10 Investeringen

 

Jimmy fronste zijn wenkbrauwen.

Prins Patrick had zich net naar Francie gebogen om haar iets in het oor te fluisteren waar ze om moest blozen en lachen. De hertog van Silden verkoos deze schending van de etiquette nadrukkelijk te negeren. De hertogen van Rodez, Euper, Sadara en Timons keken even op en keerden terug tot hun gesprekken. Hun dochters, allen stralend in hun beste japonnen, lieten hun blikken iets langer op het tweetal rusten alvorens hun aandacht weer te richten op de verscheidene jonge hovelingen aan tafel.

Dash moest zich afwenden om niet te lachen om het begrafenisgezicht van zijn broer.

De grote zaal van kasteel Zwartheide was nu overvol, althans naar de mening van prins Patricks ceremoniemeester, een stugge man genaamd Wiggins. Aan het hof te Krondor was hij klerk geweest, maar omdat hij de oude meester Jeroen bij staatsie functies regelmatig had bijgestaan, was hij tijdens de herrijzenis van Patricks hof te Zwartheide in deze functie benoemd. Hij leek nog het meeste op een nerveuze vogel, zoals hij door de kamer fladderde van de ene naar de andere edelman om ervoor te zorgen dat iedereen op zijn wenken werd bediend, ondanks de tekorten aan voedsel, bier en wijn.

Mathilda de weduwe van de oude baron Otto von Zwartheide, zat links van de hertog van Silden. Ondanks haar reeds gevorderde leeftijd beschikte ze nog steeds over de charme en het zelfvertrouwen dat was aangekweekt in de tijd dat ze opgroeide tussen de machtige oosterse edellieden. De hertog, zelf weduwnaar, was een voor de hand liggend doelwit voor een vrouw van haar afkomst. Hij scheen mild geïnteresseerd.

Weer naar zijn broer kijkend, zag Dash dat Jimmy zijn belangstelling liet opeisen door de dochter van een oosterse graaf, welke wist hij niet meer. Het was best een knap ding om te zien en Dash' pret om zijn broers frustratie sloeg om in medeleven. Francie was duidelijk de aantrekkelijkste jonge vrouw aan het hof, zo niet de mooiste, en de tijd die Jimmy in de afgelopen weken met haar had doorgebracht, had iets in hem wakker geroepen - op zijn allerminst een flinke dosis bezitsdrang, voor zover het niet iets diepers betrof.

Dash en zijn broer waren niet vrij om hun hart te volgen zolang ze in dienst stonden van de kroon. Als de zoons en kleinzoons van een hertog waren ze te hoog geboren. Naar alle waarschijnlijkheid zou Jimmy opklimmen tot een even aanzienlijk ambt en zou Dash het schoppen tot graaf als hij in dienst bleef - wat inhield dat geen van beiden veel had in te brengen betreffende de kwestie met wie ze zouden trouwen. Die zaak was, in geringe mate, afhankelijk van de wens van hun vader en in veel grotere mate van 's konings wil. Het kiezen van de juiste partij maakte nu eenmaal onlosmakelijk deel uit van het reilen en zeilen van het Koninkrijk en was een belangrijk middel om de twee rijken bijeen te houden. Het Oosten beschikte over de bevolkingsaantallen, de rijkdom en de politieke macht. Het Westen had de natuurlijke hulpbronnen en de mogelijkheid tot ontwikkeling en uitbreiding - en de problemen die voortvloeiden uit het voortdurend verschuiven van de grenslijnen, problemen die nu eenmaal bij een koloniaal gebied hoorden: vijanden, wanorde en onophoudelijke bestuurs-conflicten. Het uithuwelijken van begerenswaardige dochters van het ene rijk aan de zonen van het andere was een traditionele methode om de twee rijken aan elkaar te binden. En de meest begerenswaardige zoon van dit moment was uiteraard de toekomstige koning.

Francie wierp even een blik op Jimmy, glimlachte naar hem en richtte haar aandacht weer op Patrick.

Zich naar opzij buigend zei Dash: 'Laten we het maar aan vader vragen.'

'Wat?' vroeg Jimmy, hem verward aankijkend.

'Met wie de koning zijn zoon wil laten trouwen. Je dacht toch niet dat dat niet allang was besloten, hè?'

Daar dacht Jimmy even over na. Toen glimlachte hij. 'Daar kon je wel eens gelijk in hebben. En als vader het niet weet, weet niemand het.' Hij wachtte tot hertog Arutha zijn kant op keek en gebaarde met zijn hoofd. Arutha knikte, stond op en ging even achter barones Mathilda staan om iets te fluisteren tegen de prins, die hem met een glimlach wegwuifde. Daarop liep hij rond de tafel naar zijn zoons, die een buiging maakten voor de prins, ook al keek hij niet naar hen, en vertrokken.

'Als die edellieden maar blijven toestromen zijn we straks nog gedwongen ze weg te sturen,' merkte Dash op zodra ze buiten de zaal stonden.

'Er komen er nog meer,' zei Arutha. 'Het hof hier in Zwartheide moet zo veel mogelijk opvallen. We maken plaats voor alle edelen die komen, eerst hier en dan in de stad. De rest wordt ondergebracht buiten de muur, in paviljoenen en bevelvoerderstenten. Er wordt een maand lang uitgebreid feestgevierd.'

Jimmy's mond viel open van ongeloof. 'Dat kan niet waar zijn.'

'Toch wel,' zei Arutha.

'Maar we moeten onze overeenkomst met Duko -'

'Dat is al geregeld,' onderbrak Arutha zijn oudste zoon. 'We hebben hem de voorwaarden gestuurd en hij heeft vanochtend geantwoord.'

'Welke afspraken zijn er gemaakt?' vroeg Dash.

Arutha gebaarde dat ze verder moesten lopen en wandelde in de richting van de centrale binnenplaats van het kasteel. In de gangen wemelde het van de hofjonkers, bedienden en wachters die zich haastten om de zeker twintig bezoekende edellieden en hun entourage op hun wenken te bedienen. 'Binnen een maand is onze vroegere vijand veranderd in de Hertog van de Zuidelijke Marken.'

'Heer Zuiderland!' riep Jimmy uit. 'Ongelooflijk.'

'Patrick wilde hem helemaal niets gegeven en de koning had hem liever benoemd tot Baron van Nes of zoiets... landelijks. Ik heb hen beiden op andere gedachten kunnen brengen.'

'Waarom, vader?' vroeg Dash.

'Omdat Duko beschikt over een persoonlijk leger van bijna vijfentwintigduizend man. Hij mag dan dromen van iets nobelers dan zijn vroegere roeping als huurling, maar zijn soldaten voelen nauwelijks enige trouw aan het Koninkrijk. Ik heb de koning ervan kunnen overtuigen dat Duko misschien wel onze enige hoop is om die mannen zodanig in de hand te houden dat ze een probleem worden voor Kesh in plaats van voor ons.'

Er trok een berekenende uitdrukking over Dash' gezicht. 'Als hij hertog is... is hij verantwoordelijkheid verschuldigd aan de prins en niet aan jou.'

'Ik heb mijn handen al vol. En als Patrick rechtstreeks boven Duko staat, gaat hij hem misschien wel vertrouwen.'

'Maar jij adviseert de prins in alle kwesties aangaande de Zuidelijke Marken,' glimlachte Jimmy.

Arutha knikte. 'En het houdt andere politieke vraagstukken in evenwicht.'

Duko kreeg dus toestemming zijn eigen kapiteins aan te stellen op sleutelposities langs de zuidelijke grens, vermoedelijk compleet met titels. Vanwege het hoge sterftecijfer na de laatste oorlog in het Westen waren er op dit moment meer functies dan edellieden om die te vervullen. Nu al zeurden Oosterse edelen bij de koning om die titels - of liever gezegd: de belastingen die de bijbehorende gewesten opbrachten. Geen van deze edelen zou echter bereid zijn zich in het Westen te wagen om die gebieden rechtstreeks te besturen. En al was regentschap bij afwezigheid niets nieuws in het Koninkrijk, in het Westen stond men er afkeurend tegenover, want er waren te veel problemen - onder andere Queg, Kesh en de Broederschap van het Onzalige Pad - om het bestuur over een baronie, laat staan dat over een graafschap of een hertogdom, over te laten aan een baljuw of een seneschalk, zij het dat er wel enkele sleutelambten zouden worden overgedragen aan tweede of derde zonen van westerse edelen om te voorkomen dat Duko een bestuursapparaat zou kunnen opbouwen van louter persoonlijke getrouwen.

'Even een ander onderwerp,' zei Jimmy. 'Is er niet iets dat wij moeten weten?'

'Waarover?' informeerde Arutha.

'Heeft Patrick al besloten wie de volgende Prinses van Krondor wordt?' vroeg Dash.

Arutha keek rond om te zien of er iemand luisterde. 'Onze laatste twee koninginnen kwamen allebei uit Roldem. Borric, en vóór hem Lyam, wilden banden smeden met het Oosten.' Hij legde zijn handen op de schouders van zijn zoons. Jullie hebben allebei Roldems bloed in je aderen stromen. Jullie kennen je moeders volk. Ze zijn ijdel en trots op hun afkomst en vinden zichzelf een bijzonder volk. Dat is ook de reden waarom we jullie moeder zo weinig hebben gezien.' Er lag een bittere klank in Arutha's stem die geen van beide zoons voorheen had gehoord.

Dash en Jimmy wisten dat het huwelijk van hun ouders was gearrangeerd door hun grootvader, hertog Robert, ten voordele van het Koninkrijk, net als de beide huwelijken van de laatste twee koningen met Roldemse dochters van koninklijken bloede. In het openbaar hadden hun ouders altijd een schijn van huwelijksgeluk weten op te houden, maar de jongens wisten allebei dat het huwelijk verre van ideaal was. Maar nu pas beseften ze hoe gespannen de relatie tussen hun ouders in werkelijkheid was.

'Dus moet het een Koninkrijkse bruid zijn?' vroeg Dash.

Arutha knikte. 'Dat heeft de koning gezegd, tegen mij, in vertrouwen. En het moet de dochter van een oosterling zijn. Bij voorkeur van een hertog met veel invloed in de Raad der Heren.'

'Brian Silden,' concludeerde Jimmy.

'Borric heeft zijn zoon het voorrecht gegund diens gevoelens de doorslaggevende factor te laten zijn bij de beslissing welke vrouw de toekomstige koning van de Eilanden zal baren. Zodoende zijn er vijf geschikte kandidaten voor de positie van prinses.'

'Heb je enig idee wie Patrick als zijn bruid zal kiezen?' vroeg Jimmy.

Arutha keek zijn zoon recht aan. 'Francine wordt onze volgende koningin. Dat is alleen nog maar een kwestie van tijd. Zij en Patrick zijn al sinds hun kindertijd bevriend. Hij geniet van haar gezelschap. In onze tijd zijn er beduidend slechtere funderingen voor een staatshuwelijk geweest.'

Jimmy keek verslagen.

'Is er iets met je?' vroeg Dash.

Kijkend van zijn vader naar zijn broer zei Jimmy: 'Ik... had het alleen niet in de gaten.'

'Wat?' vroeg Arutha. 'Ben je verliefd op haar?'

Hij keek zijn vader aan. 'Dat zal ik wel nooit te weten komen.' Zonder een nader woord draaide hij zich om en liep weg.

Arutha's blik ging naar Dash, die zei: 'Laat hem maar een poosje met rust.'

'Ik wist het niet,' verontschuldigde Arutha zich.

'Hijzelf ook niet,' zei Dash. 'Dat is het probleem.'

'Probleem?'

'Ja. Het probleem van de vanzelfsprekendheid.' Hij keek zijn vader aan. 'Heeft grootvader je ooit gevraagd of je de kroon wilde dienen, vader?'

Van deze vraag stond Arutha al even versteld als van wat hij zojuist had meegemaakt. 'Nee,' zei hij na een korte stilte, 'natuurlijk niet.'

'Hoezo, natuurlijk niet?'

'Omdat ik nog maar klein was. Ik begon net als jullie, met boodschappen voor hem doen. Daarna kreeg ik een taak bij de koninklijke hofjonkers en toen bij de jonkers.'

'Maar toen je volwassen werd, heeft hij je niet gevraagd of je misschien iets anders wilde doen?'

Arutha keek Dash aan. 'Nee, dat heeft hij nooit gedaan.'

'Heb je er ooit over nagedacht dat je wellicht een gelukkiger leven had kunnen leiden als hij dat wel had gedaan?'

Weer was Arutha een tijdlang stil. 'Dat is misschien wel de raarste vraag die ik ooit heb gehoord, zoon.'

Dash haalde zijn schouders op. 'Ik loop de laatste tijd met een hoop van dat soort rare vragen rond.'

'Maar waarom vraag je het nu?'

'Omdat ik niet zeker weet of ik wel in dienst van de kroon wil blijven.'

'Wat?' riep Arutha uit, met in zijn stem een mengeling van verbazing en ongeloof. 'Wat wil je dan?'

Weer trok Dash de schouders op. 'Weet ik niet. Misschien weer werken voor meneer Avery. Dat is een erg rijk man.'

Arutha schoot in de lach. 'Op papier, ja. De koning betaalt hem misschien pas terug tegen de tijd dat zijn kleinkinderen Avery & Jacoby hebben overgenomen.'

Dash glimlachte. 'Ru kennende, vindt hij wel een manier om voor die tijd weer een fortuin bij elkaar te sprokkelen.'

Arutha legde een hand op Dash' schouder. 'Als je uit dienst van de kroon wilt worden ontslagen, kan ik dat voor je regelen. Maar wacht alsjeblieft tot we Fadawah uit Ylith hebben gewipt. Zo veel bekwame lieden hebben we niet in dienst.'

'Dat kan ik alleen maar beamen.' Op zachtere toon vroeg Dash: 'Wat gaat er nu gebeuren?'

'In het openbaar een uitgebreid verlovingsfeest de komende week. Ondertussen gaat Patrick in het geheim naar Ravensburg voor een ontmoeting met Duko, die voor hem knielt en hem trouw zweert. Daarop gaat onze kersverse Hertog van de Zuidelijke Marken terug naar de stad om te beginnen aan een hopelijk stille verplaatsing van zijn troepen. De huurlingen buiten de muren mogen dan naar binnen. Velen van hen worden ingehuurd om het garnizoen te bemannen terwijl anderen werk kunnen zoeken langs de Keshische grens. Tegen de tijd dat Patricks bruiloft voorbij is en hij teruggaat naar Krondor, hebben wij de stad al stevig in handen zonder dat Fadawah al ver van te voren is gewaarschuwd dat hij zijn zuidelijke post is kwijtgeraakt.'

Dash' gezicht werd argwanend. 'Waar komt in dit hele verhaal de Hertog van Krondor voor? Waarom leid jij Patrick niet in triomf zijn paleis binnen?'

'Omdat ik nog een tijdje elders nodig ben. Er moeten wat dingen worden gedaan die alleen ik tot een goed einde kan brengen.'

'Neem me niet kwalijk als ik zeg dat dat ontegenzeglijk raar klinkt,' merkte Dash op.

'Raar of niet, het is zo. Ga jij nu je broer zoeken om te zien of hij het er echt zo moeilijk mee heeft. Zo ja, voer hem dan dronken en zoek een kroegmeid voor hem uit om zijn gedachten van Francine af te leiden.'

'Ik zal het proberen,' zei Dash en vertrok, op zoek naar zijn broer.

Nadat Arutha zijn zoon had nagekeken, bleef hij nog even in gepeins verzonken staan voordat hij zich omdraaide en terugging naar de banketzaal. Er moest nog heel wat worden geregeld voordat een van de plannen die hij had uitgedacht tot rijping kon komen.

 

Erik von Zwartheide en Rupert Avery zaten aan een tafel in Het Snuivende Everzwijn, een van de betere taveernes in Zwartheide, toen Jimmy en Dash binnenkwamen. Jimmy leek al dronken te zijn. Erik stond op om zich in de drukke gelagkamer zichtbaar te maken. 'Hierzo!' riep hij, wenkend.

Dash zag hem en voerde een wat wankele Jimmy mee naar het tafeltje.

'Kom erbij zitten!' zei Ru opgewekt.

Er liep een mollig dienstertje langs en Erik gebaarde om een rondje bier voor hen vieren, maar Dash zei onmiddellijk: 'Nee, bedankt, hij heeft genoeg gehad.'

Verrast keek Erik op, maar zei niets en wuifde de serveerster weg.

'Wat brengt jullie buiten het paleis, jonge edellieden?' vroeg Ru.

'Behoefte aan frisse lucht,' zei Jimmy op bittere toon.

Ru keek Erik aan.

'Zo te horen is er iets mis,' merkte Erik op.

Dash boog zich naar hem toe en fluisterde op samenzweerderige toon: 'Het gaat om een vrouw;'

Erik begon te lachen, en toen Jimmy's gezicht betrok hief hij verzoenend zijn handen op. 'Niet spottend bedoeld, Jimmy, jongen, het was alleen... onverwacht.'

Ru knikte. 'We hadden niet gedacht dat een van jullie ooit troost zou zoeken in de drank vanwege een vrouw.'

'Zo simpel is het niet,' zei Jimmy.

'Dat is het nooit,' beaamde Ru.

Beide broers wisten van Ru's verhouding met Sylvia Esterbeek, de dochter van een Keshische spion die Ru had bespeeld als een fluit, zodanig dat hij zijn vrouw bedroog, zijn zaken verwaarloosde en het welzijn van het Koninkrijk in gevaar bracht. Sindsdien was hij volgens alle berichten een voorbeeldig echtgenoot geweest, maar ze wisten dat hij zijn lessen kwaadschiks had geleerd.

'En wie is de schone?' vroeg Erik.

'De dochter van de hertog van Silden,' antwoordde Dash.

'Aha,' reageerde Erik, alsof alles hem nu duidelijk was. 'En ze is niet geïnteresseerd... of al bezet?'

'Het laatste,' zei Dash, de gelagkamer rondkijkend, 'maar dat is niet algemeen bekend.'

De diepere implicatie van deze opmerking ontging Erik klaarblijkelijk niet. 'Ik moet terug naar het kasteel.' Hij stond op en zei tegen Ru: 'Doe de groeten aan Karli. En aan de kinderen.'

'En jij aan Kitty,' zei Ru terug. Toen hij weg was, zei Ru: 'Ik kan ook maar beter gaan. Ik heb morgenvroeg nog een hoop te doen. Bij het eerste licht verwacht ik een lading wagens met graan voor Nakurs tempel.'

'Ik heb Nakur niet meer gezien sinds Puc op hoge poten Patricks hof heeft verlaten,' zei Jimmy. 'Waar zit hij?'

'Hij is slim genoeg om te weten wanneer hij uit het zicht moet blijven,' antwoordde Ru. 'De afgelopen dagen is hij in zijn tempel geweest.' Hij schudde zijn hoofd. 'Ik kan me van mezelf nog goed herinneren dat ik bereid was overal te slapen, zolang het maar niet thuis was. Als je er behoefte aan hebt, kom dan maar langs. We hebben nog wel plaats, als je het tenminste niet erg vindt om onder een wagen te slapen.' Lachend nam hij afscheid. 'Nou, jonge heren, welterusten.'

De serveerster kwam weer langs. 'Wilt u nog iets bestellen voordat we gaan sluiten, heren?'

'Nee, bedankt,' antwoordde Dash. 'We gingen net weg.'

'Ik ga niet terug naar het paleis,' protesteerde Jimmy.

'Prima,' zei Dash. 'Maar laten we in ieder geval een stuk lopen, zodat je in een wat prettiger omgeving kunt bezwijmen.'

Jimmy's gezicht klaarde op. 'Ik weet het! Laten we Nakur gaan opzoeken!'

Bij gebrek aan een beter voorstel stemde Dash in. Samen verlieten ze de taveerne en Dash hield een hand op de arm van zijn strompelende broer, hem sturend en ondersteunend.

 

Jimmy kreunde. Het bonsde in zijn hoofd en zijn ogen voelden aan alsof ze waren dichtgelijmd. Hij had een smaak in zijn mond alsof iemand er tafel afval van een week oud in. had gekieperd.

'Wil je wat water?'

Met moeite deed hij zijn ogen open en had er onmiddellijk spijt van, aangezien het dreunen in zijn hoofd in hevigheid toenam. Boven hem hing het gezicht van een vrouw, en toen zijn ogen zich richtten, zag hij de rest van haar vorm krijgen. Hij bracht zijn hoofd omhoog, steunde op een elleboog en stak zijn linkerhand uit.

Ze duwde er een beker water in en hij dronk. Meteen begreep hij dat dat geen goed idee was geweest. Zijn hart begon te bonzen en zijn huid werd rood. Het zweet parelde op zijn voorhoofd. Dit was met voorsprong de ergste kater die hij ooit in zijn leven had gehad en uiteindelijk was het water toch hard nodig, dus dwong hij zich de beker leeg te drinken. 'Bedankt,' zei hij, schor fluisterend, en gaf de beker terug.

'Je broer zit daar,' zei ze, wijzend naar het kantoor dat Nakur gebruikte als zijn persoonlijk onderkomen wanneer hij in de tempel was.

'Ken ik jou?' kraste Jimmy.

'Dat denk ik niet,' antwoordde de jonge vrouw met een flauw glimlachje. 'Maar ik ken jou wel. Jij bent de kleinzoon van de hertog - de oude hertog, nietwaar?'

Jimmy knikte. 'James, zoon van hertog Arutha, en ja, heer Robert was mijn grootvader. Ze noemen me Jimmy.'

'Noem mij maar Aleta.' Ze keek hem onderzoekend aan. 'Een vrouw?'

Weer knikte hij, voorzichtig. 'Ik geloof van wel.'

Ze nam hem van top tot teen op en zei: 'Nou, op dit moment ben je een beetje in de lappenmand, maar ik heb je wel eens gezien in een paar taveernes waar ik heb gewerkt en als je niet dronken bent of een kater hebt zie je er lang niet slecht uit. Dus zo vaak zul je wel geen "nee" te horen krijgen.'

'Dat is het niet,' zei hij, langzaam overeind komend. 'Ik ben er net achter dat ze met iemand anders gaat trouwen.'

'Aha,' zei Aleta, alsof ze het begreep.'Weet ze het?'

'Wat?'

'Dat jij je vanwege haar een stuk in je kraag drinkt?'

'Nee. Als kinderen waren we bevriend...' Hij keek haar aan, zijn ogen tot spleetjes geknepen. 'Waarom vertel ik je dit?'

Ze glimlachte. 'Omdat je daar behoefte aan hebt?'

Hij nam nog een slok water. 'Bedankt. Ik zal maar eens gaan kijken wat mijn broer uitvoert.' Op trillende benen liep hij door het pakhuis, waar het wemelde van de activiteit. Toen hij bijna bij de deur van Nakurs kantoor was, zwaaiden de grote pakhuis deuren open, de ruimte vullend met licht. Jimmy keek om en zag een wagen naar de ingang rijden, met verscheidene andere erachteraan.

Op dat moment ging de kantoordeur achter Jimmy open en kwam Nakur naar buiten gestoven. 'Ru!' riep hij, Jimmy voorbij rennend. 'Je bent er met het eten!'

Dash kwam achter hem aan en bleef staan naast zijn broer. 'Leef je nog?'

'Ternauwernood,' kraste Jimmy. 'Wat is er gebeurd?'

'Je hebt geprobeerd jezelf dood te drinken. Is niet gelukt.'

'Dat weet ik, maar hoe zijn we hier terechtgekomen?'

'Vader heeft me achter je aan gestuurd met de boodschap je dronken te voeren en in de armen van een kroegmeid te laten belanden.'

'Ik geloof dat je daarin voor de helft bent geslaagd.'

'Ach, er waren wel wat dames bereid, maar je scheen niet echt in de stemming te zijn.'

'Ik lig in de kreukels,' zei Jimmy. 'En ik weet niet eens hoe ik me hièr nou onder voel.'

Dash haalde zijn schouders op. 'Dat is misschien maar goed ook. We weten allebei al van kindsbeen af dat we er niets in te zeggen hebben met wie we gaan trouwen. Nu vader hertog van Krondor is, is het nog belangrijker dat we trouwen voor het welzijn van de staat.'

'Weet ik wel, maar ik voel me zo...'

'Zo wat?'

Jimmy slaakte een zucht. 'Weet ik niet.'

'Het gaat niet eens om Francie, weet je,' zei Dash.

'O nee?'

'Nee. Als zij eenmaal koningin is, staat niets jullie meer in de weg. De goden weten dat het hof er zeer bedreven in is om de andere kant op te kijken, wat dit soort zaken betreft. Nee, het is iets anders. Het gaat om jou en om wat je werkelijk wilt.'

'Dat snap ik niet.'

'Ikzelf eigenlijk ook niet goed, maar het gaat om jou.' Dash keek naar de wagens. 'Ik verwacht nog steeds ieder moment Jason op een van die wagens te zien,' zei hij peinzend.

Jason was in dienst van Ruperts De Bitterzee Maatschappij geweest toen Dash voor Ru had gewerkt, en in die tijd had de man informatie doorgespeeld naar Ruperts concurrent Jacob Esterbeek, uit misplaatste liefde voor Jacobs dochter. Tijdens de oorlog was hij gesneuveld.

Terwijl de voorste wagen het pakhuis binnenreed, vroeg Jimmy: 'Zeg eens, wie is dat meisje?'

'Welke bedoel je?' vroeg Dash.

'Dat meisje daar, dat me wat water gaf. Ze zei dat ze Aleta heette.'

'Dan weet je meer van haar dan ik,' zei Dash. 'Waarom vraag je het Nakur niet?'

'Ze heeft iets typisch. Wel leuk, maar typisch.'

'Daar is Luis!' riep Dash uit en hij rende langs Jimmy naar de tweede wagen, met op de bok Luis de Savona, zittend naast een vrouw die Dash niet kende. Luis sprong omlaag en Dash zei: 'Luis! Blij je weer te zien.'

Luis schudde hem de hand. 'En ik ben blij om jou weer te zien, jongeheer Jameson. Het spijt me van het trieste nieuws over de dood van je grootouders.' Luis had de winter doorgebracht in Salador, toezicht houdend over Ru's bezittingen in het Oosten terwijl Ru in Zwartheide aan het werk was.

'Dank je voor je medeleven,' zei Dash. Toen zag hij de vrouw die van de wagen klom. 'Mevrouw Avery?' zei hij verbaasd.

Dash had Karli Avery altijd een bleke, ietwat dikke, onaantrekkelijke vrouw gevonden. Maar de vrouw die hier voor hem stond was slank en door de zon gebruind, en al was ze nog steeds niet knap, ze had een levendig en expressief gezicht dat de aandacht trok.

'Dash!' zei ze, zijn handen pakkend en hem een zoen op de wang drukkend. 'Hoe is het?'

'Met mij uitstekend, mevrouw Avery, maar u... u ziet er zo anders uit!'

Ze begon te lachen. 'We hebben hard moeten werken en niet veel te eten gehad tijdens de winter. Wagens laden en lossen, leren mennen, voor de kinderen zorgen, al die tijd in de buitenlucht. Dat verandert een mens.'

'Dat doet het zeker,' merkte Dash op. 'Jullie kennen mijn broer vast nog wel, hè?' zei hij toen Jimmy naderbij kwam.

Beiden zeiden Jimmy gedag en Dash vroeg: 'Waar zijn de kinderen en mevrouw Jacoby?'

'Nog in Salador, onder Helens hoede,' verklaarde Karli, 'alleen is het niet meer mevrouw Jacoby. Ze heet tegenwoordig mevrouw De Savona.'

Schaterlachend gaf Dash Luis een klap op de arm. 'Je bent getrouwd!'

Op dat moment kwam Ru aangelopen, met naast hem Nakur. 'Dat is hij zeker.'

Ook Nakur begroette zijn oude metgezel. 'Ik hoop dat je nu eindelijk gelukkig bent.'

'Zo gelukkig als ik maar mag verwachten, raar mannetje dat je er bent,' glimlachte Luis.

'Dat moet genoeg zijn,' zei Nakur en hij wendde zich tot Ru. 'Heb je mijn graan en de man die mijn standbeelden kan maken?'

'Een beeldhouwer heb ik nog niet kunnen vinden' antwoordde Ru, 'maar hier is je graan.'

'Heb je nog wat aan de wagenmakers gehad?' vroeg Nakur terwijl hij de inhoud van de twee wagens ging controleren. Buiten arriveerden nog meer wagens.

'Heel veel,' zei Ru. 'Ik ben van plan om vroeg in Krondor te zijn. Wellicht bevindt er zich onder de indringers een groot aantal bekwame ambachtslieden. Als ik die in dienst kan nemen...'

Jimmy en Dash keken elkaar aan. 'Hoe weet je nou dat ze voor je kunnen werken, met de oorlog die nog steeds moet worden uitgevochten?' vroeg Jimmy.

Ru begon te lachen. 'Ik heb ook zo mijn bronnen. Ongeveer een uur nadat jullie het wisten, kreeg ik te horen dat Patrick het met Duko op een akkoordje ging gooien.'

'Bronnen?'

'Je vader,' verduidelijkte Ru, nog steeds lachend. 'Zo'n duivels geslepen geest als je grootvader was is hij nu ook weer niet, maar je vader weet verdraaid goed aan welke touwtjes hij moet trekken als hij iets gedaan wil krijgen. Trouwens, ik ben de allergrootste schuldeiser van de staat, dus is hij wel verplicht me op de hoogte houden van alle ontwikkelingen.'

'Nou,' zei Jimmy, 'in dat geval zou het me niet verbazen als je nog voor het eind van de oorlog je verliezen hebt goedgemaakt.'

'Als hij voor die tijd niet het loodje heeft gelegd,' merkte Nakur op.

Ru wierp hem een vuile blik toe. 'Denk maar niet dat ik me ooit nog vrijwillig opgeef voor een onbezonnen missie. Van nu af aan ben ik een bezadigd huisvader, een zakenman die thuis blijft en voor zijn bezittingen zorgt.'

'Nadat we een klein klusje hebben geklaard, tenminste,' klonk een andere stem van nabij.

Iedereen keek om en zag Erik von Zwartheide vlakbij staan. 'Ik kwam jullie zoeken. Het komt goed uit dat ik jullie allemaal samen aantref.' Tegen Dash en Jimmy zei hij: 'Onmiddellijk rapport uitbrengen aan jullie vader, heren.'

Zonder aarzelen vertrokken de gebroeders naar de deur. Toen Jimmy langs de jonge vrouw liep die hem water had gegeven, zei hij: 'Nogmaals bedankt.'

Ze knikte en glimlachte, maar zei niets.

'Kan je broeder Dominicus bereikten?' vroeg Erik aan Nakur.

Het mannetje knikte. 'Hij wordt binnenkort terug uit Rillanon verwacht. Hij zou me bericht brengen over de eventuele bereidheid van de Tempel van Ishap om onze inspanningen hier te ondersteunen. Ik vermoed dat hij of in Salador is, of onderweg is van Salador naar hier.'

'Ik zal een patrouille oostwaarts sturen om naar hem uit te kijken. Als hij per ongeluk hier arriveert voordat ze hem hebben gevonden, laat hertog Arutha het dan even weten.'

Nakur knikte. 'Waarom, als ik vragen mag?'

'Dat mag je best vragen,' zei Erik, 'maar antwoord kan ik je niet geven. Daarvoor moet je bij hertog Arutha zijn.'

'Misschien dat ik hem straks dan maar even opzoek,' grijnsde Nakur.

'Ik wilde je spreken,' zei Erik tegen Ru, en hij wierp een blik op Luis en Kadi. 'Neem me niet kwalijk, alsjeblieft.' Hij nam Ru mee naar een afgelegen hoek van het tot tempel omgevormde pakhuis en vroeg: 'Wie werkt er nog voor je in Sarth?'

'Waarom denk je dat er nog iemand voor me in Sarth werkt?' kaatste Ru terug.

Erik keek hem aan. 'Ru, ik ben het. Erik. Wie werkt er nog voor je in Sarth?'

'John Vinci,' antwoordde Ru. 'Hij treedt op als onafhankelijk koopman, gespecialiseerd in smokkelwaar uit Queg. Daarom is het niet algemeen bekend dat hij voor mij werkt.'

'Mooi. We gaan een bezoekje aan hem brengen.'

'Wat?' riep Ru uit. 'We? Een bezoekje?'

'We moeten weten hoe het er in Sarth voor staat voordat we noordwaarts kunnen opmarcheren. We willen eerst een uitgebreid verslag voordat Owen het leger meeneemt om Nordan in Sarth te verpletteren. We hebben verkenners naar het gebied gestuurd en de meesten zijn teruggekomen, maar we hebben geen idee hoe sterk de defensie van de stad is. We moeten binnen rond kunnen kijken.'

Zijn jeugdvriend strak aankijkend zei Ru langzaam: 'Met "we" bedoel je toch zeker het Koninkrijkse leger, hè?'

'Nee, ik bedoel dat jij en ik daar op verkenning moeten.'

'Nee!' riep Ru.

'Je moet,' zei Erik. 'Jij bent de enige die we kennen met een verhaal dat geloofwaardig genoeg is om Sarth mee in te komen zonder dat ons de keel wordt afgesneden.'

'Wat voor een verhaal?'

'Jij bent een alom bekend Koninkrijks koopman die openlijk heeft gehandeld met Queg en de Vrijsteden. Jij hebt de reputatie dat winst het hoogst in je vaandel staat. Als jij stiekem Sarth binnen sluipt, is jouw rol als de grote geldwolf die de concurrentie te snel af wil zijn overtuigend genoeg wanneer we worden gepakt, vooral wanneer je vriend Vinci je verhaal kan bevestigen.'

'We?'

'Ik ga ook,' herhaalde Erik.

Ru keek nog steeds bedenkelijk. 'Dus je komt weer naast me op het schavot te staan? Alleen deze keer zonder een Bobby de Loungville om ons op het laatste moment van de strop te redden en ons uit te leggen dat we respijt krijgen om de kroon te dienen. Nee, dank je feestelijk. Ik heb mijn dienst vervuld en gratie voor mijn misdaden gekregen.'

'Wil jij ooit nog wat terug zien van het geld dat de kroon je schuldig is?'

'Dat is mijn vurigste hoop.'

'Dan zou ik er nog maar eens over nadenken, Ru.' Hij keek rond. 'Hier kunnen we niet ongestoord praten. Kom me vanavond op het kasteel opzoeken in mijn kamer, dan zal ik het verder uitleggen.'

'Omwille van onze vriendschap zal ik dat doen, Erik,' zei Ru, 'maar voor mij geen onbesuisde avonturen meer.'

 

De smokkelboot zeilde stil langs de kust, zo dicht mogelijk langs het land zonder vast te lopen op de riffen langs de kustlijn tussen Krondor en Ylith.

Ru en Erik waren te paard tot net voorbij een door Duko gevestigde controlepost gereisd, op een halve dagmars van de kust, waarna hun escorte de paarden had teruggebracht naar Owen Grijsloks voorste positie. Inmiddels waren er al onofficiële berichten uitgewisseld, en al wisten nog maar weinigen buiten de directe kring rond de prins iets over wat er tussen hertog Duko en de koning overeengekomen was, verscheidene geruchten deden reeds de ronde - de meeste verspreid door spionnen van hertog Arutha.

Het huidige verhaal, dat zorgvuldig leven in werd geblazen, was dat het Koninkrijk dit jaar geen offensief tegen de indringers in het noorden kon beginnen, voornamelijk vanwege de aanhoudende dreiging van Kesh langs de zuidflank. Daarenboven ging het gerucht dat de prins binnenkort naar het Oosten zou vertrekken om te trouwen in het koninklijk paleis te Rillanon, het bevel in het Westen overlatend aan Owen Grijslok, met strikte orders slechts de bestaande stellingen te handhaven, te verdedigen waar nodig, doch beslist niet in de aanval te gaan.

Ru had versteld gestaan over de omvang van de list. Erik had hem verteld dat Arutha's mannen al in Krondor waren om met zo weinig mogelijk fanfare de machtsovername voor te bereiden. Het was Eriks vurige hoop dat de vijand, tegen de tijd dat de Legers van het Westen waren gehergroepeerd, volkomen kon worden overrompeld nadat hij door zijn eigen zelfgenoegzaamheid in slaap was gesust.

'We zijn er bijna,' fluisterde een van de bemanningsleden. 'Maak je gereed.'

'Weet je zeker dat het nodig is?' vroeg Ru.

'Absoluut zeker,' antwoordde Erik.

De kapitein liet het zeil strijken en er werd een sloep overboord gezet. Noch Erik noch Ru was zeeman, maar Erik achtte zich bekwaam genoeg om een sloep een stil vissersdorp binnen te roeien zonder al te veel aandacht op zich te vestigen.

De boot werd neergelaten. Erik en Ru klommen langs de touwen naar de sloep en tegen de tijd dat Erik de roeispanen in de dollen had gehaakt, voer de smokkelaar alweer met volle zeilen richting dieper water. De stroming liep hier naar het zuidoosten en Erik had grote moeite om op de koers te blijven die hen moest brengen naar een vissersdorp dat gelegen was aan een zandbaai ten zuiden van Sarth.

'Lukt het?' vroeg Ru.

Telkens wanneer Erik hard aan de riemen trok, scheen de boot naar voren te springen. 'Alles onder controle.'

Het geluid van de golven was vrij zacht in de betrekkelijk kalme branding, maar de opkrullende golven waren toch krachtig genoeg om de boot op te tillen alvorens ze dichter bij het strand in omvang afnamen. Erik trok en de boot scheen een heuvel te beklimmen, om vervolgens wat achteruit te glijden toen de golf vlak voor hen omsloeg.

Ineens ging de boeg van de sloep omlaag en Ru wierp een blik over zijn schouder. 'Erik!' schreeuwde hij toen de golf op hem neerstortte, hem in een oogwenk doorwekend.

De sloep schommelde en draaide naar opzij, ondanks Eriks inspanningen hem naar het strand gericht te houden. Het bootje kantelde naar links en sloeg ineens om, Erik en Ru in het water werpend.

Sputterend kwam Ru boven en merkte tot zijn ergernis dat hij slechts tot aan zijn middel in het water stond. Hij keek rond en zag Erik een paar el verderop staan. De sloep lag ondersteboven en werd door de brekende golven steeds dieper het zand in geduwd.

Ru waadde naar Erik en wilde net een minder vleiende opmerking maken over Eriks vaardigheid als roeier toen er op zo'n twaalf el afstand een lantaren werd ontsloten. Langs de waterkant stonden mannen, zichtbaar in het lantarenlicht. Er werden fakkels aangestoken. Kort daarop zagen Erik en Ru zeker twintig bewapende mannen, velen met een handboog of een kruisboog op hen gericht, verspreid over het strand. In de verte, achter de mannen, waren de vage omtrekken van het vissersdorp te zien.

Zich omdraaiend naar Erik zei Ru: 'Alles onder controle, zei je?'