HOOFDSTUK XVI

Zodra hij te voorschijn kwam, schreeuwden een paar zigeuners hem toe dat hij moest voortmaken. Een grote forse cowboy — dezelfde knaap die eerder op de avond met Jacqueline gedanst had — gaf Flash een zet in de rug die hem bijna languit op de dansvloer deed belanden.

Onder andere omstandigheden zou die cowboy nog niet klaar geweest zijn met de jongen, maar nu had Flash zijn rol te spelen en hij deed of die halve buiteling bij zijn entree hoorde, paste zijn schreden aan bij de maat van de muziek en plaatste zich naast Sonia.

Hij sloeg haar aandachtig gade. Hij zag haar verbaasd naar het deel van zijn gezicht kijken, dat niet door het masker werd bedekt. Ze wist dat het haar oorspronkelijke partner niet was die met haar danste, maar ze wist nog niet wie het wel was en ze scheen het als een kostelijke grap op te vatten en lachte parelend. Pas bij de laatste stap van hun eerste figuur drong het tot haar door en ze hijgde verstikt: «Flash!»

Op hetzelfde moment gingen ze uiteen ter inleiding van de tweede figuur en uit de richting van het bierbuffet klaterde het eerste applaus op.

Maar Flash sloeg het meisje nauwlettend gade en hij zag haar zo wit worden als een laken.

Hij wist nu dat ze van plan was hem te verraden deze avond, zoals Oude North voorspeld had, maar hij bewonderde haar om de koelbloedigheid waarmee ze haar angst nu maskeerde met een glimlachje.

Toen ze weer zij aan zij waren op de tonen van de muziek keek ze glimlachend naar hem op en fluisterde: «O, ik heb zo op je gewacht, Flash...»

«Ja. Om die vijftienduizend binnen te strijken zeker?» zei de jongen.

Ze verloor bijna het evenwicht en zou gevallen zijn als hij haar niet had gesteund. Toen zei hij:

«Maar wat doet het ertoe, Sonia? Ik kan toch niet zonder je leven. Slapeloze nachten heb je me bezorgd, jij lieve kleine geldwolf. Maar wat doet het ertoe, nu ik deze dans met je kan maken?»

Het wit verdween. Ze was opeens weer een en al kleur en fleur. En terwijl ze weer uiteengingen, scheen ze zich geheel op de dans te concentreren, flirtte ze met hem, lonkend over haar schouder.

Flash concentreerde zich echter niet geheel op de dans. Hij liet zijn blikken langs de kring omstanders gaan, zag de twee handlangers van Winter die Oude North hem had aangewezen. En Winter zelf stond ook te kijken, een sigaret achteloos tussen de lippen, een beetje meedeinend met het ritme van de muziek. Naast hem stond de lieftallige Jacqueline Moore. Ze trachtte te glimlachen, maar het ging niet van harte en met gespannen blikken volgde ze elke beweging die Flash maakte. Weer kwamen de jongen en Sonia naar elkaar toe en terwijl ze dichtbij elkaar dansten, vroeg hij: «Wie heeft die brief voor je opgesteld, Sonia? Wie heeft je in de verleiding gebracht, arme kleine schat?»

«Je schijnt het allemaal te weten,» zei Sonia nu zonder angst. «Weet je echt alles?»

«Natuurlijk weet ik alles,» zei Flash. «Waar is hij nu?»

«Hij wacht in de wagen,» zei het meisje. «O, ik wou dat ik hem maar nooit ontmoet had, Flash. Had zijn schedel maar helemaal verbrijzeld, toen je hem die klap gaf.»

Het was Jim dus?

Het kon nauwelijks iemand anders zijn.

Toen kwam de dans ten einde en terwijl het applaus opklaterde, ging Flash als een echte zigeuner rond met zijn hoed en de hele kleine schat — veel zilvergeld en met hier en daar zelfs de warme gloed van een goudstuk — deponeerde hij in Sonia's schoot. Daarna dook hij als een haas weg in de schaduwen van de bomen.

Een snelle blik achterom overtuigde hem ervan dat hij niet gevolgd werd, nog niet althans. En hij haastte zich verder tussen de bomen als een wilde kat die achter een konijntje aan zit in het hartje van de winter.

Hij wist waar Sonia's wagen vroeger gestaan had en daar bleek hij nog te staan, in een poel van schaduwen, een beetje afgezonderd van de andere.

Het laatste eindje legde hij met gespannen behoedzaamheid af, niet recht naar de wagen lopend, maar van de ene dekking naar de andere stuipend, steels en geluidloos, al zijn zenuwen nu tot knappens toe gespannen.

Zo kwam hij bij een bosje struikgewas vlak naast de wagen.

Hij luisterde. In de wagen was niets te horen. Op het feestterrein zette het orkestje een nieuw nummer in, maar het geluid werd overstemd door ongeduldig handgeklap. Het publiek had kennelijk zo van de voorstelling genoten dat ze een tweede optreden wensten.

Hij produceerde een vreugdeloos glimlachje. Dat feest zou toch niet doorgaan of ze zouden met een solo-optreden van Sonia genoegen moeten nemen. Hij stapte achter het bosje uit, zette zijn ene voet op de naaf van het voorwiel en de andere op de treeplank. Een hand op de achterleuning van de bok leggend trok hij zich heel langzaam omhoog, tot hij hoog genoeg was om een blik in het donkere interieur onder de huif te kunnen werpen. Op hetzelfde moment kraakte het hout onder zijn rechterhand even en onmiddellijk mompelde een gedempte stem uit het interieur: «Wie is daar?»

En Flash zag vaag een gestalte oprijzen in het rommelige donkere binnenste van de wagen.

Zonder zelfs maar een fractie van een seconde te aarzelen, zette hij zich met handen en voeten af en dook met een ware snoeksprong over de bok heen de wagen in. Hij hoorde een gegrom, ving een glimp op van staal en toen beukte zijn schouder met explosief geweld tegen de gestalte van de man.

Met een dreun kwamen ze op de vloer terecht, maar de handen van de jongen waren direct in de weer en zijn rechterarm omklemde de hals van zijn tegenstander in een onwrikbare houdgreep.

Met nu eens de een en dan weer de ander boven rolden ze om en om van de voorkant van de wagen helemaal naar achteren en toen over het achterschot eruit.

Ze ploften zwaar op de grond neer en het was puur toeval dat Jim met zijn omzwachtelde hoofd onderop belandde met Flashs volle gewicht boven op zich. Hij huiverde en bleef roerloos liggen. Naast hem neergeknield bedwong Flash zijn eigen gehijg en luisterde. Door het struikqewas hoorde hij snelle voetstappen naderen. Ze moesten het tumult in de wagen dus gehoord hebben of had Winter in zijn alwijsheid deze ontwikkeling al voorzien?

Hoe dan ook, haast was een zaak van levensbelang. Het mes van de zigeuner in zijn linkerhand nemend greep Flash zijn slachtoffer met de rechterhand bij het hoofdhaar en schudde tot Jim kreunend zijn ogen opsloeg.

«Opstaan!» commandeerde hij en zette zijn woorden kracht bij, door de man met het mes in de schouder te prikken. «Opstaan en meekomen. Zo ja... recht voor me uit lopen, de bosjes in. En denk er wel aan, geen woord, Jim. Als je zelfs maar één keer je voet verkeerd zet, ram ik het mes in je rug!»

En Jim begreep dat het menens was en hij stapte zonder een kik te laten voor de jongen uit naar het struikgewas. Ze waren er nog maar net in weggedoken, toen een zestal mannen de wagen bereikten. Flash herkende de stem van Tom Winter die beheerst zijn orders gaf.

«Er is niks te horen. Het is dus al gebeurd en Jim is er geweest. Maak een licht, iemand.»

Een lucifer werd aangeschrapt en het zwakke schijnsel van het vlammetje verdween in de wagen.

«Weg?» hoorden ze Winter zeggen, in antwoord op een opmerking van de man met de lucifer. «Wat voor de duvel heeft dat te betekenen? Dood, bedoel je zeker? Niet weg!»

Flash wachtte niet langer. Hij haastte zich verder met zijn gevangene en eenmaal op veilige afstand haalde hij een eindje koord te voorschijn en bond daarmee Jims handen stevig achter zijn rug.

Hij hoorde Jim knarsetanden en hij begreep wat er in de man moest omgaan. In de verte de stemmen van je vrienden horen en te beseffen dat ze je op geen enkele manier konden helpen.

Ze zetten hun weg voort door de bomen. Even later staken ze een kleine open plek over en kwamen uit op de plaats waar Flash en Oude North de muilezel hadden achtergelaten. Tot nu toe was alles boven verwachting goed gegaan, maar nu diende de eerste tegenslag zich aan. Van de dieren was geen spoor te bekennen!