HOOFDSTUK XV

Ze wendde haar ogen af als iemand die een zware schok te verwerken heeft gekregen en haar blikken vielen op Winter, die aan de rand van de vloer een sigaretje stond te roken, met een goedertierend oog de dansende paartjes gadeslaande.

Bewondering en trots welden in haar op, terwijl ze naar hem keek. Andere mannen onder de aanwezigen, zeker die grote ruwe cowboys, zouden een enorm schandaal verwekt hebben, wanneer hun dame onder hun handen uit was gehaald door een brutale zigeuner, ongeacht of dat al dan niet met instemming van de dame was gebeurd. Maar Tom niet. Tom bleef altijd de volmaakte gentleman. En Toms vertrouwen in haar was ook te groot om het door kleine schaduwen te laten verduisteren.

En toen keerden haar gedachten met een ruk terug naar wat Flash juist gezegd had. En hij had nog meer te zeggen, want ze hoorde hem nu, langzaam en nadrukkelijk, vervolgen:

«Je hebt de leugens van de eerste de beste wildvreemde geloofd. Mij heb je je hele leven gekend, maar een wildvreemde geloof je eerder. Dat leugenachtige zwijn van een Winter heb je geloofd!»

«Geen woord meer!» zei ze. «Het is juist de enige die het nog voor je opgenomen heeft. O, Flash, als je wist wat voor een man hij is, zou je door de grond zinken van schaamte.»

«Laat hem maar door de grond zinken en in de hel terechtkomen waar hij thuishoort,» zei Flash. «Maar ik heb het nu niet over hem; ik heb het over ons. Je hebt me je hele leven gekend en toch geloof je dat het de waarheid is wat me in mijn schoenen wordt geschoven!»

«Wil je soms ontkennen?» explodeerde ze. «Wil je soms ontkennen dat je wapens beide malen gevonden zijn op de plaats...»

«Ik schaam me ervoor dat ik ooit bevriend met je ben geweest,» zei Flash. «Denk je nu echt dat ik zo'n zigeuner in zijn rug aan zou vallen als ik iets met hem af te rekenen had? Wanneer heb ik ooit iemand in de rug aangevallen?»

«Misschien had je gedronken,» zei het meisje. «En je revolver...»

«Ja, die revolver,, dat is helemaal een lachertje,» vervolgde Flash. «Ik was zo bang dat ik niet wist hoe vlug ik weg moest komen en mijn revolver toen maar heb laten liggen. Dat de anderen dat geloofd hebben, is nog tot daar aan toe, maar dat jij het gelooft! Jij die weet wat mijn wapens altijd voor me betekend hebben. Maar ik zou zo bang geweest zijn van een stel jankende zigeuners, dat ik me niet eens de tijd gegund heb om te bukken en die revolver even op te rapen!»

De waarheid heeft altijd een speciale klank. En die klank meende het meisje nu in Flashs stem te beluisteren. Hij was duizend mijlen van haar verwijderd geweest, ook al danste ze in zijn armen. Maar met een enkele sprong overbrugde hij nu die enorme afstand en het oude vuur in haar hart dat ze had dood gewaand, begon weer te smeulen.;

«Flash,» zei ze, «ik zou het misschien kunnen geloven, maar dat andere... mijn vader...»

«Wie heeft je gezegd dat ik je vader neergeschoten heb?» vroeg hij.

«Flash, Flash, nu ga je toch te ver,» protesteerde ze. «Wil je in alle ernst beweren dat je die revolver niet getrokken hebt... dat dat schot per ongeluk is afgegaan...»

«Ik was niet eens in de buurt,» zei hij. «Ik zat tientallen mijlen verder aan het ziekbed van een man. Ik zou het hem zelf kunnen laten getuigen hier vanavond, want hij is bij me. Ik ben er helemaal niet geweest.»

Ze zei streng: «Flash, ik heb het woord van de eerbaarste man ter wereld! Als je ontkent...»

«Is die man dan nog eerbaarder dan je eigen vader?»

Dat snoerde haar de mond en de jongen vervolgde:

«Heb je tenminste de moed en het gezond verstand gehad om je vader te vragen of ik de man ben die hem neergeschoten heeft?»

Opnieuw kon ze geen woorden vinden.

«Je hebt het hem niet eens gevraagd,» constateerde Flash meedogenloos. «Dat vond je zeker niet meer nodig. Je had immers het woord van de eerbaarste man ter wereld! Maar ik daag je uit om als je vanavond thuiskomt naar je vaders kamer te stappen en hem recht op de man af te vragen of ik hem neergeschoten heb. Vraag het hem en ik weet dat hij de waarheid zal vertellen, tenzij ik me evenzeer in hem vergist heb als in jou.»

«Laten we van de vloer gaan,» zei het meisje zwakjes. «Ik kan niet dansen en hiernaar luisteren tegelijk. En ik moet de waarheid weten...»

«Als deze dans voorbij is, zul je geen last meer van me hebben,» zei Flash grimmig. «Nooit meer. Word jij maar gelukkig met die eerbaarste man van de wereld. De man die je onvoorwaardelijk gelooft, ook al weet je niets van zijn verleden. Vraag hem er maar eens naar. Hij zal je wel het een of andere romantische sprookje op de mouw spelden, maar geen nood. De waarheid zal vroeg of laat toch wel aan het licht komen. Misschien lees je het hele verhaal wel in de krant als je eenmaal hoog en droog met hem getrouwd bent. En ik verzeker je dat het opwindende lectuur zal zijn. Daar is déze bandiet nog maar een kleine jongen bij!»

Ze wilde verontwaardigd protesteren, maar hij interrumpeerde haar heftig.

«Nee, het is geen kwaadsprekerij van me. En je moet zelf weten wat je doet. Mij is het om het even. Wel, de muziek is afgelopen, Jack, en dat betekent het afscheid voor ons. We smijten alle oude herinneringen op de mestvaalt en denken er niet meer aan. Jij had dat al gedaan en nu volg ik je voorbeeld. Vaarwel, Jack.»

De muziek hield op en Flash leidde haar zwijgend terug naar Winter en slaagde er zelfs in voor de man te buigen bij wijze van dank.

Ze keek hem na toen hij wegliep. Ze had hem wel achterna kunnen rennen om meer te horen, maar ze begreep dat ze Flash daarmee in gevaar zou brengen. Winter scheen al iets gemerkt te hebben, want zijn stem klonk behoedzaam nonchalant toen hij zei:

«Is dat een oude vriend van je, Jacqueline?»

Ze had de vraag met een lachje willen ontwijken, maar ze wist dat het te onecht geklonken zou hebben. Daarom zei ze schouderophalend:

«Gewoon een cowboy die ik ken, die het leuk vindt in dat maskeradepakje rond te lopen.»

Winter glimlachte begrijpend.

«Ja, ja, die jeugd, die jeugd... altijd weten ze iets aparts te verzinnen. Overigens wel een kwieke kerel zo te zien, Jacqueline. Zie hem daar maar eens lopen als een koning onder de mensen. Hoe heet hij?»

«Dat is Dave Shore,» antwoordde ze.

Ze had maar een naam genoemd die haar voor de mond kwam... niet eens een bestaande naam nota bene! En ze verwenste Flash omdat hij haar tot die leugen had gedwongen. Winter hoefde het maar aan anderen te vragen om erachter te komen dat er niemand van die naam te vinden was in deze contreien.

En wat zou Winter dan van haar denken?

Ze was blij dat Dick Mayberry haar kwam vragen voor de volgende dans. Winter gaf met een vaderlijk glimlachje zijn toestemming.

Dat glimlachje vervaagde echter, toen hij zich terugtrok van de rand van de dansvloer en de schaduw van de bomen opzocht. Daar trof hij Hank aan.

«Hoe marcheert alles?» vroeg Hank.

Zijn chef gaf geen antwoord. Hij wenkte Hank naar zich toe en toen deze naast hem stond, wees hij naar de in het blauw en rood en geel uitgedoste zigeuner met de lange pluim dobberend naast zijn hoofd.

«Houd die knaap in de gaten,» zei hij. «Dat is geen zigeuner. Probeer erachter te komen wie en wat hij wel is. Ik zou bijna denken... maar nee, dat zou al te sterk zijn. Houd hem in het oog als de kroonjuwelen van het Engels vorstenhuis!»

 

Flash keerde terug naar Oude North in de schuilplaats tussen de struiken.

Als een klein kind op zijn ellebogen geleund lag de oude man belangstellend naar het feestgewoel te kijken.

«Goede jacht gehad?» vroeg hij, zonder zelfs maar op of om te kijken.

Flash zonk op een knie bij hem neer.

«Als het nu eens iemand anders geweest was?» opperde hij.

«Dan zou ik er toch niets meer aan hebben kunnen doen,» zei Oude North onverstoorbaar.

«Ik heb een goede jacht gehad,» zei Flash. «Maar wat doen we nu verder? Wat doen we met Winter? Je hebt hem maar voor het grijpen en ik ben erbij om je te helpen. Waarom doen we dat niet?»

«Dat is niet zo eenvoudig als het lijkt,» zei Oude North. «We zouden al vol lood geblazen zijn, voordat we een hand naar hem hadden kunnen uitsteken. Hij is namelijk niet alleen.»

«Hij heeft twee handlangers, Hank en Jim. Maar die heb ik nergens gezien.»

«Toch kun je er staat op maken dat ze er zijn,» zei Oude North. «Hij zou nog liever zijn armen en benen thuis laten dan zijn lijfwacht. En Jim en Hank zijn de enigen niet. Die kleine cowboy daar met die blauwe lap op zijn mouw is een van Winters mannen en die man die daarginds tegen die boom geleund staat toe te kijken, is ook een van Winters mannen, en een levensgevaarlijke ook. En ik heb er nog meer gezien hier en daar. Winter is net een koning. Hij vertoont zich nooit in het openbaar zonder zijn gevolg. Zodra ik me uit mijn schuilplaats waag, zullen ze me zien zo zeker als mijn rug krom is.»

De jongen zuchtte.

«Zo'n kans krijgen we nooit meer,» zei hij.

«Ik zou bijna in de verleiding komen,» zei North, «om hem hier vanuit de schaduw een kogel door het hoofd te jagen. Maar ik kan mezelf er niet toe brengen.»

«Waarom niet?» vroeg de jongen.

«Zou jij het dan wel kunnen?» riposteerde Oude North.

«Nee, dat niet. Maar ik ben ook geen wetsdienaar.»

«Nee, dat ben je niet. Maar ik zal je vertellen waarom ik het niet kan. Nog afgezien van overwegingen van menselijkheid die zelfs voor een aartsschurk als Winter moeten gelden, kan ik hem niet neerschieten als een hond, omdat ik het me tot taak heb gesteld hem levend en wel in handen van zijn rechters te spelen. Wat zal het een belevenis zijn hem te zien spartelen als een vis aan de haak, hem uit zijn hele arsenaal van talenten te zien putten om van de haak los te komen. De beste advokaten, hoger beroep tot aan het hoogste hof. Maar uiteindelijk toch de veroordeling. En Tom dan in de gevangenis — het zou eeuwig zonde zijn een zo geniaal stel hersens door ophanging tot stilstand te brengen — en dan al zijn enorme talenten inzettend voor het schrijven van zijn memoires. Want dat zal hij gegarandeerd niet kunnen laten. Het zwakke punt van elke grote misdadiger is zijn ijdelheid. IJdel zijn ze allemaal. Door hun ijdelheid en hun minachting voor de gewone doorsnee-mensheid hebben ze zich juist op het pad van de misdaad begeven. Tom Winters memoires, dat zou weleens het best verkochte boek van de eeuw kunnen worden! Hindoe-prinsen en Arabische sheiks en negerstamhoofden uit Centraal Afrika zouden erin beschreven worden, spectaculaire treinovervallen, financiële malversaties op Wall-Street-niveau. We zouden verhalen te lezen krijgen van zware bankkluizen opgebroken als sardineblikjes, van verraad aan vrienden, van moorden op vijanden. Het zou een ware encyclopedie van de misdaad zijn.

»En dan te bedenken het leesgenot dat ik eraan zou hebben, terwijl ik van mijn pensioentje genoot in mijn prieel met klimrozen! Kun je je een mooiere ouwe dag voorstellen!»

Luisterend naar die murmelende stem begon Flash het geleidelijk te begrijpen. De jacht op Winter had zo lang geduurd, dat Oude North er niet meer buiten kon. Hij zou vermoedelijk doodgaan van chagrijn en verveling als hij Winter niet meer had.

Oude North vervolgde op dezelfde gedempte toon: «Jaren en jaren geleden was ik nog een jong broekje, een gewone wijkagent in New York City. Op een dag arresteerde ik een jonge zakkenroller in de drukte bij het uitgaan van een theater. Ik nam hem mee naar het bureau, waar hij in tranen uitbarstte en een volledige bekentenis aflegde. Maar hij vertelde er een hartbrekend verhaal bij over een ongeneeslijk zieke moeder in Brooklyn. De brigadier van de wacht geloofde het verhaal van de jonge Tom Winter, maar voor alle zekerheid stuurde hij me met hem mee naar Brooklyn om me ervan te overtuigen dat het verhaal op waarheid berustte. Onderweg wist de jongen me te ontsnappen. Dat is mijn eerste kennismaking met Tom Winter geweest. En sinds die tijd hebben we elkaar in zekere zin tot experts gemaakt, hij in de misdaad, ik in de bestrijding ervan. Hij is begonnen als een zakkenrollertje, ik als een wijkagentje. Hij is een roemrucht misdadiger geworden, ik een redelijk goed detective en mensenjager. Begrijp je het, Flash?»

Flash knikte.

Hij was blij naar Oude North geluisterd te hebben, want nu schenen zijn eigen zorgen opeens veel minder belangrijk. Zelfs de gedachte aan Jacqueline Moore was niet zo schrijnend meer. Want Oude North had het over een periode van twintig jaar! Twintig jaar van zijn leven had hij aan de jacht opgeofferd en toch kon hij zijn prooi nu doodgemoedereerd en in alle gemoedsrust liggen bekijken!

Flash voelde zich eensklaps een heel jong broekje.

Toen stapte Oude North op een ander onderwerp over. «Je hebt dat arme meisje niet erg vriendelijk bejegend,» zei hij.

«Niet vriendelijk?» vroeg Flash. «Hoe kom je daarbij?»

«Ik heb het aan je houding gezien. En je kwam terug als iemand die een ander eens goed de waarheid had gezegd.»

«Ik heb haar de waarheid ook gezegd,» zei Flash.

«Dat is de grootste fout die je tegen een vrouw kunt maken,» zei Oude North. «Weet je, Flash...»

Hij zweeg eensklaps en boog zich naar de jongen toe.

«Er staat iemand achter ons in dat hoge bosje,» fluisterde hij. «Hij staat ons te beloeren. Hij probeert te horen wat er gezegd wordt.»

«Dan zal ik hem eens gaan bekijken,» murmelde Flash.

«Te laat!» antwoordde Oude 'North. «Hij heeft zich al verplaatst. Hij gaat weg.»

«Grote hemel, en ik heb niks gezien of gehoord,» zei Flash verontrust. «Wie kan het geweest zijn, denk je?»

«Een van Winters extra ogen en oren,» zei Oude North bedaard. «Van af dit moment verkeren we in gevaar allebei. De beste weg is een strategische terugtocht...»

«Terugtocht?» protesteerde Flash. «Maar we kunnen toch niet weggaan zonder iets bereikt te hebben. Het is pas elf uur en ze verwachten me niet voor middernacht...»

Hij werd onderbroken door het luid schetteren van een trompet en een zigeuner kondigde luidkeels aan dat Sonia het dansnummer zou herhalen met haar partner... op veelvuldig verzoek.

De muziek zette de eerste tonen in. Sonia verscheen op de vloer, glimlachend en buigend. Maar haar partner was nergens te bekennen.

«Ik moet gaan,» zei Flash. «En ik ga ook.»

«Voorzichtig toch, jongen,» waarschuwde Oude North. «Je kent die dans toch zeker niet...»

«Ik heb die dans vaak genoeg gemaakt met datzelfde meisje,» zei Flash onverschillig. «Ik zal het er zeker zo goed afbrengen als die zigeuner.»

«Flash,» zei de oude man gespannen, «er is een hemelsbreed verschil tussen doortastendheid en roekeloosheid. Je speelt met je leven...»

«Een beetje risico is het zout in de pap,» zei Flash. «Zoek jij maar een veiliger plaatsje. Tussen haakjes, als ik je hier niet meer aantref...?»

«Dan kun je me later bij Moores huis vinden,» zei Oude North.

«Okay, tot later,» zei de jongen en hij haastte zich weg in de richting van de dansvloer.