14 De vloek van Hulst

Jaren geleden woonde er in het land van Hulst een man op wie de weerwolfvloek rustte. Hij was hiervoor in het bezit van een weerwolfshuid, die hij niet kon vernietigen zonder zelf te sterven. Toen die man op zijn sterfbed lag, vond men de huid en verbrandde die. Met geweld hebben ze toen de doodzieke op zijn bed moeten vasthouden. Hij zag er verschrikkelijk uit, het schuim stond hem op de mond. Maar hij was toch nog van de vloek verlost voor zijn dood. Over eenzelfde vloek gaat het volgende verhaal, al is hier geen sprake van een huid die vernietigd moet worden.

Er was eens een schipper en die voer met zijn schip over zee en toen verging het schip en hij kwam op een stuk hout aan land drijven. Hij was droevig dat hij zijn schip verloren had en toen kwam er een zwarte hond die hem vroeg wat hem scheelde.

‘Och, je kunt me toch niet helpen,’ zei de schipper, maar de hond hield aan. ‘Ik zal het je maar zeggen,’ zei die, ‘ik kan je wel helpen.’

De schipper was bang dat die hond de duivel was en hield zijn mond, maar toen het beest volhield, zei hij het op het laatst toch en vertelde hij dat hij zijn schip had verloren en nu geen nieuw meer kon krijgen.

‘Bestel maar een schip,’ zei de hond, en de schipper bestelde een schip en toen ze dat aan het timmeren waren, liep de hond daar de hele tijd omheen, want hij moest het geld ervoor geven.

Toen het schip klaar was, betaalde de hond het, maar het had nog geen zeilen en touwen.

‘Hoe moet ik daaraan komen?’ vroeg de schipper aan de hond.

‘Hier heb je geld,’ zei de hond, ‘koop daar zeilen en touwen voor.

En toen die er waren, zei de schipper: ‘Nu heb ik nog geen knechten en geen eten om op reis van te leven.’

De hond gaf hem weer geld. ‘Koop daar eten voor en huur knechten.’

Dat deed de schipper en zo kwam hij klaar voor de reis.

‘Nu moet ik ook meevaren,’ zei de hond toen.

Goed, en ze staken in zee.

‘Je moet al maar noordaan zeilen,’ zei de hond.

Goed, dat deed de schipper.

Toen ze drie dagen gezeild hadden, zei de hond: ‘Je moet je gereedmaken, we krijgen een storm van anderhalve dag.’

Goed, toen kregen ze ook die storm.

En toen de storm over was, zei de hond: ‘Nu hebben we lange tijd mooi weer.’

En zo gebeurde het ook. Maar daarna zei de hond: ‘Nu krijgen we weer een storm van een dag of drie, maak je maar gereed.’

En het gebeurde weer zoals de hond gezegd had.

En nadat ze weer lange tijd mooi weer hadden gehad, zei de hond, dat er een storm van een week lang zou komen en dat ze het anker maar moesten laten vallen. Dat deed de schipper toen en die storm ging ook weer voorbij.

‘Nu hebben we net zolang mooi weer, als we nog op zee zijn,’ zei de hond toen. En dat hadden ze ook.

Ze voeren lange tijd door en toen vroeg de hond: ‘Zie je ook haast land?’

‘Nee,’ zei de schipper.

‘Zeil vooral noord aan,’ zei de hond.

Dat deed de schipper en na een dag of drie vroeg de hond weer, of de schipper nog haast geen land zag.

‘Nee,’ zei de schipper, ‘ik zie geen land, maar ik zie wel een groot vuur. Het lijkt de hel wel.’

‘Nee,’ zei de hond, ‘het is de hel niet en het is ook geen vuur. Het is mijn vaders kasteel, dat is van goud en daar schijnt de zon op.’ Toen zeilden ze nog een dag of drie en toen kwamen ze bij het land, maar ze konden niet dicht genoeg bij de wal komen want het was daar niet diep genoeg. De hond zei dat ze maar een boot uit moesten zetten en daar gingen ze toen mee naar het kasteel.

Daar was geen mens en de hond zei: ‘Nu moet je drie kwade nachten uitstaan, maar hou je maar stil.’

‘Goed,’ zei de schipper.

De eerste nacht brak aan, en toen de kaarsen opkwamen, was er een kamer vol volk en ze grepen de schipper beet en kaatsten hem elkander toe, van de een naar de ander. Zo de gehele nacht door en toen de dag aanbrak was al dat volk weg en ze waren weer met hun beiden en des daags aten ze met hun beiden.

Toen de kaarsen de tweede nacht weer opkwamen, ging het weer net zo en ze zeiden: ‘Dat is een mooie kaatsbal!’ En de derde nacht alweer zo. Maar toen zei de hond dat het genoeg was, en ze kwamen in een kamer, waar een groot zwaard op tafel lag.

‘Daar moet je me de kop mee afhouwen,’ zei de hond toen.

Maar dat zinde de schipper niet. ‘Nee, dat kan ik niet doen, je bent veel te goed voor me geweest,’ zei hij.

‘Je moet het toch doen,’ zei de hond, ‘anders moet jouw kop eraf.’ Toen deed de schipper het en toen de hond zijn kop eraf was, werd hij een mens.

‘Zie je wel,’ zei hij, ‘zo is het beter. Mijn vader had mij in een hond omgetoverd en op zo’n manier moest ik weer een mens worden.’

De schipper was natuurlijk heel blij. En hij kreeg nog zoveel geld van de hond toe, dat hij daar zijn hele leven genoeg aan had. Hij bedankte de hond, maar die zei dat het niet nodig was. ‘Ik mag jou wel bedanken,’ zei hij. En de schipper ging voort met zijn geld.

Verhalen van vreemde wezens die schippers tegenkomen op hun reizen, zijn in Zeeland wijdverspreid. In dit verhaal liep het goed af, omdat de schipper geen vragen stelde en zijn reisgenoot goed behandelde. Net als de visser uit ‘Het huis van het zeewijf in Vlissingen’ wordt zijn goedaardigheid beloond. Het is de vraag wat er gebeurd was als hij anders gehandeld had…

Mysteries in Zeeland
titlepage.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_0.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_1.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_2.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_3.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_4.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_5.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_6.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_7.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_8.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_9.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_10.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_11.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_12.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_13.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_14.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_15.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_16.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_17.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_18.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_19.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_20.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_21.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_22.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_23.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_24.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_25.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_26.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_27.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_28.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_29.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_30.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_31.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_32.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_33.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_34.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_35.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_36.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_37.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_38.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_39.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_40.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_41.xhtml
Mysteries_in_zeeland_split_42.xhtml