Rozet
Er zijn bepaalde eigenaardigheden binnen de mathematica van de
hyperruimte. Elke massa die in de Einsteiniaanse ruimte van
voldoende grootte is, wordt door zijn eigenaardigheid omringd.
Erbuiten kunnen schepen vliegen met een snelheid die groter is dan
die van het licht. Er binnen verdwijnen ze als ze dat proberen. De
Grote Gok was nu ongeveer acht lichturen van Sol verwijderd, en
buiten de zone waarbinnen hyperreizen niet mogelijk was.
Louis Wu was in vrije val.
Zijn ballen voelden gespannen aan, zijn middenrif
protesteerde, zijn maag trok samen. Dat zou wel voorbijgaan. En een
paradoxale drang om te vliegen ..
Louis had talloze malen in vrije val gevlogen, in de enorme,
transparante bel van het Uitgaande Hotel dat om de maan van de
Aarde draaide. Hier zou hij iets van vitaal belang kapotslaan als
hij zijn armen eens flink uitsloeg.
Louis had al een voorgevoel van zijn onmiddellijke toekomst.
Hét sleutelwoord voor hem voor de expeditie zou zijn: ongemak. De
hemel diep in de ruimte zag er niet veel anders uit dan de
nachtelijke hemel op de maan. In het zonnestelsel voegen de
planeten weinig toe aan wat je met het blote oog kunt zien. Eén
opmerkelijk heldere ster vlamde in het zuiden van de melkweg en die
ster was Sol.
Louis bediende een stel vliegwielmanettes; de Grote Gok
draaide rond en de sterren gleden onder zijn voeten langs.
Zevenentwintig, driehonderdtwaalf, duizend rond — Nessus had hem
deze coördinaten opgegeven vlak voordat Louis de vliegbank had
dichtgeklapt. Dat was het punt waar de migratie van de poppenbazen
zich bevond. En nu besefte Louis dat dat niet in de richting was
van een van de beide Wolken van Magelhaen. De poppenspeler had hem
iets voorgelogen.
Maar, dacht Louis, het was wel ongeveer tweehonderd
lichtjaren
hier vandaan. En het was een punt op de as van het
melkwegstelsel. Misschien hadden de poppenspelers wel besloten om
via de kortst mogelijke route het melkwegstelsel te verlaten, om
vervolgens boven de draaikolk van de armen verder te reizen
richting Kleine Wolk. Op die manier zouden ze interstellair puin
vermijden: zonnen, stofwolken, opeenhopingen van waterstof ..
.
Het maakte niet wezenlijk veel uit. Louis' handen zweefden
even boven het instrumentenpaneel, als was hij een pianist die op
het punt stond met een concert te beginnen.
En kwamen neer.
De Grote Gok verdween.
Louis vermeed het om naar de transparante vloer te kijken. Hij
was al opgehouden met zich af te vragen waarom al die transparante
vlakken niet van een soort afscherming waren voorzien. Het zien van
de Blinde Vlek had normale mannen gek gemaakt, maar er waren er ook
die er tegen konden. De man die de Grote Gok lang geleden had
bestuurd moest zo iemand zijn geweest.
In plaats van naar beneden te kijken keek hij naar de
massaindicator: een doorzichtige bol boven het instrumentenpaneel,
met een aantal blauwe lijntjes die in het midden bij elkaar kwamen.
Deze was extra groot, ondanks de beperkte ruimte in de cabine.
Louis liet zich achteroverzakken en keek naar de lijntjes.
Hij kon ze zien veranderen. Als hij naar een lijntje keek, kon
hij het langzaam langs de bolling van de indicator zien schuiven.
Het was ongebruikelijk, om de stuipen van te krijgen. Als een schip
zich met de normale hyperaandrijvingssnelheid voortbewoog, bleven
de lijntjes uren achtereen constant.
Louis vloog met zijn linkerhand naar de paniekknop.
De keukenschuif aan de rechterkant serveerde vreemdsmakende
koffie en later een maaltijd die in zijn handen uit elkaar viel in
aparte stroken vlees en kaas en brood en een soort blad. Het was
wel duidelijk dat de autokeuken al honderden jaren geleden opnieuw
geprogrammeerd had moeten worden. Radicale lijnen in de
massa-indicatie werden groot, schoten omhoog als de secondewijzer
op een horloge en verdwenen weer. Een vage blauwe streep onder aan
de bol werd lang, en toen nog langer ... Louis haalde de
paniekschakelaar over.
Een rode reus die hij nog nooit had gezien vlamde onder hem.
`Te snel!' grauwde Louis. `Te drigg snel!' In elk gewoon schip hoc
fde je maar eens in de zes uur je massa-indicator te controleren.
Op de Grote Gok durfde je nauwelijks een seconde je ogen dicht te
doen!
Louis liet zijn ogen naar de helderrode schijf glijden en
bezag de sterren erachter.
`Drigg. Ik ben de bekende ruimte al uit!'
Hij liet het schip draaien om de sterren te kunnen zien. Een
onbekende hemel stroomde onder hem langs. `Allemaal van mij, van
mij!' schaterde Louis en wreef zich in zijn handen. Als hij zo
geïsoleerd was als nu, voorzag Louis in zijn eigen vermaak. De rode
ster gleed weer in beeld en Louis liet hem nog een draai van
negentig graden maken. Hij had zijn schip te dicht bij de ster
laten komen, nu zou hij eromheen moeten.
Hij was toen anderhalf uur op weg.
Hij was drie uur op weg toen hij weer uit de hyperruimte kwam.
Dat de sterren onbekend waren, bezorgde hem geen problemen. De
sterren waren op het grootste deel van de Aarde niet te zien dank
zij de verlichting van de steden, en Louis was een geboren en
getogen vlaklander die op zijn zesentwintigste pas zijn eerste ster
had gezien. Hij keek naar zijn instrumenten om er zeker van te zijn
dat hij zich in een deel van de ruimte bevond waar geen obstakels
waren, klapte toen panelen dicht over de instrumenten, en toen,
eindelijk, rekte hij zich uit.
`Poeh. M'n ogen lijken wel gekookte uien.'
Hij maakte het veiligheidsweb om zijn lichaam los, zodat hij
kwam te zweven, en boog zijn linkerhand heen en weer. Drie uur lang
had hij gevlogen, met die hand om de schakelaar voor
hyperaandrijving. Van zijn elleboog tot de toppen van zijn vingers
waren alle spieren verkrampt.
Onder aan het plafond bevonden zich beugels voor isometrische
oefening. Louis ging aan het werk. Het ellendige gevoel verdween,
maar hij was nog steeds moe.
Mmmm. Teela wakker maken? Het zou fijn zijn om nu met haar te
praten. Hee, dat was een fraai idee. De eerstvolgende keer dat ik
zo iets bij de hand heb, neem ik gewoon een vrouw mee, in stasis.
Zo krijg je het beste van twee werelden. Maar hij voelde zich als
iets dat uit een overstroomde begraafplaats komt drijven en hij zag
er ook naar uit. Maar ach.
Hij had haar niet aan boord van de Grote Gok moeten laten
gaan.
Niet waar het hemzelf betrof! Hij was overgelukkig dat ze bij
hem was gebleven, die twee dagen. Het was net het verhaal van Louis
Wu en Paula Cherenkov geweest, alleen herschreven, nu met een happy
end. Misschien wel beter.
Maar er was iets oppervlakkigs aan Teela. Het was niet alleen
haar leeftijd. Louis z'n vrienden kwamen uit allerlei
leeftijdsgroepen en een stel van de jongsten waren werkelijk heel
diepzinnig. Het was wel zeker dat zij het meeste leden. Alsof pijn
lijden deel uitmaakte van het leerproces. Wat waarschijnlijk het
geval was. Nee, Teela had een gebrek aan empathie, had, minder dan
anderen, het vermogen om de pijn van een ander te voelen ... Maar
ze kon wel het genot van een ander voelen en op genot reageren en
genot scheppen. Ze was een verrukkelijke minnares: zo mooi dat het
bijna pijn deed, bijna nieuw in het spel, sensueel als een kat, en
zo zonder remmingen dat het hens telkens weer verraste
Maar niets hiervan was genoeg om haar het brevet `kundig
ontdekkingsreizigster' te geven.
Teela's leven was gelukkig geweest, en saai. Twee keer was ze
verliefd geworden en twee keer was zij de eerste geweest die genoeg
had gekregen van de verhouding. Ze was nog nooit in een situatie
geweest waarin ze onder zware druk had gestaan, ze was nog nooit
hard geraakt. Als dat gebeurde, als Teela voor haar eerste echte
noodsituatie zou komen te staan, dan zou ze waarschijnlijk in
paniek raken.
`Maar ik heb haar uitgekozen als partner,' zei Louis tegen
zichzelf. Die vervloekte Nessus!' Als Teela ooit in een
stresssituatie had verkeerd dan had Nessus haar waarschijnlijk
afgewezen omdat ze een keer geen geluk zou hebben gehad!
Het was fout geweest om haar mee te nemen. Ze betekende extra
risico's. Hij zou een te groot deel van zijn tijd besteden aan haar
bescherming, terwijl hij die tijd eigenlijk nodig zou hebben om
zichzelf te beschermen.
Wat voor soort stresssituaties zouden ze kunnen tegenkomen? De
poppenbazen waren goede zakenlui. Ze betaalden nooit te veel. En de
Grote Gok was een ongehoord grote beloning. Louis kreeg het
huiveringwekkende vermoeden dat ze hem zouden verdienen ook.
'Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad en problemen,'
zei Louis tegen zichzelf. En hij liep terug naar zijn
vliegbank en bleef een uur onder de slaaphelm liggen. Toen hij
wakker werd, draaide hij het schip weer goed en liet zich
terugvallen, de Blinde Vlek in.
Vijfeneenhalf uur van Sol vandaan kwam hij de hyperruimte weer
uit.
De coördinaten van de poppenbaas wezen een klein rechthoekig
stukje van de hemel aan, gezien vanaf Sol, plus een radicale
afstandsindicatie over hoe ver van Sol dat vierkantje zich bevond.
Daar was hij nu, maar de coördinaten omsloten een stuk ruimte in de
vorm van een kubus, en elke ribbe was een half lichtjaar lang.
Ergens binnen die kubus, daar mocht hij tenminste wel van uitgaan,
bevond zich een vloot schepen. Eveneens binnen die kubus, tenzij de
instrumenten hem een loer hadden gedraaid, bevonden zich Louis Wu
en de Grote Gok.
Ergens ver achter hem was een belletje sterren met een
diameter van zeventig lichtjaren. De verkende ruimte was klein en
ver weg.
Het had geen zin om naar de vloot op zoek te gaan. Louis wist
niet eens waar hij naar uit moest kijken. Hij ging naar boven om
Nessus wakker te maken.
Nessus had zich met zijn tanden verankerd aan een oefenbeugel
en tuurde over Louis' schouder. `Ik heb een aantal sterren nodig
voor een plaatsbepaling. Die groenwitte reus centreren en dan op
het scoopscherm ...'
Het was vol in de stuurcabine. Louis zat over het
instrumenten-paneel gebogen en beschermde knoppen tegen de
zorgeloze hoeven van de poppenspeler.
`Spectro-analyse ... ja. Nu die blauw-met-gele dubbelster op
twee uur...'
`Ik heb mijn referentiepunten. Draaien naar 348, 72.'
`Naar wat ben ik eigenlijk op zoek, Nessus? Een groep
fusie-vlammen. Nee, jullie gebruiken natuurlijk een
stuwaandrijving.' `Je moet de scoop gebruiken. Als je het ziet,
herken je het wel als je doel.'
Op het scoopscherm was een zwerm anonieme sterren te zien.
Louis draaide de vergroting omhoog tot ... `Vijf stippen in een
regelmatige vijfhoek. Ja?'
`Dat is onze bestemming.'
`Goed. Laat me even de afstand nagaan. — Drigg! Dat klopt
niet, Nessus. Ze zijn te ver weg.'
Geen commentaar.
`Nou, het kunnen in ieder geval geen schepen zijn, zelfs als
de afstandmeter niet werkt. De vloot van de poppenspelers moet zich
voortbewegen met een snelheid die net iets minder is dan die van
het licht. We zouden de beweging zien.'
Vijf doffe sterren in een regelmatige vijfhoek. Ze waren een
vijfde lichtjaar ver en met het blote oog volkomen onzichtbaar. Met
deze vergroting zouden het planeten moeten zijn, kleiner kon niet.
In het scoopscherm was er één iets minder blauw, iets doffer dan de
andere vier.
Een Kemplerer rozet. Wat eigenaardig.
`Idioot,' mompelde Louis. `Uniek. Niemand heeft ooit een
Kemplerer rozet gevonden ...' De rest van wat hij wilde zeggen liet
hij onuitgesproken.
Wat zou hier tussen de sterren die voorwerpen daar kunnen
verlichten.
`O nee, dat lukt je niet,' zei Louis Wu. 'Het lukt je nooit om
mij dat te laten geloven. Voor wat voor een idioot houd je me
eigenlijk?'
`Wat wil je niet geloven?'
`Je weet drigg goed wat ik niet wil geloven!'
`Wat je maar wilt. Dat is ons doel, Louis. Als je ons binnen
het juiste bereik brengt, wordt er een schip naar ons toe gestuurd
dat zich aan onze snelheid aan zal passen.'
Het rendezvous-schip was een nr. 3 romp, een cilinder met
afgeronde uiteinden en een afgeplatte buik, geverfd in een
afschuwelijke kleur roze en zonder ramen.
De machines moesten reactieloos zijn; Louis zag geen
openingen. Het waren waarschijnlijk stuwmotoren van hetzelfde type
als de mens gebruikte of iets geavanceerder.
Op bevel van Nessus had Louis het gemanoeuvreer aan het andere
schip overgelaten. De Grote Gok had er, met zijn fusie-aandrijving,
maanden voor nodig gehad om zijn snelheid aan te passen aan die van
de `vloot' van de poppenspelers. Het schip dat naar hen toe was
gestuurd, klaarde hetzelfde karwei in minder dan een uur en werd
van het ene ogenblik op het andere zichtbaar naast de Grote
Gok, terwijl de toegangsslurf al als een glazen slang naar de
luchtsluis van de Grote Gok gleed.
Het van boord gaan zou een probleem worden. Er was niet genoeg
ruimte om de hele bemanning tegelijk uit stasis te halen. En, wat
belangrijker was, it zou Sprekers laatste kans zijn om het schip in
handen te krijgen.
Denk je dat hij mijn tasp zal gehoorzamen, Louis?'
`Nee, ik denk dat hij nog één poging zal doen om het schip te
kapen. Ik zal je vertellen wat we beter kunnen doen ...'
Ze verbraken de verbindingen tussen het controlepaneel van de
Grote Gok en de fusiemotoren. Dat was niet iets dat de Kzin niet
kon herstellen als hij over wat tijd beschikte en een vleugje
mechanische intuïtie bezat van het soort dat elke instrumentmaker
heeft. Maar genoeg tijd zou hij niet krijgen .. .
Louis keek hoe de poppenspeler door de slurf ging. Nessus had
het drukpak van Spreker bij zich. Hij had ook zijn ogen stijf
dicht, en dat vond Louis jammer want het uitzicht was magnifiek.
`Vrije val,' zei Teela, toen hij haar vliegbank openklapte. `Ik
voel me niet zo lekker. Je kunt me maar beter vasthouden, Louis.
Wat gebeurt er? Zijn we gearriveerd?'
Louis vertelde haar een paar dingen terwijl hij haar naar de
luchtsluis voerde. Ze luisterde, maar Louis vermoedde dat ze. zich
concentreerde op haar protesterende maag. De uitdrukking op haar
gezicht verried dat ze zich allesbehalve goed voelde. `Op het
andere schip is er wel zwaartekracht,' zei hij.
Haar ogen zagen de kleine rozet toen hij wees. Het was nu iets
dat kon worden gezien, een vijfhoek bestaande uit vijf witte
sterren. Ze keek hen aan, haar ogen vol verraste vragen. De
beweging zorgde ervoor dat ze een paar slagen in het rond tolde en
Louis zag de uitdrukking op haar gezicht veranderen vlak voor ze de
slurf inschoot.
Kemplerer rozetten waren tot daaraan toe. Maar vrijeval
misselijkheid was héél iets anders. Louis keek toe hoe ze kleiner
werd tegen een achtergrond van onbekende sterren.
Toen het deksel van de bank openging, zei Louis: `Maak geen
onverwachte bewegingen. Ik ben gewapend.'
De uitdrukking op het oranje gezicht van de Kzin veranderde
niet. `Zijn we er?'
`Jah. Ik heb de fusie-aandrijving losgekoppeld. Je zou 'm
nooit op tijd weer kunnen herstellen. En twee rode lasers
staan op ons gericht.'
`Als ik nou eens zou ontsnappen door hyper-aandrijving. Nee,
dom van me. We moeten in de buurt van een massa zijn die daar te
groot voor is.'
`Er staat je een schok te wachten. Het zijn er vijf.'
`Vijf? Werkelijk? Maar je hebt gelogen over de lasers, Louis.
Schaam je.'
In ieder geval klom de Kzin kalm genoeg van zijn vliegbank.
Louis volgde hem, zijn wisselzwaard gereed voor gebruik. In de
luchtsluis bleef de Kzin opeens staan, geboeid door het schouwspel
van een steeds groter wordende vijfhoek van sterren.
Hij kon geen beter ogenblik hebben uitgekozen.
De Grote Gok was op zijn hyper-aandrijving de `vloot' van de
poppenbazen genaderd en was een half lichtuur er voorbij gestopt,
op een afstand dus die iets minder was dan de gemiddelde afstand
tussen de Aarde en Jupiter. Maar de `vloot' had een enorme
snelheid, iets minder dan die van zijn eigen licht, zodat het licht
dat de Grcte Gok bereikte van veel verder weg kwam. Toen de Grote
Gok stopte, was de rozet te klein geweest om met het blote oog te
kunnen zien; toen Teela de luchtsluis verliet was hij net
zichtbaar. Nu was hij groot, indrukwekkend groot, en werd
razendsnel groter.
Vijf lichtblauwe cirkels in een vijfkant breidden zich uit
over de hemel, werden groter, breidden zich uit .. .
Eén flitsend ogenblik waren er vijf werelden om de Grote Gok
heen. Toen waren ze verdwenen, niet langzaam vervagend, maar weg,
omdat hun licht vergleed naar rood en vandaar de onzichtbaarheid
in. En Spreker-tot-Dieren had het wisselzwaard in zijn
handen.
`Finagle's ogen!' ontplofte Louis. `Ben je dan helemaal niet
nieuwsgierig?'
De Kzin dacht na. `Ik ben wel nieuwsgierig, maar mijn trots is
veel sterker.' Hij liet de rode bal tot aan het handvat
terugschuiven en overhandigde toen het wisselzwaard aan Louis. `Een
bedreiging is een uitdaging. Zullen we gaan?'
Het schip van de poppenspelers was een robot. Toen ze
eenmaal de luchtsluis door waren, bleek het leefgedeelte te
bestaan uit één groot vertrek. Vier vliegbanken, onderling al
evenzeer verschillend als de personen voor wie ze waren bedoeld,
lagen in een kring om een rechthoekige bak die zo te zien kon
zorgen voor iets te eten en te drinken.
Er waren geen ramen.
Zwaartekracht was er wel, tot Louis' grote opluchting. Maar
het was niet helemaal de zwaartekracht van de Aarde en de lucht was
ook iets anders. De druk was een tikje te hoog. En hij rook dingen.
Geen onplezierige dingen, maar gewoon, vreemde dingen. Ozon,
verbindingen van waterstof en koolstof, poppenspelers — tientallen
poppenspelers — en andere geurtjes waarvan hij de herkomst wel
nooit zou weten te achterhalen.
Er waren geen hoeken. De gebogen wand vloeide over in vloer en
plafond; de vliegbanken en de rechthoekige bak in het midden zagen
er allemaal uit alsof ze half gesmolten waren. In de wereld van de
poppenbazen zou er niets hards of scherps zijn, niets waaraan je je
huid kon openhalen of wat je een blauwe plek kon bezorgen.
Nessus lag languit op zijn bank. Hij leek wel geen botten te
bezitten, zo lachwekkend, idioot comfortabel lag hij erbij.
`Hij wil niets zeggen,' lachte Teela.
`Natuurlijk niet,' zei de poppenspeler. `Ik zou alleen maar
opnieuw hebben moeten beginnen als jullie kwamen. Jullie vragen je
natuurlijk af hoe —'
'Vliegende werelden,' interrumpeerde de Kzin.
'En Kemplerer rozetten,' zei Louis. Een bijna onhoorbaar
gezoem vertelde hem dat het schip zich in beweging had gezet. Hij
en Spreker borgen hun bagage weg en gingen bij de anderen op de
vliegbanken liggen. Teela overhandigde Louis een knijpbol met een
rode, naar fruit smakende drank erin.
`Hoeveel tijd hebben we?' vroeg hij aan Nessus.
`Een uur, dan landen we en krijg je de nodige informatie over
onze uiteindelijke bestemming.'
'Dat zou lang genoeg moeten zijn. Best, vertel het maar.
Waarom vliegende werelden? Op de een of andere manier lijkt het me
niet zo'n veilig idee om met werelden te gaan knikkeren alsof het
kaatseballen zijn.'
`O, maar dat is het wel degelijk, Louis.' De poppenspeler
was diep serieus. `Veel veiliger dan dit vaartuig,
bijvoorbeeld, en dit vaartuig is heel veilig vergeleken met de
meeste ruimteschepen die door de mens zijn ontworpen. En we hebben
al een heleboel ervaring bij het transporteren van werelden.'
`Ervaring! Hoe zijn jullie daaraan gekomen?'
`Om dat uit te leggen zal ik het moeten hebben over warmte ..
. en over geboortenbeperking. Zal je dan niet verlegen of boos
worden?'
Ze maakten ontkennende gebaren. Louis was zo beleefd om niet
te lachen; Teela lachte wel.
`Je moet weten dat geboortenbeperking heel moeilijk is voor
ons. We beschikken maar over twee methoden om ervoor te zorgen dat
er geen nakomelingschap komt. De eerste bestaat uit een ingrijpende
operatie. De tweede is volledige seksuele onthouding.'
Teela was geschokt. 'Maar dat is afschuwelijk!'
`Het is een handicap. Begrijp me niet verkeerd. De operatie is
geen alternatief voor onthouding; het dient om ervoor te zorgen dat
de betrokkene zich ook inderdaad onthoudt van seksueel contact.
Tegenwoordig is het mogelijk om de toestand van voor de operatie te
herstellen; vroeger was dat niet het geval. Slechts een kleine
groep poppenspelers is bereid om zich aan deze operatie te
onderwerpen.'
Louis floot. `Dat geloof ik graag. Dus jullie
geboortenbeperking is helemaal afhankelijk van wilskracht.'
`Ja. Onthouding heeft een aantal onprettige bijverschijnselen,
daarin verschillen wij niet van andere rassen. Het gevolg is steeds
overbevolking geweest. Een half miljoen jaar geleden waren er een
half biljoen poppenspelers, gerekend naar de menselijke wijze van
tellen. Voor een Kzin komt dat neer op —'
`Mijn wiskunde is goed,' zei de Kzin. `Maar deze problemen
schijnen los te staan van het ongebruikelijke soort ruimteschip dat
jullie gebruiken.' Hij had geen kritiek, leverde alleen commentaar.
Uit de rechthoekige bak in het midden had Spreker een kruik met
twee handvatten gehaald die duidelijk van Kzinti-origine was en
waar meer dan anderhalve liter in kon.
`Toch niet, Spreker. Een half biljoen beschaafde wezens
produceren behoorlijk wat warmte, juist dank zij die beschaving.'
`Waren jullie zo lang geleden al beschaafd?'
`Zeker wel. Welke barbaarse cultuur zou bestand zijn tegen
een zo grote bevolking? We waren toen al geruime tijd door
voor landbouw geschikt land heen en hadden ons gedwongen
gezien twee werelden van ons zonnestelsel te terraformeren teneinde
er voedsel op te kunnen verbouwen. Om dat te doen moesten we ze
dichter bij onze zon brengen. Begrijp je?'
`En toen deden jullie je eerste ervaring op met het
verplaatsen van werelden. Natuurlijk hebben jullie gebruik gemaakt
van robotschepen.'
`Natuurlijk ... Daarna vormde voedsel geen probleem meer. Ook
ruimte om te wonen en te werken was geen probleem. We bouwden hoog,
ook toen al, en we zijn gesteld op elkaars gezelschap.'
`Kudde-instinct, natuurlijk. Ruikt daarom dit schip naar een kudde
poppenspelers?'
`Ja, Louis. Het is voor ons heel rustgevend om ons eigen soort
te ruiken. In de tijd waar ik het nu over heb, was ons enige
probleem warmte.'
`Warmte?'
`Warmte is een waardeloos bijprodukt van elke beschaving.' Dat
begrijp ik niet,' zei de Kzin.
Louis, die het als vlaklander helemaal begreep, liet de
verklaring van een en ander aan de poppenbaas over. (De Aarde was
veel dichter bevolkt dan Kzin.)
`Een voorbeeld. Je wilt toch 's nachts wel een lichtbron,
niet, Spreker? Zonder lichtbron moet je slapen, of je nu betere
dingen te doen hebt of niet.'
Dat ligt voor de hand.'
`Ga er nu eens vanuit dat het een perfecte lichtbron is, dus
een die alleen straling afgeeft in de spectrums die door een Kzin
kunnen worden gezien. Toch wordt alle licht dat niet ontsnapt door
het raam, door muren en meubilair geabsorbeerd. Het wordt
verstrooide warmte.
Nog een voorbeeld. De Aarde brengt te weinig natuurlijk zoet
water voort voor de achttien miljard bewoners. Zout water moet door
fusie worden gedestilleerd. Een bijprodukt van dat proces is
warmte. Maar onze veel dichter bevolkte wereld zou binnen een dag
sterven zonder de destilleer-inrichtingen.
Een derde voorbeeld. Vervoer waarbij veranderingen in snelheid
plaatsvinden brengt altijd warmte voort. Ruimteschepen met graan,
afkomstig van onze landbouwwerelden, produceren warmte als ze de
atmosfeer binnenkomen en verspreiden die in de lucht.
Bij het vertrek brengen ze nog eens warmte voort.'
'Maar koelsystemen —'
'De meeste soorten pompen alleen maar warmte rond en brengen
daarbij zelf nog eens warmte voort.'
`U-u-uh. Ik begin het te begrijpen. Hoe meer poppenspelers er
zijn, hoe meer warmte er komt.'
`Begrijp je dan ook dat de warmte van onze beschaving onze
wereld onbewoonbaar dreigde te maken?'
Smog, dacht Louis Wu. Verbrandingsmotoren. Kernbommen en
fusieraketten in de atmosfeer. Industrieel afval in de meren en
oceanen. We hebben ons vaak genoeg half vermoord met ons eigen
afval. Zou de Aarde nu soms sterven in haar eigen afvalhitte als de
Verenigde Naties er niet geweest waren met hun maatregelen.
`Ongelooflijk,' zei Spreker-tot-Dieren. `Waarom gingen jullie niet
weg?'
`Wie zou zijn leven toevertrouwen aan de veelzijdige dood van
het heelal. Alleen iemand als ik? Moeten we dan werelden
koloniseren met poppenspelers die binnen hun samenleving als
krankzinnig worden beschouwd?'
`Stuur dan schepen met een lading bevroren, bevruchte ova.
Laat de schepen besturen door krankzinnigen.'
`Praten over seks geeft me een onprettig gevoel. Onze biologie
is niet op dit soort methoden berekend, maar we zouden ongetwijfeld
wel een dergelijk soort techniek kunnen ontwikkelen .. . maar
waarom? Onze bevolking zou nog steeds even groot zijn en onze
wereld zou nog steeds sterven in zijn surplus aan warmte.' Teela
onderbrak het gesprek met een irrelevante opmerking. 'Ik wilde dat
we naar buiten konden kijken.'
De poppenspeler was verrast. 'Weet je dat zeker? Krijg je dan
geen last van de angst dat je zult vallen?'
'Op een schip van de poppenspelers?'
`Eh — ja. Hoe dan ook, het gevaar wordt er door ons kijken
niet groter op. Goed dan.' Nessus zei iets in zijn eigen muzikale
taal en het schip verdween.
Ze konden zichzelf en elkaar zien; ze konden vier vliegbanken
zien die in het niets stonden en de rechthoekige bak in het midden.
Al het andere was zwarte ruimte. Maar vijf werelden gloeiden in
witte pracht achter Teela's donkere haar.
Ze waren alle vijf even groot: zo'n twee keer de diameter van
de volle Maan. Ze vormden samen een pentagram. Om vier van de
vijf draaiden series kleine, felle lichtbronnen: kunstmatige zonnen
die om de werelden heendraaien en geelwit licht afgaven. Deze vier
waren allemaal even helder en zagen er ook hetzelfde uit:
mistig-blauwe bollen, de contouren van de continenten op deze
afstand niet te zien. Maar de vijfde ..
Om de vijfde wereld draaiden geen kunstmatige zonnen. Die
gloeide van zijn eigen licht, gloeide in stukken in de vorm van
continenten en met de kleuren van het licht van de zon. Tussen die
stukken was het zwart, een zwart dat paste bij het zwart van de
ruimte eromheen, en dit zwart was ook vol sterren. Het zwart van de
ruimte scheen continenten van zonlicht aan alle kanten te
omvatten.
`Ik heb nog nooit zo iets moois gezien,' zei Teela met tranen
in haar stem. En Louis, die heel veel dingen had gezien, was
geneigd het met haar eens te zijn.
`Ongelooflijk,' zei Spreker-tot-Dieren. `Ik durfde het bijna
niet te geloven. Jullie hebben je werelden meegenomen.'
`Poppenspelers stellen geen vertrouwen in ruimteschepen,' zei
Louis afwezig. Even streek er een kille gedachte langs hem heen:
hij had dit kunnen missen, de poppenspeler had iemand anders in
zijn plaats kunnen kiezen. Hij had kunnen sterven zonder de rozet
van de poppenspelerswerelden te zien .. .
`Maar hoe?'
`Ik had al uitgelegd,' zei Nessus, `dat onze beschaving
stervende was aan zijn eigen surplus warmte. Totale omzetting van
energie had ons verlost van alle afvalprodukten van de beschaving,
alleen van dit niet. We hadden geen keus: onze wereld moest verder
van zijn zon vandaan worden gebracht.'
Was dat niet gevaarlijk?'
`Heel gevaarlijk. Dat jaar waren er veel krankzinnigen, daarom
is het ook beroemd geworden in onze geschiedenis. Maar we hadden
een reactieloze, inertieloze aandrijving gekocht van de
Buitenstaanders. Jullie mogen raden hoeveel ze ervoor vroegen. We
betalen ze nog steeds af. We hadden twee landbouwwerelden
verplaatst, we hadden ook geëxperimenteerd met andere, onbruikbare
werelden van ons stelsel, dat laatste met behulp van de aandrijving
van de Buitenstaanders.
Hoe dan ook, we hebben onze wereld verplaatst.
Duizenden jaren later waren er een biljoen poppenspelers. Er
was natuurlijk nu weinig zonlicht en daarom moesten we overdag onze
steden verlichten, wat resulteerde in meer warmte. Onze zon begon
vreemd te doen en we kwamen tot de conclusie dat een zon eerder een
risicofactor was dan iets waar je wat aan had. We verplaatsten onze
wereld naar een positie op een tiende lichtjaar van de zon en
gebruikten deze alleen nog maar als anker. We hadden de
landbouwwerelden nodig en het zou gevaarlijk zijn geweest om onze
wereld zo maar op goed geluk door de ruimte te laten dwalen. Anders
zouden we helemaal geen zon nodig hebben gehad.' `Zo,' zei Louis.
Daarom heeft dus niemand ooit de wereld van de poppenspelers
gevonden.'
`Dat was gedeeltelijk de reden.'
`We hebben elke gele dwerg in de bekende ruimte onderzocht en
een stel daarbuiten ook nog. Wacht eens even, Nessus. Iemand zou
toch de landbouwplaneten hebben gevonden? En nog wel in een
Kemplerer rozet.'
`Louis, ze waren aan het zoeken bij de verkeerde zonnen.'
`Wat? Jij komt duidelijk van een gele dwerg.'
`We zijn geëvolueerd onder een gele dwerg die wel wat lijkt op
Procyon. Misschien weet je dat over vijfhonderdduizend jaar Procyon
uit zal dijen tot het een rode reus wordt.'
`Finagle's zware hand! Is jullie zon een rode reus geworden?'
`Ja. Kort nadat we klaar waren met het verplaatsen van onze wereld
begon onze zon aan zijn expansie. Jouw voorouders waren toen nog
bezig elkaar de hersens in te slaan met antilopebotten. Toen jullie
je begonnen af te vragen waar onze wereld was, zochten jullie de
verkeerde omloopbanen om de verkeerde zonnen af. We hadden
geschikte werelden uit naburige planetenstelsels gehaald en
beschikten toen over vier landbouwwerelden die we in een Kemplerer
rozet hadden geplaatst. We moesten ze allemaal tegelijk verplaatsen
toen onze zon begon te expanderen, en ze moesten ook worden
voorzien van extra ultraviolet om de verschuiving naar rood te
compenseren. Je zult nu wel begrijpen dat toen het ogenblik aanbrak
om dit melkwegstelsel te verlaten, nu tweehonderd jaar geleden, we
daar goed op waren voorbereid. Wij hadden een ruime ervaring in het
verplaatsen van werelden.' De rozet van werelden was al een poosje
steeds groter geworden. Nu gloeide de wereld van de poppenspelers
onder hun voeten, gleed omhoog, verder omhoog, om hen te
omvatten. Verspreide sterren in de zwarte zeeën waren groter
geworden en bleken nu honderden kleine eilandjes. De continenten
brandden als zonnevuur.
Lang geleden had Louis Wu aan de rand van de peilloze leegte
van Kijknouwes gestaan. Op die wereld eindigt de Lange Val Rivier
in de grootste waterval binnen de bekende ruimte. Louis Wu had het
water met zijn ogen gevolgd tot ze niet meer door de nevel in de
leegte heen konden dringen. Het lege wit van de afgrond scheen zijn
geest te hebben beroerd en Louis Wu had, half gehypnotiseerd,
gezworen om eeuwig te blijven leven. Hoe kon hij anders alles zien
wat er te zien was?
Nu bevestigde hij nog eens die beslissing. En de wereld van de
poppenspelers schoot naar hem omhoog.
`Ik ben diep onder de indruk,' zei Spreker-tot-Dieren. Zijn
naakte, roze staart zwiepte geagiteerd heen en weer, al verrieden
zijn wollige gezicht en diepe stem geen emotie. `Jullie gebrek aan
moed heeft je onze verachting waardig gemaakt, Nessus, maar onze
minachting heeft ons verblind. Jullie zijn werkelijk gevaarlijk.
Als je bang genoeg voor ons was geweest dan zou je een eind hebben
gemaakt aan ons ras. Jullie macht is ontzettend groot; we hadden
jullie niet tegen kunnen houden.'
`Een Kzin kan toch zeker niet bang zijn voor een herbivoor?'
Nessus' woorden hadden niet spottend geklonken, maar Spreker
reageerde woedend. `Welk intelligent wezen zou niet bang zijn voor
zoveel macht?'
`Je brengt me in ongerustheid. Vrees is de broeder van haat.
Je zou verwachten dat een Kzin aanvalt wat hij vreest.'
Het gesprek begon wat gespannen te worden. Met de Grote Gok
miljoenen kilometers achter hen en de bekende ruimte honderden
lichtjaren ver waren ze allemaal volledig overgeleverd aan de
poppenspelers, en als die reden kregen om bang voor ze te zijn —
Ander onderwerp, snel! Louis deed zijn mond open —
'Hee,' zei Teela. `Jullie hebben het steeds maar over
Kemplerer rozetten. Wat is een Kemplerer rozet?'
En Spreker en Nessus begonnen tegelijk antwoord te geven,
terwijl Louis zich afvroeg waarom hij Teela ooit oppervlakkig had
gevonden.