HOOFDSTUK XIV

Iemand die een oude kreupele wolf weleens uit de bergen had zien komen met een jonge sterke metgezel, zou daaraan teruggedacht hebben als hij Oude North en Flash Baldwin had gezien, toen ze afdaalden uit het hooggebergte en over de vlakten koers zetten naar Pazo.

Veel werd er niet gezegd onder het rijden, maar toch genoeg om North een duidelijk beeld te geven van het leven dat de jongen tot nu toe had geleid.

En toen keken ze op een avond van een lage heuvelkam neer in de vallei en zagen de lichtjes van Pazo glinsteren als een plukje sterren in een bewolkte avondhemel. Ze wendden zich naar links, kwamen tussen de bomen langs de rivier en reden daartussen verder tot ze licht voor zich uit zagen.

«Het lijkt wel een groot kampvuur,» zei Flash.

«Het licht is te constant. Het is geen kampvuur,» zei Oude North.

Dichterbij gekomen, zagen ze dat de oude man gelijk had. Tal van lichtjes brandden tussen de bomen en toen ook nog de klanken van muziek tot hen doordrongen, wisten ze dat er iets bijzonders aan de hand was. Ze stegen af, lieten hun paarden achter en zetten hun weg te voet voort.

Eerst kwamen ze bij een weiland waar een groot aantal paarden en muilezels gekluisterd liepen, bewaakt door kleine jongens.

Ze zorgden ervoor de aandacht van de jongens niet te trekken en slopen verder naar het verlichte terrein en naar het geluid van vele stemmen.

«De zigeuners waarover ik je verteld heb,» zei de jongen tegen Oude North. «Ze schijnen het een of andere feest te hebben.»

Het was inderdaad een door de zigeuners georganiseerd feest, maar het was in de eerste plaats bedoeld als een oogstfeest. Ze waren lang genoeg in deze omgeving om een zeker vertrouwen gewekt te hebben en nog niet lang genoeg om de mensen met hun tegenwoordigheid te vervelen. En nu hadden ze georganiseerd wat een soort kruising was tussen een jaarmarkt en een dansavond. En hun moeite was beloond.

In groten getale waren de mensen uit de omgeving komen opdagen en de tenten waar de toekomst werd voorspeld en de kaart gelegd, trokken veel belangstelling, evenals de kunstenmakers die jongleerden met messen en ballen.

Een gedeelte midden op het feestterrein was geëgaliseerd en bespannen met een groot stuk zeil dat was ingesmeerd met kaarsvet en als dansvloer dienst deed. Voor de dansmuziek zorgde een zigeunerorkestje, bestaande uit accordeon, viool en gitaar met een grote trom voor het ritme.

In een hoek waren planken gelegd over een paar schragen en daar werd bier verkocht, terwijl op een andere tafel koffie en kleine etenswaren werden geserveerd.

Vooral dat bier was een goede vondst. Wanneer men whisky had geschonken, zou het feest waarschijnlijk naar een snel hoogtepunt zijn gegroeid en dan ontaard in een reeks vechtpartijen. Maar het veel onschuldiger bier smeerde de feeststemming over de hele avond uit, zodat de beurzen niet een, maar verscheidene malen open konden. Niet dat de prijzen hoog waren, maar aangezien voor elke attractie een kleinigheidje betaald moest worden, kon het toch nog aardig oplopen voor de doorgaans smalle beurzen van de cowboys.

Het publiek bestond echter uit meer dan cowboys alleen. Heel Pazo was uitgelopen tot en met de notabelen, want het was weer eens iets anders.

Vanuit de strategische toeschouwersplaats die hij met zijn oude metgezel had ingenomen achter een bosje struikgewas, herkende Flash menig vooraanstaand rancher met vrouw en kinderen. En vooral zaq hij, als een ster van de eerste magnitude, tussen al dat gewemel de bekoorlijke Jacqueline Moore. Ze werd begeleid door de nagel aan zijn doodkist, Thomas Winter.

Flash wierp zijn metgezel een zijdelingse blik toe en hij zag dat de oude man de bewegingen van Thomas Winter volgde met een gespannen aandachtig oog en met een uitdrukking grenzend aan bewondering op het gezicht.

«Moet je hem maar weer eens zien!» zei Oude North. «Daar gaat de enige man ter wereld voor wie ik mijn hoed afneem. Zie je die heldere eerlijke jongensachtige oogopslag? Zie je die lichte veerkrachtige schreden? Zie je die gratie en bescheidenheid? Zie je hoe beminnelijk hij die cowboy toestemming geeft om met het meisje te dansen... Wie is dat meisje overigens, Flash?»

«Die? O, dat is Jacqueline Moore,» zei Flash. Hij had getracht zijn stem een onverschillige klank te geven, maar in het licht dat door de takken tot hen doordrong, zag hij de oude man begrijpend glimlachen.

«Nog een reden waarom je het op Winter voorzien hebt,» murmelde Oude North. «Maar ik... ik kan bijna van hem houden. Mij denkt hij voorgoed uitgeschakeld te hebben, maar er zijn nog genoeg anderen die een appeltje met hem te schillen hebben. Van minuut tot minuut is zijn leven als dat van een koorddanser boven een onpeilbare afgrond. Maar toch kan hij glimlachen en de flierefluiter spelen alsof hij geen zorg ter wereld heeft.»

«Hij kan naar de hel lopen,» siste Flash tussen opeengeklemde tanden.

«Kom, kom,» zei Oude North, «je moet hem niet beoordelen naar de maatstaven die je voor gewone mensen aanlegt. Neem je het de havik kwalijk dat hij andere vogels doodt?»

«Hmmm!» zei Flash.

«Kijk,» vervolgde Oude North geestdriftig, «nu voert hij haar zelf ten dans. Zie je hoe beschaafd en hoffelijk hij te werk gaat? Zonder enige bravoure. Maar toch... zie je hoe het meisje zich in zijn armen vlijt? Ze voelt de magnetische kracht die zijn persoonlijkheid uitstraalt. En ze weet zeker nog nooit zo goddelijk gedanst te hebben als nu. Laat de andere meisjes maar met de jonge blagen dansen, Jacqueline weet zeker in de armen van een echte man te zweven. En gelijk heeft ze!»

Hij uitte deze opmerkingen met zachte fluisterstem, bijna alsof hij zijn gedachten hardop uitsprak. Maar voor de jonge Flash Baldwin was bijna elk woord een steek door het hart.

Oude North vervolgde: «Nu is de dans afgelopen. Hij leidt haar weg uit de grootste drukte. Ik weet zeker wat hij tegen haar zegt... dat hij al een dagje ouder is en liever wat wil toekijken. Dat is zijn manier om de aandacht te vestigen op zijn verbluffende jeugdigheid I»

Flash luisterde naar de ontboezeming van de oude man met een mengeling van verbazing en ergernis. Hij wist dat Oude North al twintig jaar achter de aartsbandiet aan zat. Maar toch scheen Oude North een zwak voor de schurk te hebben. Hij scheen zich haast te verheugen over Winters succes bij de knappe Jacqueline Moore. Èn dat hij succes bij haar had, was buiten kijf, moest Flash met verbittering in het hart toegeven. Jacquelines gezichtje straalde en haar hand rustte intiem op de arm van haar begeleider en ze keek zo verrukt en zo levendig geïnteresseerd naar hem op, dat het wel leek alsof ze de woorden van zijn lippen wilde kijken. Toen werd de aandacht van de jonge Flash - gelukkig - afgeleid door activiteit op de dansvloer.

De zigeuners hadden zich tot nu toe op de achtergrond gehouden en zich voornamelijk beperkt tot dienstverlening bij de diverse attracties. Nu wilden ze echter kennelijk een speciale attractie bieden in de vorm van een zigeunerdans, want ze kwamen op hun zwierigst uitgedost de dansvloer op gestroomd. De mannen droegen glanzende felkleurige zijden hemden, zwierige hoeden met grote pluimen en flonkerende ringen aan de oren. Allen droegen ze kleine maskers met ooggaten die het bovenste deel van het gezicht bedekten.

Elk van hen leidde een zigeunermeisje naar de vloer en de muziek zette een wilde romantische czardas in. De paartjes lieten het midden van de vloer vrij en daar begon nu het leidende paartje van de groep zijn optreden. Flash herkende in het meisje Sonia, schitterend uitgedost in een rode blouse en een wijde gele rok, die ver uitwervelde bij elke beweging die ze maakte. Ze had zich tot nu toe nog niet laten zien. Maar nu was haar optreden een sensatie. De andere zigeunermeisjes dansten goed, maar niet zo goed als Sonia. Bovendien had ze een partner die volkomen bij haar paste en die niet voor haar onderdeed met zijn razend snelle wervelingen en hoge sprongen en voeten even actief als de castagnetten die klepperden in de handen van het meisje. De man was gekleed in glanzende blauwe zijde en hij droeg een rood masker en een gele hoed met een lange rode pluim.

De lippen van de jonge Flash plooiden zich tot een minachtend glimlachje. Hij had de vroegere minnaar van het meisje herkend, die toen door haar was verstoten, maar die nu kennelijk weer was begenadigd. De voorstelling eindigde onder klaterend applaus. De zigeunermeisjes keerden naar hun taak terug, maar de meeste mannen mengden zich onder de gasten en nodigden nu blanke bezoeksters ten dans. Onder andere omstandigheden zou geen enkele vrouw met een zigeuner gedanst hebben, maar nu werd het als een extra attractie behorende bij het feest beschouwd.

En dat bracht Flash opeens op een idee. Hij stootte Oude North aan.

«Ik houd het hier niet langer uit,» zei hij. «Ik moet iets doen. Hier, pak jij een van mijn revolvers.»

«Ik zal hem bewaren als een kostbare schat,» zei de ander. «Maar wat ben je van plan?»

«Dat weet ik niet,» zei Flash. «Ik ga alleen maar achter mijn neus aan net als Juan. En ik hoop dat ik de kans krijg op een beetje actie. Ik ben echt in de stemming voor een beetje actie!»

Hij sloop door de bosjes met schreden even geluidloos als van stromend water in een gladde bedding. Tussen de schaduwen was hij een schaduw.

Hij zag Sonia's oude aanbidder, de man die hij destijds verdrongen had uit haar gunst, over de vloer zwieren met Minnie Grey, de dochter van de oude Sim Grey. Of zwieren was misschien het juiste woord niet, want een volmaakt danser als de jonge zigeuner mocht zijn, hadden zelfs zijn bewegingen iets verkrampts nu hij de zwaarlijvige Minnie mee te sjouwen had. De man scheen dan ook blij te zijn het karweitje erop te hebben zitten, toen de muziek ophield en hij trok zich na Minnie bedankt te hebben, discreet terug in de diepere schaduwen aan de rand van de bomen.

Daar rees Flash achter hem op. Hij legde duim en wijsvinger achter rond de dunne gladde hals van de jonge zigeuner en kneep. Hij porde de loop van zijn revolver in 's mans rug.

«Net doen alsof je een prop in je mond hebt,» adviseerde Flash. «Geen kik laten. Zoniet maak ik je tot voer voor de buizerds.»

De zigeuner begreep dat het menens was en liet geen kik. Gedwee liet hij zich naar de diepere schaduwen tussen de struiken dirigeren.

Daar posteerde Flash zich voor hem. «Ken je me nog?» vroeg hij.

De zigeuner maakte happende mondbewegingen als een vis op het droge, maar er kwam geen geluid over zijn lippen. Hij begon heftig te beven.

«Je kent me nog,» constateerde Flash voldaan. Hij reikte achter de rug van zijn gevangene en greep het mes dat tussen de kleurige sjerp zat gestoken.

«En kleed je nu vlug uit,» commandeerde hij. De zigeuner reikte naar de bovenste knoop van zijn kleurige hemd, maar in zijn consternatie scheen hij geen macht in zijn vingers te hebben.

«Vlugger,» zei Flash. «Vlugger of ik bezweer je dat geen dokter ter wereld je nog zal kunnen redden!»

Dat bleek te helpen. De kleurige kleren vielen van hern af alsof ze een schil waren, waar hij zo maar uit kon stappen. In een oogwenk had Flash een tengere bleke schim voor zich staan, huiverend en klappertandend.

«Die kleren heb je me gegeven,» zei Flash, «en als ze erachter komen, zullen ze je uiteraard de nek omdraaien. Hier heb je een goudstuk van twintig dollars en maak dat je wegkomt. Ga maar een beetje zwemmen in de Rio Grande en in je eigen belang raad ik je aan helemaal naar de overkant te zwemmen.»

Hij zette zijn woorden kracht bij met een dreigend gebaar van zijn Colt en de zigeuner verdween met bekwame spoed in de aangewezen richting.

Flash keek hem met een flauw glimlachje na, stapte dan uit zijn eigen kleren en schoot de zwierige uitmonstering van de zigeuner aan. Alles zat als gegoten en ter afronding van het geheel deed hij het rode masker voor en zette de hoed met de grote rode pluim op. Hij had een gevoel alsof hij een lichtje boven zijn hoofd had gemonteerd, met die lange pluim die beefde en trilde bij elke beweging die hij maakte.

En aldus uitgedost begaf hij zich tussen de feestgangers. Hij wist wat hij wilde, maar hij wist niet hoe het aan de steel te steken.

De muziek zette een wals in. Walsen waren zeer populair in die dagen en de vloer sroomde dan ook onmiddellijk vol. Zelfs Winter scheen nu geneigd weer een dansje te wagen en hij leidde Jacqueline naar de vloer.

Flash volgde hem op de voet, hoewel hij nog steeds niet goed wist hoe het aan de steel te steken. Maar toen zag hij eensklaps zijn kans.

Winter trok een zakdoek uit zijn borstzakje, bette er even zijn voorhoofd mee en stopte de zakdoek toen terug. En Flash liet zich tegen de man aan dringen door een passerende cowboy, greep een punt van de zakdoek tussen duim en wijsvinger en liet de zakdoek naar de grond dwarrelen.

Hij stapte voor Winter en bracht hem met een buiging tot staan. En achter Winters rug wijzend, zei hij in gebroken Mexicaans: «Is die soms van u, senor?»

Winter keek om.

«Ik heb mijn zakdoek laten vallen, Jacqueline,» kondigde hij aan. «Excuseer me even.»

Hij keerde zich om. En Flash nam zijn plaats naast het meisje in en greep haar arm.

Ze wierp hem een hautaine blik toe.

«Laat me los,» zei ze in het Spaans. «Ik blijf hier wachten.»

«Je loopt door,» zei Flash bedaard. «Je loopt door met mij.»

Ze wankelde zoals een riet zwaait in de wind. «Flash!» hijgde ze. «Flash! Flash David!» Ze liet zich meetronen naar de dansvloer, omdat hij haar de kans niet gaf zich los te rukken.

Maar eenmaal op de vloer werd ze zich zelf weer ietwat meester. «Geen stap dans ik met je!» protesteerde ze. «Ik waarschuw je. Je krijgt tien seconden voordat ik alarm sla. Dan verraad ik je.»

«Dat zou je niet eens kunnen, zelfs al wilde je het,» zei Flash. «We zijn op de vloer... walsmuziek speelt... je moet dansen of je wilt of niet.»

En in haar verbijstering en consternatie vergat ze haar protesten en liet zich meevoeren op de tonen van de wals.

Na een poosje was ze zichzelf weer genoeg meester om hem aan te kijken en ze zag dat hij glimlachte... een flauw vreugdevol glimlachje. Met de bedrevenheid van een volmaakt danser leidde hij haar, handig elke botsing met de wild rondzwierende cowboys vermijdend.

«Het is te laat, Flash,» zei het meisje, toen ze haar stem tenslotte terug had. «Het is een roekeloos en verschrikkelijk iets wat je gedaan hebt... je hier onder de mensen te wagen om het me uit te leggen, maar het is te laat. Niets wat je zegt kan er nog iets aan veranderen. Nadat je paps...»

De verontwaardiging die in haar opvlamde, deed haar ogen eensklaps vuur schieten.

«Moord, Flash! Een afschuwelijke laaghartige sluipmoord! Dat je zo laag hebt kunnen zinken... Ik heb er gewoon geen woorden voor... geen woorden om mijn verachting uit te spreken. Terwijl ik vroeger van je gehouden heb als... als een broer. Meer dan van een broer zelfs! Ik heb echt van je gehouden! En nu... dit! Probeer het alsjeblieft niet eens het me uit te leggen. Met woorden kun je het alleen nog maar erger maken!»

Toen ze hem aankeek, zag ze dat hij nog altijd glimlachte, maar zijn neusvleugels trilden een beetje. Haar woorden hadden indruk op hem gemaakt, maar niet op de manier zoals ze verwacht had.

«Je praat als een kip zonder kop, Jack,» zei hij. «Ik ben helemaal niet hierheen gekomen om je uitleg te geven. Je bent niet eens uitleg waard!»