Proloog

Splijting

 

 

De generaal klopte.

'Binnen,' sprak de man die zichzelf had benoemd tot Koning van de Bitterzee, opkijkend van een haastig gekrabbeld briefje dat hem zojuist was overhandigd door zijn kapitein van de inlichtingendienst, Kahil.

Generaal Nordan kwam binnen en schudde de sneeuw van zijn mantel. 'U hebt een koud land gevonden om over te regeren, Majesteit,' zei hij met een glimlach. Hij gunde Kahil een uiterst kort knikje ter begroeting.  

Fadawah, voormalig Bevelvoerend Generaal van het Leger van de Smaragden Koningin, tegenwoordig heerser over de stad Ylith en het omliggende platteland, zei: 'Het mag dan koud zijn, maar er is in ieder geval voedsel en brandhout.' Met een vaag gebaar wees hij naar het zuiden. 'Er komen nog steeds achterblijvers uit Zwartheide binnen met deprimerende verhalen over de omstandigheden in het Westelijke Rijk.'

Nordan gebaarde naar een stoel en Fadawah knikte. Ook al waren ze oude kameraden, ze namen de formaliteiten in acht, aangezien Fadawah zijn voorjaarscampagne aan het voorbereiden was. Fadawah had nog steeds de rituele littekens op zijn wangen, aangebracht toen hij zijn trouw zwoer aan de Pantathiërs. Wel had hij overwogen te zoeken naar een heks of een genezingspriester om ze te laten verwijderen, want toen hij uiteindelijk had beseft dat de Pantathiërs net zozeer waren gebruikt als hijzelf, had hij hun laatste nog levende hogepriester gedood. Wat hem betrof was hij niet langer aan iemand gebonden. Hij was aan niemand verantwoording verschuldigd en hij bevond zich met een leger in een vruchtbaar land. Doch Kahil had hem eraan herinnerd dat de littekens intimiderend werkten, zodat de manschappen ontzag voor hem bleven houden. Voordat de Smaragden Koningin door de demon was vernietigd, had Kahil haar gediend, maar sinds de verandering in leiderschap van het invasieleger had hij zich een waardevol en betrouwbaar raadsman getoond.  

Volgens de laatste tellingen hadden dertigduizend mannen de weg naar het zuidelijke deel van de provincie Yabon gevonden. Hij had hen georganiseerd en zodanig geposteerd dat hij de macht had over het hele gebied rond Ylith, in het zuiden tot voorbij Queesters Panorama, in het noorden tot aan de randgebieden van Zuen en in het westen tot aan de stad Natal, die nu bezet werd door meer van zijn mannen dan hun eigen armzalige verdediging telde. Ook Haviksholte had hij veroverd, een klein stadje, waarmee hij echter een belangrijke pas door de bergen in het oosten in handen had.

'Lang niet iedereen vindt het een goed idee om hier te blijven,' zei Nordan. De stevig gebouwde militair wreef over zijn bebaarde kin en schraapte zijn keel. 'Er gaan stemmen op om een schip te zoeken en terug de zee over te gaan.'

'Waarheen?' vroeg Fadawah. 'Naar een platgebrand gebied dat is ingenomen door barbaren van het grasland? Wat is er daar nog aan beschaving over, behalve het dwergenbolwerk in de Ratn'gari en de nog levende Jeshandi in het noorden? Is er nog een stad ongeschonden? Zijn er nog middelen van bestaan?' Fadawah krabde op zijn hoofd. Hij had zijn hoofd kaalgeschoren, op een enkele lange staart na, nog een teken van zijn toewijding aan de duistere krachten van de Smaragden Koningin. 'Zeg iedereen die erover praat maar dat ze in het komende voorjaar vrij zijn te vertrekken, als ze een schip kunnen vinden.' Starend in het luchtledige, alsof hij daar iets zag zweven, besloot hij: 'Ik wil hier niemand die niet bereid is mij te dienen. We krijgen nog een zware strijd voor de kiezen.'  

'Het Koninkrijk?'

'Je denkt toch niet dat ze met de armen over elkaar blijven zitten, zonder een poging te doen hun gebieden terug te veroveren, wel?' zei Fadawah.

'Nee, maar ze hebben in Krondor en in Zwartheide een verschrikkelijk pak slaag gekregen. De gevangenen zeggen dat ze nauwelijks nog een leger in het veld kunnen brengen.'  

'Als ze hun Leger van het Oosten in Zwartheide achterlaten niet, nee,' zei Fadawah. 'Maar als ze dat meenemen, zullen we klaar moeten staan.'

'Tja,' zei Nordan, 'dat weten we pas in het voorjaar.'

'Dat is al over drie maanden,' kaatste Fadawah terug. 'Daar moeten we op voorbereid zijn.'

'Heb je een plan?'

'Altijd,' antwoordde de geslepen generaal. 'Voor mij geen oorlog op twee fronten als ik er iets aan kan doen. Als ik niet uitkijk, kan ik nog een oorlog op vier fronten krijgen ook.' Hij wees naar een kaart aan de muur van de kamer. Ze hadden zich gestationeerd in het landhuis van de graaf van Ylith, die volgens de berichten samen met de hertog van Yabon en de graaf van LaReu was gesneuveld. 'Als onze inlichtingen kloppen, staan we in LaReu tegenover een jochie.' Hij wreef over zijn kin. 'Zodra het gaat dooien, moeten we LaReu innemen en tegen midzomer wil ik Yabon hebben veroverd. Stuur bericht naar de leider in Natal...' Hij keek Kahil aan. 'Wat is zijn titel?'

'Eerste Raadslid,' antwoordde de kapitein van de inlichtingendienst. 'Bedank het Eerste Raadslid dat hij zo gastvrij was onze mannen voor de winter in te kwartieren en stuur hem wat goud. Duizend munten moet genoeg zijn.'

'Duizend?' vroeg Nordan.

'Dat hebben we toch? En we krijgen nog meer. Haal daarna onze mannen terug hierheen.' Hij keek zijn oude vriend aan. 'Zo houden we het Eerste Raadslid tenminste te vriend tot we terug naar Natal komen om het te veroveren.' Hij wees naar de kaart. 'En tegen die tijd wil ik Duko en zijn mannen in Krondor hebben.'

Vragend trok Nordan een wenkbrauw op.

'Duko werkt me op de zenuwen,' verduidelijkte Fadawah. 'Hij is een ambitieus man.' Hij fronste zijn voorhoofd. 'Het was slechts toeval dat jij en ik als eerste en tweede op de lijst van de Pantathiërs stonden. Voor hetzelfde geld hadden wij de bevelen van Duko uitgevoerd.'

Nordan knikte. 'Maar het is een goed leider en hij heeft altijd zonder meer gehoorzaamd.'

'Dat is zo en daarom wil ik hem ook aan het front. En jij gaat vlak achter hem zitten, in Sarth.'

'Maar waarom Krondor?' Nordan schudde zijn hoofd. 'Er is daar niets.'

'Straks weer wel,' antwoordde Fadawah. 'Het is de hoofdstad van hun Westelijke Rijk, hun prinsestad, en daar willen ze zo snel mogelijk naar terug.' Hij knikte nadenkend. 'Als Duko hen bezig kan houden tot we heel Yabon hebben bezet, kunnen we onze blik richten op de Vrijsteden en dat Verre-Kustgebied.' Zijn vinger ging naar de westkust van het Koninkrijk. 'We nemen Krondor weer in en rukken op naar de oude gevechtslinie. Hoe heette het daar ook al weer?'

'De Nachtmerriekam.'

'Toepasselijke naam.' Fadawah zuchtte. 'Ik ben geen hebzuchtig mens. Koning van de Bitterzee is voor mij genoeg. Het Koninkrijk der Eilanden mag zijn Zwartheide en de gebieden in het oosten houden.' Hij glimlachte. 'Voorlopig.'

'Maar eerst moeten we Krondor heroveren.'

'Nee,' zei Fadawah, 'eerst moeten we hen laten denken dat we Krondor willen heroveren. Die Koninkrijkse edelen zijn niet zo stom en zelfingenomen als die van ons thuisland.' Hij kon zich nog goed herinneren hoe geschokt de priester-koning van Lanada had gekeken toen Fadawah en zijn leger hadden geweigerd gehoor te geven aan zijn bevel om zijn stad te verlaten. 'Deze lui zijn slim en kennen plichtsgevoel. Ze zullen hard toeslaan, daar moeten we van uitgaan. Nee, laat hen maar denken dat Krondor de grote buit is, en als ze beseffen dat we stevig in Yabon zijn gevestigd, komen ze wel onderhandelen, of misschien niet, maar hoe dan ook, als we eenmaal Yabon in handen hebben, zitten we hier voorgoed. Laat Duko de klappen maar opvangen, opdat hij niet te ambitieus wordt.'  

Nordan stond op. 'Als u mij toestaat, zal ik de mannen vertellen dat degenen die dat willen in het voorjaar kunnen vertrekken.' Fadawah wuifde instemmend.

'Majesteit,' groette Nordan en liet Fadawah alleen met Kahil.

'Wacht nog even,' zei Fadawah tegen Kahil, 'en ga dan Nordan achterna om te zien met wie hij spreekt. Kijk wie de leiders van deze dissidenten zijn. Nog voordat de dooi inzet, krijgen ze een ongeluk. Daarna kunnen we die onzin over teruggaan naar Novindus laten rusten.'  

'Natuurlijk, Majesteit,' zei de kapitein. 'En ik juich uw opzet toe om Nordan in Sarth te plaatsen.'

'Opzet?' vroeg Fadawah.

Zich voorover buigend legde Kahil een arm rond Fadawahs schouder en fluisterde: 'Stationeer al uw ontrouwe commandanten in het zuiden, zodat de tol die de vijand voor onze veroveringen komt eisen wordt betaald door degenen die we het beste kunnen missen.'  

Fadawahs blik werd glazig, alsof hij luisterde naar een geluid in de verte. 'Ja, dat is wel zo verstandig.'

'U moet zich omringen met lieden wier trouw boven alle twijfel verheven staat,' zei Kahil. 'U moet de Onsterfelijken weer een vooraanstaande plaats bezorgen.'  

'Nee!' riep Fadawah uit. 'Die gekken dienden duistere krachten-'

'Geen duistere krachten, Majesteit,' onderbrak Kahil, 'maar enorme krachten. Krachten die ervoor kunnen zorgen dat u niet alleen regeert in Yabon, maar ook in Krondor."

'Krondor?' vroeg Fadawah.

Kahil klapte tweemaal in zijn handen en de deur zwaaide open. Twee krijgers, beiden met dezelfde littekens op de wangen als Fadawah, kwamen binnen. Kahil zei: 'Bewaak de koning met jullie leven.'  

'Krondor,' herhaalde Fadawah.

Kahil stond op en vertrok, de deur achter zich sluitend. Heel even gleed er een flauw glimlachje over zijn gezicht voordat hij zich omdraaide en op pad ging voor zijn volgende taak: Nordan volgen en eenieder brandmerken die ook maar een zweem van ontrouw toonde.

Fadawah gebaarde de twee soldaten wat verder van hem af te gaan staan. De littekens op hun gezichten deden hem denken aan de duistere, vage tijd dat hij verstrikt zat in de magie van de Smaragden Koningin en de verloren maanden dat de demon haar leger had bestuurd. Hij haatte het gevoel te zijn gebruikt en zou iedereen doden die hem opnieuw trachtte te gebruiken zoals de Smaragden Koningin had gedaan.

Hij liep naar de kaart aan de muur en begon met het beramen van zijn voorjaarscampagne.