8 Een sluwe vos in Hulst
‘Willem die den Madoc maecte…’ Met deze bekende frase begint het middeleeuwse dierenepos Van den vos Reynaerde , dat in de dertiende eeuw werd geschreven. Het vormt in zijn genre een van de hoogtepunten van de Nederlandse en zelfs van de West-Europese literatuur. Het verhaal handelt over de listige vos Reynaert, die met zijn sluwe streken de waarden en normen uit die tijd een hak zet. De ‘Willem’ waarover gesproken wordt, zou een rasechte Hulstenaar geweest zijn en het verhaal zou zich afspelen in en om Hulst.
Hulst, tot op heden, door een van onze verslaggevers – Wie Hulst zegt, zegt Reynaerde. Al sinds 1928 wordt de stad gekoppeld aan het bekende Reynaertverhaal over Reintje de vos en zijn sluwe streken, een juweeltje in ons klassieke literaire erfgoed. Als we de gemeente mogen geloven, werden er al heel wat Reynaertstudies in Hulst ondernomen, vonden er heel wat academische zittingen plaats en werden er heel wat Reynaertboeken gepresenteerd. Ook de mensen uit de stad, of de toeristen die er komen, kunnen niet om onze sluwe vriend heen: op een plein in het centrum prijkt een prachtig beeld om het nog eens te onderstrepen.
Hulst dankt de titel ‘stad van Reynaert’ onder andere aan de vermelding van Hulsterloo (Nieuw-Namen) en Absdale in het Reynaertverhaal. Een groot aantal wetenschappers, onder wie ene dr. Gysseling, beweerde zelf dat Willem, de schrijver van het verhaal – over wie zeer weinig bekend is – een Hulstenaar was. Dr. Gysseling baseert dit op typisch Hulsterse spellingseigenaardigheden in de Reynaerthandschriften, en op landschapskenmerken die in de avonturen van Reintje worden genoemd. Zo spelen met name de hachelijke avonturen die Bruun de beer en Tibeert de kater beleven, zich rond de stad af. Absdale wordt zelfs in Van den vos Reynaerde met naam en toenaam genoemd in de scène waarin Bruun de beer te grazen wordt genomen door de dorpelingen. En ook andere plaatsen en personen uit de gemeente Hulst spelen een rol.
Vroeger stond er in de buurt van Aardenburg een schuur die ‘Maupertuis’ heette, en in de buurt van Oostburg en bij Aardenburg lag een steen met het opschrift ‘Del Mare’, waar hij mevrouw de Wolf in het verhaal met de staart naar vis liet hengelen, zodat ze vastvroor in het ijs.
En als de werkelijkheid niet helemaal correspondeert met het boek, is de gemeente – zo sluw als Reintje zelf – natuurlijk nooit te beroerd om een handje te helpen. Zo zou in de buurt van Hulsterloo de plaats zijn waar Reintje de schat van koning Ermenrik had verstopt. In het boek heet het daar Kriekeputte. Toen dit uit een studie bekend werd, gaf het gemeentebestuur een kreek (gelegen tussen Clinge en Nieuw-Namen) prompt de naam ‘Kriekeputte’.