaar op met vechten en vielen al die lijken om.'
'De goden zij dank,' verzuchtte graaf Richard.
'Hadden we nog maar cavalerie,' peinsde Erik. 'Ik heb zo'n idee dat we nu zonder al te veel moeite manschappen naar Ylith kunnen brengen.'
'Nou, stel dan een eenheid infanterie op en kijk hoe ver ze komen.'
Erik glimlachte. 'Heb ik al gedaan. En ik stuur Akee met zijn Hadati's door de heuvels naar Yabon.'
'Denk je dat we ooit zullen weten wat er nou precies is gebeurd?'
'Waarschijnlijk niet,' antwoordde Erik hoofdschuddend. 'Ik heb in veldslagen gestaan waarvan ik nu nog steeds niet weet wat er is gebeurd. Waarschijnlijk krijgen we nog veel meer verslagen over deze gevechten te lezen dan ons lief is, en ik zal er zelf ook heus wel een paar schrijven, maar om u de waarheid te vertellen heb ik geen idee wat er zich nu werkelijk heeft voorgedaan. Het ene moment hadden we de grootste moeite om een leger van doden en bevlogen moordenaars tegen te houden en het volgende vallen al die doden zomaar om en wandelen die moordenaars als kippen zonder koppen in het rond. Ik heb nog nooit gehoord van een slag die zo snel omsloeg van een hopeloze situatie in een makkie.' De vermoeide jonge kapitein slaakte een zucht. 'Maar om u de waarheid te zeggen, kan me dat eigenlijk niet eens schelen nu de gevechten zijn gestaakt.'
'Je bent een opmerkelijk jongmens, Erik von Zwartheide, en dat zal ik ook vermelden in mijn rapport aan de koning.'
'Bedankt, maar buiten zijn er genoeg mannen die uw lof veel meer waard zijn dan ik.' Hij zuchtte nogmaals en keek door de tentdeur. 'En velen van hen kunnen niet meer naar huis.'
'Wat gaan we nu doen?' vroeg graaf Richard.
'Zonder cavalerie ben ik geneigd gewoon te blijven zitten tot we bericht krijgen over de situatie in Krondor. Maar mijn intuïtie zegt me zo snel als we kunnen noordwaarts op te rukken. Fadawah mag dan zijn gevlucht of gedood, maar dat zegt nog niet dat er geen een of andere onbenullige kapitein is die de macht probeert te grijpen om er voor zichzelf een koninkrijkje uit te slaan. En voor zover wij weten, ligt de stad Yabon nog steeds onder beleg.'
'Ik ben het zitten zelf ook beu,' gaf graaf Richard toe. 'Geef het bevel om op te rukken.'
Glimlachend stond Erik op. 'Mijn heer,' zei hij met een buiging en ging naar buiten. Vlak bij de kampplek van de Vlammende Adelaars trof hij Jadow aan. 'Kamp opbreken!' commandeerde hij. 'En klaar staan voor de mars!'
'Jullie hebben het gehoord!' bulderde de voormalige sergeant. 'Iedereen klaar voor de mars binnen het uur!'
Grijnzend keek Jadow om naar zijn oude kameraad en voor de zoveelste keer kon Erik de grijns van die man niet weerstaan en glimlachte hij terug.
Het had er alle schijn van dat Patrick aan de beterende hand was. Zijn kleur was weer normaal en hij zat stevig op zijn troon. Andermaal stond de Keshische generaal Asham ibin Al-tuk voor hem, nu zelfs nog slechter geluimd dan de vorige keer. Zijn leger zag zich nu gesteld tegenover een Koninkrijks leger dat versterkt was door cavalerie-eenheden uit Vykorhaven en het noorden.
Puc kwam binnen.
'Je hebt ons hier op het middaguur ontboden, Puc. Wat heb je ons te zeggen?'
Puc keek naar Patrick, vervolgens naar de generaal. 'Deze oorlog is voorbij. Generaal, u gunt uw soldaten buiten nog één dag rust en morgen bij het eerste licht keert u terug naar het zuiden. U trekt u terug tot voorbij de oorspronkelijke grenzen ten zuiden van Nes. U geeft alle Keshische eenheden het bevel alle aanvallen op Nes te staken en u brengt aan uw keizer de volgende boodschap over: mocht Kesh zich nogmaals ongenood noordwaarts wagen, dan zal geen soldaat aan deze zijde van de grens het overleven.'
Asgrauw en trillend van razernij keek de generaal hem aan, maar hij knikte.
Patrick straalde, zijn glimlach triomfantelijk. 'Waag het te treuzelen, Keshiër, en mijn magiër zal je leger ter plekke vernietigen.'
Puc draaide zich om. 'Jouw magiër?' Hij beende op de jonge prins toe, liep de trappen op en bleef vlak voor hem staan. 'Ik ben jouw magiër niet, Patrick. Ik heb gehouden van je grootvader en ik reken hem tot de grootsten die ik heb gekend, en ik heb me gekoesterd in de liefde van je overgrootvader Borric, die mij de naam conDoin heeft gegeven, maar denk niet dat jij mijn ziel bezit. Er zijn krachten in het universum die jouw onbenullige dromen over macht zo ver te boven gaan dat ze een zee zijn vergeleken bij een druppel water. Het zijn die krachten die mijn aandacht opeisen. Ik weiger nog langer werkeloos toe te zien hoe onschuldige vrouwen en kinderen worden afgeslacht en dappere mannen sneuvelen omdat hun heersers te stompzinnig zijn om te weten wat goed voor ze is.' Zich omdraaiend naar de generaal vervolgde Puc: 'U mag uw keizer ook vertellen dat tevens iedere Koninkrijkse soldaat die zich ten zuiden van de grens waagt wordt vernietigd.'
'Wat?' riep Patrick uit, opstaand van zijn troon. 'Waag jij het ons Koninkrijk te bedreigen?'
'Ik dreig niet, Patrick,' zei Puc kalm. 'Ik zeg je alleen dat het je niet is toegestaan vergeldend op te treden tegen Kesh. Jullie blijven allebei aan je eigen zijde van de grens en gedragen je als beschaafde buren.'
'Je bent een Hertog van het Koninkrijk, een lid van de koninklijke familie door adoptie en een gezworen vazal van de kroon! Als ik je opdraag dat leger buiten de poort te vernietigen, dan doe je dat!'
Pucs woede welde op en hij staarde de langere jongeman recht in de ogen. 'Geen denken aan. Jij bent niet bij machte mij te laten handelen tegen mijn wil. Als jij die Keshiërs buiten de muren dood wil hebben, pak je maar een zwaard en ga je hen zelf maar vermoorden.'
Patrick barstte los in razernij. 'Jij verrader!'
Puc legde een hand op Patricks borst en duwde hem onzacht terug op zijn troon. De wachters in de zaal grepen al naar het gevest van hun zwaarden om hun prins te beschermen, maar Miranda stapte naar voren, de handen opgeheven, en zei: 'Zou ik niet doen!'
Zijn staf omhoog houdend ging Nakur naast haar staan. 'Er gebeurt niets met die jongen.'
Puc boog zich voorover tot hij bijna neus aan neus met Patrick stond. 'Jij, die nog nooit een zwaard heeft gehanteerd in de strijd, afgezien van het terugjagen van wat lastige gnomen over de grens van het Noordland, noemt mij een verrader? Ik heb jouw Koninkrijk gered, idioot. En dat heb ik net zo min voor jou gedaan als ik het Keizerrijk heb gered voor de meester van die man.' Zijn vinger priemde naar de Keshische generaal. 'Dat heb ik gedaan vanwege de talloze levens die anders verloren zouden zijn gegaan.' Kijkend van Patrick naar de generaal vervolgde Puc: 'Breng de boodschap aan je vader, en u aan uw meester, dat Sterrewerf vrij is. Iedere poging van Koninkrijkse of Keshische zijde om de macht over deze vrijstaat over te nemen, heeft mijn interventie tot gevolg. Daar hebben ze mijn woord op en ik zal hun onafhankelijkheid garanderen. Het kan me niet schelen wie er op je vaders troon zit, Patrick. Raap de scherven van je verbrijzelde kroon bijeen en bouw je land weer op. Ik geef niet om jullie titels en rangen. Ik wens niets meer met jullie Koninkrijk te maken te hebben.'
Hij spreidde zijn armen uit, waarop Miranda en Nakur aan weerszijden van hem kwamen staan. 'Ik doe afstand van mijn titel als Hertog van het Koninkrijk. Ik onttrek mij aan mijn eed als onderdaan van de kroon. Ik heb belangrijker dingen aan mijn hoofd dan jullie ijdelheden en nationale programma's. Ik ben hier om deze wereld te beschermen, niet slechts een deel ervan. Hierbij verklaar ik dat Puc van Schreiborg niet langer bestaat. Vanaf dit moment ben ik slechts de Zwarte Tovenaar. Mijn eiland is niet langer een gastvrij oord voor ongewenste bezoekers. Eenieder die binnen zicht vaart, doet dat met gevaar voor eigen leven en eenieder die zonder mijn toestemming voet aan land zet, zal worden vernietigd!'
En met een donderslag en een dikke zwarte rookwolk was hij samen met zijn metgezellen verdwenen.
'Overgrootvader heeft Patrick wel op zijn nummer gezet, hè?' zei Dash.
'Ik heb plezieriger middagen doorgebracht,' was Jimmy's commentaar.
De vergadering met de prins was zojuist afgelopen en behalve de aftocht van de Keshische troepen hadden ze eveneens besproken wat Patrick precies aan zijn vader zou rapporteren. Het had tot lang na etenstijd geduurd.
Ze liepen naar Jimmy's verblijf voor een rustig moment met zijn tweeën alvorens de nacht in te gaan. 'Heb je Francie nog gesproken?' vroeg Dash.
'Nee. Ik heb haar heel eventjes gezien, maar niet de kans gehad om echt met haar te praten.'
'Ze is bang dat je haar niet meer wil zien als ze eenmaal met Patrick is getrouwd. Ze wil jouw vriendschap niet kwijt.'
'Dat gebeurt ook niet,' zei Jimmy. 'Eén ding heb ik door deze oorlog goed geleerd en dat is wat echt belangrijk is en wat alleen maar belangrijk lijkt.'
'Ik weet het,' zuchtte Dash.
Er klonk een toon in zijn stem die Jimmy nog nooit van hem had gehoord. 'Wat is er?'
'Gewoon, een paar mensen in het bijzonder die het niet hebben overleefd.'
Jimmy bleef staan. 'Iemand die je dierbaar was?'
Dash keek hem aan. 'Ik wil er vandaag niet over praten. Op een dag zal ik het je allemaal vertellen, maar vandaag nog niet.'
'Al goed.' Een tijdlang liepen ze zwijgend verder door de gangen. 'Ik geloof dat ik iets over mezelf heb geleerd dat misschien belangrijk is,' zei Jimmy toen.
'Wat dan?'
'Francie is... bijzonder. Maar ik denk dat ik behoefte aan iemand heb en dat zij degene is die ik in de rol heb geplaatst van de persoon om die behoefte te vervullen.'
'Grootvader en grootmoeder?'
'Ja, wat zij samen hadden. Nadat ik heb gezien hoe zij zich voelden, vooral nadat moeder en vader altijd zo koel tegen elkaar deden, verlang ik naar hetzelfde als wat opa en oma samen hadden.'
'Maar weinigen is dat gegeven.'
Aangekomen bij de deur naar Jimmy's kamer deden ze die open. Binnen zaten drie mensen.
'Kom binnen en doe de deur achter je dicht,' zei Puc. De broers stapten de kamer in en Dash sloot de deur.
'Ik kon niet weggaan zonder jullie te hebben gesproken,' verklaarde Puc hun aanwezigheid. 'Jullie zijn de laatsten van mijn geslacht.'
In een poging de stemming wat op te beuren merkte Jimmy op: 'Ach, wie weet wat de toekomst wat dat betreft nog in petto heeft.'
Miranda begon te lachen.
'En we hebben nog familie in het Oosten,' hielp Dash hem herinneren.
Ook Puc moest lachen. 'Jullie hebben zo veel weg van jullie grootvader.' Hij keek Dash aan. 'Af en toe lijk je op hem toen hij nog jong was.' Zijn blik ging naar Jimmy. 'En jij doet me soms griezelig veel denken aan mijn Gamina.' Hij spreidde zijn armen en de beide broers omhelsden hem. 'Ik kom alleen nog terug naar het Koninkrijk als het iets veel belangrijkers betreft dan de grillen van koningen,' verklaarde Puc. 'Maar jullie beiden zijn van mijn bloed en jullie en je kinderen zijn altijd welkom op mijn eiland.'
'Maar jij hebt invloed op de koning,' bracht Dash naar voren. 'Moet het echt tot een dergelijke breuk komen?'
'Als kind heb ik Lyam in Schreiborg gekend,' zei Puc. 'Arutha heb ik beter gekend, maar beiden wisten wat er in mij omging. De koning kende mij via zijn vader.'
'Borric kent mij goed,' ging Nakur verder, 'en mijn woorden zouden van enig gewicht kunnen zijn, maar wat Puc heel diplomatiek vermijdt te zeggen is dat, een onverwachte ramp daargelaten, Patrick op een dag koning wordt.'
'En we vermijden de monumentale ruzie die in de toekomst zeker gaat komen door die nu vast te maken,' verduidelijkte Puc. 'Het Koninkrijk verkeert in grote wanorde. Patrick is door de omstandigheden gedwongen te buigen voor mijn eisen. Als deze confrontatie over enkele jaren plaatsvond, hoeveel onschuldigen zouden er dan sterven als ik mijn wil afdwong?'
'En wat zou dat van hem maken?' viel Miranda hem bij. 'Niet minder een tiran dan de lieden die we zojuist hebben uitgeschakeld.'
'Maar je sluit jezelf van zo veel af!' wierp Dash tegen.
'Ik ben op andere werelden geweest en heb door de tijd gereisd, mijn jongen,' zei Puc. 'En er valt nog zo veel meer te zien. Dit Koninkrijk der Eilanden is slechts een van de vele gebieden die me nu dierbaar zijn.'
'En als het moet, komen we terug,' beloofde Nakur.
'Wel,' zei Dash, 'we hebben een hoop werk te doen en als je mijn mening wilt, heb je de juiste keuze gemaakt.'
Puc glimlachte. 'Daar dank ik je voor.'
'Ik kan niet zeggen dat ik het eens ben met Dash, maar het is jouw keuze en ik wens je alle goeds.' Glimlachend keek Jimmy vervolgens naar Miranda. 'En moet ik jou voortaan overgrootmoeder noemen?'
'Niet als je je leven op prijs stelt,' waarschuwde Miranda met een glimlach.
'Ik zal vaak aan jullie denken,' zei Dash.
'En ik ook,' knikte Jimmy.
Puc stond op. 'Het ga jullie goed.' Hij stak zijn handen uit naar Nakur en Miranda en ze verdwenen.
Dash ging zitten op Jimmy's bed, achterover leunend op het donskussen. 'Ik denk dat ik een week ga slapen.'
'Maak daar dan maar volgende week van, schout,' zei Jimmy. 'We hebben morgenvroeg een hoop werk te doen en een akelige bende op te ruimen.' Hij wierp een blik op zijn broer en zag dat die al in slaap was gevallen. Even overwoog hij hem wakker te maken, maar toen haalde hij zijn schouders op en ging naar de kamer ernaast om in Dash' bed te slapen.