Vuist-van-God

Het land werd droog en de lucht werd dun. Vuist-van-God scheen voor hen uit te vluchten. De knobbelige rode vruchten waren op, en de voorraad vlees werd ook minder. Dit was de doodse helling die uitliep in Vuist-van-God zelf, een woestijn die, had Louis Wu eens geschat, groter was dan de hele Aarde.
De wind floot om de hoeken van de Onwaarschijnlijk. Ze waren nu bijna pal draaiwaarts van de grote berg. De Boog gloeide blauw, en was scherp begrensd, de sterren waren harde, felle punten.
Spreker keek omhoog door het grote raam. 'Louis, kun je van hier de kern van ons melkwegstelsel aanwijzen?'
`Waarom?' zei Louis. 'We weten toch waar we zijn?'
'Doe het toch maar.'
Louis had een paar sterren voorzichtig benoemd, had hier en daar naar de naam geraden van een paar verwrongen sterrenformaties, in al die maanden die hij onder deze hemel had doorgebracht. `Daar, denk ik. Achter de Boog.'
`Precies. Het hart ligt recht in het vlak van de Ringwereld.' 'Dat zei ik toch al.'
'Denk er eens aan dat de materie waarvan de Ringvloer is gemaakt neutrino's tegenhoudt, Louis. Het is heel waarschijnlijk dat ook andere subatomische deeltjes worden tegengehouden.' De Kzin scheen iets duidelijk te willen maken.
. Dat klopt. De Ringwereld is immuun voor de explosie van de Kern! Wanneer ben je daar opgekomen?'
`Nu net. Waar de Kern was, had ik al een poosje geleden uitgerekend.'
`Je krijgt wel wat. Zware straling rond de randmuren.'
`Maar het geluk van Teela Brown zou ervoor zorgen dat ze ver van de randmuren is als het golffront bij de Ring komt.' `Twintigduizend jaar!' Louis was ontzet. 'Finagle's helle lach! Hoe kan iemand nou in dat soort termen denken?'
`Ziekte en dood zijn altijd "ongeluk", Louis. We moeten er van uitgaan dat Teela Brown het eeuwige leven heeft.'
`Maar ... jah. Zij denkt niet in dat soort termen. Dat doet haar geluk, dat als een poppenkastman boven ons allen hangt ...'
Nessus was nu al twee maanden een lijk op kamertemperatuur. Hij begon niet te ontbinden. De lampjes op zijn medikit bleven branden, en af en toe gingen er zelfs een paar aan of uit. Het was de enige indicatie dat hij leefde.
Louis zat naar de poppenbaas te kijken, toen twee gedachten tegen elkaar wreven. `Poppenspeler,' zei hij zacht.
`Louis?'
`Ik vroeg me alleen maar af of de poppenspelers hun naam niet hebben gekregen doordat ze voor god hebben gespeeld met de rassen die ze om zich heen aantroffen. Ze hebben mensen en Kzinti behandeld als marionetten; dat valt niet te ontkennen.'
`Maar Teela's geluk maakte weer een marionet van Nessus.'
`We hebben allemaal op verschillende niveaus voor god gespeeld.' Louis knikte naar Prill, die zo ongeveer een van de drie woorden begreep. `Prill en jij en ik. Hoe vond je dat, Spreker? Was je een goede of een slechte?'
`Dat kan ik niet zeggen. De Ringwerelders zijn mijn ras niet, al heb ik een grondige studie gemaakt van de mens. Ik heb een oorlog voorkomen, dat zul je nog wel weten. Ik wees beide partijen erop dat ze moesten verliezen.' Dat was drie weken geleden. Jah. Mijn idee.'
Natuurlijk.'
`Nu moet je weer voor god spelen. Voor je eigen ras,' zei Louis. `Dat begrijp ik niet.'
'Nessus en de andere poppenspelers hebben mensen en Kzinti gefokt volgens een vooropgesteld plan en met een vooropgezette bedoeling. Moedwillig hebben ze een toestand geschapen waarin natuurlijke selectie een vreedzame Kzin zou kunnen opleveren.' `Inderdaad.'
`Wat zou er gebeuren als het Patriarchaat dit te horen kreeg?' `Oorlog,' zei de Kzin. `Een goed uitgeruste vloot zou de werelden van de poppenspelers achtervolgen, en na een vlucht van twee jaar aanvallen. Misschien zou de mensheid zich wel bij de Kzinti aansluiten. Jullie zijn natuurlijk even zwaar beledigd door de poppenbazen.'
`Natuurlijk. En dan?'
`Dan zouden de bladeters mijn ras tot op het laatste jong uitroeien. Louis, ik ben niet van plan om iemand iets te vertellen over sterrezaadlokkers en genetische plannen van poppenspelers. Kan ik jou ertoe overhalen om ook je mond te houden?'
`Oké.'
`Bedoelde je dit toen je het had over "god spelen voor je eigen ras"?'
`Dat, en nog iets. De Grote Gok. Wil je dat schip nog steeds stelen?'
`Misschien,' zei de Kzin.
`Dat lukt je nooit,' zei Louis. `Maar laten we er nu 'ns van uitgaan dat het je wel lukt. Wat gebeurt er dan?'
`Dan zou het Patriarchaat de Quantum II Hyperaandrijving hebben.'
`En?'
Prill scheen er zich van bewust te zijn dat er iets heel belangrijks gebeurde. Ze keek naar Louis en Spreker alsof ze zo meteen een vechtpartij zou moeten voorkomen.
`Kort daarna zouden we oorlogsschepen hebben die een lichtjaar in een en een kwart minuut konden afleggen. We zouden de bekende ruimte domineren, en elk ras binnen ons bereik tot slaaf maken.'
`En dan?'
`Daar houdt het op. Verder reikt onze ambitie niet, Louis.' `Nee, zo ligt de zaak niet. Jullie zouden blijven veroveren. Met een z6 goeie aandrijving zouden jullie er in alle richtingen op uit trekken, jullie krachten versnipperen, elke wereld die jullie vonden veroveren. Jullie zouden meer veroveren dan je kracht hebt om vast te houden ... en in die enorme bol veroverde ruimte zou je iets vinden dat echt gevaarlijk is. De vloot van de poppenspelers. Nog een Ringwereld, maar dan op het hoogtepunt van zijn macht. Een tweede ras van Slavendrijvers, dat net begint op te komen. Bandersnatchi met handen, Grogs met voeten, Kdatlyno met wapens.'
`Bangmakerij.'
`Je hebt de Ringwereld gezien. Je hebt de werelden van de pop 
penbazen gezien. Er moeten er meer zijn, meer van dit soort dingen, in de ruimte die je met de hyperaandrijving van de poppenspelers zou kunnen bestrijken.'
De Kzin zweeg.
Denk er maar 'ns over na,' zei Louis. `Neem er de tijd voor. En de Grote Gok kun je toch niet stelen. Je zou ons allemaal om zeep helpen als je dat probeerde.'
De volgende dag kruiste de Onwaarschijnlijk een lange rechte meteoorvoor. Ze bogen af naar tegendraaiwaarts, recht naar Vuist-van-God toe.
Vuist-van-God was groot geworden zonder dat hij dicht bij gekomen was. De berg, groter dan een asteroïde, vrijwel kegelvormig, zag eruit als een stenen reus met een pet van sneeuw op die tot nachtmerrie-achtige grootte was opgezwollen. En de nachtmerrie ging door en door, want Vuist-van-God bleef maar groter worden. 'Ik begrijp dit niet,' zei Prill. Ze was verward en niet op haar gemak. Deze constructie ken ik niet. Waarom hebben ze deze berg gebouwd? Aan de rand zijn er bergen die even hoog en even decoratief zijn, en die zijn nuttiger want ze houden de lucht binnen.' `Dat is wat ik ook dacht,' zei Louis Wu. Meer meer wilde hij niet kwijt.
Die dag zagen ze een kleine glazen fles aan het eind van het meteoorspoor dat ze hadden gevolgd.
De Leugenaar lag op dezelfde plaats als ze hem hadden achtergelaten: op zijn rug op een frictieloos oppervlak. Louis stelde het feest stilzwijgend nog maar even uit. Ze waren nog niet thuis. Uiteindelijk moest Prill de Onwaarschijnlijk stationair boven de grond laten hangen, zodat Louis via het observatieplatform, nu het onderste deel van de zwevende toren, bij de Leugenaar kon komen. Hij vond een schakelaar waarmee hij allebei de deuren van de sluis tegelijk kon openen. Maar lucht streek langs hen heen naar buiten terwijl ze Nessus' lichaam overbrachten. Ze konden de druk niet verlagen zonder Nessus, en Nessus was dood of schijndood.
Maar ze stopten hem toch maar in de autodoc. Het was een poppenbaasvormige doodskist, op maat gemaakt voor Nessus, en heel groot. De medici en technici van de poppenspelers moesten het ding groot genoeg hebben gemaakt voor elke mogelijke ziekte of verwonding. Maar kon de doc ook onthoofding aan?
Dat kon hij. De autodoc beschikte over twee hoofden, en nog eens twee met nekken eraan en over genoeg organen en lichaamsdelen om een aantal complete poppenspelers te maken. Waarschijnlijk via Nessus zelf gekweekt: de gezichten op de hoofden zagen er bekend uit.
Prill kwam aan boord en landde op haar hoofd. Louis had zelden iemand zo verbaasd gezien. Hij had er nooit aan gedacht om haar iets te vertellen over kunstmatige zwaartekracht. Op haar gezicht was niets te lezen toen ze opstond, maar haar houding ... Ze was zo volkomen verbluft dat ze niets zei.
In de spookachtige stilte gilde Louis Wu opeens als een duivel. `Koffieieie!' brulde hij. `Heet water!' Hij draafde het vertrek in dat hij had gedeeld met Teela Brown. Een ogenblik later stak hij zijn hoofd naar buiten en gilde: `Prill!'
Prill ging.
Ze haatte koffie. Ze vond Louis Wu een idioot dat hij het bittere spul dronk, en dat zei ze hem ook.
De douche was een lang ontbeerde, node gemiste luxe, toen Louis eenmaal had uitgelegd hoe hij werkte.
De slaapplaten maakten haar halfdol.
Spreker vierde de thuiskomst op zijn eigen manier. Louis wist niet alles van de hut van de Kzin. Hij wist wel dat de Kzin at tot hij niet meer kon.
`Vlees!' zei Spreker verheugd. `Ik was niet erg in mijn schik met het eten van lang-dood vlees.'
`Dat spul dat je nou eet is gereconstitueerd.'
`Ja, maar het smaakt alsof het een pas gedood dier is.'
Die nacht ging Prill op de bank in de salon liggen. Ze was enthousiast over de slaapplaten, maar niet om te slapen. Maar Louis Wu sliep in vrije val, voor het eerst in drie maanden.
Hij sliep tien uur lang, en toen hij wakker werd, voelde hij zich een tijger. Een halve schijf zon vlamde onder zijn voeten.
Toen hij weer in de Onwaarschijnlijk was, maakte hij met zijn flitslichtlaser het druppelvormige uiteinde van het schaduwvlak-draad los. Er bleven wat resten gesmolten plastic aan zitten.
Hij probeerde het ding niet gewoon naar de Leugenaar te brengen. Het zwarte draad was veel te gevaarlijk, en de Ringvloer was veel te glad. Louis kroop op handen en voeten naar de Leugenaar, en hij sleepte de druppel achter zich aan.
Spreker stond zwijgend in de luchtsluis te kijken.
Louis klom de sluis in via Prills ladder, schoof langs de Kzin heen en ging naar het achterstuk van het schip. Spreker bleef kijken.
Het verst naar achteren gelegen punt in het schip was een buis ter dikte van een menselijke dij. Door die buis was de Leugenaar verbonden geweest met zijn vleugel, toen die vleugel er nog aan zat. Nu de kabels niet meer nodig waren, was de opening afgesloten met een metalen schuif. Louis liet de schuif wegglijden en gooide het uiteinde van het draad erdoor, naar buiten.
Toen liep hij terug naar voren. Af en toe controleerde hij even waar het draad zich bevond door er een plak mee af te snijden van een Jinxworst die hij uit de keuken van de Leugenaar had gehaald. Vervolgens bracht hij op die plek felgele verf aan. Toen hij klaar was, was de loop van het bijna onzichtbare draad na te gaan aan de hand van een lange rij gele vlekken.
Als het draad strak kwam te staan zou het natuurlijk door een paar wanden binnenin het schip snijden. De gele verf stelde Louis in staat om na te gaan hoe en waar precies het draad zich zou spannen, en om ervoor te zorgen dat er niets van het woongedeelte zou worden beschadigd. Maar de verf diende nog ergens anders voor. Hij moest ervoor zorgen dat ze uit de buurt bleven van de draad, omdat ze anders wel eens een paar vingers, of meer, zouden kunnen kwijtraken.
Louis ging de luchtsluis uit, wachtte tot Spreker ook buiten was, en deed toen de buitendeur van de sluis dicht.
`Zijn we hier om teruggegaan?' vroeg Spreker.
`Ik zal het je zo vertellen,' zei Louis. Hij liep om de romp heen naar het achterstuk, raapte het druppelvormige handvat op en trok er voorzichtig aan. De draad spande zich, maar gaf niet mee.
Hij zette zich schrap. Hij trok met al zijn kracht. De draad bleef strakgespannen. De deur van de luchtsluis hield hem klemvast. `Er is geen manier om het aan een wat rigoureuzere proef te onderwerpen. Ik wist niet zeker of de deur van de sluis wel goed genoeg zou sluiten. Ik wist ook niet zeker of het draad niet dwars door een romp van Algemene Produkten heen zou gaan. Maar ja, daarom zijn we hierheen teruggegaan.'
`Wat doen we nu?'
`We openen de deur van de sluis, en laten de draad gewoon door de Leugenaar glijden terwijl we het uiteinde weer op zijn oude plek in de Onwaarschijnlijk bevestigen.' En dat deden ze.
De draad die de schaduwvlakken met elkaar had verbonden, liep onzichtbaar weg naar stuurboord. Ze hadden het duizenden kilometers achter zich aan gesleept, omdat ze het op geen enkele wijze aan boord van de Onwaarschijnlijk konden halen. Misschien liep het draad wel helemaal terug naar de wirwar van draad in de Stad onder Hemel, een wirwar die eruitzag als rook, en die misschien wel uit miljoenen kilometers draad had bestaan.
Nu liep de draad de dubbele luchtsluis van de Leugenaar in, liep door de romp van het ruimteschip heen, de kabelbuis uit, en terug naar een klont elektroplastic aan de onderkant van het vliegende gebouw.
`Tot dusver loopt alles op rolletjes,' zei Louis. `Nu heb ik Prill nodig. Nee, driggit! Vergeten. Prill heeft geen drukpak.'
`Een drukpak?'
`We gaan met de Onwaarschijnlijk de helling van Vuist-van-God op. Het gebouw is niet luchtdicht. We zullen onze drukpakken aan moeten trekken, en Prill heeft er geen. We zullen haar hier moeten laten.'
`De helling van Vuist-van-God op,' herhaalde Spreker. `Louis. één cyclette levert niet genoeg vermogen om de Leugenaar die helling op te slepen. Ben je nu van plan om ook nog eens de massa van een zwevend gebouw mee te trekken?'
`Nee, nee, nee. Ik wil de Leugenaar helemaal niet trekken. Ik wil alleen het draad achter ons aan slepen. Het zou gewoon door de Leugenaar heen moeten glijden tot ik tegen Prill zeg dat ze de deur van de luchtsluis dicht moet doen.'
Spreker dacht na. `Dat zou mogelijk moeten zijn, Louis. Als de cyclette van de poppenspeler niet genoeg vermogen blijkt te hebben, kunnen we stukken van het gebouw afhalen om het lichter te maken. Maar waarom? Wat verwacht je daar boven te vinden?' `Ik zou het je in één woord kunnen vertellen, en dan zou je me vierkant uitlachen. Spreker, als ik het bij het verkeerde eind heb, zul je nooit weten waarom.'
En hij dacht: Ik moet Prill vertellen wat ze doen moet. En de buis dichtstoppen met plastic. De draad zal er wel doorheen glijden, maar het zou de Leugenaar vrijwel luchtdicht moeten maken. De Onwaarschijnlijk was geen ruimteschip. Het gebouw werd in de lucht gehouden door middel van elektromagnetische energie, die zich afzette tegen de Ringvloer zelf. En de Ringvloer gleed omhoog tegen de helling van Vuist-van-God op, want Vuist-van-God was hol. En dus vertoonde de Onwaarschijnlijk de neiging om scheef te gaan hangen, om terug te glijden tegen de stuwkracht van de cyclette in.
Spreker had de oplossing voor dat probleem al gevonden.
Ze hadden hun drukpakken al aan voor de reis goed en wel was begonnen. Louis zoog pap naar binnen door een buisje en dacht vol verlangen aan met een flitslichtlaser geroosterd vlees. Spreker zoog gereconstitueerd bloed, en dacht zijn eigen gedachten.
Ze hadden de keuken niet meer nodig, dat was wel zeker. Ze haalden een bepaald gedeelte van het gebouw eraf waardoor het gebouw wat minder scheef ging hangen. Ze haalden de airconditioning eruit, en de politieapparatuur. En de generatoren die hun cyclettes hadden vernield, maar pas wanneer heel duidelijk was dat ze niets te maken hadden met de hefmotoren. Muren verdwenen. Een paar waren er wel nodig om voor wat schaduw te zorgen, want de warmte werd een probleem in het directe zonlicht. Elke dag kwamen ze dichter bij de krater die de top vormde 'van Vuist-van-God, een krater die de meeste asteroïden zou hebben kunnen opslokken. De rand van de krater zag er heel anders uit dan de andere inslagkraters die Louis Wu had gezien. Pieken als speerpunten van obsidiaan vormden een onregelmatige, messcherpe ring. Speerpunten zo groot als bergen. Er was een opening tussen twee van die bergen ... daar konden ze naar binnen .. .
`Ik neem aan,' zei Spreker, `dat je de krater zelf in wilt.' `Inderdaad.'
`Dan is het goed dat je de pas hebt gezien. De helling erboven is te steil voor onze motor. We zijn binnen heel korte tijd bij de pas.
Spreker stuurde de Onwaarschijnlijk door wijzigingen aan te brengen in de stuwrichting van de cyclette. Dat was onvermijdelijk omdat ze het stabiliseermechanisme hadden gedumpt in een laatste poging om het gebouw minder zwaar te maken. Louis was gewend geraakt aan het bizarre uiterlijk van de Kzin: de vijf transparante concentrische ballonnen van zijn drukpak, de vissekomhelm met de vele tongtoetsen, waarachter het gezicht van de Kzin half schuilging, het enorme uitrustingspak op zijn rug.
`Hallo, Prill,' zei Louis in de intercom. `Ik roep Halrloprillalar op. Ben je daar, Prill?'
`Ja, hier ben ik.'
`Blijf waar je bent. We zijn er over twintig minuten door.' `Goed zo. Het heeft lang genoeg geduurd.'
De Boog scheen boven hen te schitteren van het licht. Nu ze vijftienhonderd kilometer, en meer, boven de Ringwereld hingen, konden ze zien hoe de Boog versmolt met de randmuren en het vlakke landschap. Net als de eerste man in de ruimte, duizend jaar geleden, die had neergezien op een Aarde die, bij Jahweh en zijn machtige hamer, écht rond bleek te zijn.
`We konden het niet weten,' zei Louis Wu. Hij zei het niet hard, maar Spreker keek op van zijn werk.
Louis merkte de merkwaardige uitdrukking op het gezicht van de Kzin niet op. `We hadden terug kunnen gaan nadat we het schaduwvlakdraad hadden gevonden. Drigg, we hadden de Leugenaar gewoon tegen Vuist-van-God op kunnen trekken. Achter onze cyclettes aan. Maar dan had Teela Zoeker niet ontmoet.' `Weer het geluk van Teela Brown?'
`Tuurlijk.' Abrupt schrok Louis op. `Heb ik weer in mezelf zitten praten?'
`Ik heb zitten luisteren.'
`We hadden het moeten weten,' zei Louis. De spleet tussen de twee pieken was nu heel dichtbij. Hij voelde dat hij maar wat moest zeggen. `De Architecten zouden nooit een berg van deze hoogte hier hebben neergezet. Ze hebben meer dan een miljard kilometer aan anderhalf duizend kilometer hoge bergen, als je de twee randmuren bekijkt.'
`Maar Vuist-van-God is écht, Louis.'
`Nee, nee, nee. Vuist-van-God is hol. Kijk eens omlaag, wat zie je dan?'
`Ringvloer-materie.'
`We dachten dat we vuil ijs zagen, de eerste keer. Vuil ijs, in honderd procent vacuüm! Maar dat vergat ik. Weet je nog, die nacht dat je een reusachtige kaart van de Ringwereld bekeek? Je kon Vuist-van-God niet vinden. Waarom niet?'
De Kzin gaf geen antwoord.
`Omdat hij er niet was, daarom niet. Omdat hij er niet was toen de kaart werd gemaakt. Prill, ben je daar?'
`Ja natuurlijk. Waarom zou ik weggaan?'
`Goed zo. Sluit de deuren van de luchtsluis. Ik herhaal: sluit de deuren van de luchtsluis. Nu. Snij je niet aan de draad.'
`Mijn volk heeft deze draad uitgevonden, Louis.' Prills stem was maar half verstaanbaar door de storingen. Het was een minuut lang stil, toen: `Beide deuren zijn dicht.'
De Onwaarschijnlijk gleed nu tussen de bergpieken door. Hoe gespannen Louis ook was, hij zou nog gespannener hebben kunnen zijn; maar onbewust verwachtte hij een soort kloof of pas tussen die pieken.
`Louis, wat verwacht je eigenlijk te vinden in de krater van Vuist-van-God?'
`Sterren,' zei Louis Wu.
De Kzin was ook gespannen. `Bespot me niet! In alle eer ...' ..: En ze waren erdoorheen. Er was geen pas. Er was alleen een gebroken eierschaal van Ringwereld-vloermateriaal, door verschrikkelijke krachten uitgerekt tot het nog maar een paar meter dik was, en daarvoorbij de krater van Vuist-van-God.
En toen vielen ze. En de krater was vol sterren.
Louis Wu had een zeer levendige verbeelding. Hij had zich een volkomen duidelijk beeld gevormd van hoe het was gebeurd. Hij zag het stelsel van de Ringwereld, steriel, keurig leeggeveegd, afgezien van een K9 zon, een ketting van schaduwvlakken en de Ringwereld.
Hij zag een vreemd lichaam er dichtbij komen. Té dichtbij komen, Hij zag het met een wijde boog uit de interstellaire ruimte komen, en in zijn baan worden gestuit — door de onderzijde van de Ringwereld.
Dat lichaam moest ongeveer ter grootte zijn geweest van de Maan van de Aarde.
Het moet binnen een paar seconden al geïoniseerd plasma zijn geweest. Een meteoriet kan afkoelen door ablatie, door het verkoken van de eigen buitenkant. Maar hier kon het gevaporiseerde gas zich niet uitzetten, en het had zich een weg gebaand, had de Ringwereldvloer volkomen verwrongen. Het landschap was omhoog gestulpt, en de zorgvuldig berekende ecologie en regen schema's waren in het honderd gelopen, en dat over een gebied dat groter was dan de hele Aarde. Al die woestijn ... en Vuist-van-God zelf, meer dan vijftienhonderd kilometer omhoog gewrongen voor het ongelooflijk taaie materiaal van de Ringvloer knapte en de vuurbal liet ontsnappen.
Vuist-van-God? Drigg, ja! Louis Wu had er naar gestaard vanuit een cel in een gevangenis en had het zich duidelijk voor de geest kunnen halen. Het moest van rand tot rand zichtbaar zijn geweest: een bal hellevuur ter grootte van de Maan, die dwars door de Ringvloer sloeg als de vuist van een sterke man door een kartonnen doos.
De Ringwerelders mochten nog blij zijn dat de Ringvloer zo erg was verwrongen. Het gat was meer dan groot genoeg om alle lucht in hun wereld naar buiten te laten ontsnappen, maar het zat anderhalfduizend kilometer te hoog .. .
De krater was vol sterren.
En er was geen zwaartekracht; de motoren hoefden geen weerstand meer te overwinnen. Zo ver vooruit had Louis Wu eigenlijk niet gedacht.
`Pak iets vast,' brulde hij, `en hou je vast! Als je door dat raam daar valt, komt niemand je redden.'
`Natuurlijk niet,' zei Spreker. Hij had armen en benen om een stalen balk geslagen. Louis had er ook een beet.
`Had ik gelijk? Sterren!'
`Ja, Louis, maar hoe wist je dat?'
Er was weer zwaartekracht, een gestage, zware trek op de Onwaarschijnlijk. Het geraamte van wat vroeger een groot gebouw was geweest, draaide op zijn kant, en het grote raam wees naar boven.
`Het houdt,' zei Louis wild. Hij draaide zich wat om langs zijn balk om weer met de goede kant naar boven te liggen. `Maar goed ook! Ik hoop dat Prilll zich goed heeft vastgesnoerd; het zal wel een hotsebotserig tochtje voor d'r worden. Langs de helling van Vuist-van-God naar boven aan het eind van vijftienduizend kilometer schaduwvlakdraad. Naar boven en over de rand en dan ...' Ze keken naar de onderkant van de Ringwereld. Een eindeloze vlakte reliëfoppervlak. In het midden een enorm kegelvormig meteoorgat, waarvan de onderkant glansde. Toen de Onwaarschijnlijk als een schietlood onder de Ringwereld heen en weer zwaaide, flitste de zon opeens in de bodem van de krater.
.. eruit en omlaag. Dan zitten we aan de Leugenaar vast, en de Leugenaar is met een snelheid van twaalfhonderddertig kilometer per seconde op weg naar de bekende ruimte. Tijd genoeg, het draad zou ons weer naar elkaar toe moeten trekken, maar als dat niet werkt, hebben we altijd de stuwstraalmotor van Nessus' cyclette nog.
Hoe ik dat wist? Dat heb ik je toch staan vertalen? Heb ik het niet over het landschap gehad?'
`Nee.'
`Dat gaf de doorslag. Al die stukken kale Ringvloer die door de grond heenstaken, en dat terwijl de beschaving nog maar vijftienhonderd jaar daarvoor ten onder was gegaan! Dat kwam omdat die twee asteroïdegaten alle windpatronen in de war hadden gegooid. Heb je wel beseft dat we het grootste aantal kilometers hebben afgelegd tussen die twee gaten?'
`Heel indirect geredeneerd, Louis.'
`Maar het klopte wel.'
`Ja. En dus blijf ik leven en zie ik de zon nog eens ondergaan,' zei de Kzin zacht.
Louis voelde iets door zijn hart gaan. `Jij ook?'
`Ja. Af en toe kijk ik naar een zonsondergang. Laten we het eens over de Grote Gok hebben.'
. Wat zei je?'
`Als ik de Grote Gok van je kon stelen dan zou mijn ras de bekende ruimte domineren tot een sterker ras onze steeds groter wordende invloedssfeer zou binnendringen. We zouden alles vergeten wat we met zoveel moeite hebben geleerd over samenwerking tussen twee verschillende rassen.'
`Dat is waar,' zei Louis tegen het duister. De trek van het gestolen schaduwvlakdraad was nu heel gestaag. De Leugenaar moest een aardig eind op weg zijn naar de top van Vuist-van-God.
`We zouden de verovering van de bekende ruimte misschien niet eens klaarspelen, nu het geluk van zoveel Teela Browns de Aarde beschermt. Toch zou mijn eergevoel me ertoe dwingen het te proberen,' zei Spreker-tot-Dieren. `Hoe kan ik mijn ras wegleiden van het eerzame pad van de oorlog? De Kzinti-goden zouden me verfoeien.'
`Ik heb je gewaarschuwd over dat voor god spelen. Het doet pijn.'
`Gelukkig hoeven we met deze moeilijkheid geen rekening te houden. Je hebt gezegd dat ik de Grote Gok zou vernietigen als ik ermee vandoor zou proberen te gaan. Het risico is te groot. We hebben de hyperaandrijving van de poppenspelers nodig om te ontsnappen aan het golffront van de ontploffing van de Kern.' `Dat is zeker waar,' zei Louis. De Kzin zou in de eerste de beste graviteitsput terechtkomen als hij de Grote Gok in hyperaandrijving probeerde te zetten. Louis wist dat, maar vroeg toch: `En als ik nu eens loog?'
`Ik zou nooit slimmer kunnen zijn dan iemand met jouw intelligentie.'
Weer flitste het licht van de zon in de krater van Vuist-van-God. `Moet je nagaan wat een kleine afstand we hebben afgelegd,' zei Louis. `Tweeëntwintighonderd kilometer in vijf dagen, en dezelfde afstand weer terug in twee maanden. Een zevende deel van de kortste route, dwars over de Ringwereld heen. En Teela en Zoeker doen het op de lange manier.'
`Dwazen zijn het.'
`Wij heben de randmuur nooit gezien. Zij zullen 'm wel zien. Ik zou wel es willen weten wat we nog meer hebben gemist. Als de stuwschepen van de Ringwereld de Aarde hebben aangedaan, dan hebben ze misschien wel een paar blauwe vinvissen of andere walvissen meegenomen voor wij ze hadden uitgemoord. We hebben niets van die oceaan gezien.
De mensen die ze nog tegen zullen komen. Een beschaving kan
ontelbaar veel kanten opgaan. En de ruimte ... De Ringwereld
is zo groot ...'
`We kunnen niet terug, Louis.'
`Nee, natuurlijk niet.'
`Niet tot we ons geheim op onze werelden hebben afgeleverd. En we weer een intact schip hebben.'