Napoleon

Diep in het bos, tussen omgevallen bomen en modderige plassen hoorden we een kwade stem schallen. 'Kom, Napoleon, kom!' Een grote man kwam onze kant oplopen. Hij liep met een bonkige pas, steeds achterom kijkend of zijn hond wel volgde. Dat deed Napoleon niet. Want Napoleon rook, plaste, rook nog eens, liep een paar pasjes en bakende zijn terrein wederom zorgvuldig af. De grote man werd erg ongeduldig en riep heel hard: 'Napo-o-o-leon!!! Kom! NU!!' Hij stampvoette, gilde nog harder, maar de rimpelige hond ging volstrekt zijn eigen gang. De man werd bozer en bozer.

Mijn echtgenoot en ik zagen het schouwspel met medelijden aan. 'U moet wat vriendelijker zijn voor uw hond,' opperde mijn eega in al zijn wijsheid. 'Zo zou ik ook niet komen.' De grote man keek ons woest aan.

'Napoleon!!' riep hij, helemaal rood aangelopen. 'O, ik word gek van dat beest. Hij heeft ook helemaal geen hersens, die zijn in het nest achtergebleven, stomme hond!' Hij beende weg en liet de hond de hond.

'Het gaat niet goed met die meneer,' zei mijn man. 'Wat denk je dat er met hem is? Zou hij zijn geld zijn kwijtgeraakt op de beurs? Of is vannacht zijn gloednieuwe auto bekrast?' Dit was één van onze hobby's tijdens de wandeling met de honden. Verhalen bedenken bij de mensen die we tegenkwamen. Argeloze wandelaars leidden in onze fantasie een groots en meeslepend leven, klunzige mannen beleefden bloedstollende avonturen.

We dachten na over de baas van Napoleon. Ik vermoedde dat hij was ontslagen. 'Ik denk dat hij heeft gefraudeerd om zijn hypotheek te kunnen betalen. Zijn baas, die hem toch al niet mocht, hield hem extra in de gaten en op een dag heeft hij zichzelf overschat, teveel geld achterover gedrukt en is hij gepakt. En ontslagen.'

We waren het geheel eens en vervolgden tevreden onze wandeling.

DSC_0155_4.jpg

De volgende dag liep ik weer in het hetzelfde bos. En wie kwam ik tegen? Napoleon, met baas. Deze keer leek hij iets milder gestemd. 'Gaat het weer een beetje tussen jullie?' vroeg ik hem.

De grote man keek me verbaasd aan. 'Wat aardig dat u dat vraagt. Ja, het gaat wel weer. We zijn in therapie.' Ik keek naar de hond en vroeg me af of dat niet een beetje overdreven was.

De man vervolgde : 'Ik hoop zo dat we eruit komen. Want ik hou zoveel van haar!'

'Vreemd,' zei ik, 'ik dacht dat Napoleon een mannetje was.'